Als er 25% water en 15% lucht in een bodem zit, wat is het porienvolume in %?
Wanneer is er te weinig lucht in de bodem? Noem twee situaties.
Welke rol spelen bodemorganismen in het ontstaan van de bodemstructuur?
Stellingen:
De volgende stellingen ga je klassikaal bespreken:
Er mag door hoveniers veel meer aandacht besteed worden aan de bodem
De kwaliteit van (het profiel van) de bodem wordt enkel bepaald door de structuur
Met grondbewerking kan je de kwaliteit van de bodem verbeteren
Grondbewerking is slecht voor het bodemleven
Als je de bodem met rust laat ontstaan er ook geen problemen
Les 2 Structuurbederf
Een slechte bodemstructuur ontstaat meestal door menselijk handelen. De docent zal de volgende oorzaken kort bespreken:
Onbedekte of kale grond
Bewerking op natte grond
Zware belasting
Te sterke verkruimeling
Veelvuldige grondbewerking (> 1/jaar)
Casus: Een klant heeft een nieuw huis gerkocht en dat huis laten verbouwen. Het terrein rondom het huis ligt wat laag ten opzichte van het huis. Op het terrein is redelijk wat insporing. De bodem bestaat uit een matig humusrijke zandgrond.
Welke problemen geeft de insporing?
Hoe kan je dat herstellen?
Waarmee zou je het terrein ophogen?
Je kan voor deze casus gebruik maken van onderstaande slides
We gaan in deze les de structuur van de bodem beoordelen. We doen dat in twee stappen:
Bepaling bodemdichtheid (mbv een bodemprikstok)
Bepaling bodemstructuur (mbv de kluitproef en valproef)
Ad. 1 Met een bodemprikstok kan je globaal vast stellen wat de bodemdichtheid is. Duw de stok met je duim de grond in. Bij een weerstand van ongeveer 1,5 mPa lukt dit niet meer. Duw dan met je vlakke hand. Wanneer ook dat niet meer gaat heb je een weerstand van ongeveer 3 mPa. Wortels gaan het moeilijk krijgen bij 2 mPa. Bij 3 mPa of meer is de wortelgroei ernstig belemmerd.
Ad. 2 Bij de kluitproef steken we voorzichtig een kluit uit van 1 steek breed en 1 steek diep. Doe het voorzichtig zodat deze niet uit elkaar valt. Kijk naar de wortelgroei, zie je veel of juist weinig wortels, groeien die wortels mooi recht of zitten er rare knikken in en hoe ruikt de grond? Krab met een mesje of een pen een kluitje uit de zijwand. Is deze hard en hoekig, mooi kruimelig of valt het als los zand uit elkaar?
Voor de valproef neem je weer een kluit (mag nu iets dieper) en laat deze vanaf ongeveer 1 m op de grond vallen. Bekijk hoe deze uit elkaar valt.
Aanpak:
Verdeel de groep in tweetallen. Ga met drie tweetallen bij elkaar zitten en bespreek welke bodemstructuren je waar in de schooltijd denkt te kunnen aantreffen (hypothese). Ga in drie tweetallen uit elkaar en voer de proeven op drie verschillende locaties uit. Noteer de gegevens.
Uitwerking:
Stel met z'n zessen een rapport op waarin je omschrijft wat je hypothese was, waar je de proeven gedaan hebt, hoe je de proeven gedaan hebt, wat de uitkomst was en geef aan of er een verschil was met je hypothese en de bevindingen en waarom dat mogelijk komt.
Je kan dit rapport inleveren bij de docent.
Les 5 bemesting
Stikstof
Het element stikstof (N2) komt in de natuur in grote hoeveelheden voor. Het is het hoofdbestanddeel van de lucht om ons heen. In deze vorm kan de plant het echter niet benutten. De plant kan alleen stikstof opnemen die gebonden is aan een ander element, bijvoorbeeld aan waterstof (H2) of aan zuurstof (O2) Dit binden gebeurt in de natuur door bepaalde bacteriën en schimmels en ook door de bliksem tijdens onweer. De hoeveelheden stikstof die op deze wijze worden gebonden zijn echter ontoereikend om voldoende voedsel te kunnen produceren voor alle mensen en dieren.
De functie van stikstof bij plantengroei
Stikstof is een belangrijk bestanddeel van de eiwitten (16%) die in de plant voorkomen.
De groene kleur van de plant wordt door stikstof bevorderd, waardoor de assimilatie beter verloopt.
Stikstof bevordert de groei van de plant.
Stikstof is noodzakelijk bij de aanleg van bloemknoppen en voor het uitgroeien van vruchten.
Stikstof verlengt de groeiperiode.
Wat zien we bij stikstofgebrek?
De plant groeit slecht, bovendien is de groeiperiode kort.
De plant heeft een bleekgroene tot gele kleur, waardoor de assimilatie minder goed verloopt.
De vegetatieve groei wordt snel beëindigd en de plant gaat bloeien, dikwijls met zeer goed gekleurde bloemen.
Bij eventuele vruchten treedt noodrijpheid op. De vruchten zijn dan wel mooi van kleur, maar te klein van stuk. Na de bloei vraagt het uitgroeien van de vruchten veel stikstof.
Een te klein aantal bloemen wordt aangelegd.
Gevolgen van stikstofovermaat
De plant groeit te weelderig. De bladeren zijn zeer groot, donkergroen en zacht. Hierdoor treedt een grotere kans op voor ziekten en plagen. De internodiën worden te groot.
De bloeirijkheid en vruchtbaarheid gaan achteruit. Bovendien treedt de bloei pas in een laat stadium in. De plant groeit erg lang vegetatief door. Eventuele vruchten komen vaak erg laat en slecht op kleur.
De kwaliteit van snijbloemen wordt minder, witte bloemen kleuren naar groen.
AIs we geen extra stikstof aanvoeren, maar het aan de natuur overlaten krijgt de plant wel enige stikstof ter beschikking, maar niet voldoende voor een optimale groei. Stikstof kan in verschillende scheikundige vormen aan de plant worden aangeboden. De plant kan echter niet alle vormen even gemakkelijk en snel opnemen.
Stikstof meststoffen
a. In de nitraatvorm (ook wel salpeter‑ of NO3 ‑vorm genoemd) kan de plant snel over het element N beschikken. Nitraat lost erg gemakkelijk in water op. Dit is enerzijds een voordeel, maar het nadeel is dat het ook erg gemakkelijk met regen uit de bouwvoor spoelt.
Enige nitraatmeststoffen zijn:
kalksalpeter 15,5% N, met een pH‑verhogende werking;
chilisalpeter 16% N;
kalisalpeter 13% N + 46% K20.
salpeterzuur 37% (speciaal voor substraatteelt) bevat HNO (37%) is een vloeibare vorm met 8,2% N. Hiermee kan men tevens de pH van het substraat laten dalen. Het wordt veel in de zuurbak toegepast.
b. In de ammoniakvorm (of NH4‑vorm) werkt stikstof iets langzamer dan in de N03‑vorm. Bovendien geven de meeste tuinbouwgewassen de voorkeur aan de N03‑vorm boven de NH4‑vorm. In gronden met voldoende bacterieleven wordt de ammoniak door nitrificerende bacteriën omgezet tot nitraatstikstof.
De bekendste meststof in de ammoniakvorm is zwavelzure ammoniak (NH4)2S04 met 21% N. Dit materiaal is ook goed oplosbaar in water, maar spoelt niet zo gemakkelijk uit als de salpetermeststoffen, daar de NH4‑verbinding op humus‑ en (of) kleibevattende gronden wordt vastgehouden.
c. In de ureumvorm (CO(NH2)2).
Dit is een organische verbinding met een hoog stikstofgehalte, namelijk 46%. Deze stikstofvorm is over het algemeen niet direct opneembaar voor de plant, maar moet in de grond eerst worden omgezet door bacteriën in de ammoniakvorm en daarna tot de nitraatvorm. Dit kost tijd en daarom werkt deze meststof iets langzamer.
d. In de nitraat‑ en ammoniakvorm.
Vooral kalkammonsalpeter (kas) 26% N is in Nederland zeer populair geworden. Deze meststof heeft een aantal zeer prettige eigenschappen, te weten:
ze bevat zowel snelwerkende salpeter als geleidelijk ter beschikking komende ammoniakstikstof;
de prijs per procent N is laag;
kas is gemakkelijk te strooien en in te spoelen door middel van beregening. Kalkammonsalpeter werkt enigszins zuur.
Magnesamon bevat 22% N als ammoniumnitraat en 7% MgO. De stikstofwerking van deze meststof is vergelijkbaar met die van kalkammonsalpeter, maar ze heeft een zwak alkalische werking en levert magnesium.
Fosfaat
Fosfaatverbindingen komen in grote hoeveelheden voor in de natuur. Ophopingen van zogenaamde ruwe fosfaten vindt men bijvoorbeeld in Marokko en Algiers, in Rusland en Amerika. Deze ruwe fosfaten, die onoplosbaar zijn, worden in de fabriek omgezet in oplosbare verbindingen die voor de plant opneembaar zijn.
De functie van fosfaat bij plantengroei:
Fosfaat is een bestanddeel van alle levende stof. Het is een deel van plantaardige en dierlijke eiwitten.
Fosfaat werkt gunstig op de wortelgroei van kiemplanten.
Fosfaat bevordert de bloei en de rijping van zaden.
In welke vorm komt fosfaat voor?
Direct oplosbaar in water. Deze vorm zit in superfosfaat en tripelsuperfosfaat.
Oplosbaar in zwakke zuren, bijvoorbeeld bodemzuren. Deze vorm treft men aan in Thomasmeel. Dit is een langzaamwerkende fosfaatmeststof.
Wat zien we bij fosfaatgebrek?
Bij matig gebrek treedt groeiremming op, zonder duidelijke symptomen.
Soms treedt een paarse verkleuring op. Ook zijn de bladeren vaak dofgroen/blauwgroen en stug, naar beneden omgekruld. De oudste bladeren worden geel en vertonen verspreide, paars‑bruine indrogende vlekken. De reactie verschilt per gewas. Het blad valt voortijdig af.
Jonge planten ontwikkelen hun wortelgestel slecht.
Lage opbrengsten.
Fosfaat overmaat
Fosfaat overmaat kan leiden tot ijzergebrek en remt de opname van koper en zink.
Grond en fosfaat
De grond bevat te weinig fosfaat.
Maatregelen:
voorkomen door tijdig grondonderzoek;
pas een fosfaatbemesting toe met superfosfaat;
geen diepe grondbewerking toepassen, omdat de ondergrond meestal arm aan fosfaten is.
Als de fosfaat gefixeerd (vastgelegd) wordt (bij voorbeeld door ijzer of teveel kalk).
Maatregelen:
de bodem met rust laten zodat het bodemleven de fosfaat op den duur vrij maakt.
gebruik eventueel superfosfaat voor overbemesting;
Lage bodemtemperaturen en droogte bevorderen fosfaatgebrek.
Waarom spoelt fosfaat niet uit?
Fosfaat‑ionen zijn negatief geladen en worden dus niet gebonden aan het klei‑humuscomplex, waardoor zij uit kunnen spoelen. Maar in de grond komt de fosfaat kalk tegen en bindt zich zo tot di‑ en tricalciumfosfaat, dat niet uitspoelt. Wortels en micorrhizaschimmels scheiden zuren en enzymen uit die dit gebonden fosfaat weer vrij kunnen maken.
Hoe komt fosfaat op het analyseformulier voor?
Wil men weten wat direct voor de planten beschikbaar is, dan wordt de te onderzoeken grond (monster) doorgespoeld met water en daarvan weten we zeker dat de plant dit ook wel zal kunnen opnemen.
Om het beschikbare voedsel te meten op langere termijn ‑ dus voor planten met een langere groeitijd ‑ spoelen we de grond door met een zwakzure vloeistof die ongeveer dezelfde hoeveelheid fosfaat uit de grond oplost als de wortelzuren kunnen doen.
We krijgen dus twee gegevens:
P‑water getal = direct opneembaar fosfaat;
P‑ Al ‑ getal = op langere termijn beschikbaar.
De belangrijkste fosfaatmeststoffen zijn:
Superfosfaat; 19% P2O5
Tripelsuperfosfaat; 43% P2O5
Thomasslakkenmeel; 14‑18% P2O5
Fosforzuur;
Monokalifosfaat; 20% K20 + 20% P205
Fosfaatammonsalpeter; 20% N en 20% P2O5
Superfosfaat en tripelsuperfosfaat
Het gebruik van tripelsuper is in ons land beduidend groter dan dat van enkel superfosfaat. Beide gekorrelde meststoffen bevatten het goed oplosbare monocalciumfosfaat. Ze worden toegepast op gronden die volgens grondonderzoek fosfaat nodig hebben en bij gewassen die over makkelijk opneembaar fosfaat moeten kunnen beschikken.
Thomasslakkenmeel
Een fosfaatmeststof die wordt gewonnen als bijproduct bij de bereiding van staal uit fosforhoudend erts (productmethode Thomas, vandaar de naam). De slak die boven op het gesmolten staal drijft, wordt verwijderd, gekoeld en zeer fijn gemalen in kogelmolens tot Thomasmeel. Het wordt in ons land geïmporteerd voornamelijk uit België en Luxemburg. Het is een bruingrijs tot zwart poeder. De werkzame bestanddelen zijn zogenaamde calciumfosforsilicaten. Het P2O5-gehalte loopt uiteen van 14‑18%. Het fosfaat is niet in water oplosbaar. Vandaar dat de fijnheid in belangrijke mate bepaalt hoe snel het voor de gewassen beschikbaar komt. Op zuurdere gronden, waar fosfaat nodig is, is Thomasmeel goed op zijn plaats omdat het fosfaat daar het snelst tot werking komt en deze meststof een alkalische werking heeft (de pH verhoogt).
Wanneer geven we Thomasslakkenmeel?
De periode dat we Thomasslakkenmeel kunnen uitstrooien is vrij lang. Het kan in de herfst, in de winter of tijdens de grondbewerking in het voorjaar toegediend worden. Thomasslakkenmeel is een stuivende meststof. Dit maakt het werken ermee onaangenaam, bovendien kan het stof longontsteking veroorzaken. Monokaliumfosfaat en Fosfaatammonsalpeter zijn de enige fosformeststoffen die opgelost in het gietwater kunnen worden toegediend, ze worden onder andere voor de substraatteelt gebruikt. Fosforzuur wordt in de zuurbak toegepast, om de pH te regelen.
Kalium
Van nature komt kalium voor in gesteenten, in zeewater en vooral als zoutafzetting - ingesloten tussen dikke zoutlagen - in de grond (Franse kalimijnen). Deze zoutafzettingen zijn in het grijze verleden ontstaan door verdamping van zeewater. In warme streken worden ook heden zouten gewonnen door verdamping van (zout) zeewater.
De functie van kali bij plantengroei
Het komt in het celvocht voor als K‑ion.
Functies:
Kali bevordert de productie van koolhydraten (vooral van belang voor bol‑ en knolgewassen).
Kali bevordert het transport van assimilaten door de plant.
De planten worden steviger en sterker tegen schimmels, vorst en droogte.
De kwaliteit van vruchten wordt beter wat betreft:
kleur, bij het afrijpen geeft men wel extra kali om een betere kleur bij de vruchten te krijgen (tomaat en druif);
de smaak en geur worden beter (assimilatie).
Wat zien we bij kaligebrek?
Het blad blijft achter in de groei en de kleur is vaak donkerder dan normaal. De bladrand is meestal geel gekleurd en vaak verdord ('randjesziekte'). De verdorring kan zich over het gehele blad uitstrekken.
Vaak sterven de bladeren vroeg af.
Vruchten hebben een slechte kleur.
De gevolgen van kali‑overmaat zijn:
Kali remt de opname van magnesium, calcium en borium, zodat vooral magnesiumgebrek kan ontstaan.
Kalideeltjes zijn positief (K+) en kunnen dus wel worden vastgehouden door het kleihumuscomplex zodat ze niet zo snel uitspoelen.
We meten weer op 2 manieren:
K‑water: We spoelen de grond door met water en krijgen dan de direct opneembare hoeveelheid kali.
K‑HCl: We spoelen de grond door met een HCl‑oplossing. De H deeltjes duwen dan de K+‑deeltjes weg van het kleihumuscomplex en deze komen dan samen met de losse K+-deeltjes in de spoelvloeistof. Dan krijgen we een cijfer dat aangeeft wat op de lange duur voor de planten beschikbaar is.
Welke kalimeststoffen kennen we?
We delen de kalimeststoffen in twee groepen in, te weten:
a) Chloorhoudende meststoffen
Kalizouten met verschillend gehalte, onder andere 40% en 60%, afhankelijk van de fabriekszuivering. Ze bevatten de kali in de formule KCl en brengen dus chloor in de grond wat vele planten slecht verdragen.
b) Chloorarme meststoffen, met minder dan 3% chloor
Belangrijke K‑meststoffen zijn:
Kalisalpeter KNO3, 42% kali en ook 13% stikstof;
Patentkali K2S04 + MgS04, 25% kali en ook 8% magnesium;
Zwavelzure kali K2S04 met 47% kali.
Kalk
De grondstof voor de meeste kalkmeststoffen is koolzure kalk (CaCO ) die in enorme hoeveelheden in verschillende vormen in de natuur voorkomt (kalksteen, kalkmergel, schelpen). In ons land zijn de Limburgse mergel en de Winterwijkse dolomietmergel bekend. Deze laatste bevat naast calcium‑ ook magnesiumcarbonaat.
De functie van kalk bij de plantengroei
Kalk heeft vele functies. Plant, mens en dier hebben kalk nodig voor de opbouw van hun lichaam.
De functies van calcium zijn:
kalk verstevigt de celwand;
kalk neutraliseert giftige stoffen die bij de stofwisseling in de plant ontstaan;
kalk regelt de wateropname.
Kalk en de grond
Maar ook de grond kan niet zonder kalk, wil hij in goede conditie blijven en een gezonde plantengroei mogelijk maken.
De redenen zijn:
Ca is op kleigronden noodzakelijk voor een goede structuur. Door kalk vormen zich in de grond kruimels.
Kalk helpt bij de vertering van organische stof omdat het onder andere de bacteriewerking bevordert.
Ca regelt voor een deel de zuurgraad (pH) van een grond. Dit is vooral op zandgronden van veel betekenis omdat deze de neiging hebben te verzuren en kalk dit tegen gaat.
Kalk en pH
Een goede kalktoestand geeft een stabielere bodemstructuur en maakt de grond minder gevoelig voor structuurbederf.
Kalk heeft invloed op de opname van andere elementen, voedingsstoffen.
Zo is magnesium bij lage pH moeilijk opneembaar, maar wordt gemakkelijker opgenomen naarmate de pH hoger is. Andere elementen die in een zuur milieu oplosbaar zijn en bij overmaat voor de plant giftig zijn, worden vastgelegd. Dit geldt voor mangaan, ijzer en aluminium die in zure gronden oplossen en dan in een overmaat aanwezig zijn, waardoor ze giftig kunnen werken.
Ook een te hoge pH is niet goed. Bij een te hoge pH worden een aantal nuttige elementen te sterk aan de bodem gebonden en zijn dan voor de plantenwortel onbereikbaar. Bij een te hoge pH kan zo een tekort ontstaan aan mangaan, ijzer, borium en zink.
De kalktoestand van de grond loopt langzaam maar zeker terug.
Dit komt door:
Enige kalk lost op in het bodemwater en bij regenval spoelt deze kalk uit naar de ondergrond of verdwijnt via de drainage.
De gewassen onttrekken kalk aan de grond.
Door het toenemende gebruik van zure meststoffen als 12+10+18 verzuurt de grond ook. Daarnaast is het gebruik van de kalkbevattende Thomasslakkenmeel teruggelopen en ook de kalkammonsalpeter in de nieuwe samenstelling levert geen kalkoverschot meer.
Door het vermengen van grond met veenproducten.
Kalkmeststoffen en hun werking
De werkzame stof van kalkmeststoffen wordt niet aangegeven in %, maar in zuurbindende waarde (z.b.w.).
Wil een kalkmeststof goed werken, dan moet ze fijn verdeeld door de grond komen. Dit is alleen mogelijk als de kalk zeer fijn en droog is. Op kalkzakken wordt de fijnheid aangegeven. Op een zak landbouwpoederkalk staat bij voorbeeld: garanties 60% zuurbindende waarde, 80% fijnheid door de zeef 0,25 mm.
Kalkmeststoffen zijn in vele soorten te koop
We kunnen bijvoorbeeld de volgende indeling maken.
a) Kalkmeststoffen zonder nevenbestanddelen:
koolzure landbouwkalk, 53% z.b.w.;
landbouwpoederkalk, 60% z.b.w.;
kalkmergel, 35 % z.b.w.
b) Kalkmeststoffen met magnesia:
Dolomiet, 40‑43% z.b.w. + 4-10% MgO;
Dolokal, 54-57% z.b.w. + 5-19% MgO.
c) Kalkmeststoffen met meerdere nevenbestanddelen:
schuimaarde; 20% z.b.w.
Magnesium
Functie
Magnesium is voor de plant belangrijk als bestanddeel van het bladgroen, dus voor de koolstofassimilatie. Is er onvoldoende magnesium dan vertonen de oudste bladeren een vrij brede, niet scherp afgetekende geelverkleuring aan de randen, welke tussen de nerven indringt, of een geelverkleuring tussen de nerven midden op het blad. Later volgt afsterving van het vergeelde weefsel. De bladeren zijn normaal van grootte.
Minder gemakkelijk waarneembaar is dat tengevolge van magnesiumgebrek veel fijne wortels afsterven.
De oorzaak van magnesiumgebrek (tijgering genaamd i.v.m. gele strepen tussen de bladnerven)
Magnesium kreeg als plantenvoedingselement vooral belangstelling toen op de zandgronden gebrekverschijnselen werden waargenomen in de gewassen. Het gebrek ging veelal gepaard met een lage kalktoestand van de grond. Men gaf het toentertijd ook de naam 'zure ziekte'. Door een bekalking verdween meestal het magnesiumgebrek in de gewassen.
Magnesiumgebrek treedt echter ook op in gevallen als er een absoluut tekort aan magnesia in de grond is en indien door de aanwezigheid van veel kali de opname van magnesium wordt belemmerd.
Overmaat van magnesium
Bij een teveel aan magnesium kan dit leiden tot problemen bij de Mn‑, N‑ en K‑opname door
ionen‑antagonisme. Antagonisme betekent tegenwerking. Veel Mg kan de opname van Mn belemmeren. De hoeveelheid Mg wordt altijd met deze voedingselementen vergeleken. Bovendien is de hoeveelheid Ca++ belangrijk t.o.v. Mg++ .
Hoe wordt magnesium op het analyserapport aangegeven?
Magnesium staat op het analyserapport aangegeven als MgO‑NaCl cijfer. Dit cijfer geeft het gehalte aan van magnesium in de grond. Dit Mg‑gehalte wordt bepaald met een keukenzout (NaCl)-oplossing.
Als de bemestingstoestand van de grond normaal is en ook de magnesiumtoestand goed is, geeft men 2‑4 kg kieseriet per are. Wordt er extra kalk gegeven, dan wordt de gift kieseriet kleiner.
Indien op grond van de analyseresultaten van het grondonderzoek een magnesiumbemesting wordt geadviseerd, dan hangt het in eerste instantie af van de kalktoestand, in welke vorm deze bemesting dient plaats te vinden. Bij het op peil brengen van de kalktoestand kan tevens het magnesiumgehalte op peil worden gebracht door gebruik te maken van magnesiahoudende kalkmeststoffen. In andere gevallen dient Kieseriet of Bitterzout te worden gebruikt. Verder dient vermeld te worden dat magnesium in een koud nat voorjaar moeilijk wordt opgenomen, waardoor ook een tijdelijk gebrek kan ontstaan.
Mg ‑ Meststoffen
De lijst van meststoffen noemt een tweetal magnesiameststoffen:
Kieseriet, lost moeilijk op en moet daarom vroeg worden gestrooid, 27% MgO;
Bitterzout, lost beter in water op. Deze meststof (16~ MgO) wordt gebruikt om bij optreden van Mg‑gebrek over het gewas te (spuiten, 2~ oplossing). Deze meststof is ook geschikt om met het gietwater te doseren.
Bij andere meststoffen is er al op gewezen dat veel meststoffen magnesium als nevenelement bezitten, zoals Magnesamon, Patentkali, Thomasslakkenmeel en magnesiahoudendende kalkmeststoffen.
Les 6 en 7 opdracht analyserapport
Vragen bij het analyserapport
Wat is dekzand en hoe is dit ontstaan?
Wat betekent de term pH-KCL?
Waaraan kun je zien of een plant magnesiumgebrek heeft?
In welke vorm kun je magnesium bijmesten?
Wat betekent Fosfaat Pw?
Wat betekent Fosfaat P-al?
Wat is de functie van fosfaat voor de plant?
Wat is het kaligetal?
Wat betekent K-HCL?
Wat betekent Org. stof?
Het gehalte organische stof is 3.4%,. Beneden welk percentage spreek je van een humusarme zandgrond?
Wat betekent reparatiebekalking (kg ZBW/ha)?
Waarom wordt er en mestgift van 50kg magnesium per hectare aangeraden?
Het arrangement Bodem HO33 periode 1 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Maurice van Bijnen
Laatst gewijzigd
2022-10-20 06:09:13
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0
Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of
bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.