2.7 Het zenuwstelsel

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de indeling van het zenuwstelsel naar bouw en functie benoemen.
  • de onderdelen van het centrale zenuwstelsel en perifere zenuwstelsel beschrijven.
  • de twee hoofdfuncties van het zenuwstelsel benoemen en aangeven welke onderdelen van het zenuwstelsel die functies uitvoeren.
  • de soorten cellen van het zenuwstelsel en hun functie benoemen.
  • de bouw van een neuron beschrijven, met de medische termen.
  • beschrijven waaruit grijze stof in het zenuwstelsel bestaat en waaruit witte stof bestaat.
  • de bouw van de hersenen beschrijven.
  • aangeven met welke lichaamshelft een hersenhelft is verbonden.
  • vijf belangrijke schorsvelden en hun ligging benoemen.
  • de bloedvoorziening van de hersenen beschrijven.
  • de bouw van het ruggenmerg beschrijven met de spinale zenuwen, met behulp van medische termen.
  • uitleggen wat een reflex is, het nut ervan uitleggen en de reflexbaan beschrijven.
  • de route van sensibele prikkels naar de hersenen beschrijven (opstijgende banen) en de rol van de thalamus bij pijn benoemen.
  • de route van motorische prikkels van de hersenen naar het ruggenmerg en verder naar spieren (afdalende banen) beschrijven.
  • de ligging en functie van basale kernen van de motoriek benoemen.
  • het ‘verdwijnen’ van reflexen van baby’s uitleggen.
  • de hersenvliezen noemen en hun functie en ligging in de schedel en de wervelkolom beschrijven, inclusief de lumbaalzak.
  • de plaatsen noemen waar de liquor zich bevindt en de functie beschrijven.
  • de bouw en functies van het autonoom zenuwstelsel beschrijven en het belang voor het voortbestaan aangeven.

 

Inleiding

Het zenuwstelsel is een uitgebreid orgaanstelsel dat heel veel processen in het lichaam regelt. Het zorgt ervoor dat je spieren kunt bewegen en stil kunt zitten, dat je kunt voelen of je schoen knelt, dat je je bewust bent van je omgeving, dat je slaapt of wakker bent, dat je kunt praten en kunt begrijpen wat je hoort. Bij alle activiteiten die je onderneemt is het zenuwstelsel betrokken. Toch is het niet zo dat je als verpleegkundige zorgt voor de werking van het zenuwstelsel, terwijl je wel zorg draagt voor bijvoorbeeld voeding en vocht en een goede houding. Bij zorgvragers met stoornissen in het zenuwstelsel observeer je de gevolgen en help je manieren te vinden om handelingen anders uit te voeren (eten, transfers, communicatie). Deze les biedt je de kennis die nodig is om de werking van het zenuwstelsel en de mogelijkheden die dat stelsel biedt te begrijpen. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het zenuwstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

9.2 Het zenuwstelsel als regelsysteem

Het zenuwstelsel als regelsysteem

Centraal en perifeer

9.4 Ruggenmerg en reflex

Ruggenmerg

Reflexen

9.5 Sensibel en motorisch systeem

Het sensibele systeem

Het motorisch systeem

9.6 Hersenvliezen, liquor en autonoom zenuwstelsel

Hersenvliezen en liquor

Vegetatief of autonoom zenuwstelsel

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het zenuwstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het zenuwstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.