Het arrangement Expo Gouda Maakt - Oliën & Vetten is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.
- Auteur
- Laatst gewijzigd
- 2022-09-24 16:44:09
- Licentie
-
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
- het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
- het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
- voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.
De informatie is verzameld uit internet bronnen en publicaties, die met toestemming van de rechthebbenden, zijn gebruikt bij het selecteren van onderdelen van de expositie.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
- Toelichting
- Expo Gouda Maakt was in 2022 een tentoonstelling over de de Goudse maakindustrie van vroeger, nu en later. Er werden zes industrieën belicht. Dit is de informatie over Oliën& Vetten. Van smeerboel tot chemie uit hernieuwbare bronnen Een kijkje in de industrie die plantaardige oliën en dierlijke vetten verwerkt. In vroegere tijden werd hiervan onder andere zachte zeep gemaakt in de Viruly Zeepfabriek en stearinekaarsen in de Stearine Kaarsenfabriek Gouda. Door innovaties in chemische processen, ontwikkelt het proces zich in de loop der jaren tot het raffineren van hernieuwbare oliën tot vetzuren en oplossingen met glycerine. Deze vetzuren en glycerine vormen belangrijke grond- en hulpstoffen voor producten als tandpasta, parfum, margarine, vloeibare zeep, verf, inkt en antivries.
- Eindgebruiker
- leerling/student
- Moeilijkheidsgraad
- gemiddeld
- Trefwoorden
- cargill, chemie, croda, gouda, industriële geschiedenis, plantaardig, scheikunde, vet, viruly, zeep

walvissen sneed. Uitgekookt walvisvet noemde men traan of smeer. Op Spitsbergen was een dorp met de toepasselijke naam Smeerenburg.









Zeep werd gemaakt door vetten te scheiden door ze lang in een zoutoplossing (loog) te koken. Eugène Chevreul zocht naar verbeteringen voor de zeepziederij. In 1823 ontdekte hij dat vetten een verbinding zijn van de vloeistof (glycerol) en meerdere vaste stoffen (vetzuren); onderdelen met verschillende smeltpunten. Door dat te scheiden van de vaste stoffen en te persen kon het onderdeel stearine apart worden gezet. Stearine heeft veel betere eigenschappen dan de smeerkaars. De stearinekaars brandde met een heldere vlam, zonder walm. De kaarsenmakers worstelden al lang met het lage smeltpunt van vet. Dat veranderde met stearine. 
De smeerboel en kalk werden in het loogbad acht uren aan de kook gehouden. Dat loogbad moest steeds geroerd worden. Het lastige bij het maken van zeep was het bepalen van de sterkte van het loogbad. Als test legde men een ei of een aardappel op de vloeistof. Wanneer het bleef drijven was het loog te sterk en als het snel zonk was het te zwak. Alleen in de juiste verhouding en op de juiste temperatuur begint het vetmengsel in het loogbad te klonteren: te verzepen waardoor er zeepvlokken boven kwamen drijven op de waterige onderlaag. Daarin zat de vrijgekomen glycerine dat als afval werd geloosd. De vetzuren hebben een vieze geur, zoals boter- of azijnzuur.
Pas in de tweede helft van de 19e eeuw werden toepassingen bedacht voor glycerine. Nu nog wordt het gebruikt in cosmetica, zonnebrand, shampoo, deodorant, antivries en in voedingsproducten (als E422). Het sproeimiddel waarmee vliegtuigen in de winter ijsvrij worden gemaakt bestaat uit een glycerine-oplossing. Alfred Nobel vond in 1866 uit dat reacties van glycerine met zwavel- en salpeterzuur leidde tot nitroglycerine, kortom dynamiet.
Na 1863 kwam soda op de markt. Soda is een chemische stof, geen natuurlijke stof. Soda is net als potas een base (natriumcarbonaat - Na2CO3 - E500). De firma Solvay in België ging soda maken met behulp van ammoniak. Daar was veel keukenzout (NaCl) voor nodig en ammoniak werd gewonnen uit ammoniakwater, dat een afvalproduct was van gasfabrieken die gas uit steenkolen maakten. Op 1000 kg steenkool kwam ongeveer 100 m3 ammoniak-water vrij.










Van Iterson wilde op grotere schaal kaarsen gaan produceren. Het bleek dat het “verzepen” van vetten met zwavelzuur beter ging dan met het kalkwater in de stroopfabriek. Daar waren grote investeringen voor nodig. Van Iterson besloot een Naamloze Vennootschap op te zetten. Zoals de Goudsche Courant schreef maakten enige kapitalisten de start mogelijk. Zeepmaker Theo Viruly werd voorzitter van de Raad van Commissarissen, Schoneveld en Westerbaan werden ook commissaris.
De broers Prince boden hun locatie aan de Kattensingel aan voor 25.000 gulden [€140.000]. Maar de blekerijen daar verzetten zich tegen nog meer uitstoot van roet uit schoorstenen dichtbij hun bleekvelden. Dat plan ging niet door, daarom kocht men een weiland van de gemeente aan Schielands Hoge Zeedijk en Blekerskade bij de Vlaamsche Haven in Turfsingelgracht: het Buurtje. De kaarsenfabriek was het eerste bedrijf dat werd gebouwd in Korte Akkeren.
Tussen 1860 en 1880 woonde Rinus van Iterson met zijn drie dochters aan de Westhaven (B165). Eva Maria was in 1853 op 54-jarige leeftijd overleden. Bijna ieder jaar was er een ander dienstmeisje om het huishouden te doen, de oudste was 53 de jongste 9 jaar. Zijn dochter Maria overleed in 1894, de twee overgebleven dochters verhuisden naar Brussel.


Nelly Bonte was in 1910 de enige vrouwelijke apotheker in Gouda. Ze heeft haar hele leven consequent haar voornaam gebruikt, in de tijd van mejuffrouws en mevrouwen een opvallende keuze.
Iedereen moest zoveel mogelijk leren vond men bij de familie Bonte. Nelly’s vader was Hendrik Bonte (1840-1908). Hij was al jong wees geworden en groeide op op kostscholen in Loosduinen, Nijmegen, Elburg, Rheden en Amsterdam. In 1858 haalde hij zijn leraar diploma’s in Delft. In 1867 werd hij docent Frans aan de driejarige Rijks hogereburgerschool in Gouda. Hij bleef daar werken tot zijn dood 42 jaar later. De H.B.S. zat destijds in de Sint Jorisdoelen aan de Lange Tiendeweg, in 1889 werd het een vijfjarige H.B.S en gymnasium.
Nelly ging naar de H.B.S. aan de Lange Tiendeweg. In 1897 ging zij over naar de tweede klas met twee andere meisjes en vijftien jongens. Vier meisjes gingen gedeeltelijk over, zij mochten maar enkele vakken volgen in het tweede jaar. Nelly slaagde voor het H.B.S.-B-examen (wis-, natuur- & scheikunde) en ging in Utrecht studeren voor apotheker. In 1905 werd ze tot apotheker bevorderd, zoals dat in de Goudsche Courant werd geschreven.
Nelly en Cor keerden terug naar Gouda. Daar kocht Nelly in 1910 de zaak van de overleden apotheker J.C. Hartman van de firma Hoefhamer. In de 19e eeuw hadden apotheker Hoefhamer en stadsdokter Büchner een tuin voor geneeskrachtige kruiden aangelegd bij de korenmolen aan de Vest. Haar apotheek was op de de Turfmarkt 24, daar zit nu H&H modelbouw. In het telefoonboek Gouda 1915 staat: Nr.252 Apotheek H.G. Hoefhamer, Nelly Bonte, Apotheker, Turfmarkt 24.
Bij de apotheek van Nelly kon men ook kaartjes kopen voor het blijspel ‘Een onbeschreven Blad’ dat werd opgevoerd in sociëteit Ons Genoegen, de huidige schouwburg aan de Boelekade.

Eind 1916 trouwde Nelly in Gouda met de apotheker Jan Albert Koning. Of Nelly en Jan elkaar van de apothekersstudie kennen of uit Winschoten, waar Nelly en haar zus in 1908 woonden, is niet te achterhalen. Nelly verhuisde na haar huwelijk naar Winschoten en woonde in huize ‘De Marktkamp’ aan de Mr. Moddermanstraat 2 bij het Sterrebos.
De vader van Jan Albert Koning (1882-1960) was apotheker en kocht in 1879 de apotheek in Winschoten. Jan Albert Koning werd ook apotheker en volgde hem later op.
Jan en Nelly hielden aan Gembo geen zorgeloos bestaan over. Nelly nam de apotheek voor haar rekening en Jan Gembo. Maar het bedrijf overleefde de depressie na de Eerste Wereldoorlog niet en ging failliet.
Voor de oorlog in 1940 had Gembo honderd mensen in dienst. Op de dag van de Nederlandse capitulatie in 1940 brandde de lakfabriek af. De Duitsers vonden dat sabotage.
Op 1 januari 1946 trad hij af als directeur. Nelly overleed twaalf dagen later, na een langdurig zeer smartelijk lijden., zo stond in de krant.

r een opvolger voor Van Iterson. Hendrik IJssel de Schepper, een zoon van Catharina Westerbaan, de zus van David Westerbaan die de kaarsenfabriek met Van Iterson in 1853 was begonnen.
, zodat het bedrijf negen jaar lang onder leiding stond van vader en zoon IJssel de Schepper.
en. Hij was toezichthouder bij het Vluchtoord Gouda dat werd ingericht voor de opvang van Belgische oorlogsvluchtelingen. Hij sloot een gunstig huurcontract met de N.V. Snijgroen-kweekerij v/h Gebr. Steensma aan de Graaf Florisweg. Van dat bedrijf was IJssel de Schepper ook commissaris. De verwarmde kassen werden ingericht als winterkamp met slaapzalen voor 1.400 vluchtelingen, maar Vluchtoord Gouda liet zich voor de opvang van 2.400 mensen betalen.
kwam de Duitse chemicus Adolf Geitel naar Gouda. Hier trouwde hij met Margaretha Schoneveld, dochter van Arie Schoneveld, de oprichter van de Stroopfabriek waaruit de Stearine Kaarsenfabriek voorkwam.
De zwavelzure verzepingsmethode leverde 60% vetzuren op tegenover 45% bij kalkverzeping. Toen dat proces industrieel kon worden ingezet waren de dagen van de kalkverzeping geteld.
Het mengsel moest acht uur lang voortdurend geroerd worden tot er een gladde massa ontstond. Nadat de stoom was afgesloten voegde men verdund zwavelzuur toe uit mandflessen, waardoor het verzeepte vet werd geneutraliseerd. Daarna werd het verzeepte vet geperst, zodat het nog vloeibare oliezuur er uit werd gehaald.
Daardoor konden er kaarsenfabrieken ontstaan en verdween de ambachtelijke kaarsenmakerij. Na een paar jaren kwam ook de gevlochten pit. Door een speciale manier van vlechten van garens brandde zo’n pit gebogen en werd door de kaarsvlam op lengte gehouden: de zelf-snuitende kaars.
Nog steeds kwam de palmolie uit Indië, dat op basis van de chemische kennis in Gouda, werd omgezet in harde kaarsen, een product dat weer naar de tropen werd geëxporteerd. Vooral naar warme landen en kolonies waar het gaslicht en het elektrisch licht nog weinig voorstelde.
Een afvalproduct van de kaarsenfabriek was stearine-pek. Dat werd vanaf 1924 verkocht als ‘Goudse sproeiteer’ en later heette het ‘GOUDex’. Daarmee werden kieren tussen de straatstenen gevuld. Een ander product was een soort asfalt genaamd ‘GOUDALITE’ dat over de klinkers werd geplakt. Vanaf 1931 heeft aan de Gouderaksedijk de Asfalt Centrale Gouda (ACG) of Koudasfalt gestaan. Medeoprichters waren de Verenigde Fabrieken van Stearine Kaarsen en Chemische producten, met andere woorden de Koninklijke Stearine Kaarsenfabriek Gouda-Apollo.





n voor nodig. Van Iterson besloot een Naamloze Vennootschap op te zetten. Zoals de Goudsche Courant schreef maakten enige kapitalisten de start mogelijk. Zeepmaker Theo Viruly werd voorzitter van de Raad van Commissarissen, Schoneveld en Westerbaan werden ook commissaris. Het doel van de onderneming was "de handel in smeer en het vervaardigen van kaarsen”.
vier uitdamptoestellen, negen koude persen, zeven warme persen, zeven stoomketels en vijf stoommachines, 162 gietmachines en zes rogneermachines stonden. De rogneermachine sneed de kaarsen schoon, per rogneermachine waren elf mensen aan het werk.
Gouderaksedijk.
industrie geworden.
N.V. Koninklijke Stearinekaarsenfabriek Gouda-Apollo. De productie werd geheel in Gouda geconcentreerd. De gemeente bouwde vijftig woningen aan de Tollensstraat voor de arbeiders uit Schiedam en in Schiedam werden 140 mensen ontslagen.
vetten dreven met het bluswater mee en zetten onderweg alles in vuur en vlam. De schade bedroeg 2½ miljoen gulden [~€25miljoen]. 250 mensen raakten door de brand en tijdens de economische crisis van de jaren 1930 werkeloos. Alleen het kantoorgebouw uit 1895 bleef bestaan.


erd tijdens de 2e Wereldoorlog door de Duitsers opgesloten in het “gijzelkamp” St. Michielsgestel. Tot eind 1944 werden honderden notabele Nederlanders als gijzelaar vastgehouden.
Ook in 1960 werd de Witco-Holland opgericht, als dochtermaatschappij van Gouda-Apollo, ten behoeve van de vervaardiging van metaalzepen.





In 1978 werd Emery overgenomen door een ander bedrijf dat besloot te stoppen met activiteiten in Europa. De samenwerking tussen Unilever en Emery kwam ten einde. Het Goudse bedrijf werd ondergebracht in een Unilever-groep, onder de naam Unichema.
argill is op1 juli 2022 de nieuwe eigenaar geworden van de Goudse productie locatie. Cargill is de grootste van de vier wereldwijd opererende graanhandelaren. Het bedrijf werd in 1865 opgericht en nog steeds is 90% van de aandelen in handen van de ongeveer honderd familieleden. In Nederland werken 2.200 mensen bij diverse vestigingen van Cargill.
roda had rond 2014 een duurzaamheids project om afvalwater via een innovatieve membraanfiltratie-installatie te hergebruiken. Croda hoeft nu geen grondwater meer te gebruiken. Het bedrijf pompte jaarlijks een half miljoen kubieke meter grondwater op. Het proceswater en de stoom eindigen na gebruik weer in de afvalwaterzuivering, waardoor een kringloop ontstaat en het milieu wordt gespaard.
roda fabriceert smeermiddelen, producten voor de oliewinning, lakindustrie, hulpstoffen voor de kunststoffen- en cosmetica-industrie. Croda produceert in Gouda een scala aan halffabricaten.. De grondstoffen zijn plantaardige oliën, voornamelijk raapolie. In Gouda worden plantaardige oliën chemisch verwerkt tot tientallen basisstoffen voor allerlei industrieën, zoals verf, cosmetica, voeding, plastics, drukinkt en de zoetstof met E-nummer 422.
riplast is een ISCC gecertificeerd product, de plantaardige olie is afkomstig van gecertificeerde bronnen. ISCC is een certificeringssysteem om de duurzaamheid en CO2 reductie aan te tonen voor bio-grondstoffen
Het maken van zeep gebeurde vroeger in een aantal stappen. Eerst werd kernzeep gemaakt en daarna verwerkt tot zeep en zeeppoeder.
De ruwe zeep werd een paar keer gespoeld om het zo zuiver mogelijk te maken (dat heet uitzouten). Het overtollige water werd uit de zeep verdampt in een vacuüm-droogkamer. Er vormden zich stukjes zeep. Die werden gemengd met parfum, kleurstoffen en in blokken geperst of in vaten gedaan.
Deze vetzuren worden gezuiverd via destillatie. (Destillatie is: het scheiden van stoffen in een oplossing op basis van het verschil in kookpunt. Bij een olieraffinaderij gebeurt dat op grote schaal om benzine uit ruwe olie te krijgen.)
goed plakt aan olie en vet maar juist slecht met water (hydrofoob). Die combinatie van functies leveren een ideaal wasmiddel op.
e koppen proberen zoveel mogelijk met het water in contact te blijven. De staarten weken vuil los van wasgoed, de vaat en de huid. Ze zorgen ervoor dat het vuil opgelost blijft in water. Zo krijgt het waswater houvast op het vuil en is het daarna makkelijk schoon te spoelen.
loeibare textielwasmiddelen, handafwasmiddelen, allesreinigers, schuurmiddelen en wasverzachters zijn eenvoudiger te maken. Dat komt omdat de ingrediënten van deze producten in een vloeibare toestand gemengd kunnen worden.
eepziederij De Hamer stond aan de Oosthaven op een terrein dat doorliep tot aan de Spieringstraat, waar nu de Aloysiusschool staat.
Het werk in de zeepziederij was buitengewoon ongezond (zie het verhaal over Baas Zorg). Kuipen (of pannen) werden een voor een gevuld, verzeept, gewassen en gelost. Het was handwerk, dat veel ervaring van de zeepzieder vereiste. Door de mengsels tussen zijn vingers te wrijven en te proeven kon hij nagaan hoe ver het proces was.
na de verkoop van de zeepfabriek aan de Oosthaven aan de Stearine Kaarsenfabriek werd er naast de kaarsenfabriek een mooie zeepfabriek -met elektrisch licht- gebouwd door de Goudse bouwers Bokhoven en Nederhorst. De weg over het Buurtje moest wel breed genoeg blijven om de lijkkoetsen naar de begraafplaats doorgang te verlenen.
Gouda had in de 20e eeuw nog een zeepfabriek. Langs de Kattensingel stond het kantoor van de Zeepfabriek Gouda. De gevelsteen die door Goedewaagen werd gemaakt zit nu op het appartementengebouw ‘De Abessyn’.
heo Viruly werd een vooraanstaand ondernemer en in vijftien jaar een vermogend man. Hij had naast huizen in Gouda en Leiden een buitenhuis in De Steeg bij Arnhem.
ok op andere terreinen zette hij zich in. Hij werd, op 26 jarige leeftijd, gemeenteraadslid in Gouda en bleef dat bijna dertig jaar, waarvan 26 jaar als wethouder. Er mochten toen maar ongeveer 600 burgers met een hoger inkomen stemmen. Ook was hij 37 jaar lang lid van de Eerste Kamer.1870 Tien jaar na de executie van Pieter Pijnacker uit Reeuwijk op de Markt in Gouda (1860) stemde hij in de Eerste Kamer vóór afschaffing van de doodstraf.
adat Gouda in 1855 een treinverbinding met Utrecht had gekregen, was één overstap naar de spoorlijn Amsterdam – Arnhem snel gemaakt. Theo werd daarom lid van de raad van commissarissen van de Nederlandsche Rhijnspoorweg Maatschappij.
en Westerbaan werden ook commissaris.
eiden en werd begraven in Dalem bij Gorinchem.
Eind 19e eeuw kwamen er concurrerende zeeppoeders op de markt, die voor een deel door de Stearine Kaarsenfabriek werden gemaakt. Nieuwbouwplannen voor de zeepfabriek aan de Oosthaven stuitten op tegenstand. Daarom besloot de 78-jarige Viruly in 1901 om zijn bedrijf aan de Stearine Kaarsenfabriek te verkopen, ook omdat hij wist dat de kaarsenfabriek een eigen zeepafdeling wilde beginnen.
t.
n 1918 gingen de Koninklijke Stearine Kaarsenfabriek Gouda en Anton Jurgens' Vereenigde Fabrieken samen op in de Maatschappij tot Exploitatie van Zeepfabrieken. ZEFA was goed voor ongeveer 40% van de Nederlandse zeepproductie. Jurgens zelf was president-commissaris van de zeepholding. De winst over de eerste negen maanden bedroeg omgerekend zo'n €2.6 miljoen.
De logistiek werd uitbesteed aan het Goudse transportbedrijf A.M.IJ. de vrachtauto afdeling van Rederij de IJsel, die de kaarsenfabriek had overgenomen.
voor Weefselonderzoek dat onderzoek deed en service verleende aan de wasserijen. De resultaten van tien analisten werden gepubliceerd in ‘Viruly’s Technisch Maandblad voor de Wasindustrie’. Dat is vooral van waarde voor chemische wasserijen als er iets gebeurt met kostbare kleding. Viruly maakte ook toestellen voor het doseren van vloeibare en poederzeep in wasserijen. Zowel in Gouda als elders werden geregeld lezingen, tentoonstellingen en instructiedagen georganiseerd.
weede Wereldoorlog had de activiteiten van de Viruly-fabriek onderbroken, maar na het einde van zeep-op-de-bon sloeg Viruly haar vleugels weer uit, zodat de fabriek in Gouda te klein werd. De productie werd naar Amersfoort verplaatst, maar de kantoren, de serviceafdelingen en het laboratorium bleven in Gouda.
n 1953 werd in de ziederij van T.P. Viruly & Co Stoomzeepziederij “De Hamer” N.V. te Gouda het laatste ziedsel zeep gegoten. Vanaf dat moment werden Savonine, Aljuur en Bono, Vloeibare-reep, Benzinol en Vitaco in Amersfoort geproduceerd. Daarmee kwam er een einde aan de eeuwenoude Goudse zeepproductie.
De verkopers van de buitendienst bezochten vanuit Gouda de grote klanten. Naar de 45.000 ‘kleine adressen’ stuurde Viruly verkoopbrieven, vergezeld van een prijslijst en een bestelkaart. Het bijhouden van het adressenbestand was een taak op zichzelf. Het insteken van de verkoopbrieven in enveloppen was thuisarbeid voor Gouwenaars, waarbij ook mindervaliden werden ingeschakeld.
Het kantoor van Viruly bleef tot 1967 in Gouda. In 1968 verhuisde de zeepproductie van Amersfoort naar Maarssen en alles werd in 2002 verkocht aan het Amerikaanse Johnson Wax. De naam werd uiteindelijk Diversey. Het hoofdkantoor van Diversey is in de Verenigde Staten en het bedrijf heeft wereldwijd circa 9.000 mensen in dienst. De omzet bedroeg ongeveer $ 2,6 miljard in 2017.
drianus Zorg was zeepzieder in de Viruly zeepfabriek.
De wasserijen waren voor Viruly zo belangrijk dat men er speciale wasmiddelen voor ging maken om te voorkomen dat wasserijen zelf zouden gaan knoeien met chemicaliën.
Ook schreef ze in het blad van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen columns hoe de was beter gedaan kon worden. Hennie stond met een been in primair onderzoek en met het andere been in de praktijkervaring van de wasserij-industrie en het wassen in huis. Als expert en als vrouw kon zij haar adviezen goed overbrengen aan de huisvrouwenvereniging.

Tijdens de eerste Wereldoorlog (1914-1918) werd zeep schaars.
had Viruly het woonhuis aan de Oosthaven 31 laten bouwen. De familie Viruly verhuisde in 1878 en in 1893 werd het pand verkocht aan het Israëlitisch Oude Mannen en Vrouwenhuis (Joods bejaardentehuis). Het huis bood plaats aan vijftig bejaarden.
a april 1943 werd het gebouw geconfisqueerd door de Duitsers als Ortskommandantur (foto), dat tot die tijd aan de Kattensingel 93 of 66 zat. Een Ortskommandant was een Duitse militair die moest zorgen voor orde en regelmaat in een bezette gemeente.
Als we terugkijken op de vijf oorlogsjaren treft ons het aanpassingsvermogen van de mens. De bevolking beschouwde zeep als een legendarisch artikel. Zeep werd zelfs een betaalmiddel in de ruilhandel.
Als de elektriciteit uitviel werd er met de schop doorgewerkt. Blikken bussen om de producten in te verpakken waren er niet meer, ze werden vervangen door Verma-vaten en later door dozen. Het Instituut voor Weefselonderzoek en de Proefwasserij experimenteerden met zeeploos wassen (zie Hennie de Wijs), maar zeep bleek niet te vervangen. We hielden de moed erin, zelfs toen de wasmachine met zes man met de hand in beweging moest worden gehouden.
De vordering van personeel in mei 1942 staat ons nog scherp bij, we liepen als ratten in de val. Daarna namen we maatregelen zodat daarna geen personeel meer naar Duitsland werd afgevoerd. De deuren van de fabriek gingen op slot en er stond iemand op de uitkijk. Overal in de fabriek werden schuilplaatsen gemaakt en sluipwegen naar ongebruikte tanks. Daarna kwam de fietsenvordering en werden de rijwielen in veiligheid gebracht.
Wij kregen een culturele bevlieging, we keken films, hoorden een lezing aan en speelden allerlei competities: kantoor tegen fabriek. Maar toen kwam de kater, de levensmiddelen raakten op. Handkarren, fietsen en verlofdagen werden opgenomen. Vele Virulisten trekken naar het oosten en noorden van het land.




In 1963 was Viruly de vierde zeepfabriek van het land, met ongeveer 40.000 afnemers. Het contact met klanten liep deels via direct mail. Per jaar werden 800.000 verkoopbrieven en vouwbladen verzonden. De secretariaten verwerkten 550 brieven en andere poststukken per dag.
anaf 1854 was de botermarkt op de Markt, ten oosten van het stadhuis.
oogendijk had eerst een houtzagerij aan het Jaagpad en maakte daar de kisten en kratten voor de kaarsenfabriek. In 1869 betaalde de kaarsenfabriek hem fl.45.000 [omgerekend een half miljoen euro]. In 1881 besloot de kaarsenfabriek om zelf de verpakkingskisten en kratten te gaan timmeren. Willem Hoogendijk verloor zijn handel. Willem schakelde om naar een volkomen andere bedrijvigheid, waarbij hij wel zijn stoommachine kon blijven gebruiken: hij ging kunstboter mengen. In 1885 had de kunstboterfabriek Hoogendijk zes man in dienst en een 20pk sterke stoommachine. In 1901 stopte het bedrijf, vier jaar na het overlijden van Willem.
n 1899 nam Albert Coster de leiding over. Bij zijn 25-jarig jubileum in augustus 1914 schrijft de krant ‘dat de firma Coster haar feesten met luister placht te vieren, maar vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog is deze dag zonder uiterlijk vertoon herdacht’. Het personeel ontving een week extra loon en ’s middags werd er niet gewerkt. Het bedrijf heeft tot ongeveer 1956 bestaan.
De broers Van Dijk legden zich toe op het ompakken en verkopen van producten onder de merknaam Gouda’s Roem
Jan Coster beweerde in 1870 de uitvinder te zijn van boterkleursel. Hij wist hoe er uit annattozaad (een plant uit Peru) de kleurstof orleaan kon worden gehaald en opgelost in hennepolie. Orleaan is een goedkope vervanger van saffraan. Hij verkocht de kleurstof in flesjes om boter te kleuren. Nu heet kleurend bestanddeel E160b. Coster woonde naast het bedrijf aan de Lage Gouwe en hield kantoor van tien tot vier uur en was tussen de middag gesloten.
Olieslagerij H. Braat was een fabriekje waarin met negen man olie werd gewonnen, vooral uit lijnzaad. En voor het verder bewerken van de ruwe producten voor margarine, spijsolie en grondstoffen voor de kaarsen-, zeep- en verfindustrie. Men is blijven spreken van het 'slaan' van olie, ook toen men alleen nog maar met mechanische persen werkte.



