3.0 Interview (Nederlands)

In deze opdrachten werk je toe naar een opgenomen interview met een persoon uit een andere groep, tijd of plaats en dus met andere normen en waarden dan jij. Het interview duurt tussen de vijf en vijftien minuten en voldoet aan de volgende kenmerken: je stelt tien vragen waarvan minstens acht open. Je past ten minste twee keer een doorvraag toe waarbij je de informatie die de spreker geeft op de juiste manier interpreteert (opvat). Hieronder zie je wat je leert in de interviewopdracht en hoe je het interview goed uitvoert. Neem dit door en maak de opdracht.


Aan het eind van deze opdracht kun je:

  1. Uitleggen wat open- en gesloten vragen zijn en wat doorvragen is.

  2. Tien interview vragen formuleren waarvan er minstens acht open zijn. Dit komt terug in opgenomen interview.

  3. In een interview laten zien dat je kunt doorvragen en de informatie die de geïnterviewde geeft juist kan interpreteren (opvatten).

  4. In een interview het juiste taalgebruik toepassen.

 

Opdracht 3.0.1
➜ In opdracht 2.2 heb je geleerd wat de drie redenen zijn voor het verschil tussen normen en waarden van mensen (verschillen in groep, tijd of plaats). Je gaat voor Nederlands iemand interviewen uit een ander groep, tijd of plaats. Iemand met andere normen en waarden en dus een andere culturele achtergrond. Wie ga jij interviewen?
➜ Komt diegene uit een andere groep, tijd of plaats? Leg je antwoord uit.
Bespreek je uitwerking van deze opdracht in de blox met de coach Nederlands.
➜ Zet je uitwerking in Seesaw met een link in Egodact.

 

Beoordeling interview - zo doe je het goed

 

Beginner

Gevorderde

Expert

Duur opname

Je opname is korter dan vijf minuten of langer dan vijftien minuten.

 

Je opname duurt tussen de vijf en vijftien minuten.

Afwisseling open/gesloten vragen

Je stelt minder dan zes open vragen. Je stelt meer dan drie gesloten vragen en één suggestieve vraag.

Je stelt zes tot acht open vragen. Je stelt op zijn hoogst drie gesloten vragen en één suggestieve vraag.

Je stelt minimaal tien vragen, waarvan er acht open zijn. Je stelt op zijn hoogst twee gesloten vragen en geen gesloten en/of suggestieve vragen.

Doorvragen en luisteren

Je vraagt geen één keer door op basis van de antwoorden die de geïnterviewde geeft.

Je vraagt één keer door op basis van de antwoorden die de geïnterviewde geeft.

Je stelt ten minste twee keer een doorvraag op basis van de antwoorden die de geïnterviewde geeft.

Aanpassen taalgebruik

Je past je taalrebruik niet aan op de gesprekssituatie en de geïnterviewde.

Je gebruikt taalgebruik dat past bij de gesprekssituatie en de geïnterviewde, maar schakelt nog af en toe over naar ander niet passend taalgebruik.

Je past het taalgebruik aan op de gesprekssituatie en de geïnterviewde.