Het tijdvakkenschema
|
Periodes
|
Tijdvakken
|
Symbolen
|
Jaartallen
|
1
|
Prehistorie
|
Jagers en boeren
|
Aardenwerk pot
|
Tot 3000 v.C.
|
2
|
Oudheid
|
Grieken en Romeinen
|
Tempel
|
3000 v.C. – 500 n.C.
|
3
|
Middeleeuwen
|
Monniken en ridders
|
Helm
|
500 -1000
|
4
|
Middeleeuwen
|
Steden en staten
|
Stadspoort
|
1000-1500
|
5
|
Vroegmoderne tijd
|
Ontdekkers en hervormers
|
Zeeschip
|
1500-1600
|
6
|
Vroegmoderne tijd
|
Vorsten en regenten
|
Kroon
|
1600-1700
|
7
|
Vroegmoderne tijd
|
Pruiken en revoluties
|
Guillotine
|
1700-1800
|
8
|
Moderne tijd
|
Burgers en stoommachines
|
Fabriek
|
1800-1900
|
9
|
Moderne tijd
|
Wereldoorlogen
|
Tank
|
1900-1950
|
10
|
Moderne tijd
|
Televisie en computer
|
televisie
|
1950-nu
|
Leerdoelen
Paragraaf 1.2; Sporen van de eerste mens.
1. Benoemen hoe de geschiedenis is ingedeeld.
2. Benoemen welke verschillende verklaringen er zijn over het ontstaan van de mens.
3. Uitleggen welke verschillende soorten historische bronnen we kennen.
4. Uitleggen in wat voor samenleving de mens tijdens de prehistorie leefden.
Paragraaf 1.3; Van kamp naar kamp
1. Uitleggen waar de ijs- steen- en ijzertijd hun naam aan te danken hebben.
2. Uitleggen hoe jager-verzamelaars leefden.
3. Uitleggen hoe klimaatverandering positief was voor de jager-verzamelaars.
4. Gebeurtenissen bewijzen via ongeschreven bronnen.
Paragraaf 1.4: De Landbouwrevolutie
1. Uitleggen wat de landbouwrevolutie inhield.
2. Benoemen hoe de landbouwrevolutie de levenswijze van jager-verzamelaars heeft veranderd.
3. Benoemen hoe de landbouwrevolutie voor dorpen heeft gezorgd.
5. Bronvragen beantwoorden via de drie stappen.
Paragraaf 1.5; Machtige staten
1. Uitleggen hoe de landbouw voor een landbouwstedelijke samenleving heeft gezorgd.
2. Via een tekening uitbeelden hoe irrigatielandbouw werkt.
3. De drie gevolgen benoemen van de irrigatielandbouw.
4. Uitleggen hoe staten ontstonden.
5. Aangeven waarvoor hiërogliefen werden gebruikt.
Paragraaf 1.6; Priesters en mummies
1. De hiërarchie van het oude Egypte vormgeven in een standenschema.
2. Benoemen in wat voor goden de Egyptenaren geloofden en hoe zij de goden tevreden hielden.
3. Aangeven hoe oude Egyptenaren omgingen met het leven na de dood.
De huiswerkvragen
paragraaf 1.2; Sporen van de eerste mensen
1. Op welke twee manieren is de geschiedenis ingedeeld?
2. Welke verschillende verklaringen voor het ontstaan van de mens kennen we?
3. Welke drie mensachtigen kennen we vanuit de evolutie en wat is het verschil tussen de soorten?
4. Welke twee verschillende soorten historische bronnen kennen we?
5. Wat zijn kenmerken van een cultuur?
Paragraaf 1.3; Van kamp naar kamp
1. Waaraan heeft de steentijd zijn naam te danken?
2. Wat zijn jager-verzamelaars en wat eten zij?
3. "Jager-verzamelaars leefden in kleine groepen. Zij hadden weinig bezit en woonden in simpele tentjes." Leg uit waarom jager-verzamelaars zo leefden. Gebruik in jouw antwoord het begrip nomaden.
4. Leg uit dat klimaatverandering positief was voor de jager-verzamelaars.
5. Waaruit blijkt dat verschillende groepen jager-verzamelaars contact hadden met elkaar? Gebruik in jouw antwoord het begrip ongeschreven bron.
6.Wat bedoelen we met oorzaak en gevolg?
Paragraaf 1.4: De Landbouwrevolutie
1. Wat zijn de drie stappen van bronvragen beantwoorden?
2. Welke belangrijke ontdekking werd er in de Vruchtbare halve maan gedaan?
3. Hoe heeft de ontdekking in de Vruchtbare halve maan de levens van jager-verzamelaars veranderd?
4. Wat hield de landbouwrevolutie in en waarom noemen we deze gebeurtenis een revolutie?
5. Hoe heeft de landbouwrevolutie gezorgd voor het ontstaan van dorpen?
Paragraaf 1.5; Machtige staten
1. Waarom kwamen de eerste steden juist in de vruchtbare halve maan voor?
2. Leg uit hoe de rivier de Nijl de Egyptische boeren helpt bij de landbouw. Gebruik in jouw antwoord het begrip irrigatielandbouw.
3. Wat zijn drie gevolgen van de irrigatielandbouw?
4. Leg uit wat een staat is en wat voor rol de farao daarin speelt.
5. Hoe betaalden de Egyptische boeren belasting en waar werd die belasting voor gebruikt?
6. Leg uit waar hiërogliefen voor werden gebruikt.
7. Leg uit of hiërogliefen geschreven of ongeschreven bronnen zijn.
Paragraaf 1.6; Priesters en mummies
1. Leg uit hoe de hiërarchie eruit zag in het oude egypte. Gebruik in jouw antwoord het begrip sociale lagen.
2. Welke vier sociale lagen zijn terug te vinden in de tekst Aanzien en status?
3. Welk verband is er te leggen tussen polytheïstische godsdiensten en natuurgoden?
4. Wat deden de Egyptenaren om de goden tevreden te houden?
5. Waarom lieten belangrijke Egyptenaren zichzelf mummificeren?
Paragraafteksten
De drie stappen van bronvragen beantwoorden
Om bronvragen (met tekst of afbeelding) te beantwoorden, zijn hier de drie stappen:
1. Leid jouw antwoord in door een stukje van de vraag te herhalen. Op die manier heb je duidelijk voor jezelf wat de vraag precies van jou wil weten.
2. Zoek en beschrijf een relevant bronelement (stukje van de bron). Het antwoord zit namelijk verstopt in de bron, dus geef duidelijk aan wat je ziet dat met de vraag te maken kan hebben.
3. Conclusie: leg uit hoe jouw gevonden bronelement de vraag beantwoordt.