Kalium

Van nature komt kalium voor in gesteenten, in zeewater en vooral als zoutafzetting - ingesloten tussen dikke zoutlagen - in de grond (Franse kalimijnen). Deze zoutafzettingen zijn in het grijze verleden ontstaan door verdamping van zeewater. In warme streken worden ook heden zouten gewonnen door verdamping van (zout) zeewater.

 

De functie van kali bij plantengroei

Het komt in het celvocht voor als K‑ion.

Functies:

Wat zien we bij kaligebrek?

  1. Het blad blijft achter in de groei en de kleur is vaak donker­der dan normaal. De bladrand is meestal geel gekleurd en vaak verdord ('randjesziekte'). De verdorring kan zich over het gehele blad uitstrek­ken.
  2. Vaak sterven de bladeren vroeg af.
  3. Vruchten hebben een slechte kleur.

 

De gevolgen van kali‑overmaat zijn:

Kali remt de opname van magnesium, calcium en borium, zodat vooral magnesiumgebrek kan ontstaan.

 

Kalideeltjes zijn positief (K+) en kunnen dus wel worden vastgehouden door het kleihumuscomplex zodat ze niet zo snel uitspoelen.

We meten weer op 2 manieren:

  1. K‑water: We spoelen de grond door met water en krijgen dan de direct opneembare hoeveelheid kali.
  2. K‑HCl:  We spoelen de grond door met een HCl‑oplossing. De H deeltjes duwen dan de K+‑deel­tjes weg van het kleihumuscomplex en deze komen dan samen met de losse K+-­deeltjes in de spoelvloei­stof. Dan krijgen we een cijfer dat aangeeft wat op de lange duur voor de planten be­schikbaar is.

 

Welke kalimeststoffen kennen we?

We delen de kalimeststoffen in twee groepen in, te weten:

a) Chloorhoudende meststoffen

Kalizouten met verschillend gehalte, onder andere 40% en 60%, afhankelijk van de fabriekszuive­ring. Ze bevatten de kali in de formule KCl en brengen dus chloor in de grond wat vele planten slecht verdragen.

b) Chloorarme meststoffen, met minder dan 3% chloor

Belangrijke K‑meststoffen zijn: