Het arrangement Expo Gouda Maakt: Keramiek archief is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.
- Auteur
- Laatst gewijzigd
- 2022-09-26 17:13:38
- Licentie
-
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
- het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
- het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
- voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
- Toelichting
- Expo Gouda Maakt was in 2022 een tentoonstelling over de de Goudse maakindustrie van vroeger, nu en later. Er werden zes industrieën belicht. Dit is de informatie over KERAMIEK. Van pottenbakkers tot vuurvaste stenen Met klei als grondstof en turf als brandstof floreren de Goudse pijpmakers, pottenbakkers en aardewerkfabriekjes. Klei en turf zijn volop voorhanden in Gouda en omgeving. Er worden grote hoeveelheden potten en kleipijpjes gemaakt. De Goudse pijpjes gaan zelfs de hele wereld over. Maar de ontwikkelingen gaan door. Conservenblikken en weckflessen verdringen de potten. Sigaren verdringen de pijpen. De industrie richt zich op een nieuwe markt. Sieraardewerk en kunstzinnig plateel maakt Gouda tot keramiek hoofdstad van Nederland. Vakkennis van keramiek zorgt er ook voor dat er in Gouda vuurvaste stenen voor de industriële ovens worden gemaakt. Welk Gouds bedrijf is tegenwoordig marktleider in het segment van vuurvaste stenen voor ovens?
- Eindgebruiker
- leerling/student
- Moeilijkheidsgraad
- gemiddeld
- Trefwoorden
- aardewerk, goedewaagen, gouda, industriële geschiedenis, keramiek, klei, ovens, pijpen, plateel, vuurvast

Holland maakte in de 17e eeuw kennis met het roken van tabak. Er ontstond vraag naar tabakspijpen. William Baernelts vluchtte om religieuze redenen uit Engeland naar Gouda. Hij begon in 1617 met het maken van pijpen.
De pijpmakers en pottenbakkers hadden tot 1798 elk een eigen gilde. Ze hadden vaak onderling gedoe omdat de pijpenmakers hun pijpen moesten laten bakken in de te grote en dus dure ovens van de pottenbakkers. Dat
Door de opkomst van de kaarsenfabriek, de garenspinnerij en sigarenfabrieken liep het aantal werkers in de keramiekindustrie sterk terug. Rond 1900 was er niet veel meer te verdienen en stond het loon voortdurend onder druk.
De onvrede over het loon en lange werkdagen nam toe. Arbeiders wilden een arbeidsdag van tien uur. Men mocht toen tot twaalf uur lang laten werken en stukloonwerkers deden dat ook vaak.
In 1927 mislukten de onderhandelingen over een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) opnieuw. Eind augustus 1928 legden de arbeiders van Plazuid het werk neer, later gevolgd door de werknemers in de fabrieken Goedewaagen, Regina en Zenith. Pas na een half jaar had een bemiddelingspoging van wethouder J.A. Donker resultaat. Donker was ook eigenaar van de sigarenfabriek aan de Vossenburghkade.
S. Vingerling begon in 1900 De Eerste Nederlandsche Krijtfabriek aan de Turfsingel 58. Het was een voorzetting van de krijtmolen K. Jonker en Zonen. Vingerling leidde het bedrijf veertig jaar, samen met A. den Hollander. Het was geen slechte baas maar het werk was dat wel: het was erg stoffig.
Vingerling bouwde in 1983 een fabriek voor de klei verwerkende industrie aan de Provincialeweg voor Haastrecht. De Vingerling fabriek werd later overgenomen door Sibelco en werd rond 2005 gesloten.

Vuurvaste stenen worden geperst uit klei met toevoegingen en daarna gebakken. Klei houdt water vast en wordt pas wordt hard nadat het is gebakken bij een temperatuur meer dan 900 °C, maar bij nog hogere temperaturen gaat klei verglazen.
Door het bijmengen van krijt in aardewerkmassa’s krijgt het een witte kleur. Krijt maakt ook glazuur harder en minder gevoelig voor zuren. Krijt kan worden gebrand waardoor het ongebluste kalk wordt, gemengd met water ontstaat er witkalk, waarmee vooral plafonds werden “gewit”.
De trasmolen Sint Joseph aan de Turfsingel was van de aardewerkfabriek Jonker. De molen werd in 1835 gebouwd. In de molen werd krijtgesteente en mergel vermalen. Het gemalen krijt werd gebruikt in stopverf, plamuur, cement en stucwerk. In 1900 schreef Jonker aan zijn klanten dat de Goudse houtkoper Vingerling de stoomkrijtmaalderij had overgenomen. Op de plaats van de krijtmolen aan de Turfsingel staat nu appartementencomplex De Jonker.
De kleinzonen Herman en Elbert Boekamp vormden de derde generatie. Het bedrijf groeide. In 1965 was er het 40-jarig dienstverband van bedrijfsleider Jan de Jong. Er kwamen een automatische maalinstallatie, een betere drooginstallatie, een grote kraan, meer magazijnen en een smederij voor staalconstructies.
Aardewerkpotten werden gebakken om voedsel in te bewaren. Om de potten waterdicht te maken werd zout in de oven gebracht, het oppervlak van het aardewerk smolt en kreeg een glasachtige oppervlak. Dat is glazuren. Keulse potten zijn een voorbeeld.
De hoeveelheid van een bepaalde stof verandert de kleur van het glazuur.
Loodwit is een giftige witte kleurstof die zich goed tot verf liet verwerken. Loodwitpoeder mag nu niet meer worden gebruikt. De Hollandsche Methode om loodwit te maken was heel smerig. Lood werd in een bak met azijn en paardenmest gelegd, waardoor allerlei chemische reacties ontstonden. Het witte poeder schraapte men er vanaf.
Dirk Goedewaagen begint in 1777 een pijpenfabriekje in de Keizerstraat.
potterij De Star in 1853 werd Goedewaagen een van de grootste pijpmakerijen in Gouda. Volksaardewerkfabriek De Star onderscheidde zich van haar concurrenten, doordat er naast etenspotten, voederbakjes en drinkbekers ook al half industrieel aardewerk werd gemaakt.
Pieter kocht bedrijfsruimtes in het pand aan de Hoge Gouwe 101 en in de achter gelegen panden richting Raam. In 1884 werd pijpenproductie verplaatst naar de overkant van de Raam, waar de firma al een pottenbakkerij bezat. Daar installeerde men een gaszuigmotor voor de aandrijving van de kleimolen. Een gaszuigmotor was goedkoper en eenvoudiger te bedienen dan een stoommachine.
In 1909 bouwde zijn zoon Aart Goedewaagen (1850†1927) een voor die tijd moderne nieuwe fabriek aan het Jaagpad in Gouda, net buiten de vroegere stadswal. Diens zoon Aart II (1882†1955) volgde hem op en zijn kleinzoon Aart III (1917†2004) was de laatste Goedewaagen-directeur. Vanaf 1919 heette het bedrijf NV Koninklijke Hollandsche Pijpen- en Aardewerkfabrieken Goedewaagen.






In 1964 nam Goedewaagen de failliete plateelbakkerij Zuid-Holland over. De PZH was op dat moment de grootste fabrikant van Delfts Blauw sieraardewerk.
In 1967 kocht Goedewaagen de Goudse fabriek Quo Vadis aan de Vierde Kade en haalde daarmee een aantal zeer capabele schilders binnen. Jan Bijlaart, artistiek leider van Quo Vadis, zette in de Goedewaagen-dépendance in Nieuw-Buinen de productie op van Delfts Blauw.
In 1974 verhuisde het bedrijf volledig naar Nieuw-Buinen. Het fabriekspand aan het Jaagpad werd ten behoeve van woningbouw gesloopt.



Tobias Goedewaagen, de oudste zoon van Abraham Goedewaagen pachtte de beurtvaart op Amsterdam en vervoerde goederen en brieven. Ook incasseerde hij vorderingen. Mede daardoor begon hij met de koop en verkoop van effecten op de Amsterdamse beurs voor bewoners van Gouda.

Het bedrijf werd na vier jaar overgenomen door de in Duitsland geboren Bernhard J.C. Hoyng (1869-1937). Hoyng kocht al een tijd het servies van PZH. De creatieve Estié moest het bedrijf verlaten omdat hij privé enorme schulden maakte bij de fabriek.
Rond 1920 werkten er 300 mensen bij Plazuid. Er werd veel geïnvesteerd in grote ovens, uitbreiding van de fabriek, stoom werd vervangen door elektriciteit, er kwam centrale verwarming en het laboratorium deed ontwikkelingswerk. Om de druk op de waterleiding te verhogen werd in 1920 de watertoren met ketelhuis gebouwd.
Vanaf de Kleischuur werd de kleimassa naar de afdeling kleibereiding gebracht, vervolgens ging het naar de draaierij of gieterij en van de afwerkerij naar de droogkamers en de tunneloven. Daarna werden de producten gedecoreerd, geglazuurd en nogmaals gebakken in turfovens en opgeslagen in het magazijn.
In 1928 gaf de Plateelbakkerij Zuid Holland een loonlijst uit van €2,20 per week voor de jongste vormer van 14 jaar tot €220 per week voor de beste plateelschilder.
Vanaf 1930 mocht de fabriek zich Koninklijk noemen. Maar na de staking en de economische crisis van de jaren 1930 ging het bergafwaarts. Even werd er aan gedacht de boel te sluiten. Toch werd in 1933 nog de failliete kunstaardewerkfabriek Ed. Antheunus overgenomen.
In de jaren 1950 was er een enorme vraag, maar toch ging het niet goed. De concurrentie van Zenith en Goedewaagen was groot. In 1954 overleed Willy Hoyng en was er geen geschikte opvolger. Zoon Wouter kon het niet. J. Kint kocht alle aandelen, maar hij en zijn zoons hadden geen verstand van aardewerk.
Na de sluiting heeft het complex in Gouda lang leeggestaan en werd gedeeltelijk afgebroken. Op het voormalige industrieterrein rond de Kostverloren is nieuwbouw verrezen. Wat van Plazuid bleef behouden zijn de bedrijfsruimte aan de Raam, een B&B in de watertoren aan de Kandeelsteeg en een restaurant in de Kleischuur aan de Vest.


Het bedrijf maakte tabakspijpen. Regina begon pas in 1917 met kunstaardewerk, nadat het plateelmallen had gekocht van de failliete Haagse plateelfabriek Rozenburg.
Gedurende en na de Tweede Wereldoorlog heeft Regina geprobeerd serviezen te produceren.
Begin jaren 1930 maakte keramisch kunstenaar Willem Stuurman meer dan driehonderd ontwerpen. Hij werkte in dagdienst voor de Zenith, voor hfl. 25 per week. (nu €250 p/w).
Vanwege de schaarste aan grondstoffen kon er pas vanaf 1949-1950 weer luxe sieraardewerk worden gemaakt. De algemene smaak was inmiddels veranderd en was er alleen nog vraag naar Delfts Blauw.
In 1950 kwam Dirk van der Want (1927-2005) in het bedrijf. Er kwam een elektrische oven, die de turfoven uit 1917 verving, een nieuw kantoor en grote showroom. Het bedrijf draaide goed. Delfts aardewerk was van grote betekenis. Evenals ‘Regina’ produceerde ‘Zenith’ ook serviesgoed naar een ontwerp van de beroemde glaskunstenaar Floris Meydam.
In 1980 was er een grote brand waarbij het magazijn en het archief verloren gingen. Zenith probeerde met de fabricage van oud-Hollands porselein in 1981 een dreigende sluiting te voorkomen, maar in 1984 sloot Zenith zijn deuren.
In de Kuiperstraat vond de fabricage van pijpen en aardewerk plaats. Op de zolder werd de turf opgeslagen. Niet zonder risico, gezien de brand die de huizen in 1890 in de as legde.
Het vervaardigen van sieraardewerk begon in Gouda in 1898 met de oprichting van Plateelbakkerij Zuid-Holland. In navolging van het succes van de Zuid-Holland, gingen de pijpenmakers van oudsher, zoals Regina, Goedewaagen, Zenith en Ivora ook plateel maken.
Ivora onderscheidde zich van de andere plateelfabrieken in Gouda. Dat kwam doordat haar sieraardewerk eenvoudig was qua decoratie en uitvoering. De plateelbakkerij werkte met een klein aantal ontwerpen en maakte daarnaast vaak aardewerk voor derden.
Bij Zenith werden de decors direct op de witte scherf geschilderd en daarna afgedekt met transparante glazuur.
Rond 1900 was er al decennia lang niet veel meer te verdienen en stond het loon voortdurend onder druk. De Goudse pijpenfabrikanten werkten slecht samen, er bestond jaloezie en afgunst en het lukte hen niet om tot gezamenlijke loonafspraken te komen. De lonen werden per fabriek bepaald. Rond 1900 nam de onvrede over het loon toe. Arbeiders wilden een werkdag van tien uur. Er mocht toen tot twaalf uur lang worden gewerkt en stukloonwerkers deden dat ook vaak.
Trudy Otterspeer werd vanaf 1972 als leerling-plateelschilder opgeleid bij de Zenith in Gouda door Gerrit Piket, een van de beste schilders bij Plateelbakkerij Zenith.
In 1886 begon Cornelis Spruijt een sigarenfabriek in de Geuzenstraat L61. Rond 1913 brandde het gebouw tot de grond toe af. Door de gebroeders Dessing werd een nieuwe fabriek gebouwd aan de IJssellaan 40. Het bedrijf had de naam N.V. Sigarenfabriek “Borneo”, voorheen C.A. Spruijt.
Nicolaas Montagne. Hij was getrouwd met de zestienjarige Cornelia van Hofwegen. Zij woonden aan de Raam 274. Johannes was een van de oprichters van de Coöperatieve Broodbakkerij en Verbruiksvereniging Ons Voordeel.
In 1942 werd de 19 jarige Nico Montagne mede-eigenaar. Hij woonde nog bij zijn ouders in de Burgemeester Martensstraat 2. Zijn vaderJohannes overleed in de hongerwinter van 1944.
Nico was al voor 1951 weggegaan bij de sigarenfabriek en leerde het aardewerkvak in de fabriek van zijn oom Cor. Zijn andere oom was Gerard (G.G.A) Montagne en die had de aardewerkfabriek GEMO aan de Ridder van Catsweg 43.
Na de oorlog werd de productie opgestart door de weduwe Ruurdtje Montagne-Tjeerdema, samen met haar zoon Nico. De productie werd gemechaniseerd en er werd geëxperimenteerd met een tabakdroger. Constructiebedrijf Broere aan de Hoge Schielandse Zeedijk had er een apparaat gebouwd, maar dat werd een flop.
Nico was al voor 1951 weggegaan bij de sigarenfabriek en leerde het aardewerkvak in de fabriek van zijn oom Cor. Hij zette, samen met zijn zoon Karel, de plateelfabriek Animo op. Dat begon in een paar oude arbeiderswoningen aan de Boelekade en breidde zich snel uit. Op den duur bestond het bedrijf uit een heel blok woningen, dat liep van de Boelekade tot de Blekerssingel.
In de jaren 1960 neemt Karel Montagne de zaak deels van zijn vader over. Het Delfts blauwe souvenir is dankzij het opkomend toerisme een gewild product.
Na de oorlog werd de productie weer opgestart en gemechaniseerd. Er werd geëxperimenteerd met een tabakdroger van constructiebedrijf Broere aan de Hoge Schielandse Zeedijk, maar dat werd een flop.
Door de schaarste tijdens de Tweede Wereldoorlog viel er vanaf 1943 niets meer te produceren. Het fabrieksgebouw werd door de Duitse Wehrmacht gevorderd en gebruikt om alle inbeslaggenomen radio’s op te slaan. Reden voor de Boskoopse knokploeg om het gebouw in 1944 in brand te steken, maar veel schade ontstond er niet.
In 1974 schudde de actiegroep Kritiese Siroopwafel het Goudse gemeentebestuur ruw
Overal waar een stoommachine of oven was en de schoorsteen rookte waren vuurvaste stenen nodig. Ook nu zijn die nodig in alle ovens en BBQ’s.
Na acht jaar kwam het tot een breuk tussen de broers Nagtegaal en werd Arie uitgekocht voor 650 gulden [€8.000] en werd hun zus Anna in zijn plaats vennoot. Het bedrijf had toen een schuld van meer dan vier ton in euro’s van nu. De Eerste Wereldoorlog zorgde voor een gebrek aan grondstoffen, maar de fabriek bleef overeind.
In 1934 werkten er achttien mensen. In 1954 zestig medewerkers. In 1964 werden gastarbeiders in Turkije geworven.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd materiaal gemaakt voor houtgasgeneratoren en allesbranders. In 1943 lagen er in de fabriek ook wapens van de verzetsbeweging opgeslagen. Bij de bevrijding werkten er nog maar 14 mensen in de fabriek.
In 1969 werd de afdeling Ovenbouw van de Porceleyne Fles overgenomen, waarmee Gouda Vuurvast een concurrent werd van de ovenbouwers, die dan ook als klant afhaakten. Het bouwen van ovens door Gouda Vuurvast werd een succes, in 1996 werd een Belgische ovenbouwer overgenomen en buitenlandse vestigingen geopend.
In 1983 werd Gouda Vuurvast teruggekocht door de families Nagtegaal en Van den Bovenkamp. De economie trok weer aan en het bedrijf maakte tijdelijk weer winst. In 1986 werd 50 miljoen gulden omzet gemaakt, de aluminiumindustrie in Australië werd een belangrijke groep klanten.
Er werd keihard gewerkt om opdrachten binnen te halen en het bedrijf weer vitaal te maken. Iedereen droeg z’n steentje bij: van de fabrieksvloer tot de directie. Sinds 2009 maakt het bedrijf deel uit van de Andus groep in Vianen, een groep industrieel technische bedrijven en gaat Gouda Vuurvast onder de naam Gouda Refractories door het leven.
De productie van 300 materialen vindt plaats in Gouda en Geldermalsen. In 2013 werd een derde tunneloven in gebruik genomen en een totale productiecapaciteit van 65.000 ton stenen per jaar gerealiseerd.
De pottenbakkers gingen begin 20e eeuw de kunstzinnige kant op. Maar er ontstond ook een industrie voor vuurvaste ovenstenen.
Door andere materialen met de klei te mengen ontstaan er speciale eigenschappen. De toevoegingen aan klei bestaan vooral uit stoffen met veel aluminiumoxide. Daardoor worden stenen erg hard, slijtvast en gasdicht. Stenen die daardoor bestand zijn tegen hoge druk, hoge temperatuur en chemische aantasting.
Sinds enkele jaren is het bedrijf, in het kader van de circulaire economie, begonnen met het terugkopen van eerder door hen zelf geleverde stenen bij hun klanten en maken van het materiaal nieuwe stenen.


De pottenbakkerij moest veranderen omdat er betere manieren kwamen om voedsel te bewaren. In weckflessen en conservenblikken werd vers voedsel gedaan, dat werd gesteriliseerd en luchtdicht opgesloten. En de tabakspijpen werden verdrongen doordat de mannen sigaren gingen roken.
In het grachtenpand In de Gecroonde Spaerpot aan de (Lage) Gouwe 208/210 -of vlak daarnaast- woonde rond 1850 Adrianus Sparnaay, een van de rijkste mensen in Gouda. Bij zijn overlijden bezat hij 113 woningen in Gouda.
Trudy Otterspeer werd vanaf 1972 als leerling-plateelschilder opgeleid bij de Zenith in Gouda door Gerrit Piket, een van de beste schilders bij Plateelbakkerij Zenith.
De Witte Kees is de bedrijfsnaam van de tegel- en pijpenmakerij van Kees Moerings (1937). Sinds zijn 15e werkt hij met klei, plateel, modellen, transfers en glazuur. Kees volgde een avondopleiding aan ambachtsschool aan de Graaf Florisweg in Gouda. De praktijkervaring deed hij op bij Jo Vink, Adjoka en Goedewaagen.
Hij kocht een pand aan de Kuiperstraat, waar al rond 1630 een pijpenmaker was gevestigd. Daar had hij een bedrijfsruimte, een oven en enkele modellen en besloot zelfstandig aan de slag te gaan.
Vader Boot, de plateelschilder en zijn twee zoons startten De Drietand in 1956 met de aankoop van een failliete aardewerkfabriek in de Wilhelminastraat en kochten vier jaar later nog een andere fabriek.