Module 12 Verpleegkunde (MoD12) AFZ

Module 12 Verpleegkunde (MoD12) AFZ

Blok 1 Introductie anatomie, fysiologie en ziekteleer

Welkom bij module 12 AFZ. AFZ staat voor Anatomie, Fysiologie en Ziekteleer. Deze module is verspreid over vier blokken. Per blok worden een aantal lessen AFZ aangeboden. Ieder blok wordt afgerond met één of meerdere eindopdrachten/toetsen.

Opbouw

Ieder blok is opgebouwd uit een aantal onderwerpen. Alle AFZ onderwerpen worden aangeboden met een theorie les, waarin jij als student zelf de theorie gaat uitzoeken middels leerpaden in Zorgpad. Het kan ook voorkomen dat er een gastspreker is uitgenodigd. Deze gastspreker neemt jou dan mee door de theorie.

De docent is aanwezig als coach om je verdiepende vragen te stellen en in te gaan op leervragen. Kijk daarom bij het maken van je huiswerk naar de geformuleerde leerdoelen en schrijf voor de les vragen op die je hebt over de leerdoelen.

Tot slot wordt ieder blok afgerond met een eindopdracht en/of toets, waarin de AFZ onderwerpen centraal staan. De docent bepaald hoe de eindopdracht/toets vorm wordt gegeven en geeft hierbij mondelinge uitleg.

Leervraag

Kijk en stel vast of de inhoud van deze module een antwoord geeft op je leervraag of leervragen.

Thema's Zorgpad

  • Anatomie fysiologie
  • Ziekteleer
  • Gehandicaptenzorg
  • Geestelijke gezondheidszorg
  • Ziekenhuis
  • Crisissituaties

Bewijsstukken

  • Leervraag of leervragen
  • Eindopdrachten/toetsen

Theoretische AFZ toetsen en eindopdrachten dien je minimaal met een 5,5 te behalen. Mocht je een onvoldoende halen, kan je deze in principe twee keer herkansen. Mocht een extra herkansing nodig zijn, geldt hier een aparte regeling voor. De docent geeft de onvoldoende door aan je SLB’er. Je gaat vervolgens in gesprek met jouw SLB’er en eventueel je werkbegeleider/trajectbegeleider. Op basis van de uitkomst van dit gesprek wordt een volgende kans wel of niet ingepland.

Mocht het zo zijn dat je bij de eerste herkansing opnieuw een onvoldoende haalt, dan is ons dringende advies om de doelen van ieder AFZ onderwerp uit te werken en deze te mailen naar de docent voor feedback. Dat doe je als bijlage bij een email (Word-document of ingescande handgeschreven uitwerkingen). Deze stap werkt meestal goed in de voorbereiding van de volgende herkansing.

Overzicht module 12 AFZ: zelfstandige uren en begeleide onderwijstijd

Module 12 AFZ

ZU Zelfstandige uren

(klokuren)

BOT Begeleide onderwijstijd

(klokuren)

1.1 Blok 1 Introductie Anatomie, Fysiologie en Ziekteleer & Cellen, weefsels en de huid

1

1

1.2 Ziekten van de huid

1

1

1.3 Het ademhalingsstelsel

1

1

1.4 Het circulatiestelsels

1

1

1.5 Ziekten van het hart en bloedvaten deel 1

1

1

1.6 Ziekten van het hart en bloedvaten deel 2

1

1

1.7 Ziekten van het ademhalingsstelsel

1

1

1.8 Toets blok 1 deel 1

 

1

1.9 Zintuigen

1

1

1.10 Temperatuurregulatie

1

1

1.11 Medicatieleer

1

1

1.12 Het urinestelsel

1

1

1.13 Ziekten van de nieren, urinewegen en geslachtsorganen

1

1

1.14 Toets blok 1 deel 2

 

1

2.1 Bloed en afweerstelsel

1

1

2.2 Ziekten van het bloed

1

1

2.3 Systeemziekten en auto-immuunziekten

1

1

2.4 Infecties en infectieziekten deel 1

1

1

2.5 Infecties en infectieziekten deel 2

1

1

2.6 Toets blok 2 deel 1

 

1

2.7 Het zenuwstelsel

1

1

2.8 Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden

1

1

2.9 Dementie, ouderen met psychogeriatrische problemen

1

1

2.10 Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden deel 1

1

1

2.11 Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden deel 2

1

1

2.12 Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden deel 3

1

1

2.13 Aan een middel gebonden stoornis

1

1

2.14 Verstandelijke beperking, meervoudige beperkingen (gehandicaptenzorg)

1

1

2.15 Toets blok 2 deel 2

 

1

3.1 Ziekten van het zenuwstelsel 1

1

1

3.2 Ziekten van het zenuwstelsel 2

1

1

3.3 Ziekten van het zenuwstelsel 3

1

1

3.4 Toets blok 3 deel 1

 

1

3.5 Het hormoonstelsel deel 1

1

1

3.6 Het hormoonstelsel deel 2

1

1

3.7 Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten deel 1

1

1

3.8 Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten deel 2

1

1

3.9 Toets blok 3 deel 2

 

1

3.10 Het bewegingsstelsel

1

1

3.11 Ziekten van het bewegingsapparaat

1

1

3.12 Ongevallen en trauma

1

1

3.13 Kennis over aanvullende diagnostische onderzoeken

1

1

3.14 Toets blok 3 deel 3

 

1

4.1 Het spijsverteringsstelsel

1

1

4.2 Ziekten van het spijsverteringskanaal

1

1

4.3 Ziekten van het spijsverteringsstelsel en uitscheidingsstelsel

1

1

4.4 Toets blok 4 deel 1

 

1

4.5 Ziekten van keel, neus, oren en strottenhoofd

1

1

4.6 Oncologie

1

1

4.7 Transplantatie

1

1

4.8 Eindopdracht AFZ met integratie klinisch redeneren. De zorgvrager met sepsis.

1

1

 

Heel veel succes met het werken aan deze module.

Extra kennisclips

Via de links hieronder kun je nog meer films ('kennisclips') bekijken over verschillende onderwerpen die in deze module aan bod komen. Tip: de link kopiëren en plakken bovenin je browser werkt het makkelijkste.  

Als er in Vimeo om een wachtwoord wordt gevraagd: dat is altijd 'ziekteleer'

Soms wordt er in een filmpje verwezen naar een ziekteleerboek. Dit ziekteleerboek hebben jullie niet, maar de overige informatie in het filmpje is zeker aan te raden om te bekijken.

 

Anatomie en fysiologie bloedsomloop

1: slagaders en aders http://youtu.be/VvPXBeSEXRY

2: de ligging van het hart http://youtu.be/3KMvo7NqWgU

3: de voorkant van het hart http://youtu.be/GvYdeUu8Qss

4: ruimtes in het hart http://youtu.be/d697lABV59A

5: kleppen http://youtu.be/aiMMaJXoTNg

6: aortaklep en linker boezemkamerklep http://youtu.be/FYqpz_8Up7g

7: de systole en de diastole http://youtu.be/In7B9EcBgi8

8: de kleppen bij systole en de diastole http://youtu.be/fJNj15VExQY

9: de prikkelvorming en prikkelgeleiding http://youtu.be/0jz-tSA0yEE

10: de bouw van slagaders en aders http://youtu.be/MGo8RCc58Nc

11: het kloppen van een slagader: pulsaties http://youtu.be/lxeaa1pVQSI

12: haarvaatjes http://www.youtube.com/watch?v=m7KVDQDFLfI

13: de plaats waar je de polsslag voelt http://youtu.be/I4-LzrE20qs

14: takken van de buikaorta http://youtu.be/8RfkKYYXSdA

15: slagaders in het been http://youtu.be/FkxES5kZlJc

16: de poortader http://youtu.be/U5i3H3TYGYY

 

bespreking van de bloedsomloop

grote en kleine bloedsomloop https://vimeo.com/217374801 [beveiligd met wachtwoord 'ziekteleer']

 

De bloeddruk

http://www.youtube.com/watch?v=uNYOfxbAUBY

systolische en diastolische bloeddruk -

bloeddrukmeting

http://www.youtube.com/watch?v=kgMj7Tjbrqo

het RAAS http://youtu.be/CNAjTu6T5Rg

 

Ademhaling

bovenste luchtwegen, neus en keel http://www.youtube.com/watch?v=G_zn5dC1lME

neusbijholten http://www.youtube.com/watch?v=FtbL_4PR3qU

strottenhoofd http://www.youtube.com/watch?v=psiAbAEYaI4

luchtpijp http://www.youtube.com/watch?v=M9GNMONtRCo

bronchiaalboom http://www.youtube.com/watch?v=11RidBJX9Gg

bronchioli http://www.youtube.com/watch?v=iKf-kqx6oy4

gaswisseling http://www.youtube.com/watch?v=Gi6kNtNYsCo

longvliezen http://www.youtube.com/watch?v=x4SlM8tJBJA

inademen http://www.youtube.com/watch?v=yBAYonRn7mo

ademhalen http://www.youtube.com/watch?v=NMDotyN9fGk

 

Nierwerking

uitleg nierwerking https://vimeo.com/185947901 (met wachtwoord 'ziekteleer')

 

Regeling bloedglucose

https://vimeo.com/213406000

de regeling van het bloedglucose: bespreking zoals in les

https://vimeo.com/213405672

glucosestofwisseling deel 1 https://vimeo.com/213404231

glucosestofwisseling deel 2 https://vimeo.com/213404244

tekenfilmpje over glucose en insuline https://vimeo.com/213404250

 

Diabetes behandeling

verschillende behandelingen https://vimeo.com/213404718

toetsdoelstellingen behandeling diabetes https://vimeo.com/213404733

 

Diabetes ontregeling

ontregeling: inleiding en de DKA https://vimeo.com/213405833

ontregeling: het HHS https://vimeo.com/213405822

 

Autonome zenuwstelsel

over het autonome zenuwstelsel https://vimeo.com/213404690

 

Pijn

gericht op toetsdoelstellingen https://vimeo.com/213405772

achtergrondinformatie deel 1 over vijf onderdelen

https://vimeo.com/215085167

enkele aparte beelden https://vimeo.com/215085118

pijnmedicatie: basiskennis https://vimeo.com/215085002

postoperatieve pijn https://vimeo.com/215084948

 

Geneesmiddelenleer

Medicatiesoorten in vogelvlucht https://vimeo.com/213404706

 

Over hartfalen (op een andere manier hetzelfde verhaal)

deel 1 – over oorzaken http://www.paulbocken.nl/video/hartfalen-1.mp4

deel 2 – over ongunstige mechanismes http://www.paulbocken.nl/video/hartfalen-2.mp4

deel 3 – over symptomen en complicaties http://www.paulbocken.nl/video/hartfalen-3.mp4

deel 4 – hoe werkt een falen hart? http://www.paulbocken.nl/video/hartfalen-4.mp4

 

Tumorgroei

deel 1: goedaardige tumoren https://vimeo.com/215346864

deel 2: kwaadaardige tumoren https://vimeo.com/215346772

deel 3: over metastasen –

lymfekliermetastasen

https://vimeo.com/215346733

deel 4: andere soorten metastasen https://vimeo.com/215346706)

 

1.1 Cellen, weefsels en de huid

 

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • De bouw en functies van een cel beschrijven.
  • De functie van enkele celorganellen benoemen.
  • Soorten weefsels, hun kenmerkende bouw en functies en hun herstelvermogen (delingsvermogen) beschrijven.
  • Het verschil tussen weefsels en organen beschrijven.
  • Vertellen wat een orgaan is.
  • Orgaanstelsels en hun functie beschrijven.
  • Organen noemen die in de borstholte, buikholte en bekkenholte liggen.
  • In een afbeelding de volgende organen aanwijzen:
    • Grote en kleine hersenen       o maag
    • Hypofyse                                o twaalfvingerige darm
    • Schildklier                               o dunne darm
    • Hart                                         o dikke darm
    • Aorta                                       o milt
    • Longen                                    o endeldarm
    • Luchtpijp                                  o alvleesklier
    • Lever                                       o baarmoeder
    • Galblaas                                  o eierstokken
    • Nieren                                     o prostaat
    • Bijnieren                                  o zaadballen
    • Urineblaas                               o middenrif
    • Urinebuis                                 o de borstholte
    • Urineleider                               o de buikholte
    • Slokdarm                                 o de bekkenholte
    • Halsslagader
  • Herkennen welke organen horen bij het ademhalingsstelsel, spijsverteringsstelsel, urinewegstelsel (nieren en urinewegen) en hormoonstelsel.
  • Beschrijven wat er met de chromosomen gebeurt bij de gewone celdeling (mitose) en geslachtsdeling (meiose)
  • De bouw en functies van de huid beschrijven.
  • De kennis van de bouw en functies van de huid toepassen op veelvoorkomende huidproblemen zoals schaafwonden, snijwonden, brandwonden en eelt.

 

Inleiding

Je denkt bij kennis over de bouw en functie van het lichaam misschien niet meteen aan het onderwerp ‘ cellen en weefsels’. Zorgvragers hebben bijvoorbeeld een probleem met hun longen, met bewegen of met hun hart. Niet met hun ‘cellen en weefsels’. Om de problemen van de zorgvragers te begrijpen moet je weten hoe het lichaam is opgebouwd. Niet alleen de bouw in het groot (orgaanstelsels en organen), maar ook de bouw in het klein (cellen en weefsels). Je kunt dan begrijpen dat een huidwond of een doorligplek (decubitus) geneest door nieuwe huidcellen te maken. Maar hartspierweefsel of hersenweefsel dat is doodgegaan (hartinfarct, herseninfarct) kan niet worden vervangen door nieuwe spier- en zenuwcellen.

Als verpleegkundige heb je deze kennis nodig om goede zorg te kunnen geven. Zo gebruik je bij de verzorging van een (operatie)wond je kennis over de huid en wondgenezing. Je beoordeelt en bevordert het herstel van het beschadigde weefsel. Vaak gebeurt dat door nieuwe cellen te maken door celdeling. Je weet ook wanneer weefsel niet kan herstellen. Dan bied je andere zorg. (Bron: Zorgpad)

voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Cellen, weefsels en de huid (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie

1.2 Van cellen naar orgaanstelsels

Cel – weefsel – orgaan – orgaanstelsel

Cellen

Weefsels

Organen en orgaanstelsels

1.3 Celdeling en erfelijkheid

Celdeling

1.4 De huid

De huid als orgaan

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Cellen, weefsels en de huid (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 1.2 Van cellen naar orgaanstelsels
  • Test je kennis behorend bij 1.3 Celdeling en erfelijkheid
  • Test je kennis behorend bij 1.4 De huid

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • Organen noemen die in de borstholte, buikholte en bekkenholte liggen.
  • Herkennen welke organen horen bij het ademhalingsstelsel, spijsverteringsstelsel, urinewegstelsel (nieren en urinewegen) en hormoonstelsel.

Maak individueel de opdracht “Organen” die is toegevoegd als bestand. Deze opdracht lever je in via Teams.

Met de andere leerdoelen gaan jullie aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Cellen, weefsels en de huid (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Pas je kennis toe behorend bij 1.2 Van cellen naar orgaanstelsels
  • Pas je kennis toe behorend bij 1.4 De huid

1.2 Ziekten van de huid

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Het ontstaan, de oorzaken, het onderzoek en de behandeling van constitutioneel eczema en psoriasis benoemen.
  • De oorzaken, risicoplekken en indeling in categorieën van decubitus benoemen.
  • De aandachtspunten benoemen voor de preventie, zorg en begeleiding van zorgvragers met decubitus.
  • Van smetplekken, steenpuisten en erysipelas de oorzaak, symptomen en de behandeling benoemen.
  • Van de verschillende gradaties van brandwonden de symptomen en de behandeling beschrijven.

 

Inleiding

Veel mensen hebben huidproblemen. Een jonge, gladde huid is een ideaalbeeld in deze tijd, dat niet voor iedereen is weggelegd. De beleving van huidproblemen kan per mens verschillen. Een zorgvrager bepaalt zelf wat hij storend vindt, bij zichzelf of bij een ander. Als een zorgvrager niet weet van mogelijkheden om zijn huidproblemen te verminderen of ervan af te komen, dan is het jouw taak als verpleegkundige om de zorgverlener hierover te informeren zonder daarbij een oordeel te geven. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van de huid (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

10.3 Eczeem

Eczeem

10.4 Decubitus

Decubitus

Oorzaken van decubitus

Indeling in categorieën

10.6 Chirurgische ingrepen

Chirurgische ingrepen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van de huid (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Pas je kennis toe behorend bij 10.3 Eczeem
  • Pas je kennis toe behorend bij 10.6 Chirurgische ingrepen

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de leerdoelen:

  • Je kunt van smetplekken, steenpuisten en erysipelas de oorzaak, symptomen en de behandeling benoemen.
  • Je kunt van de verschillende gradaties van brandwonden de symptomen en de behandeling beschrijven.

Na het onderwijsleergesprek maak je de casus Willemientje behorend bij 10.5 Huidinfecties en brandwonden uit het leerpad Ziekten van de huid (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer. De beschreven theorie bij 10.5 mag je hierbij als naslagwerk gebruiken.

Tot slot maak je individueel of in tweetallen de casus van mevrouw de Wreef behorend bij 10.7 Integratie uit het leerpad Ziekten van de huid (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

1.3 Het ademhalingsstelsel

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • De ligging, bouw en functie van de luchtwegen, longen en longvliezen beschrijven.
  • De bouw en functie van de longen en het longweefsel beschrijven.
  • Verschillen in bouw en functie tussen luchtwegen en longen benoemen.
  • De bloedvaten van en naar de longen benoemen met het zuurstofgehalte van het bloed.
  • Beschrijven wat ventilatie en gaswisseling inhouden en waar ze plaatsvinden.
  • De normale ademprikkel en ademfrequentie (bij een volwassene) benoemen.
  • Beschrijven hoe de in- en uitademing verloopt, wat de belangrijkste spieren daarbij zijn en wanneer die actief zijn.
  • Beschrijven wat er met de pleurabladen en in de pleuraholte gebeurt tijdens de in- en uitademing.
  • De functies van de longblaasjes noemen bij het uitademen en de rol van de elastische vezels vertellen.
  • Uitleggen wat er gebeurt als de elastische vezels in de longblaasjes kapot gaan.
  • Uitleggen hoe het lichaam de luchtwegen schoonhoudt.
  • Voordelen noemen van de neusademhaling (t.o.v. mondademhaling).
  • Benoemen hoe tijdens het slikken de ademweg beschermd wordt.
  • Observaties van de ademhaling in medische termen beschrijven.
  • Voorbeelden geven van normale en afwijkende waarden van de ademhaling en aangeven wat ze betekenen.
  • Een normaal adempatroon en afwijkende adempatronen beschrijven en uitleggen wat ze betekenen.
  • Vertellen waar het ademcentrum zit en wat het doet.
  • De voornaamste stof in het bloed noemen waar het ademcentrum op reageert.

 

Inleiding

De manier van ademen kan iets zeggen over de persoon, de situatie waarin hij zich bevindt en zijn gezondheid. Ademhaling is een van de vitale functies. Dat wil zeggen: functies die nodig zijn om de komende uren of dagen in leven te blijven. Daarom is ademhaling een aandachtspunt bij de zorg voor gezonde, kwetsbare en zieke zorgvragers: een pasgeborene, een kwetsbare oudere of een revalidant. Als verpleegkundige monitor je de ademhaling en bied je ondersteuning bij de ademhaling. Deze kennis heb je nodig om als verpleegkundige gezondheidsproblemen bij de ademhaling en de verpleegkundige zorg bij ademhalingsproblemen te begrijpen. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het ademhalingsstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

5.2 Luchtwegen en longen

De luchtwegen

De longen

5.3 Ademhaling

Het ademhalingsproces

Regulatie van de ademhaling

Hoesten, niesen, zuchten, geeuwen, hikken

5.4 Observeren van de ademhaling

Basisgegevens

Ademhalingspatroon

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het ademhalingsstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • 1 Test je kennis behorend bij 5.2 Luchtwegen en longen
  • 3 Test je kennis behorend bij 5.2 Luchtwegen en longen
  • 4 Test je kennis behorend bij 5.2 Luchtwegen en longen
  • Test je kennis behorend bij 5.3 Ademhaling
  • Test je kennis behorend bij 5.4 Observeren van de ademhaling

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • De functies van de longblaasjes noemen bij het uitademen en de rol van de elastische vezels vertellen.
  • Uitleggen wat er gebeurt als de elastische vezels in de longblaasjes kapot gaan.
  • Voordelen noemen van de neusademhaling (t.o.v. mondademhaling).

Met de andere leerdoelen ga je vervolgens in viertallen aan de slag, door onderstaande opdracht te maken.

Opdracht

Maak een mindmap of een Prezi over het ademhalingsproces. Gebruik minstens vijftien begrippen uit het leerpad.

1.4 Het circulatiestelsel

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • De ligging, bouw en functie van het hart en de grote en kleine circulatie beschrijven.
  • De soorten bloedvaten, hun volgorde in de circulatie en hun functie benoemen.
  • Het drukverloop in het vaatstelsel beschrijven.
  • Beredeneren welke weg een stolsel in een beenader aflegt als die losschiet.
  • Beschrijven wat de systole en diastole inhouden en hoe ze tot stand komen.
  • De functie van hartkleppen beschrijven.
  • Het begrip cardiac output omschrijven en een situatie noemen waarin de cardiac output zich aanpast.
  • De elektrische prikkelvorming en -geleiding in het hart beschrijven en in verband brengen met de werking van het hart (systole en diastole van de ventrikels).
  • De vorm met lettercode van een ECG beschrijven en benoemen wat elk onderdeel betekent.
  • De bouw en functie van de verschillende soorten bloedvaten beschrijven.
  • Beschrijven welke bloedvaten het hart zelf van bloed voorzien.
  • Beschrijven op welke plaatsen de verpleegkundige de hartslag het best kan waarnemen.
  • De termen hartslag en polsslag uitleggen.
  • Aangeven wat je kunt observeren aan de circulatie met de normale waarden.
  • Het effect van adrenaline op de hartwerking beschrijven.

 

Inleiding

Het circulatiestelsel, oftewel het hart en de bloedvaten, is een belangrijk stelsel. Het hart zorgt ervoor dat alle organen via de bloedstroom worden voorzien van noodzakelijke stoffen en dat afvalstoffen worden afgevoerd. De hartfunctie is een van de vitale functies. Dat wil zeggen: functies die nodig zijn om de komende uren of dagen in leven te blijven. Als verpleegkundige monitor je de circulatie. Deze kennis heb je nodig om als verpleegkundige gezondheidsproblemen van de circulatie en de verpleegkundige zorg bij circulatieproblemen te begrijpen. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het circulatiestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

6.2 Transportstelsel

Transportstelsel

Bouw van het hart

6.3 Hartwerking

Hartcyclus: systole en diastole

Prikkelgeleidingssysteem

6.4 Vaatstelsel

Vaten van de bloedsomloop

Circulatie en bloeddruk

6.5 Observatie van de circulatie

Observatie van de circulatie

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het circulatiestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis 1 en 3 behorend bij 6.2 Transportstelsel
  • Test je kennis behorend bij 6.3 Hartwerking
  • 3 Test je kennis behorend bij 6.4 Vaatstelsel
  • Test je kennis behorend bij 6.5 Observeren van de circulatie

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast het leerdoel: het effect van adrenaline op de hartwerking beschrijven.

Met de andere leerdoelen gaan jullie aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het circulatiestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over vaatstelsel (opdracht 1) of kennisopdrachten over hartwerking (opdracht 2). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 1

  • 1 Pas je kennis toe behorend bij 6.4 Vaatstelsel

Opdracht 2

  • Pas je kennis toe behorend bij 6.3 Hartwerking

1.5 Ziekten van het hart en bloedvaten deel 1

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Benoemen wat Angina Pectoris, hartinfact, decompensatio cordis, hartfalen en astma cardiale is.
    • Van bovenstaande oorzaken en gevolgen benoemen.
    • Minimaal drie behandelingen beschrijven bij bovenstaande hartziekten.
  • Benoemen wat myocarditis, pericarditis, endocarditis en ritmestoornissen zijn.
  • Minimaal drie preventieve maatregelen benoemen die je kunt inzetten bij zorgvragers met hartziekten.
  • Beschrijven wat een ICD is en met welke zeven aandachtspunten je rekening moet houden als verpleegkundige in de zorgverlening.
  • Minimaal drie adviezen en/of tips geven aan zorgvragers met hartziekten, zoals hartinfarct, hartfalen en angina pectoris.

 

Inleiding

Als het dichtbij komt

René: “In september 2021 kreeg mijn vader van 81 een hartinfarct. Het gebeurde thuis, maar het had net zo goed hier kunnen gebeuren, want hij is hier nog bijna iedere dag. Hij werd niet lekker, had pijn op de borst. Via de huisarts is 112 gebeld en in no time stond er een ambulance. Hij is gedotterd en pakt nu zijn activiteiten weer langzaam op.”  

“Dit was helaas niet het enige incident. Er was hier laatst een chauffeur, nog een jonge vent, die onwel werd. Hij gaf zelf aan dat we 112 moesten bellen, er speelde iets van erfelijkheid in zijn familie. De ambulance kwam, er werden wat checks gedaan. Toen werd hij ineens met sirenes afgevoerd. Best een heftige situatie.”

(Bron: Hartstichting)

Voorbereidng

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

3.3 Hartziekten

Decompensatio cordis (hartfalen)

Astma cardiale

Preventie van de belangrijkste hartziekten

Overige hartaandoendingen

Hartstimulatie

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Casus Mevrouw Kompier behorend bij 3.3 Hartziekten
  • Vervolg casus Mevrouw Kompier behorend bij 3.3 Hartziekten

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent vervolgens de volgende onderwerpen:

  • Angina Pectoris
  • Hartinfarct

Ga vervolgens aan de slag met de kennisopdrachten Pas je kennis toe 1 en 2 behorend bij 3.3 Hartziekten uit het leerpad Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

Maak zo nodig gebruik van de theorie behorend bij 3.3 Hartziekten.

1.6 Ziekten van het hart en bloedvaten deel 2

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Benoemen wat arteriosclerose, aneurysma, etalageziekte, necrose, gangreen, arteriële trombose is.
    • Van bovenstaande arteriële problemen oorzaken en gevolgen benoemen.
    • Minimaal drie behandelingen beschrijven bij arteriële problemen.
  • Benoemen wat trombose, aderonsteking, varices, oesophagusvarices, aambeien is/zijn.
    • Van bovenstaande veneuze problemen oorzaken en gevolgen benoemen.
    • Minimaal drie behandelingen beschrijven bij veneuze problemen.
  • oorzaken en gevolgen zijn van een hoge bloeddruk.
  • Benoemen wat oorzaken en gevolgen kunnen zijn van een bloeddrukdaling bij rechtop komen: orthostatische hypotensie.
  • Benoemen wat oorzaken en gevolgen van een shock kunnen zijn.
  • Benoemen wat de symptomen zijn van een shock.
  • Minimaal drie adviezen en/of tips geven aan zorgvragers met ziekten aan de bloedvaten, zoals hypertensie, hypotensie, atherosclerose en spataders.

 

Inleiding

In de westerse wereld zijn hart- en vaatziekten belangrijke doodsoorzaken. De meeste zorgvragers met een hartziekte hebben een lange ziektegeschiedenis. Over het algemeen functioneren zij heel goed ondanks hun ziekte, als ze de juiste medicijnen krijgen en zich aan de leefregels houden. Zorgvragers met een ziekte van het hart worden alleen bij noodgevallen of voor een behandeling in het ziekenhuis opgenomen. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

3.4 Ziekten van de bloedvaten

Arteriële problemen

Veneuze problemen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de kennisopdrachten Pas je kennis toe 1 en 2 behorend bij 3.4 Ziekten van de bloedvaten uit het leerpad Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent vervolgens de volgende onderwerpen:

  • Hypertensie
  • Hypotensie
  • Shock
  • Chirurgische ingrepen bij ernstige vernauwingen in de kransslagaders en bij een aneurysma.

Ga vervolgens aan de slag met de volgende verwerkingsopdrachten uit het leerpad Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Casus mevrouw Drift behorend bij 3.4 Ziekten van de bloedvaten
  • Test je kennis behorend bij 3.4 Ziekten van de bloedvaten

Maak zo nodig gebruik van de theorie behorend bij 3.4 Ziekten van de bloedvaten.

1.7 Ziekten van het ademhalingsstelsel

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Van de volgende ziekten van de longen de oorzaak, symptomen, behandeling en verpleegkundige zorg benoemen:
    • COPD (chronische bronchitis, longemfyseem, astma en allergie)
    • Pneumothorax
    • Pleuritis
    • Pleuratumoren
    • Pneumonie
    • Longembolie
    • Tuberculose
    • Sarcoïdose
    • Cystische fibrose
    • Longschade na COVID-19
    • Longcarcinoom
  • Minimaal drie adviezen en/of tips geven aan zorgvragers met ziekten van het ademhalingsstelsel, zoals COPD, pneumonie en longcarcinoom.

 

Inleiding

Ziekten van het ademhalingsstelsel komen op alle leeftijden voor en zijn verschillend van aard. Een grote groep zorgvragers is chronisch ziek, maar ook meer acute aandoeningen komen voor. Zorgvragers met ziekten van het ademhalingsstelsel hebben allemaal te maken met benauwdheid. De grootste angst van iemand die hevig benauwd is, is de angst om te stikken. Als verpleegkundige is het belangrijk dat je leert een rustige houding aan te nemen en dat je de zorgvrager in zo’n situatie nooit alleen laat. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van het ademhalingsstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

4.3 COPD

COPD

4.5 Aandoeningen van de longen

Longcarcinoom  

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van het ademhalingsstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Test je kennis behorend bij 4.2 De ademhaling
  • Pas je kennis toe behorend bij 4.3 COPD

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent vervolgens de volgende onderwerpen:

  • Aandoeningen van de pleura: pneumothorax, pleuritis, pleuratumoren
  • Longziekten: longembolie, pneumonie, tuberculose, sarcoïdose, longfibrose, cystische fibrose
  • Longschade na COVID-19

Ga vervolgens aan de slag met de casus van Mevrouw Esajas behorend bij 4.7 Integratie uit het leerpad Ziekten van het ademhalingsstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

Maak zo nodig gebruik van de theorie behorend bij 4.5 Aandoeningen van de longen.  

1.8 Toets blok 1 deel 1

De afgelopen weken hebben jullie gewerkt aan de leerdoelen behorend bij de lessen/onderwerpen:

  • Cellen, weefsels en de huid
  • Ziekten van de huid
  • Het ademhalingsstelsel
  • Het circulatiestelsel
  • Ziekten van het hart en bloedvaten
  • Ziekten van het ademhalingsstelsel

De toets bestaat uit twee onderdelen.

Onderdeel 1: Kennistoets

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

Beide onderdelen moeten behaald zijn met een voldoende.

Bij de kennistoets geldt een cijfer 5,5 of hoger als voldoende.

Bij de uitwerking van het ziektebeeld geldt een voldaan als voldoende.

Bij een onvoldoende van 1 of meer onderdelen is er een herkansing mogelijk. Deze plan je in overleg met de docent in. Ook ga je in overleg met je docent wat je nodig hebt in de voorbereiding op de volgende kans. Bij nogmaals een onvoldoende verwijzen we je door na de procedure die geld bij AFZ. Zie hiervoor de introductie van blok 1.

Onderdeel 1: Kennistoets

In deze kennistoets krijg je 35 meerkeuzevragen. Het juiste antwoord zit er altijd tussen. De vragen gaan over verschillende leerdoelen die in dit blok centraal stonden. Je krijgt dus over verschillende onderwerpen vragen.

De kennistoets wordt door de docent klaargezet in Kwizl.

Ga naar de website www.kwilz.eu. Klik op inloggen. Log in met Office 365. Hier zie je de klaargezette toets AFZ Verpleegkunde toets blok 1 deel 1. Cesuur van de toets ligt op 65%.

Je mag Zorgpad of andere literatuur niet gebruiken tijdens de toetsing. De docent krijgt een exit-alert als je de pagina verlaat. Op de tafel is alleen laptop, eventueel wat water en pen en blanco papier aanwezig. Overige spullen zitten in je tas.

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

De opdracht is toegevoegd als bestand. Bij de uitwerking van de opdracht mag je (in tegenstelling tot onderdeel 1) wel naslagwerk gebruiken. Dit kan zijn Zorgpad of andere literatuur. Let er wel op dat niet alle sites van Google betrouwbaar zijn. Kijk dus goed naar de bron die je gebruikt.

De opdracht wordt beoordeeld met de volgende beoordelingscriteria:

Naam student

Groep

Beoordeling                       o Voldaan                     o Niet voldaan

De eindopdracht is voldaan als aan 9 van de 10 criteria is voldaan

Criteria

Voldaan

Niet voldaan

Alle onderdelen van de opdracht zijn correct uitgewerkt.

 

 

Er is gekozen voor een ziektebeeld uit de gegeven voorbeelden.

 

 

De uitwerking is in eigen woorden geschreven (niet geknipt en geplakt van internet of andere bronnen).

 

 

Er is minimaal 1 oorzaak beschreven.

 

 

Er worden minimaal 3 symptomen beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Er is minimaal 1 behandeling beschreven en uitgelegd waarom deze behandeling wordt aanbevolen.

 

 

Er zijn minimaal 2 complicaties beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Bij de symptoombeschrijving is onderscheid gemaakt tussen acute fase, revalidatiefase en chronische fase.

 

 

De beschreven prognose is kloppend.

 

 

Bij preventie, zorg en begeleiding is beredeneert welke verpleegkundige zorg er geboden moet worden.

 

 

 

De opdracht lever je in via Teams, volgens de afspraak die de docent heeft gemaakt.

Wissel (na beoordeling van de docent) de uitwerking van de ziektebeelden uit met je medestudenten en deel je bronnen.

Succes!

1.9 Zintuigen

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • De begrippen sensor en specifieke prikkel uitleggen.
  • De vijf klassieke zintuigen benoemen.
  • Zintuigen van de huid en hun functie benoemen.
  • De bouw en werking van (de onderdelen van) het oog beschrijven.
  • De route van het licht en elektrische prikkels beschrijven tot aan het bewust waarnemen van licht (zien).
  • Uitleggen waar oogvocht zicht bevindt en aanmaak en afvoer ervan beschrijven.
  • Gevolgen van hoge oogboldruk en maculadegeneratie beschrijven.
  • Het verschil tussen visus en gezichtsveld uitleggen.
  • De functie van oogleden, traanvocht en oogspieren beschrijven.
  • De ligging, bouw en werking van (de onderdelen van) het oor beschrijven, met de indeling in drie onderdelen (buiten-, midden- en binnenoor).
  • De route van het geluid (golven, elektrische prikkels) beschrijven tot aan het bewust waarnemen van geluid (horen).
  • De functie van het middenoor en de buis van Eustachius beschrijven en de gevolgen van verkoudheid voor het horen benoemen.
  • Het verschil tussen geleidingsslechthorendheid en perceptieslechthorendheid benoemen.
  • De ligging, bouw en werking van het evenwichtsorgaan beschrijven.
  • Benoemen welke andere zintuigen van belang zijn voor een goed evenwicht.
  • Het belang van proeven en ruiken uitleggen en aangeven waar de zintuigcellen zich bevinden.

 

Inleiding

Het zintuigstelsel is een stelsel waarmee je bepaalde signalen van buitenaf en van binnenuit opvangt. Zo krijg je informatie over je omgeving en over de toestand van je eigen lichaam. Je biedt als verpleegkundige vaak zorg aan mensen met zintuiglijke beperkingen. Daar houd je zo veel mogelijk rekening mee in je zorg. Deze kennis is van belang om als verpleegkundige verschillende soorten zintuigstoornissen te begrijpen met de beperkingen die daardoor ontstaan. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Zintuigen (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie en fysiologie.

10.1 Inleiding

Inleiding

Begrippenlijst

10.2 Sensoren

Sensoren

Het oog

10.3 Horen en evenwicht

Het oor

Proeven en ruiken

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Zintuigen (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie en fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 10.2 Sensoren
  • Test je kennis behorend bij 10.3 Horen en evenwicht

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen.

Hierna gaan jullie in tweetallen onderstaande kennisopdrachten maken uit het leerpad Zintuigen (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie en fysiologie.

  • Onderdeel f uit Pas je kennis toe behorend bij 10.2 Sensoren
  • Toets je kennis in de praktijk behorend bij 10.4 Integratie

1.10 Temperatuurregulatie

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Benoemen waarom een temperatuur binnen grenswaarden van belang is.
  • De manieren van warmteverlies en warmteproductie beschrijven.
  • Het verschil tussen kern- en schiltemperatuur uitleggen.
  • Normaalwaarden van de temperatuur aangeven.
  • Een lagere en hogere temperatuur benoemen met de verschijnselen en risico’s.
  • Risicogroepen benoemen voor de gevolgen van hitte of kou, oorzaken daarvan noemen en maatregen om de problemen te voorkomen.

 

Inleiding

De lichaamstemperatuur is misschien niet het eerste waar je aan denkt bij vitale functies. Maar een juiste lichaamstemperatuur is wel van belang om te overleven. Je kunt een periode van koorts natuurlijk overleven, maar een temperatuur van 44 graden niet. De lichaamstemperatuur geeft jou als verpleegkundige belangrijke informatie. Het verschaft inzicht over wat er aan de hand is en aanwijzingen welke zorg nodig is. Deze kennis is voor jou als verpleegkundige van belang omdat de lichaamstemperatuur belangrijke informatie over de gezondheid kan geven. Je begrijpt daardoor hoe je ontregeling kunt voorkomen en behandelen. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Temperatuurregulatie (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie en fysiologie.

11.1 Introductie

Inleiding

Begrippenlijst

11.2 Temperatuur en temperatuurregulatie

Temperatuur

Regeling van de lichaamstemperatuur

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Temperatuurregulatie (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie en fysiologie.

  • Opstapopdracht behorend bij 11.1 Introductie
  • Test je kennis behorend bij 11.2 Temperatuur en temperatuurregulatie

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen.

Hierna gaan jullie individueel of in tweetallen onderstaande kennisopdracht maken uit het leerpad Temperatuurregulatie (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie en fysiologie.

  • Toets je kennis in de praktijk behorend bij 11.3 Integratie

Opdracht in 3-tallen
Sommige mensen zeggen: ‘Je moet koorts eruit zweten. Dus een extra dekbed of deken op bed leggen.’
Geef commentaar op deze stelling met behulp van je kennis van de temperatuur en temperatuurregulatie.

Vervolgens werk je in een informatieve folder uit waarom en hoe zorgvragers moeten handelen bij koorts.

De informatieve folder en je commentaar op de stelling lever je (individueel) in bij de docent. De docent maakt hiervoor een opdracht aan in Teams.

1.11 Medicatieleer

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Van de termen die in medicijneninformatie gebruikt worden de volgende uitleggen:
    • dosis                         o substitutie                               o uitsluipen
    • dosisinterval             o profylactisch gebruik               o interactie
    • generieke naam       o curatieve toepassing               o cumulatie
    • indicatie                    o symptomatische behandeling o therapeutische breedte
    • contra-indicatie (relatief en absoluut)                         o halfwaardetijd
    • orale toediening        o kuur                                        o oplaaddosis
    • parenterale toediening                                                o insluipen
    • onderhoudsdosering
  • Over de toepassing, de inname en opname van medicijnen kun je:
    • Voorbeelden en voordelen noemen van plaatselijke toediening.
    • Benoemen waar en hoe een oraal toegediend middel uiteindelijk in het bloed komt.
    • Factoren noemen die na orale toediening snelle opname bevorderen.
    • Benoemen waarom medicijnen zittend en met ruim water moeten worden ingenomen.
    • Benoemen waarom sommige medicijnen niet bij de maaltijd mogen worden toegediend.
    • Voor- en nadelen van vertraagde afgifte noemen.
    • Benoemen waarom middelen met vertraagde afgifte precies volgens voorschrift moeten worden toegediend.
    • De reden noemen waarom middelen ‘enteric-coated’ zijn.
    • Benoemen wanneer insluipen en uitsluipen nodig is.
    • Het first-pass-effect benoemen.
    • Voor- en nadelen van rectale toediening benoemen en wanneer rectale toediening nodig is.
    • De verschillende parenterale toedieningswijzen noemen.
  • Over de uitscheiding van medicijnen:
    • Benoemen welke organen medicijnen afbreken en uitscheiden.
    • Benoemen wat de halfwaardetijd zegt over de uitscheiding van medicijnen.
    • Verschillende oorzaken benoemen waarom de uitscheiding bij de ene persoon sneller gaat dan bij een ander.
  • Medicijnen noemen die onder de opiumwet vallen en drie onderdelen noemen in hoe je met deze medicijnen omgaat.
  • De geneesmiddelenreader gebruik je bij het vertellen wat de werking, indicatie en bijwerkingen zijn van in ieder geval de volgende medicijnen:
    • Centraal werkende analgetica (opiaten)  o anti-emetica
    • Sedativa (sederende middelen)               o antipsychotica
    • Antidepressiva                                         o NSAID’s
    • Corticosteroïden                                      o immunosuppressiva
    • Fibrinolyse, trombolyse                           o bètablokkers
    • Vaatverwijders                                         o ACE-remmers
    • Diuretica                                                  o luchtwegverwijders
    • Anticoagulantia (orale antistolling en Fraxiparine)
    • Calciumantagonisten                              o benzodiazepinen

 

Inleiding

De arts schrijft medicijnen voor, op basis van indicatie, rekening houdende met contra-indicaties en mogelijke interacties. Als de patiënt de medicatie niet zelf kan beheren, is de verpleegkundige verantwoordelijk voor het aanreiken, toedienen, uitzetten, klaarzetten en beheren van medicijnen. Hiervoor heb je wel kennis van de medicatieleer nodig.  

Voorbereiding

Bekijk ter voorbereiding op de les de volgende video

Medicatiesoorten in vogelvlucht https://vimeo.com/213404706

Wachtwoord = ziekteleer!

Neem daarnaast de toegevoegde PowerPoint die als bestand is toegevoegd door. Hierin komen veel termen vanuit de leerdoelen aan bod.

Opdracht

Bekijk na het doornemen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de opdracht studieactiviteit: Basisbegrippen die is toegevoegd als bestand.

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • Medicijnen noemen die onder de opiumwet vallen en drie onderdelen noemen in hoe je met deze medicijnen omgaat.

Vervolgens maak je in twee- of drietallen de opdracht onderwijsactiviteit: “Medicatie” die is toegevoegd als bestand. Deze opdracht lever je in via Teams bij de docent. De docent maakt hiervoor een opdracht aan.

1.12 Het urinestelsel

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Het begrip en belang van homeostase uitleggen.
  • De hoeveelheid water in het lichaam benoemen en beschrijven waar het water zich in het lichaam bevindt.
  • De functies van water beschrijven.
  • Voorbeelden noemen van elektrolyten.
  • Verschillende transportmanieren van moleculen door een membraam benoemen.
  • De onderdelen van het urinestelsel benoemen (Nederlandse en medische naam) en hun ligging beschrijven.
  • De bouw van de nier beschrijven en de functies van de nier benoemen.
  • Uitleggen hoe het proces van urinevorming in de nier verloopt, in drie stappen.
  • De normale samenstelling van urine beschrijven.
  • De bouw en functie van de urinewegen beschrijven.
  • Beschrijven hoe mictie verloopt en hoe continentie is geregeld in het lichaam.
  • Het doel en de werkwijze van het bijhouden van een vochtbalans beschrijven.
  • Aangeven op welke aspecten de verpleegkundige let bij observatie van urine.
  • De afwijkende hoeveelheden en afwijkende samenstelling van urine benoemen.

 

Inleiding

Deze les gaat over de anatomie en fysiologie van het urinestelsel, met uitleg over de functie van water en zouten in het lichaam en hun transport. De bouw en functie van de nieren en urinewegen wordt besproken. De uitscheiding van urine (plassen), het proces dat het plassen regelt en de samenstelling van urine komen ook aan bod. Deze kennis is van belang voor het begrijpen van problemen met de vochthuishouding en de zorg van de verpleegkundige voor de vochtbalans. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het urinestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

4.2 Vocht en elektrolyten

Inleiding

Water en opgeloste stoffen

Verdeling van water in het lichaam

4.3 De nieren

De nieren

4.4 Urinewegen

Urinewegen: ureter, blaas en urethra

Plassen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het urinestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 4.2 Vocht en elektrolyten
  • Test je kennis behorend bij 4.3 De nieren

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • Het doel en de werkwijze van het bijhouden van een vochtbalans beschrijven.
  • Aangeven op welke aspecten de verpleegkundige let bij observatie van urine.
  • De afwijkende hoeveelheden en afwijkende samenstelling van urine benoemen.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het urinestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over vocht en elektrolyten (opdracht 1), kennisopdrachten over urinewegen (opdracht 2) of kennisopdrachten over observeren van de vochtbalans, nier- en blaasfunctie (opdracht 3). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 1

  • Pas je kennis toe behorend bij 4.2 Vocht en elektrolyten

Opdracht 2

  • Pas je kennis toe behorend bij 4.4 Urinewegen

Opdracht 3

  • Test je kennis behorend bij 4.5 Observeren van de vochtbalans, nier- en blaasfunctie
  • Pas je kennis toe behorend bij 4.5 Observeren van de vochtbalans, nier- en blaasfunctie

1.13 Ziekten van de nieren en urinewegen

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Van de volgende ziekten van de nieren de oorzaak, symptomen, behandeling en verpleegkundige zorg benoemen:
    • Glomerulonefritis
    • Nefrose
    • Nierstenen
    • Nierkolieken
  • Van de volgende aandoeningen aan de blaas, urethra en de prostaat de oorzaak, symptomen, behandeling en verpleegkundige zorg benoemen:
    • Cystitis
    • Blaasstenen
    • Blaastumoren
    • Prostaathypertrofie
    • Prostaatcarcinoom
  • Minimaal drie adviezen en/of tips geven aan zorgvragers met nierziekten, zoals glomerulonefritis, nefrose, nierstenen, nierkolieken.
  • Minimaal drie adviezen en/of tips geven aan zorgvragers met aandoeningen aan de blaas, urethra of prostaat, zoals cystitis, blaasstenen, blaastumoren, prostaathypertrofie, prostaatcarcinoom.

 

Inleiding

Op de gespecialiseerde verpleegafdelingen nefrologie, urologie en gynaecologie worden zorgvragers met aandoeningen aan de nieren, de urinewegen en de geslachtsorganen verpleegd. Deze aandoeningen kunnen heel divers zijn. Ook op andere werkplekken zul je regelmatig te maken krijgen met zorgvragers die problemen met hun nieren hebben of na een operatie niet meer kunnen plassen. Hiervoor moet je weten waar je als verpleegkundige op moet letten. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van de nieren, urinewegen en geslachtsorganen (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

6.3 Zorgvragers met nierziekten

Zorgvragers met nierziekten

6.4 Aandoeningen aan de blaas, urethra en prostaat

Aandoeningen aan de blaas, urethra en prostaat

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van de nieren, urinewegen en geslachtsorganen (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Opstapopdracht behorend bij 6.1 Introductie
  • Test je kennis behorend bij 6.2 De nieren en urinewegen
  • Pas je kennis toe behorend bij 6.2 De nieren en urinewegen

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent de vragen.

Vervolgens ga je met je leervragen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van de nieren, urinewegen en geslachtsorganen (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer. De kennisopdrachten maak je individueel of samen.

  • Pas je kennis toe behorend bij 6.3 Zorgvragers met nierziekten
  • Pas je kennis toe behorend bij 6.4 Aandoeningen aan de blaas, urethra en prostaat

Maak zo nodig gebruik van de theorie behorend bij de leerpaden.

1.14 Toets blok 1 deel 2

De afgelopen weken hebben jullie gewerkt aan de leerdoelen behorend bij de lessen/onderwerpen:

  • Zintuigen
  • Temperatuurregulatie
  • Medicatieleer
  • Het urinestelsel
  • Ziekten van de nieren en urinewegen

De toets bestaat uit twee onderdelen.

Onderdeel 1: Kennistoets

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

Beide onderdelen moeten behaald zijn met een voldoende.

Bij de kennistoets geldt een cijfer 5,5 of hoger als voldoende.

Bij de uitwerking van het ziektebeeld geldt een voldaan als voldoende.

Bij een onvoldoende van 1 of meer onderdelen is er een herkansing mogelijk. Deze plan je in overleg met de docent in. Ook ga je in overleg met je docent wat je nodig hebt in de voorbereiding op de volgende kans. Bij nogmaals een onvoldoende verwijzen we je door na de procedure die geld bij AFZ. Zie hiervoor de introductie van blok 1.

Onderdeel 1: Kennistoets

In deze kennistoets krijg je 30 vragen. De vragen gaan over verschillende leerdoelen die in dit blok centraal stonden. Je krijgt dus over verschillende onderwerpen vragen.

De kennistoets wordt door de docent klaargezet in Kwizl.

Ga naar de website www.kwilz.eu. Klik op inloggen. Log in met Office 365. Hier zie je de klaargezette toets AFZ Verpleegkunde toets blok 1 deel 2. Cesuur van de toets ligt op 65%.

Je mag Zorgpad of andere literatuur niet gebruiken tijdens de toetsing. De docent krijgt een exit-alert als je de pagina verlaat. Op de tafel is alleen laptop, eventueel wat water en pen en blanco papier aanwezig. Overige spullen zitten in je tas.

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

De opdracht is toegevoegd als bestand. Bij de uitwerking van de opdracht mag je (in tegenstelling tot onderdeel 1) wel naslagwerk gebruiken. Dit kan zijn Zorgpad of andere literatuur. Let er wel op dat niet alle sites van Google betrouwbaar zijn. Kijk dus goed naar de bron die je gebruikt.

De opdracht wordt beoordeeld met de volgende beoordelingscriteria:

Naam student

Groep

Beoordeling                       o Voldaan                     o Niet voldaan

De eindopdracht is voldaan als aan 9 van de 10 criteria is voldaan

Criteria

Voldaan

Niet voldaan

Alle onderdelen van de opdracht zijn correct uitgewerkt.

 

 

Er is gekozen voor een ziektebeeld uit de gegeven voorbeelden.

 

 

De uitwerking is in eigen woorden geschreven (niet geknipt en geplakt van internet of andere bronnen).

 

 

Er is minimaal 1 oorzaak beschreven.

 

 

Er worden minimaal 3 symptomen beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Er is minimaal 1 behandeling beschreven en uitgelegd waarom deze behandeling wordt aanbevolen.

 

 

Er zijn minimaal 2 complicaties beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Bij de symptoombeschrijving is onderscheid gemaakt tussen acute fase, revalidatiefase en chronische fase.

 

 

De beschreven prognose is kloppend.

 

 

Bij preventie, zorg en begeleiding is beredeneert welke verpleegkundige zorg er geboden moet worden.

 

 

 

De opdracht lever je in via Teams, volgens de afspraak die de docent heeft gemaakt.

Wissel (na beoordeling van de docent) de uitwerking van de ziektebeelden uit met je medestudenten en deel je bronnen.

Succes!

Blok 2 Inleiding

Welkom bij blok 2.

In dit blok staan weer een aantal anatomie, fysiologie en ziekteleer onderwerpen centraal. Dit zijn:

  • Bloed en afweerstelsel
  • Ziekten van het bloed
  • Systeemziekten en auto-immuunziekten
  • Infecties en infectieziekten
  • Het zenuwstelsel
  • Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden
  • Dementie, ouderen met psychogeriatrische problemen
  • Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden
  • Aan een middel gebonden stoornis.
  • Verstandelijke beperking, meervoudige beperkingen (gehandicaptenzorg)

In dit blok zijn er twee toetsen. Beide toetsen bestaan uit twee onderdelen. Via de docent krijg je te horen wanneer de onderdelen van de toetsing moeten worden gemaakt en (indien nodig) ingeleverd.

Vergeet tot slot niet je eigen leervragen te formuleren en deze mee te nemen naar de lessen.  

Veel plezier met werken en leren in dit blok. Succes!

2.1 Bloed en afweerstelsel

2.2 Ziekten van het bloed

2.3 Systeemziekten en auto-immuunziekten

2.4 Infecties en infectieziekten deel 1

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

  • Je kunt verschillende micro-organismen onderscheiden en daarbij de besmettelijkheid van verschillende ziekteverwekkers en de preventiemaatregelen toelichten om infecties (waaronder MRSA) te voorkomen.
  • Je kunt het verloop en de behandeling van bacteriële infecties toelichten, zoals tuberculose, infecties door hemolytische streptokokken groep A en meningitis.
  • Je kunt het verloop en de behandeling van virusinfecties toelichten, zoals influenza, hiv, verschillende vormen van hepatitis en herpes, het norovirus en COVID-19.
  • Je kunt de richtlijnen en protocollen gebruiken om bloed- en seksueel overdraagbare aandoeningen (boa’s en soa’s) te voorkomen.
  • Je kunt motiveren welke preventie en isolatieverpleging je toepast bij het voorkomen of het behandelen van infectieziekten bij zorgvragers.

 

Inleiding

Infecties worden veroorzaakt door micro-organismen. Tegenwoordig weet men meer over hoe ziekteverwekkende micro-organismen leven en zich verspreiden dan vroeger. Daardoor zijn er meer mogelijkheden om ze te bestrijden. Met name jonge en oudere zorgvragers die in een ziekenhuis een medische behandeling ondergaan, hebben vaak minder weerstand. Ze lopen daardoor meer risico op een infectie dan gezonde mensen. De meeste infecties worden van mens op mens overgebracht. Op de tweede plaats komen infecties van dieren, zoals Q-koorts of SARS-CoV-2 (coronavirus). (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Infecties en infectieziekten (Collectie: Zorg specifiek 3 VP) thema: Ziekteleer.

2.2 Ziekteverwekkende micro-organismen

Ziekteverwekkers, besmetting en infectie

Ziekteverwekkers

Besmetting

Infectie

2.6 Isolatiemaatregelen

Isolatiemaatregelen

Infectiegevaar

Geïsoleerd verzorgen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Infecties en infectieziekten (Collectie: Zorg specifiek 3 VP) thema: Ziekteleer.

  • Test je kennis behorend bij 2.2 Ziekteverwekkende micro-organismen
  • Test je kennis behorend bij 2.6 Isolatiemaatregelen

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek gaat de docent in op de volgende leerdoelen:

  • Je kunt het verloop en de behandeling van bacteriële infecties toelichten, zoals tuberculose, infecties door hemolytische streptokokken groep A en meningitis.
  • Je kunt het verloop en de behandeling van virusinfecties toelichten, zoals influenza, hiv, verschillende vormen van hepatitis en herpes, het norovirus en COVID-19.
  • Je kunt de richtlijnen en protocollen gebruiken om bloed- en seksueel overdraagbare aandoeningen (boa’s en soa’s) te voorkomen.

Vervolgens ga je individueel of in tweetallen met de leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Infecties en infectieziekten (Collectie: Zorg specifiek 3 VP) thema: Ziekteleer.

  • Toets je kennis in de praktijk behorend bij 2.7 Integratie

Afsluitende opdracht

De volgende les staat deel 2 van het onderwerp op het programma. Stuur eventuele vragen over de les van vandaag voorafgaand aan de lesdag naar de docent. De docent zal in zijn/haar voorbereiding deze vragen meenemen en hier in de onderwijsactiviteit op ingaan tijdens een onderwijsleergesprek.

2.5 Infecties en infectieziekten deel 2

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • benoemen welke groepen zorgvragers gevoelig zijn voor het krijgen van infectieziekten.
  • benoemen welke infectieziekten grote gevolgen kunnen hebben in de verschillende zorgbranches.
  • de juiste richtlijnen raadplegen bij een uitbraak.
  • beschrijven wat de rol van de GGD is bij een uitbraak.
  • benoemen wat je kunt verwachten bij de uitbraak van een onbekend virus.
  • benoemen wat er gedaan kan worden om een infectie-uitbraak te voorkomen.
  • beschrijven hoe het Covid-19-virus ontstaat.
  • benoemen welke problemen er ontstaan met de ademhaling door Covid-19 en welke zorgvragers een verhoogde kans hebben op een ernstig beloop.
  • beschrijven op welke manier Covid-19 overgedragen wordt.
  • de symptomen van het Covid-19-virus herkennen.
  • een hulpmiddel gebruiken om een zorgvrager met Covid-19 te observeren.
  • benoemen waarom een goede hygiëne belangrijk is bij infecties.
  • handhygiëne en hoesthygiëne op een professionele manier toepassen.
  • beschrijven welke vormen van isolatie er zijn en welke vorm wanneer ingezet wordt.

 

Inleiding

Virus- en infectiecalamiteiten ontstaan door de verspreiding van micro-organismen. Deze verspreiding kan grote gevolgen hebben. Niet alleen voor de zorgvrager zelf, maar ook voor naasten en zorgverleners. Door de besmettelijkheid kunnen alle mensen ziek worden die contact hebben gehad met de zorgvrager. Daarom gebruik je tijdens de verpleging altijd beschermende middelen en wordt de zorgvrager in isolatie gelegd. Het is belangrijk dat je een virusuitbraak kunt herkennen en weet wat je in dit geval moet doen. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Virus- en infectiecalamiteiten (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Crisissituaties.

6.2 Virus- en infectiecalamiteiten

Virus- en infectiecalamiteiten

Infectie-uitbraak voorkomen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Virus- en infectiecalamiteiten (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Crisissituaties.

  • Test je kennis behorend bij 6.2 Virus- en infectiecalamiteiten
  • Pas je kennis toe behorend bij 6.4 Isolatie en hygiëne

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • beschrijven hoe het Covid-19-virus ontstaat.
  • benoemen welke problemen er ontstaan met de ademhaling door Covid-19 en welke zorgvragers een verhoogde kans hebben op een ernstig beloop.
  • beschrijven op welke manier Covid-19 overgedragen wordt.
  • de symptomen van het Covid-19-virus herkennen.
  • een hulpmiddel gebruiken om een zorgvrager met Covid-19 te observeren.

Vervolgens ga je individueel of in tweetallen met de leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Virus- en infectiecalamiteiten (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Crisissituaties.

  • Test je kennis behorend bij 6.3 Covid-19
  • Casus Meneer Dijkstra behorend bij 6.3 Covid-19

2.6 Toets blok 2 deel 1

2.7 Het zenuwstelsel

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de indeling van het zenuwstelsel naar bouw en functie benoemen.
  • de onderdelen van het centrale zenuwstelsel en perifere zenuwstelsel beschrijven.
  • de twee hoofdfuncties van het zenuwstelsel benoemen en aangeven welke onderdelen van het zenuwstelsel die functies uitvoeren.
  • de soorten cellen van het zenuwstelsel en hun functie benoemen.
  • de bouw van een neuron beschrijven, met de medische termen.
  • beschrijven waaruit grijze stof in het zenuwstelsel bestaat en waaruit witte stof bestaat.
  • de bouw van de hersenen beschrijven.
  • aangeven met welke lichaamshelft een hersenhelft is verbonden.
  • vijf belangrijke schorsvelden en hun ligging benoemen.
  • de bloedvoorziening van de hersenen beschrijven.
  • de bouw van het ruggenmerg beschrijven met de spinale zenuwen, met behulp van medische termen.
  • uitleggen wat een reflex is, het nut ervan uitleggen en de reflexbaan beschrijven.
  • de route van sensibele prikkels naar de hersenen beschrijven (opstijgende banen) en de rol van de thalamus bij pijn benoemen.
  • de route van motorische prikkels van de hersenen naar het ruggenmerg en verder naar spieren (afdalende banen) beschrijven.
  • de ligging en functie van basale kernen van de motoriek benoemen.
  • het ‘verdwijnen’ van reflexen van baby’s uitleggen.
  • de hersenvliezen noemen en hun functie en ligging in de schedel en de wervelkolom beschrijven, inclusief de lumbaalzak.
  • de plaatsen noemen waar de liquor zich bevindt en de functie beschrijven.
  • de bouw en functies van het autonoom zenuwstelsel beschrijven en het belang voor het voortbestaan aangeven.

 

Inleiding

Het zenuwstelsel is een uitgebreid orgaanstelsel dat heel veel processen in het lichaam regelt. Het zorgt ervoor dat je spieren kunt bewegen en stil kunt zitten, dat je kunt voelen of je schoen knelt, dat je je bewust bent van je omgeving, dat je slaapt of wakker bent, dat je kunt praten en kunt begrijpen wat je hoort. Bij alle activiteiten die je onderneemt is het zenuwstelsel betrokken. Toch is het niet zo dat je als verpleegkundige zorgt voor de werking van het zenuwstelsel, terwijl je wel zorg draagt voor bijvoorbeeld voeding en vocht en een goede houding. Bij zorgvragers met stoornissen in het zenuwstelsel observeer je de gevolgen en help je manieren te vinden om handelingen anders uit te voeren (eten, transfers, communicatie). Deze les biedt je de kennis die nodig is om de werking van het zenuwstelsel en de mogelijkheden die dat stelsel biedt te begrijpen. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het zenuwstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

9.2 Het zenuwstelsel als regelsysteem

Het zenuwstelsel als regelsysteem

Centraal en perifeer

9.4 Ruggenmerg en reflex

Ruggenmerg

Reflexen

9.5 Sensibel en motorisch systeem

Het sensibele systeem

Het motorisch systeem

9.6 Hersenvliezen, liquor en autonoom zenuwstelsel

Hersenvliezen en liquor

Vegetatief of autonoom zenuwstelsel

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het zenuwstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 9.2 Het zenuwstelsel als regelsysteem
  • Test je kennis behorend bij 9.5 Sensibel en motorisch systeem
  • Test je kennis behorend bij 9.6 Hersenvliezen, liquor en autonoom zenuwstelsel

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • de bouw van de hersenen beschrijven.
  • aangeven met welke lichaamshelft een hersenhelft is verbonden.
  • vijf belangrijke schorsvelden en hun ligging benoemen.
  • de bloedvoorziening van de hersenen beschrijven.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het zenuwstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 9.3 Hersenen
  • Vraag d t/m g van Toets je kennis in de praktijk behorend bij 9.7 Integratie

2.8 Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden

2.9 Dementie, ouderen met psychogeriatrische problemen

Dementie samengevat in een korte film

2.10 Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden deel 1

2.11 Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden deel 2

2.12 Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden deel 3

2.13 Aan een middel gebonden stoornis

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de beïnvloedende factoren of oorzaken, symptomen, diagnosestelling, behandeling (waaronder het afkicken), complicaties en de verpleegkundige aandachtspunten van alcoholmisbruik toelichten.
  • de kenmerken, beïnvloedende factoren of oorzaken, symptomen en de behandeling van het gebruik en misbruik van cannabis en slaap- en kalmeringsmiddelen toelichten.
  • minimaal drie adviezen en/of tips geven aan zorgvragers met een alcoholverslaving.
  • minimaal drie adviezen en/of tips geven aan zorgvragers met een drugs- of medicijnverslaving.  

 

Inleiding

Middelenmisbruik is van alle tijden. Ondanks campagnes en aangepaste wetgeving om middelenmisbruik tegen te gaan, komen overmatig drinken en drugsverslaving nog steeds voor. De verhoging van accijnzen op alcohol en tabak heeft niet voor een substantiële afname van het gebruik ervan gezorgd. Mensen hebben meer te besteden, zijn mobieler geworden en alcohol en drugs zijn steeds minder een taboe. Mensen gebruiken deze middelen soms als zelfmedicatie tegen angst, depressie, beperkt toekomstperspectief, spanningen, stress en onzekerheid. Dit worden beïnvloedende factoren genoemd. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Aan een middel gebonden stoornis (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

24.2 Stoornissen in het gebruik van alcohol of drugs

Stoornissen door het gebruik van alcohol of drugs

Alcoholgebruik

Middelengebruik

Verpleegkundige aandachtspunten

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Aan een middel gebonden stoornis (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Test je kennis 1, 3 en 5 behorend bij 24.2 Stoornissen in het gebruik van alcohol of drugs

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent de opstapopdracht uit het leerpad Aan een middel gebonden stoornis (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer. Met als doel om bewustwording te creëren over het bespreekbaar maken van alcohol-, drugs- en medicijnverslaving.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Aan een middel gebonden stoornis (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • 4 Pas je kennis toe behorend bij 24.2 Stoornissen in het gebruik van alcohol of drugs.

2.14 Verstandelijke beperking, meervoudige beperkingen (gehandicaptenzorg)

2.15 Toets blok 2 deel 2

Blok 3 Inleiding

Welkom bij blok 3.

In dit blok staan weer een aantal anatomie, fysiologie en ziekteleer onderwerpen centraal. Dit zijn:

  • Ziekten van het zenuwstelsel
  • Het hormoonstelsel
  • Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten
  • Het bewegingsstelsel
  • Ziekten van het bewegingsapparaat
  • Ongevallen en trauma
  • Kennis over aanvullende diagnostische onderzoeken

In dit blok zijn er drie toetsen. Alle toetsen bestaan uit twee onderdelen. Via de docent krijg je te horen wanneer de onderdelen van de toetsing moeten worden gemaakt en (indien nodig) ingeleverd.

Vergeet tot slot niet je eigen leervragen te formuleren en deze mee te nemen naar de lessen.  

Veel plezier met werken en leren in dit blok. Succes!

3.1 Ziekten van het zenuwstelsel deel 1

3.2 Ziekten van het zenuwstelsel deel 2

3.3 Ziekten van het zenuwstelsel deel 3

3.4 Toets blok 3 deel 1

3.5 Het hormoonstelsel deel 1

3.6 Het hormoonstelsel deel 2

3.7 Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten deel 1

3.8 Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten deel 2

3.9 Toets blok 3 deel 2

3.10 Het bewegingsstelsel

 

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de belangrijkste botten en functies van het skelet benoemen.
  • de bouw van pijpbeenderen en botweefsel beschrijven.
  • de groei van bot beschrijven.
  • de bouw en functie van een gewricht beschrijven.
  • soorten gewrichten benoemen.
  • de bouw van een skeletspier beschrijven, van groot naar micro (celniveau).
  • beschrijven hoe een skeletspier kan samentrekken.
  • het begrip antagonist uitleggen en toepassen op spieren en geneesmiddelen.
  • de begrippen extensie, flexie, adductie, abductie, endo- en exorotatie toepassen.
  • de botten van het schedeldak benoemen en verschillen aangeven en het nut hiervan tussen het schedeldak bij volwassenen en baby’s.
  • de wervelkolom beschrijven, functies benoemen en beschrijven hoe de beweeglijkheid van de wervelkolom tot stand komt.
  • de bouw en functie van de thorax en het bekken beschrijven.
  • de schoudergordel en bekkengordel beschrijven en verschillen aangeven.
  • grote spieren en spiergroepen van de romp, schouder en heup benoemen.
  • de grote botten van de armen en benen benoemen.
  • de bouw en bewegingsmogelijkheden van de grote gewrichten van arm en been beschrijven en ze onderling vergelijken.
  • de grote spieren en spiergroepen benoemen van schouder en arm, bekken en been.

 

Inleiding

Als verpleegkundige heb je bij de persoonlijke verzorging te maken met het bewegingsstelsel. Je hebt deze kennis nodig om te begrijpen hoe je in je zorg rekening houdt met de houding en bewegingsmogelijkheden van zorgvragers. Deze kennis gebruik je ook om bewegingsproblemen bij je zorgvragers te voorkomen. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het bewegingsstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

2.2 Skelet, gewrichten en spieren

Inleiding skelet

Onderdelen van een bot

Botweefsel

Positie en beweging: termen

Gewricht

Spieren

Spier en spierweefsel

De werking van spieren en spiergroepen

2.4 Armen en benen

Schoudergewricht

Het ellebooggewricht

Het polsgewricht

Het heupgewricht

Het kniegewricht

Het enkelgewricht en de voet

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het bewegingsstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 2.2 Skelet, gewrichten en spieren
  • Test je kennis 1 en 3 behorend bij 2.4 Armen en benen

Pak de begrippenlijst erbij uit het leerpad, behorend bij 2.1 Introductie. Noteer hoeveel begrippen je kent. Vergelijk jouw lijst met die van een medestudent en vul de lijst aan. Neem de begrippen die je nog niet kent mee naar de onderwijsactiviteit.

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • de botten van het schedeldak benoemen en verschillen aangeven en het nut hiervan tussen het schedeldak bij volwassenen en baby’s.
  • de wervelkolom beschrijven, functies benoemen en beschrijven hoe de beweeglijkheid van de wervelkolom tot stand komt.
  • de bouw en functie van de thorax en het bekken beschrijven.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het bewegingsstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over het skelet, gewrichten en spieren (opdracht 1), kennisopdrachten over hoofd en romp (opdracht 2), kennisopdrachten over armen (opdracht 3) of kennisopdrachten over benen (opdracht 4). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 1

  • Vraag a t/m g van Pas je kennis toe behorend bij 2.2 Skelet, gewrichten en spieren.

Opdracht 2

  • Test je kennis behorend bij 2.3 Hoofd en romp

Opdracht 3

  • 2 Pas je kennis toe behorend bij 2.4 Armen en benen

Opdracht 4

  • Vraag c t/m g van 4 Pas je kennis toe behorend bij 2.4 Armen en benen

3.11 Ziekten van het bewegingsapparaat

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt bij de zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsapparaat zoals: reuma, beenamputatie, ALS, Duchenne spierdystrofie, fracturen en osteoporose het volgende:

  • de oorzaak, symptomen, diagnosestelling, behandeling, complicaties, prognose en preventie beschrijven.  
  • minimaal drie aandachtspunten in de specifieke zorg voor zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingapparaat die je tegenkomt in de praktijk toelichten.
  • minimaal drie adviezen en/of tips aan de zorgvragers geven.

 

Inleiding

Chronische aandoeningen aan het bewegingsapparaat zijn meestal aandoeningen die met pijn gepaard gaan. Ziekten als Duchenne en ALS zijn zeer ingrijpend voor de zorgvrager. Ze zijn progressief: de toestand van de zorgvrager kan alleen maar achteruitgaan. Dit vraagt om veel inlevingsvermogen en begrip van de zorgverleners. Reuma en osteoporose kennen juist veel verschijningsvormen. Andere aandoeningen, zoals botbreuken, zijn vaak minder ernstig. Je zult zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsapparaat vaak tegenkomen in het verpleeghuis of de thuiszorg. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van het bewegingsapparaat (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

16.2 Reuma

Reuma

Atrose

Reumatoïde artritis

Ziekte van Bechterew

Verpleegkundige aandachtspunten

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Ziekten van het bewegingsapparaat (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Pas je kennis toe behorend bij 16.2 Reuma

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

Je kunt bij de zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsapparaat zoals:  beenamputatie, ALS, Duchenne spierdystrofie, fracturen en osteoporose het volgende:

  • de oorzaak, symptomen, diagnosestelling, behandeling, complicaties, prognose en preventie beschrijven.  
  • minimaal drie aandachtspunten in de specifieke zorg voor zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingapparaat die je tegenkomt in de praktijk toelichten.
  • minimaal drie adviezen en/of tips aan de zorgvragers geven.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van het bewegingsapparaat (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over beenamputatie (opdracht 1), kennisopdrachten over ALS, Duchenne spierdystrofie en osteoporose (opdracht 2), of kennisopdrachten over fracturen (opdracht 3). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 1

  • Pas je kennis toe behorend bij 16.3 Beenamputatie

Opdracht 2

  • Pas je kennis toe behorend bij 16.4 ALS
  • Pas je kennis toe behorend bij 16.5 De ziekte van Duchenne
  • Pas je kennis toe behorend bij 16.7 Osteoporose

Opdracht 3

  • Pas je kennis toe behorend bij 16.6 Fracturen

3.12 Ongevallen en trauma

3.13 Kennis over aanvullende diagnostische onderzoeken

3.14 Toets blok 3 deel 3

Blok 4 Inleiding

Welkom bij blok 4.

In dit laatste blok staan weer een aantal anatomie, fysiologie en ziekteleer onderwerpen centraal. Dit zijn:

  • Het spijsverteringsstelsel
  • Ziekten van het spijsverteringskanaal
  • Ziekten van het spijsverteringsstelsel en uitscheidingsstelsel
  • Ziekten van keel, neus, oren en strottenhoofd
  • Oncologie
  • Transplantatie

Dit blok sluit je af met twee toetsen. Bij de laatste toetsing is het klinisch redeneren ook een belangrijk onderdeel. Hierbij kan je gebruik maken van je kennis over de zes stappen van klinisch redeneren.

Via de docent krijg je te horen wanneer de onderdelen van de toetsing moeten worden gemaakt en (indien nodig) ingeleverd.

Vergeet tot slot niet je eigen leervragen te formuleren en deze mee te nemen naar de lessen.  

Veel plezier met werken en leren in dit afsluitende blok. Succes!

4.1 Het spijsverteringsstelsel

4.2 Ziekten van het spijsverteringskanaal

4.3 Ziekten van het spijsverteringsstelsel en uitscheidingsstelsel

4.4 Toets blok 4 deel 1

4.5 Ziekten van keel, neus, oren en strottenhoofd

4.6 Oncologie

4.7 Transplantatie

4.8 Toets blok 4 deel 2

  • Het arrangement Module 12 Verpleegkunde (MoD12) AFZ is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2022-09-13 07:40:34
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Anatomie, fysiologie en ziekteleer. Bestaat uit 6 blokken. Duur 2 jaar.
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur 0 minuten

    Bronnen

    Bron Type
    Dementie samengevat in een korte film
    https://www.youtube.com/watch?v=DYRTNFiK_iM
    Video
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.