Keuzedeel Maritiem STC HANZE MARITIEM

Keuzedeel Maritiem STC HANZE MARITIEM

Inleiding

In het keuzedeel maritiem gaan jullie kennismaken met het leven en werken aan boord van (zee)schepen.

Deze Wiki moet in combinatie met de papieren versie van STC Hanze Maritiem gebruikt worden.



We zullen de volgende onderwerpen behandelen:

Inhoud

-Het zeeklaar maken van een schip
-Onderhoud
-Schiemanswerk
-Veiligheid
-Roeien en wrikken
-Reddingsmiddelen

Zeeklaar maken

Zeevasten

Op zee zal het lang niet altijd mooi weer zijn.
En met mooi weer bedoelt een zeeman: geen wind.
Of de zon schijnt interesseert een zeeman niet zoveel.

En als het hard waait gaat een schip (heftig) bewegen.                 

Die bewegingen noemen we:


Slingeren                                                         Bron: YouTube, Marine Online, Ship rolling in heavy seas


En stampen             Bron:YouTube Indian Forces Navy ship in rough sea part 3

Er zijn nog 4 bewegingen die een schip kan maken maar die laten we even buiten beschouwing.
Deze twee bewegingen zorgen er namelijk het meest voor dat dingen aan boord vallen of verschuiven.

Zelfs bij mooi weer kan een schip slingeren en stampen.
Dan heeft het kort geleden of verderop op zee bijvoorbeeld hard gewaaid.
De deining die ten gevolge daarvan ontstaan is kan er dan nog zijn.


Om dat te voorkomen moet alles aan boord vastgezet worden.
Niet alleen de lading, maar ook alles dat zich in het schip bevindt.
Van koelkast tot bankstel en van koffiezetapparaat tot computers.
Dit vastzetten van alles noemt men zeevasten.
Als alles zeevast gezet is is het schip "zeeklaar"; klaar om naar zee te gaan.

De werkzaamheden:

Tot de werkzaamheden die behoren bij het zeeklaar maken hoort in de eerste plaats
het dicht maken van het schip. Dit doe je zodat er geen water in kan lopen.

• Ruimen dichtleggen met luiken en de luiken borgen.(= vastzetten)
• Kleden trekken over de luiken. ( bij veel moderne schepen niet meer nodig.)
• De kettingkokers dichtmaken met plaat staal die daarvoor speciaal gemaakt is
• De deksels van de vóórpiek en achterpiek dichtmaken. (knevels dichtdraaien)
• Deuren, patrijspoorten en ramen sluiten.
• Trossen / draden vastzetten of opruimen.
Als er een tros overboord gaat en in de schroef komt ben je stuurloos en aan de
grond lopen met alle gevolgen.
• Ankers vastzetten met stalen pen door de ketting of koppeling van het anker in
zijn werk zetten zodat het anker niet ongewild kan vallen.
• Wrijfhouten vastzetten of opbergen.
• Loopplank, pikhaken en dergelijke vastsjorren.
• Roeiboot zo vastzetten, dat hij direct voor gebruik gereed is.

In de machinekamer moet ook nog wat gedaan worden:
• De dagtank en bunker aftappen van vuil en water ( waterzak)
• Losse vaatjes, drums, oliekannetjes en dergelijke vastzetten.
• De bilge controleren of hier niet te veel water en / of olie in zit.

Als de bilge te vol zit kan dat over de vloerplaten in de machinekamer lopen of tegen
het vliegwiel van de motor komen. Dit geeft veel viezigheid.
Bilgewater mag nooit in het oppervlaktewater geloosd worden.
Zorg dat je op tijd bij een erkend inzamelpunt de bilge laat leegtrekken.
Als je dit regelmatig doet, dan kom je ook niet voor verrassingen te staan.
Bij alle werkzaamheden die je uitvoert aan dek draag je uiteraard een zwemvest

Je maakt het schip dus klaar voor een zeereis.

Oefening: Oefenvragen zeeklaar maken

Start

Schoon schip maken

Benodigdheden schoon schip maken

Aan boord gebruiken we wat andere begrippen dan we aan de wal gewend zijn.
Een vloer is een dek.
Een kamer is een hut.
Een bed is een kooi.
En het hele schip een goede schoonmaakbeurt geven heet schoon schip maken.

Dat is dus wat anders dan bijvoorbeeld even de vloer  van de gangen dweilen.
Bij schoon schip maken wordt het hele schip van buiten en binnen schoon gemaakt.
Vandaar ook het gezegde "Ik ga schoon schip maken" als je een (nare) situatie op gaat lossen en het er daarna niet meer over gaat hebben.
 

 

luiwagen

Ook de spullen die je gebruikt heten soms anders.

De bezem waar je het dek mee boent heet geen dekbezem, maar een luiwagen.

Zachte luiwagen.
Deze is voor niet al te sterk vervuilde en gladde oppervlakken.
Bijvoorbeeld linoleum vloeren en het (houten) dek.
Door de zachte haren blijft sop er goed in zitten.

Harde luiwagen.
Voor ruwere oppervlakken die sterker vervuild zijn.
Bijvoorbeeld de vloerplaten in de machinekamer.

Om de luiwagen in goede conditie te houden zetten we die na gebruik niet weg met de borstel op de grond maar met de steel op de grond.
Een speciaal klemmetje aan de wand voorkomt dat hij omvalt.

Sop maken

In principe maak je een sopje net als thuis.
Daarvoor kun je gewoon huis-, tuin-, en keukenschoonmaakmiddel gebruiken.
Merknamen als Ajax en Andy ken je vast wel.
 

Wees voorzichtig met het gebruik van chloor.
Alle water en spoelwater van het toilet komt in een opslagtank.
In de tank zit een bacteriecultuur die alles omzet in (bijna) schoon water en een (bijna) geurloze vaste stof.
Wanneer je chloor gebruikt gaan deze bacterieën dood en wordt het één grote vieze stinkende en rottende smurrie in de tank.
Geberuik dan liever Groene Zeep die niet schadelijk is voor deze bacteriecultuur en voor het milieu in het algemeen.

 

sop maken met zout water

De gewone schoonmaakmiddelen kun je alleen met zoet water gebruiken.
Wanneer je aan dek schoon gaat maken met zout buitenboordwater heb je hier niets aan.
Het werkt dan niet.

Zeep bestaat uit een deeltje dat zich graag hecht aan water en uit een deeltje dat zich graag hecht aan vuildeeltjes.
En die twee deeltjes houden elkaar ook graag vast waardoor je het vuil dus weghaalt.
En dat waterminnende deeltje houdt niet van zout.
Dus hecht hij zich veel minder goed aan het water en zul je dus minder goed schoon kunnen maken.

Gelukkig bestaat er ook schoonmaakmiddel speciaal voor zout water.


Aan boord is een bekend merk "T-Pol", wat ieder zeeschip wel aan boord heeft.
maar er zijn meer merken die het maken.
Ook voor handzeep.

 

dekwasslang

Het is niet toegestaan om de brandslangen te gebruiken voor schoonmaakwerkzaamheden.
Ze zullen ervan slijten en vies worden waarmee het gevaar onstaat dat ze juist op het moment dat er ergens brand uitbreekt onbruikbaar zijn of geraken.

Brandslang

 

Beter is het om een speciale dekwasslang te gebruiken.
Deze is daar speciaal voor bedoeld, geeft een mooie krachtige straal, en het materiaal kinkt niet zo snel.

  Dekwasslang.

Hij wordt met een speciale koppeling aangesloten op het dekwassysteem van het schip die gevoed wordt met buitenboordwater via speciale kranen

 

Overige schoonmaakmiddelen

Verder kun je van alles gebruiken om schoon schip te maken.

Een mop
 

                                                                     Een dweil

 

 

 

 

 

                                                                                                         

                                                                                                                    Een handboender

Maar ook tandenborstels of afwasborstels voor de kleinere hoekjes en gaatjes worden gebruikt aan boord.

En natuurlijk het bekende vaatdoekje.


Al wordt die aan boord altijd een sopdoekje genoemd.

Dekwaspomp aanzetten

Aan boord draaien we niet even een kraan open en er komt water.
Daar moet een pomp voor gestart worden.
Meetsal doen de machinisten dat voor je, maar er zijn ook schepen waar je dat zelf mag/moet/kan doen.
Dit noemen we aan boord: "water aan dek krijgen".

De pomp ziet er meestal uit zoals deze:

Als een schip zich netjes aan de regels houdt is de pomp geschilderd in de kleurcode van de vloeistof die hij verpompt:
ROOD voor water dat gebruikt wordt voor brandbluswater.
GROEN voor (buitenboord) water
BLAUW voor schoon (drink)water
ZWART voor oliehoudend en ander vies water.
Zo kun je in één keer zien waar de pomp voor is.
De leidingen hebben dan ook zo'n kleurcode, meestal met een stuk tape dat erom geplakt zit.
En zo zijn er allerlei kleurcodes waar we nu niet verder op in gaan.

Maar vaak zijn ze gewoon in de kleur van de rest van de machinekamer geschilderd: wit of grijs.

Een opstelling kan er dan zo uit zien:



Schem


Tussen de huid van het schip en de pomp zit een afsluiter.
Deze is ervoor om te voorkomen dat het schip volloopt als er onderhoud aan de pomp uitgevoerd moet worden.
Deze is vaak van dit type:

Maar andere typen komen ook voor.
Als je maar beseft dat er een afsluiter is die open moet staan.

Aan dek zitten overal van dit soort afsluiters.
Deze is voorzien van een Storzkoppeling waar de dekwasslang aangekoppeld kan worden.

Belangrijke punten:

Start nooit de pomp als de buitenboordafsluiter nog dicht is.

De pomp "draait droog" zoals dat heet waardoor de lagers kunnen verbranden omdat ze niet gekoeld worden.

Zorg dat er aan dek altijd één aflsuiter open staat.
Door de druk kan er anders ergens een breuk in de leiding ontstaan.
Ook kan het water in de pomp warm gaan worden, daardoor uitzetten waardoor het pomphuis kan gaan scheuren.
Dus nooit zomaar de dekwasslang dichtzetten zonder een andere afsluiter op te zetten.

Vervolgens is het een kwestie van op een knop drukken en de pomp draait.

de juiste volgorde van de pomp aanzetten is:

1 Buitenboordafsluiter open
 
Eerst de dekafsluiter open mag ook
2 Dekafsluiter open.
  (Of de dekafsluiter als dat nog moet)
3 Pomp starten

Eigenlijk maakt de volgorde van afsluiters dus niet zoveel uit, als de pomp maar als laatste aan gaat.

 

 

 

Volgorde schoon schip maken

Als we schoon schip maken werken we altijd van boven naar beneden.
Het vuil van de hogere dekken stroom via loosgaten naar de lager gelegen dekken en zal zich daar gedeeltelijk verzamelen.
Zou je van beneden naar boven werken dan kun je dus weer helemaal opnieuw beginnen als je boven bent.

De algemene regel in de lengterichting is van het voorschip en het achterschip naar het middenschip werken.
Het voordek en het achterdek liggen vaak hoger dan het gangboord en het vuil zal zich dus verzamelen in het gangboord.

Als het schip goed achterover ligt (ligt achter dieper dan voor) kun je ook gerust op het achterdek schoon maken terwijl men voorop ook bezig is.
Het vuil zal dan gewoon van het achterschip af lopen.

Na het werk

Na het schoonamken gaan we controleren of alles wel schoon geworden is.
Zeker bij ladingen die na drogen hard worden (bijvoorbeeld losgestort cement) of kunnen gaan rotten (veevoer, graan) is dit erg belangrijk.


Plekken die niet gedaan zijn noemen we "heilige dagen".
In het dagelijks leven zijn heilige dagen dagen waarop we niets doen, vrij zijn.
Dus heilige dagen in ons werk zijn plekken waar niet gebeurd is.
Deze zullen we opnieuw moeten aanpakken.
Vaak kan dit gewoon even met een emmertje en een borstel.
 

Pomp uitzetten

Als we na het schoonmaken het dekwaswater äfbestellen"bij de machinekamer gaan we in omgekeerde volgorde te werk

-Pomp uit
Het water kan nu uit de leidingen terug lopen.
-Dekafsluiter dicht.
Bij vorst worden deze vaak open gelaten.
Mocht er nog water in de afsluiters zitten dan kan dit niet de afsluiter kapot drukken.

-Buitenboordafsluiter dicht.

 

Hier is het verstandig als je de buitenboordafsluiter als laatste dicht doet nadat je de pomp uitgezet hebt.
Zo kan er zoveel mogelijk water uit het leidingsysteem lopen.
Belangrijkste is echter dat de pomp als eerste uit gaat.

Opruimen

Op een ship is er niets zo ergerlijk, en zelfs gevaarlijk, als een rommelig dek.
Men kan struikeln, uitglijden, vallen over materiaal dat niet op zijn plek ligt.
Bovendien zal een ander die de spullen wil gebruiken moeten zoeken voordat hij kan beginnen.
Dus alles gaat terug naar de juiste plek.

De dekwasslang bossen we op "met zon" zoals dat heet.
Dat betekent dat je hem rechtsom opslaat.
Het weefsel in de slang is zo geslagen dat het tegen gaat werken als je het linksom doet en dan krijg je kinken.

Rechtsom (Met zon) opgeslagen dekwasslang

Kinken in een tuinslang

 

Ook kun je een slang opslaan in een achtvorm.


Je hebt dan geen last van die draaiïng en er komen geen kinken in.

Emmers, schoonmaakmiddelen, ander gebruikt gereedschap en luiwagens worden vervolgens opgeborgen op de plek waar het hoort.
De luiwagen zetten we op de steel met de borstel omhoog.

Oefening: Oefenvragen schoon schip maken.

Start

De bijboot / MOB

Inleiding

De bijboot is een bootje dat op het (achterdek) van een schip staat.
Er zijn verschillende verschijningsvormen.
Waarbij er ook nog eens een grootverschil is tussen die van binnenvaartschepen en zeeschepen.

Binnevaartschepen gebruiken hem vaak als bootje voor werkzaamheden buiten het schip.

-Schilderwerk aan de buitenkant.
-Roer- en (boeg)schroefinspectie,
-Trossen naar de wal brengen als dat over grotere afstand moet gebeuren.

Het zijn bootjes van een paar meter. Van staal of kunststof.
Ze zijn verplicht en het is ook verplicht dat ze niet kunnen zinken als hij helemaal vol staat met water.
Er kan mee geroeid worden, gewrikt (zie verderop) en vaak kan er ook een buitenboordmotor achter.

Vaak zijn ze van het type vlet:


 

 

 

 

 

 

Maar er zijn vele typen.
Zeker in kunststof.

Rubberboot met harde bodem (RIB)

                                                                Polyester

 

Of andere kunsstoffen zoals polyethyleen

 

 

 

 

Allemaal zo gebouwd dat ze redelijk licht zijn en toch sterk.

Op zeeschepen hebben ze hele andere bijboten; de zogenaamde MOB, Man Overboord Boot.
Ook daar zijn vele typen van en die zijn van een heel ander soort

MOB's vallen buiten de leerstof van deze cursus en daarom concentreren we ons op de bijboot van een binnenvaartschip.

Uitrusting van een bijboot

Een bijboot wordt als een reddingsmiddel beschouwd en moet daarom aan een paar eisen voldoen:

- HIj mag niet kunnen zinken als hij vol water staat
- Er moet een stel riemen aan boord liggen
- Hij moet voorzien zijn van een vanglijn of tros
- Er moet een hoosvat aan boord zijn.

(Bij MOB's is er sprake van nog veel meer eisen.)

Veiligheid bijboot.

1.4 VEILIGHEID
a. Persoonlijke veiligheid
Niet alleen de boot, maar ook jijzelf moet "vaarklaar" zijn. Je gaat immers het water op. Je moet steeds bedacht zijn op de risico's die daarbij horen. Denk dan vooral aan het risico van te water raken.
Voordat je in de boot stapt neem je de volgende veiligheidsmaatregelen:

-    draag de juiste kleding;
(o.a. nauwsluitend)
-    draag stevige, antislip schoenen;(geen laarzen of leren zolen)
-    draag een opblaasbaar reddingsvest
(aandoen op de juiste manier !)



b. Veiligheid tijdens het varen
Tijdens het varen gelden de volgende veiligheidsregels:
- bij roeien: zitten op de doft;
- bij wrikken: stevig staan op het vlonder.

Als je niet zelf roeit of aan het wrikken bent zit je op de doft. Jij bent dan de "uitkijk".

Degene die roeit of wrikt zit of staat achterstevoren in de boot en heeft zo geen direct uitzicht naar voren.
Veilig varen is dus een samenwerking tussen roeier en uitkijk.
Vaar je alleen dan is het noodzakelijk steeds goed rondom je heen en vooral achterom (naar voren, dus!) te kijken zodat je niet onverwacht in een gevaarlijke situatie terecht komt.
 

 

Het roeien

Het roeien
2.1 INLEIDING
De oudste manier van voortbewegen op het water die de mensheid kent is waarschijnlijk het roeien.

Het is een manier om alleen, of met meerdere roeiers, een boot door het water te laten varen.
Roeien doe je op stromend water of als er veel wind staat. Er moet dan wel voldoende ruimte rondom de boot zijn voor de riemen.
Wanneer er te weinig ruimte is, bijvoorbeeld in een haven tussen schepen, moet er gewrikt worden. Het wrikken wordt hierna behandeld.

2.2 ROEIEN MET EEN BIJBOOT

a. Techniek van het roeien
Bij het roeien is het de kunst om de lichaamskracht van de roeier, uitgeoefend op de riemen, om te zetten in een beweging van de boot door het water.
Het roeien doe je vooral met je rugspieren en niet met de spieren van je armen; met gestrekte rug en armen wordt de boot door het water bewogen.
Het is belangrijk dat je de juiste lichaamshouding hebt om vermoeidheid en blessures te voorkomen.
Voor het roeien gebruik je twee of meer roeiriemen die aan de zijkanten van de boot met het blad (onderste gedeelte) door het water worden bewogen. We zullen ons hier beperken tot het roeien door één roeier in een bijboot zoals die op school in gebruik zijn. Met meerdere roeiers en een stuurman wordt bijvoorbeeld een sloep geroeid.

Uitdrukkingen

c. Uitdrukkingen bij het roeien
Bij het roeien hort een tweetal belangrijke uitdrukkingen die je moet weten om de aanwijzingen van je leraar goed te begrijpen.

"Haal op" Hierbij  duw je de riemen boven het water van je af zodat ze in het water gestoken kunnen worden.
"Gelijk" Bij dit commando steek je de riemen in het water en trekt ze naar je toe.
"strijken"  Hierbij duw je de riemen van je af waardoor de boot achteruit vaart.

Je kunt zo'n beweging uitvoeren met beide riemen gelijktijdig, met één riem of juist met de ene riem de ene - en met de andere riem de andere beweging. Dit heeft alles met het manoeuvreren van de bijboot te maken.

2.3 MANOEUVREREN
a. Inleiding
Er zijn verschillende manoeuvres met de boot die je moet beheersen.
Hierna vind je een simpele beschrijving hoe je een manoeuvre kunt uitvoeren.
Een pasklare oplossing voor alle manoeuvres is niet te geven.
Veel hangt af van de omstandigheden waaronder je de manoeuvre gaat uitvoeren; denk hierbij aan: stroming of stil water, windrichting en -kracht, beschikbare ruimte om te ma­noeuvreren, etc.

Je zult door oefening zelf ervaren dat er variaties mogelijk zijn op de hier beschreven manieren.
De volgende manoeuvres met de bij boot moet je roeiend beheersen en onder normale omstandigheden kunnen uitvoeren:

•    recht vooruit/ achteruit varen;
•    keren (over sb en over bb);
•    aanleggen en afmeren

Om rechtuit te varen is het noodzakelijk dat je de "roeislag" met de beide riemen gelijktijdig en met gelijke kracht maakt. De slag moet dus aan beide zijden van de boot hetzelfde zijn anders zal de boot naar stuurboord of bakboord van de rechte koers afwijken.

c. Vooruit varen

Om een slag met de riemen te maken buig je eerst je lichaam naar voren, richting achterdek dus, met de riemen net uit het water.
De bladen gaan naar de boeg toe tot schuin achter je.
Je zet nu de riemen in het water en haalt ze met het blad verticaal door: met gestrekte armen ga je er met je volle gewicht aan hangen.
Als je je lichaam stil houdt en alleen met je armen roeit heb je een veel te korte slag.
Dat is erg vermoeiend en op een lange afstand niet vol te houden.
Aan het eind van de slag licht je de bladen net uit het water, je buigt naar voren, strek je armen tot de bladen van de riemen weer schuin achter je zijn; naar de boeg toe dus en de slag begint opnieuw.

"Haal op"             "Gelijk"

 

d. Achteruit varen
Bij het achteruit varen doe je de roeislag precies andersom.
Je haalt nu de riemen naar je toe met het blad net boven water tot ze schuin voor je, naar het achterdek dus, in de dollen liggen.
Je zet de riemen met het blad verticaal in het water en duwt er met het gewicht van je lichaam tegenaan.
De boot zal nu achteruit varen.

Riemen naar achter      "Strijken".

Aanleggen en wegvaren

2.4 AANLEGGEN EN WEGVAREN
a. Inleiding
Het aanleggen kan op verschillende manieren.
Belangrijk daarbij is dat je altijd tegen de stroomrichting, of op stil water tegen de windrichting in, gaat aanleggen.

Voor het aanleggen zal de boot eerst snelheid moeten minderen.
Dit gebeurt door met minder kracht te roeien of de boot naar de aanlegplaats te laten drijven. De riemen blijven hierbij wel in de dollen, je hebt ze immers nodig voor het sturen van de boot.
Dit sturen kan door een slag te geven of te strijken.
Stuur je de boot door strijken zal de snelheid nog meer afnemen. Dit kan wel eens slecht uitkomen, bijvoorbeeld als er veel wind staat. In zo'n situatie is het beter om met een regelmatige "haal-slag" de boot te sturen.

Verder is het belangrijk dat je, bij het zijwaarts aanleggen, bijtijds de riem aan de afmeerzijde van de boot binnenboord legt. Dit om te voorkomen dat de riem klem komt te zitten en in het ergste geval zelfs breekt!

Het aanleggen met de bijboot kan, zoals gezegd, op verschillende manieren. De manier waarop je dat doet hangt af van de omstandigheden en hoe je het zelf als "schipper" van de boot wil oplossen.
Er is niet voor alle situaties een pasklare manier voor het aanleggen te geven. Je vindt hier dan ook alleen richtlijnen voor manieren van aanleggen. Hieruit zul je zeker leren om in andere situaties en omstandigheden de boot op een goede manier aan te leggen.
De situaties die beschreven worden zijn:

•    zijwaarts aanleggen;
•    vooruit aanleggen;
•    achteruit aanleggen;
•    wegvaren.

VAREN IS GEEN KUNST, MAAR HET AANLEGGEN!!

Zijwaarts aanleggen

b. Zijwaarts aanleggen

Bij het zijwaarts aanleggen wordt de bijboot met stuurboord- of bakboordzijde aangelegd.
Welke zijde je kiest hangt af van de omstandigheden; voor de manoeuvre op zich maakt het geen verschil.
Je moet in ieder geval (indien mogelijk) tegen de stroom- of tegen de windrichting in aanleggen.

Om de manoeuvre goed te kunnen uitvoeren is het van belang dat je de aanlegplaats met geringe snelheid onder een schuine hoek van ongeveer 45° nadert.
Als je de aanlegplaats dicht genoeg genaderd bent leg je de riem aan de aanlegzijde binnenboord en stuur je de boot met de andere riem naar de aanlegplaats.

Dit sturen doe je door een slag te maken of door strijken van de riem. Strijk je de riem dan zal de boeg van de aanlegplaats af gaan. Door een slag van de riem kan je de boot meer naar de aanlegplaats toe sturen.
Het sturen zal meer door strijken dan door een slag gebeuren. Je moet immers zorgen dat de boot op tijd stilligt.

Ligt de boot stil, dan ook de andere riem binnenboord leggen en het meertouw vastmaken.
Het is belangrijk dat je eerst de riem binnenboord legt, omdat bij het vastmaken van het meertouw de boot gaat slingeren en de riem daardoor uit de dol kan gaan en weg drijft.

                                      
                                                                                          

                                            Zijwaarts aanleggen over stuurboord

Over BB aanleggen gaat precie zo maar dan uiteraard andersom.

 

 

 

 

Boeg vooruit aanleggen

c. Vooruit aanleggen

Het kan in bepaalde situaties nodig zijn dat je met de boeg van de boot recht op de aanlegplaats moet aanleggen.
Een voorbeeld hiervan is het aanleggen aan lagerwal als de wind recht of een beetje schuin op de aanlegplaats staat.
Zou je nu zijwaarts willen aanleggen, zoals hiervoor beschreven is, heb je kans dat je niet goed bij de beoogde aanlegplaats uitkomt.
De wind staat dan dwars of bijna dwars op de boot waardoor je snel verlagert. Door nu recht naar de aanlegplaats te varen heb je minder last van de invloed van de wind op de boot.


Bij deze manier van aanleggen is het noodzakelijk dat de wind recht van achter op de boot staat bij het varen naar de aanlegplaats.
Je zorgt ervoor dat je door een enkele "haalslag" of "strijkslag" de aanlegplaats met geringe snelheid nadert.
Op het laatste moment draai je de boot met een ferme strijkslag langszij de aanlegplaats.
Denk er vooral om dat de riem aan de aanlegzijde op tijd binnenboord ligt!
Vastmaken doe je daarna op dezelfde manier als bij het zijwaarts aanleggen.

 
          Wind recht op de aanlegplaats

 

  
      Wind schuin op de aanlegplaats

 

 

 

achteruit aanleggen

d. Achteruit aanleggen

In voorkomende gevallen, bijvoorbeeld om een passagier in- of uit te laten stappen en daarna direct weer te vertrekken, kan het wel eens handig zijn om met de spiegel van de boot aan te leggen.
De boot blijft zo voor het in- of uitstappen van de passagier redelijk stabiel liggen. De overstap kan dan veilig gemaakt worden.

Wil je op deze manier aanleggen zul je de boot ter hoogte van de aanlegplaats kort moeten draaien (strijken met de ene en halen met de andere riem).
Het draaien gebeurt met de boeg van de boot van de aanlegplaats af en dan zover dat de boot recht met de spiegel voor de aanlegplaats ligt.
Nu vaar je door strijken langzaam naar de aanlegplaats en leg je de boot door het tijdig halen van de riemen stil op de aanlegplaats.

Tijdens het in- of uitstappen van de passagier blijven de riemen in het water om hiermee de boot goed op z'n plaats te kunnen houden en je kunt direct weer wegvaren.
De boot afmeren kan niet op deze manier, want het meertouw zit aan de boeg van de boot bevestigd.

                                                                   

 

Wrikken

Als een bijboot aan de achterzijde in de spiegel voorzien is van een dol kun je met één riem de boot toch vooruit bewegen.
Dit wordt wrikken genoemd.

Bron: YouTube Arend van Dam

Techniek van het wrikken.

3.2 TECHNIEK VAN HET WRIKKEN

Voor het wrikken gebruik je een speciale riem, een zogenoemde
"wrikriem".
Een wrikriem is een stuk zwaarder dan een gewone roeiriem.
Het is een ronde riem met een handgreep aan het boveneinde. De ronde vorm is nodig om de wrikbeweging goed te kunnen maken.



De beweging die het blad van de riem bij het wrikken door het water moet maken is achtvormig; zeg maar in vorm van het cijfer 8, maar dan horizontaal.

Het is erg moeilijk deze beweging juist te beschrijven.
Je moet door zien, maar vooral door veel doen de juiste slag te pakken krijgen.
De eerste pogingen om de slag van het wrikken te leren kun je het best doen in een stilliggende (gemeerde) boot.
Als je de slag goed doet voel je dat aan de riem; de boot wil vooruit en de riem blijft in het wrikgat. Niet te snel de moed laten zakken als het niet direct lukt, iedereen kan het leren!

De onderstaande afbeeldingen en beschrijvingen kunnen je bij het oefenen misschien een beetje helpen.

Zó begin je: (startpositie)

Zet je benen flink uit elkaar,
je knieën tegen het randjevan het achterdek.
Blad van de riem horizontaal.
Je handen heb je op borsthoogte.
Je handen mag je nu niet meer verplaatsen.
De draaiende beweging (in een 8-vorm) maak je vanuit je polsen en je bovenlichaam.
Verplaats je je handen, dan krijg je:
-    blaren, én
-    een slechte slag, waarmee je niet op koers kunt blijven en waarmee je geen kracht kunt zetten.

 

 

 

Hier zie je de wrikbeweging in een tekening uitgebeeld.

 

Je startpositie is bij punt a.

Beweeg nu je handen en je bovenlichaam naar rechts (punt b).

Op de tekening hierboven kun je goed zien hoe je je polsen moet draaien.
Op de tekening hieronder zie je hoe de stand van je lichaam én de riem moet zijn.

Het blad van de riem is nu verticaal in het water.
Wanneer je nu van punt b naar punt a gaat, blijft je blad bijna verticaal!

En dan moet je kracht zetten. Trekken ........ niet alleen met je armen, maar maak
gebruik van je lichaamsgewicht!

Hetzelfde geldt voor het gedeelte tussen punt c en punt a. Weer trekken! Hoe meer kracht je zet,
hoe harder je gaat!

                                  En nu maar oefenen.     Succes!

Koers veranderen tijdens wrikken

c. Koersveranderingen
Koersveranderingen tijdens het vooruit varen doe je door de slag aan één kant met meer kracht te maken. Hiermee kun je de boot in een bepaalde richting sturen of weer op de juiste (rechte) koers brengen.

Maak je de slag van links naar rechts met meer kracht dan zal de boot naar stuurboord gaan. Oefen je meer kracht uit op de slag van rechts naar links zal de boot meer naar bakboord gaan. De kunst hierbij is om de riem niet uit het wrikgat te laten schieten. Hiervoor geldt dan ook dat je het door steeds te oefenen onder de knie moet krijgen.

Alle koersveranderingen kun je op deze manier niet maken. Om snel van koers te veranderen moet je de wrikbeweging stoppen en de riem alleen met het blad verticaal in het water laten als je de "stuurbeweging" maakt. Bij de beweging terug zorg je ervoor dat het blad boven water is zodat er geen kracht uitgeoefend wordt.


Bron: YouTube. Services. Gonolier in Training.
In dit filmpje zie je hoe een gondolier in Ventië de beide technieken van roeien en wrikken tegelijk gebruikt.
Hij moet beide technieken wel gebruiken omdat de riem aan de zijkant van de boot zit.
Hij is dus feitelijk de gondel constant naar SB aan het sturen.

Een snelle koersverandering naar stuurboord bereik je door de riem met het blad verticaal in het water te laten als je de riem (met de hand­greep) beweegt van links naar rechts.
Tijdens de beweging van rechts naar links zorg je ervoor dat het blad van de riem uit het water is!
Voor een koersverandering naar bakboord doe je de beweging precies andersom, blad in het water bij de beweging van rechts naar links.

         

      Stuurboord uit                                 Bakboord uit

Keren tijdens wrikken

d. Keren
De boot keren (180° draaien) doe je op dezelfde manieren als beschreven bij het snel koers veranderen.

-    Kort keren over stuurboord:
Beweeg de riem met de handgreep van links naar rechts en houdt daarbij het blad verticaal in het water. Tijdens de beweging van rechts naar links is het blad uit het water.

-    Kort keren over bakboord:
Hierbij beweeg je de handgreep van de riem van rechts naar links met het blad verticaal in het water en zorg je ervoor dat het blad bij de beweging naar rechts uit het water is.

Doordat je bij het kort keren alleen maar een "stuurbeweging" en geen vooruit gaande beweging maakt, zal de boot snel stil komen te liggen en keer je ter plaatse. Deze eigenschap kan ook toegepast worden bij het aanleggen.
 

Aanleggen en wegvaren bij wrikken

3.4 AANLEGGEN EN WEGVAREN


a. Inleiding
Wrikkend aanleggen kan op verschillende manieren. Twee mogelijkheden worden hierna beschreven. Welke de beste manier is is niet precies aan te geven. Dit hangt vooral van de omstandigheden af en hoe je het zelf het best denkt op te lossen. Door onder steeds andere omstandigheden te oefenen zul je de mogelijkheden of onmogelijkheden van het wrikkend aanleggen goed leren inzien.

Je krijgt hier beknopte aanwijzingen voor:
•    zijwaarts aanleggen;
•    vooruit aanleggen;
•    wegvaren

b. Zijwaarts aanleggen
Wil je ergens langszij komen, dan nader je onder een schuine hoek.

Denk je voldoende vaart te hebben om de aanlegplaats te bereiken, dan hou je op met wrikken en stuur je de boot met de riem als roer gebruikend verder langszij.

Wil je op deze manier aanleggen zal je goed op je snelheid moeten letten, zodat je niet voorbij de aanlegplaats terecht komt.
Let hierbij goed op de windrichting.
Aanleggen moet vooral in deze situatie tegen de windrichting in gebeuren.
De boot moet nagenoeg stilliggen op de beoogde aanlegplaats.
Je legt dan de riem binnenboord en maakt het meertouw vast.
   
                                     

                                                                                   AANLEGPLAATS


c. Vooruit aanleggen

Wanneer je recht naar de aanlegplaats toe wrikt en op het laatste moment de boot snel van koers laat veranderen zoals hiervoor omschreven is, is het probleem om de snelheid goed in te schatten al grotendeels opgelost.
Door de draaiende beweging is de vaart direct uit de boot en lig je nagenoeg stil op de aanlegplaats. Je legt dan de wrikriem binnenboord en maakt het meertouw vast.

           Over BB aanleggen gaat op dezelfde wijze, maar omgekeerd .          

                                           
Vooruit aanleggen over SB   

 

d. Wegvaren van de aanlegplaats
Nadat het meertouw losgemaakt is kun je het best de boot in z'n geheel iets van de kant afduwen. Je legt dan de riem in de wrikdol en wrikt weg.
Er zijn natuurlijk situaties te bedenken waar je op een andere manier van de kant gaat.
Het wordt vooral bepaald door de omstandigheden en de mogelijkheden.

                                                                               

 

Buitenboordmotor

Varen met buitenboordmotor
                                               


4.1 INLEIDING
De meeste binnenschepen hebben een buitenboordmotor aan boord die aan de bijboot bevestigd kan worden.
Het varen met de bijboot met een buitenboordmotor vereist weer andere vaardigheden en inzichten dan bij het roeien en wrikken.

Wat geldt voor het roeien en wrikken, dat je het door veel oefening onder de knie moet krijgen, is zeker ook van toepassing op het varen met de buitenboordmotor.
Het zal waarschijnlijk vaker voorkomen dat, wanneer aan boord van een binnenschip de bijboot gebruikt wordt, er met de buitenboordmotor gevaren wordt dan dat je gaat roeien of wrikken.

De vaardigheden die je moet beheersen zijn:
•    vooruit- en achteruit varen
•    keren
•    aanleggen
•    wegvaren

4.2 DE BUITENBOORDMOTOR
Buitenboordmotoren zijn verkrijgbaar in verschillende uitvoeringen. Het zijn over het algemeen twee-slag benzinemotoren met mengsmering die een drie-blads schroef aandrijven.
*Al wordt het tegenwoordig meer en meer verplicht (met name op binnenwateren) om met een 4 slag motor te varen.
Dit ivm met het milieu.
Tweeslag motoren verbranden ook smeerolie, wat gezien wordt als schadelijk voor het mariene milieu.* (MJ)
Verder zijn de meeste uitvoeringen uitgerust met een keerkoppeling, zodat de schroef vooruit of achteruit kan draaien of stil gezet kan worden.
De brandstof zit in een tankje op de motor of in een speciale tank die je in de boot meeneemt.

 

Vaarklaar maken

4.3 VAARKLAAR MAKEN

 

De buitenboordmotor moet op de juiste          
wijze aan de bijboot gehangen worden.
Dat betekent dat je de knevels, waarmee                  
de buitenboordmotor op het plankje
vastgezet wordt, stevig aandraait en het
borgtouwtje vastzet.

Let er ook op dat de
borging van het staartstuk in orde is,
anders kan het staartstuk bij het achteruit draaien omhoog komen.
Controleer verder de hoeveelheid benzine in het tankje op de motor of in de bijzettank. Zorg ook voor een goede aansluiting van de bijzettank als je hem gebruikt.
De toevoerslang moet zonder kinken in de boot liggen, anders zou er wel eens te weinig brandstof naar de motor kunnen stromen.
Bij het vaarklaar maken hoort ook het aan boord brengen van de verplichte uitrusting.
Een set roeiriemen en een hoosvat gaat altijd mee! Je kunt motorpech krijgen, en dan ..... ?

 

veiligheid buitenboordmotor

4.4 VEILIGHEID
Bij het varen met buitenboordmotor heb je een grotere snelheid dan met roeien of wrikken.
Het is daarom belangrijk dat allen die aan boord zijn op de doften zitten.
Door de grotere snelheid ligt de boot tijdens het varen behoorlijk achterover.
Om de boot gestrekter in het water te krijgen kan één passagier plaats nemen op het voordekje. Minder achterover liggen geeft meer snelheid door het water en een beter uitzicht naar voren voor de "stuurman of -vrouw".

*Houd rekening met het feit dat als de boot harder kan (dus niet gaat...) de bestuurder een klein vaarbewijs A in zijn of haar bezit moet hebben.
Bovendien moet de uitrusting dan aan allerlei extra voorwaarden voldoen. Een boete kan al gauw oplopen tot € 800* (MJ)

Aan de buitenboordmotor is een speciaal koordje bevestigd dat door degene die vaart om de pols van de hand, waarmee het gashandle bediend wordt, gedaan moet worden.
Wanneer het koordje strak komt doordat er iets met de stuurman of -vrouw gebeurt, zal de motor automatisch stoppen.
Het koordje heeft dus de functie van een soort "dodemansknop".


Dat iedereen in de boot een reddingsvest draagt is vanzelfsprekend!
                                                 REDDINGSVEST AAN!

Manoeuvreren met een buitenboordmotor

4.5 MANOEUVREREN

a. Inleiding
Het manoeuvreren (varen en sturen) met de bijboot met een buitenboordmotor is iets dat je vooral in de praktijk gaat leren.
Het zal dan ook regelmatig, onder leiding van je leraar, geoefend worden.
In deze les vind je enkele aandachtspunten die je helpen de praktijk te leren.
De doelstelling hierbij is dat je niet alleen roeiend en wrikkend, maar ook met de buitenboordmotor, de bijboot veilig en kundig kunt varen.
Het is belangrijk dat je in een noodgeval in staat bent met de bijboot iemand te redden.

b. Vooruit varen
Tijdens het vooruit varen zit je op de doft op het achterdekje en heb je het stuurhandle met de regulateur (gas) in je hand.
Je stuurt de boot door het stuur­handle van de buitenboordmotor naar links of rechts te bewegen. De buiten­boordmotor is draaibaar opgesteld; je beweegt dus eigenlijk de gehele motor naar links of rechts en daarmee verander je de stuwrichting van de schroef.

Het stuurhandle is te vergelijken met de helmstok van een roer.
Je moet dus in de gaten houden dat de boot precies de andere kant uit gaat dan de richting waarin je de stuurhandle duwt.
Doordat je bij het sturen direct de stuwrichting van de schroef verandert is het "stuureffect", vooral op volle snelheid, erg groot.
Je hoeft de motor maar iets te verdraaien en de boeg van de boot gaat al naar stuurboord of bakboord.
Dus: om zoveel mogelijk een rechte koers te varen moet je de stuurbewegingen op volle snelheid klein houden!


Bron: YouTube. ThisIsHappening.Seven Person Speed Boat SMASH - Crazy
In dit filmpje is goed te zien wat er gebeurd als je met te grote snelheid een te grote stuurbeweging maakt.
Ook zie je dat de motor gelijk uitvalt op het moment dat de dodemanskoord eruitgetrokken wordt wanneer de stuurman valt.



De snelheid van de boot regel je met het gashandle. Gas geven of verminderen gebeurt door een draaibaar handvat op het stuurhandle.
Je bedient de motor met één hand die je gebruikt om het toerental van de motor te regelen en voor het sturen.

          
         Naar stuurboord                                 Naar bakboord

 

c. Achteruit varen
Bij achteruit varen is het lastiger om een rechte koers te varen.
Het voorschip ligt door het ontbreken van een scheg "losser" in het water en zal daardoor sneller doorslaan naar stuurboord of bakboord.
Om dit te voorkomen zal je kleine stuurbewegingen moeten maken.
Door het steeds weer te oefenen voel je vanzelf aan hoe je dit moet oplossen.
Bij het sturen op achteruit 'trekt" de schroef van de buitenboordmotor het achterschip een bepaalde kant uit.
Het is dus hierbij ook goed opletten in welke richting je het stuurhandle duwt om de boot te sturen.

                                                 
                             Achteruit naar SB                                     Achteruit naar BB
d. Keren

Met de buitenboordmotor heb je de mogelijkheid om de boot snel en ter plaatse om te keren. Voordat je deze manoeuvre gaat uitvoeren moet er eerst snelheid geminderd worden.
Dit regel je met het gashandle of door achteruit draaien.
Wanneer de boot nagenoeg stilligt, zet je de buitenboordmotor dwars op de lengterichting van de boot en geef je iets gas bij.
De boot zal dan ter plaatse omkeren.

De handelingen voor het keren over stuurboord zijn hetzelfde als die voor het keren over bakboord, zij het dat je de motor natuurlijk naar de andere kant dwars zet.
Keren doe je over het algemeen tegen de windrichting in. De omstandigheden bepalen dus over welke kant je de boot keert. Voor de manoeuvre op zich maakt het niets uit.

                     
               Keren over SB                                    Keren over BB

* Pas op: Als de motor dwarsuit staat bestaat er een kans dat de motor van het motorbord afschiet als de knevels niet goed genoeg aangedraaid zijn.
Bovendien is de kans groot dat je door de plotseling snelle draai overboor valt.
Geef dus nooit in één keer heel veel gas als de motor dwars staat.* (MJ)
Geef dus nooit teveel gas.


 

Drenkeling uit het water halen

Inleiding

5.1 INLEIDING


Het laatste onderwerp van dit onderdeel van Basisvaardigheden Redding is het met de bijboot uit het water halen van een drenkeling.

Het leren van deze vaardigheid in je opleiding verhoogt de kans op succes als je er ooit mee te maken krijgt.
In het begin van dit lesboek is het al gezegd; het is noodzakelijk dat je kundig en veilig met de bij boot kan omgaan zodat je in een noodgeval weet hoe je de bij boot moet gebruiken om mensen te redden.
Een drenkeling uit het water halen hoort daar zeker bij.
Het kan bijvoorbeeld gaan om een te water geraakt bemanningslid van een ander schip, of een mede-opvarende van het schip waarop jezelf vaart.

 

5.2 BENADEREN VAN DE DRENKELING

Als je met de bijboot naar de drenkeling toe vaart is het van het allergrootste belang dat je de drenkelingtgeen moment uit het oog verliest.

Je kiest dan ook een zodanige koers (richting) dat je de drenkeling steeds kunt blijven zien en hem met de boot niet overvaart.
*Een tweede man heeft geen andere taak dan naar de drenkeling te kijken en er continu met gestrekte arm naar te wijzen.* (MJ)
Je let hierbij vooral goed op de wind- en/of stroomrichting!
Je houdt een richting aan waarmee je bovenwinds van de drenkeling uitkomt.
Je zoekt of houdt contact met de drenkeling door roepen.
Bijvoorbeeld dat hij/zij moet zwemmen of dat je er zo snel mogelijk aankomt.
Voorkomen moet worden dat de drenkeling in paniek raakt en zich onnodig vermoeid.
De manoeuvre goed uitvoeren gaat het best als je met twee personen in de boot bent; één is de "uitkijk" en let op de drenkeling, de ander vaart de boot. Het maakt dan geen verschil of je roeiend / wrikkend, of met de buitenboordmotor naar de drenkeling vaart.
Het komt vooral aan op een goede samenwerking tussen de uitkijk en degene die de boot vaart.
Vaar je de bijboot alleen en je roeit of wrikt naar de drenkeling zul je steeds goed achterom (naar voren, dus!) moeten kijken om de drenkeling goed in de gaten te houden.

Bron: YouTube. Coastguard Boating Education. Man Overboard
Het is slim om de drenkeling "bovenwinds"langzij te nemen.
Zo bescherm je de drenkeling tegen de golven en bovendien word je naar de drenkeling toe geblazen door de wind, mocht te ver van de drenkeling uit komen.* (MJ)


Wanneer je met de buitenboordmotor vaart (de boot ligt dan behoorlijk achterover) zorg je ervoor dat je de drenkeling over een zijkant van de boot kunt blijven zien.
Met andere woorden: je vaart niet recht met de boeg van de boot op de drenkeling af.
Door de hoge boeg heb je geen goed zicht naar voren en zie je de drenkeling niet.

                   --♦                                            

                                      

zorg ervoor dat je de drenkeling blijft zien

Ben je roeiend of wrikkend naar de drenkeling gevaren zul je eerst de roeiriemen of de wrikriem binnenboord moeten leggen voordat je de drenkeling vastpakt om hem/haar binnenboord te halen. Het risico dat een riem uit de dol schiet en wegdrijft is te groot. Je hebt er dan nog een probleem bij!
Vaar je de boot met de buitenboordmotor dan moet de motor in de vrij­stand gezet worden zodra je de boot bij de drenkeling hebt stil gelegd.
Om elk gevaar van een draaiende schroef voor de drenkeling uit te sluiten kun je de motor ook stilzetten.
Om de vaart zo snel mogelijk uit de boot halen kun je het best een korte draai maken.
Je hoeft dan minder achteruit te draaien omdat, door de rondgaande beweging van de boot, de snelheid voor het grootste deel wegvalt.


Binnenboord halen van de drenkeling

5.3 BINNENBOORD HALEN VAN DE DRENKELING

De manier waarop je de drenkeling binnenboord haalt hangt vooral af van de omstandigheden en de toestand van de drenkeling.
Je zult hierbij ook vooral je eigen veiligheid goed in de gaten moeten houden.


Een veilige manier is om zelf onderin de boot te blijven, dus niet te ver overboord hangen.
Het mag niet voorkomen, zeker als je alleen bent, dat de drenkeling je zo vastpakt dat je zelf te water raakt.
Je kunt de drenkeling bij deze methode aan de kleding, onder de oksels of aan de polsen vastpakken en hem/haar voorover over de bootrand binnenboord trekken.
Kijk hierbij uit voor eventuele scherpe delen en zoek een laag punt van de boot op.
Doordat je zelf laag in de boot zit heb je ook in een latere fase de mogelijkheid de drenkeling aan de benen vast te grijpen.
Indien de drenkeling nog bij kennis is kan deze misschien ook zelf meehelpen om aan boord te komen.

Bron: YouTube.. Taste the Bleu. Recovering an man overboard into a RIB


Als je met twee personen in de boot bent kan in het uiterste geval één persoon zelf te water gaan om de drenkeling mee binnenboord te krijgen. Ben je alleen dan nooit de boot verlaten in verband met eigen veiligheid!
*Het is ten zeerste af te raden! Ook in verband met onderkoeling van zowel de drenkeling als de redder.* (MJ)

Uit het bovenstaande blijkt dat ook voor het aan boord halen van een drenkeling geen pasklare manieren te geven zijn voor allerlei verschillende omstandigheden. De manier waarop hangt af van de plaatselijke omstandigheden (denk bijvoorbeeld aan golfslag, etc.) en de toestand waarin de drenkeling verkeert.

Door oefening zul je de mogelijkheden en onmogelijkheden zelf ervaren. Het is vooral heel belangrijk steeds goed op je eigen veiligheid te letten.
Is de drenkeling eenmaal aan boord verzorg hem/haar, al naar gelang de algehele toestand, zo goed mogelijk en zorg ervoor hij/zij zo snel mogelijk aan professionele hulpverleners overgedragen wordt.

Veiligheid aan boord van schepen.


Voorkomen is beter dan genezen.
Dat gezegde kennen jullie ongetwijfeld.
En aan boord van schepen geldt dat helemaal omdat het in elk geval uren, maar soms ook dagen kan duren voor er (medische) hulp komt.

Een goede manier om verwondingen te voorkomen zijn Persoonlijke BeschermingsMiddelen (PBM's)
De werkgever is vanuit de Arbowet verpicht die te verstrekken.

3 categorieën

Categorie 1: Lage risico's
Als je hem niet gebruikt zijn de gevolgen klein.
-Zonnebril.
-Afwashandschoenen
-Regenkleding.

Catergorie 2: Middelhoge risico's
Bij gee gebruik kunnen de gevolgen groot zijn.
Verwondingen zijn dan heel waarschijnlijk.
Dodelijke afloop niet onmogelijk.
-Helm
-Stalen neuzen in schoenen
-Veiligheidsbril

Categorie 3:
Geen gebruik heeft zeer grote gevolgen.
Waarschijnlijk dodelijke gevolgen.
Verwondingen zijn onvermijdelijk.
-Veiligheidsharnas
-Gaspak/masker.

 

Aan boord dient je in elk geval verschaft te worden:
-Veiligheidsschoenen

-Helm
-Handschoenen
-Bril
-Oorkappen
-Overall
-In je hut dient een reddingsvest te liggen.


 

Schoenen


Zijn er ook weer in categorieën


S1 Stalen neus en antistatisch. Energieabsorberend in hiel
S2 Als S1 + waterafstotend
S3 Als S2 + ondoordringbare zool en antislip.
S4 Als S3, maar waterdicht
S5 Als S$ maar stalen tussenzool en antislip

Ze zijn er ook hip:

 

Helm

Niet duur (+/- tientje), voorkomt hoop ellende.

Gemaakt van hard materiaal (Eng.: Hard hat)
- PVC
- Alu
- Composiet

 

Verplicht in gebieden met deze stickers (boetes / straffen)


Zijn er ook in leuke modellen en zijn toch goedgekeurd
  

Handschoenen

Beschermen de handen bij voorkomende werkzaamheden mits je de juiste handschoenen bij de juiste klus gebruikt.


Als je met chemicaliënhandschoenen aan trossen gaat beleggen glijdt de tros door je handen.
Zo'n handschoen wordt veel te glad om trossen te kunnen behandelen wanneer hij nat wordt.

 


Ga je met deze handschoenen in chemicalien werken dan is de kans groot dat je jezelf eerder verwondt dan beschermt.
De chemicaliën trekken in de stof en branden nog langer op je huid dan dat als je geen handschoenen aan zou hebben.
 

Veiligheidsbril

Beschermt de ogen tegen rondspattende deeltjes.

Is gemaakt van hard plastic.

Vele modellen.
1 

                   

Gehoorbescherming

Het is heel gemakkelijk gehoorschade op te lopen.
Deze is onomkeerbaar: eenmaal opgelopen gehoorschade kan het lichaam niet ongedaan maken.

Gehoorschade loop je op door:
- Heel hard geluid
- Lange blootstelling aan (hard) geluid.
- Combinatie van deze twee.

Als je na het luisteren van muziek een suis of een piep hoort heb je al gehoorschade.

Horen doen we met trilhaartjes in de gehoorgang die de gehoorzenuw prikkelen door heen en weer te gaan op het geluid.
Bij langdurig blootstellen aan niet heel erg hard geluid, of kort aan heel hard geluid gaan deze trilhaartjes stuk.
En dat gaat sneller dan je denkt.


Bron: GGD
En die worden nooit meer heel => dat stukje oor is doof geworden of de zenuw wordt constant geprikkeld waardoor je een piep kunt horen.
Meestal gaat dit wel weer over, maar de haartjes die deze piep veroorzaakten zijn wel al stuk.
Als er genoeg haartjes stuk zijn gaat de piep ook niet meer weg.
Ook kun je doof worden voor bepaalde gedeelten in het gehoorspectrum.

Gelukkig zijn er middelen om te voorkomen dat je gehoorschaden oploopt.

Oordopjes in allerlei soorten en maten, die al heel goed beschermen.

Otoplastieken, die een soort geluidsklepje hebben die dicht gaan bij hard geluid. (Voordeel: gesprkken zijn gewoon te volgen.)
Deze moeten op maat gemaakt worden bij een audicien.

Oorkappen.

 

De werkgever is verplicht je van gehoorbescherming te voorzien en de werknemer is verplicht er gebruik van te maken.




 

Overall

Men denkt vaak dat een overall er voor is om je kleding schoon te houden.
En dat is een leuke bijkomstigheid, maar een overall heeft vooral een veiligheidsfunctie.

- (Schaaf)wonden bij kleinere ongelukjes voorkomen.
- Opvallend door de kleur in een werkomgeving waar dat belangrijk is.
- Beschermend tegen bepaalde beroepsgevaren.

Op (binnenvaart)tankers is één vonkje misschien genoeg om een ramp te veroorzaken.
Overalls op tankers zullen dus van antistatisch materiaal gemaakt zijn.

Op schepen in koude streken zul je een gevoerde overall dragen: het doorwerkpak, of winteroverall.


Deze zijn er ook weer in vele variaties: van waterdicht voor als je in kleine bootjes moet werken tot afgesloten mouwen en capucons voor poolstreken.


Bron:GlenGuard (YouTube)

Ben je een lasser dan zal je weer baat hebben bij een brandvertragende overall.

In het label kun je zien waar de overall tegen beschermd middels een symbool.


                                        Antistatisch

Koude protectie

 

Brandvertragend

 

 

 

 

Klimgordel

Wanneer je op een hoogte van 2,5 meter of meer gaat werken is valbescherming verplicht.
Dat kan door een constructie rondom het werkgebied, een railing of een kooi, of d.m.v. een klimgordel.


Het is een tuigje die om de bovenbenen en de romp zit.
De bevestiging zit op de rug om te voorkomen dat de rug beschadigd wordt bij het vallen.
De gordel wordt voorzien van een zogenaamde Y-bevestigingslijn.
Zo kan de ene haak naar de volgende sport verzet worden wanneer je een ladder beklimt terwijl de andere nog aan een sport vastzit.
Op die manier ben je altijd gezekerd.

Verder zijn er nog vele andere manieren om valbescherming toe te passen.

Een paar voorbeelden:


Een rolvalbescherming (werkt een beetje zoals een autogordemechanisme)

Een rail op een laddr. Het geleideblokje waar je gordel aan vastkomt trekt zichzelf vast in de gleuf als je valt, maar niet als je langzaam afdaalt.

 

 

 

 

 

 

Het reddingsvest

Voor het reddingsvest verwijzen we naar de Basic Training cursus:
 

Reddingsboei

Voor de reddingsboei verwijzen we naar de Basic Trainingcursus
 

Personal Locating Beacons

Wanneer je te water geraakt bent zijn er diverse mogelijkheden voor het reddende schip om jou te lokaliseren.
-Het rooksignaal

- Een zogenaamd handstakellicht

- En een apparaat dat een Personal Locating Beacon (PLB) heet, dat tegenwoordig ook op een systeem werkt dat AIS heet. (Automatic Indentification System.

Nooduitgangen

Uiteraard ken je je schip op je duimpje.
toch zal in een noodsituatie, waarin je paniekerig zult zijn, blijken dat het niet meevalt om de dichtstbijzijnde (nood)uitgang te vinden.
Daarom is het verplicht om met behulp van stickers de kortste route naar een nooduitgang aan te geven.
Deze stickers moeten van het type "glow in the dark" zijn (bioluminicent) zodat ze ook zichtbaar zijn als het licht uitgevallen is.

Op het veiligheidsplankun je alle nooduitgangen ook vinden, als ook alle andere veiligheidmiddelen aan boord.

Het spreekt voor zich dat nooduitgangen vrij dienen te zijn van obstakels.
Aan de binnen- én buitenzijden

 

Test: Gebruik PBM's

Start

Gevaren aan boord

Als je werkt op een schip heb je te maken met gevaar.
Eén momentje niet opletten of niet goed uit je ogen kijken en je hebt op zijn minst pijn.
En aan boord van een schip doet nooit iets maar een beetje pijn.
Bijna alles aan boord is hard, zwaar, scherp, chemisch of gevaarlijk om in te ademen.

We hebben het al over de middelen gehad om je daartegen te beschermen.

In dit gedeelte gaan we nader in op gevaren aan boord.

Zoals:
- Overboord vallen (verdrinken)
- Besloten ruimtes betreden (verstikking)
- Machinekamergevaren
- Gevaren bij het werken met machines.
- Gevaren bij meren en ontmeren.
- Gevaarlijke ladingen.

 

Overboord vallen

Op zeeschepen is het gevaar op overboord vallen iets minder groot omdat op zeeschepen een railing van tenminste een bepaalde hoogte moeten hebben.
(Bij een volwassen man moet de railing zo tot tussen de navel en de borstkast uit komen.)

Op binnenvaartschepen is die railing , met name in de gangboorden, (nog) niet verplicht.


Met name als het schip beladen is komt er regelmatig water in het gangboord waardoor je overboord kunt spoelen.
Het is mede daarom verplicht (en ook verstandig) om de gangboorden goed op te ruimen van losliggende spullen zodat het gevaar van struikelen tot een minimum beperkt wordt.

Ook moet je gemorste vettigheid dus gelijk opruimen.
En wat dacht je van een glad dek ten gevolge van ijs of sneeuw?


 

Besloten ruimtes

Een besloten ruimte is een ruimte die onvoldoende of niet geventileerd kan worden.
In die ruimte kan dan lucht ontstaan die zich gevuld heeft met een gevaarlijke stof of waar onvoldoende zuurstof in zit.

Het ontstaan van deze zogenaamde "bedorven lucht" kan meerdere oorzaken hebben.

Toevoegen van inert gas.
Sommige ladingen kunnen vanzelf heel heftig reageren op zuurstof.
Om dat te voorkomen wordt een inert gas toegevoegd.
Inert wil zeggen dat het met niets reageert.
Men noemt ze daarom ook wel edelgassen.

Eén gas ken je absoluut, al besef je dat misschien niet eens; stikstof.

Je hebt vast wel eens een pot appelmoes of jam open gemaakt.
En je weet misschien dat producten in potten heel lang goed blijven.
Dat komt doordat de producten een hittebehandeling hebben ondergaan, maar ook omdat de lucht tussen het deksel en het product vervangen is door stikstof.
En omdat stikstof nergens mee reageert blijft het product (langer) goed.

Per ongeluk toevoegen van inert gas.

Je kunt ook inert gas in een ruimte toelaten zonder dat het de bedoeling was.
Bijvoorbeeld het per ongeluk activeren van een CO2 brandblusser.


How to use a C)2 extinguisher. (Bron: Zippy Productions. YouTube)

De brand wordt geblust doordat het CO2 de zuurstof verdringt.
Zou je zo'n blusser in een kleine ruimte leegspuiten dan is er dus ook geen zuurstof meer voor jou.

Chemische processen

Er zijn allerlei chemische processen die slechte dampen afgeven.
Of zuurstof wegnemen.

Opdrogende verf in het ruim geeft veel vluchtige stoffen af die slecht voor je zijn.


Roest gebruikt zuursof.
Wanneer je een ruimte betreddt, bijvoorbeeld een ballasttank, dat erg roestig is zou daar wel eens te weinig zuurstof aanwezig kunnen zijn om te kunnen ademen.


Er zou in een ruimte bijvoorbeeld gelast kunnen worden.
Dan worden er én giftige dampen afgegeven én er wordt zuurstog gebruikt.

Chemische broei
Sommige stoffen (bijv lijnolie) kunnen met behulp van zuurstof een chemisch proces aangaan dat "broei" genoemd wordt.
Hier kan ook nog brand uit voortkomen.


 

Gevaren in de machinekamer

Men probeert door middel van wetgeving de gevaren in de machinekamer tot een minimum te beperken, maar er is nog van alles te noemen dat gevaarlijk is.

Lawaai

 



Iets als lawaai ervaren is een heel persoonlijk iets.
Een formule1 fan vindt een voorbijscheurende F1 auto het mooiste geluid dat er is, de ander gruwelt er al van als hij het van enkele kilometers afstand kan waarnemen.

Wel is het bekend dat lawaai van grote invloed is op het functioneren van mensen.

Aanhoudend lawaai leidt tot verhoging van de bloeddruk en toename van de basisspanning van het spierstelsel.
Het lichaam wordt onbewust in een alarmtoestand gebracht. Dat leidt tot het bijbehorende energieverbruik: werklust en
energie blijven achterwege en de betreffende persoon kan door slapeloosheid worden gekweld.

(Bron: menselijklichaam.nl)

En laten we nu juist van lawaai een overvloed hebben in de MK.
 

Warmte

Zelfs in koude streken is het in een MK al heel gauw zo warm dat het onaangenaam is om in te werken.
Zeker als dat gecombineerd is met een hoge luchtvochtigheid.

In de tropen is een temperatuur van 50ºC in de MK helemaal geen uitzondering.
En met een relatieve vochtigheid van 90% kun je wel nagaan dat een lang verblijf in zo'n ruimte niet bevordelijk is voor de gezondheid en zeker niet voor de productiviteit.

In onderstaand staatje zien we de connectie tussen Rel.V en temp met de productiviteit, waarin we de gevoeldtemperatuur in de vakjes aangegeven zien.

Als we dan beseffen dat we ons het lekkerst voelen, en dus het productiefst zijn, bij een gevoelstemperatuur van zo'n 18 - 22º (blauw gekleurd) is het wel duidelijk dat het in een MK al gauw te warm is .
Op moderne schepen is een controlekamer met airconditioning dan ook verplicht.

Draaiende machines

In de MK staan heel veel machines die door een (electro)motor aangedreven worden.
Hoewel die voor de meest gangbare gevaren beveiligd moeten zijn gebeuren daar toch nog steeds veel ongelukken mee.
Het merendeel van die ongelukken zijn dan weer te wijten aan het feit dat men de beveiliging verwijderd omdat die lastig is.

Beroemd is lang haar dat gegrepen wordt door een kolomboor of draaibank.


 

Een kolomboor moet verplicht een beschermkap om het draaiende gedeelte hebben.
Om wegspringende deeltjes tegen te houden (oogletsel) en om te voorkomen dat kleding of haren gegrepen worden.

Helaas raakt zo'n kap na verloop van tijd bekrast of vervuild waardoor men er niet meer goed doorheen kan kijken.
In plaats van de kap dan schoon te maken of te vervangen klapt men het dan vaak weg.

Electriciteit

Heel erg veel apparatuur in de MK wordt aangedreven door elektromotoren.
Ook zijn er veel aansluit-, schakel- en andere elektriciteitskasten.

 

Wanneer de schakelkast niet goed geïsoleerd is van de stroombron is elektrocutie tijdens het werk een heel reëel gevaar.

Gevolg van elektrocutie:
-Hartritmestoornissen
-Brandwonden
-Beschadiging van weefsel.
-Spierkramp (Loslaten bron niet meer mogelijk, ademhalingsspieren of hartspier verkrampen.)

Verkeerd werken met apparatuur

Heel erg veel verwondingen ontstaan door gereedschap te gebruiken op een manier waarvoor het niet bedoeld is.
Vrij onschuldig is het tikje uitdelen met een Bahco, maar ook daarbij sla je maar al te makkelijk mis of schiet je uit met op zijn minst een pijnlijke plek op je andere hand tot gevolg.


 


Er zijn al vele ongelukken gebeurd omdat men de beschermkap van een haakse slijper verwijderde zodat er een grotere schijf op kan of omdat men dan het werkstuk van alle kanten kan bewerken.

Verfblikken worden heel vaak open gemaakt met een schroevendraaier in plaats van met een speciale opener.

Een schroevendraaier schiet echter heel gemakkelijk weg waardoor hij in de hand schiet waarmee je het blik vasthoudt.

Zo zijn er nog wel meer voorbeelden.

Houd je je aan de manier waarop gereedschap en andere apparaten gebruikt dienen te worden dan is het gevaar nog niet nul, maar áls er dan wat gebeurt zijn de gevolgen niet zo groot.

 

Trillingen

Tijdens het werken met apparatuur krijgen we te maken met trillingen.
Deze zijn te onderscheiden in hand/armtrillingen en lichaamstrillingen.

Wie wel eens met een (vlak)schuurmachine gewerkt heeft kent het gevoel wel.
Zo'n raar dof gevoel dat een beetje prikt als je iets aanraakt.

 

In de aderen zitten terugslagkleppen die dicht gaan op het moment dat het hart bloed aanzuigt in plaats van wegpompt.
Op de linker tekening zie je hoe dat werk als er geen sprake is van trillingen.

Door de trillingen kan het echter gebeuren dat de klepjes zich niet goed sluiten en het bloed terug kan stromen.
Als dat bloed al "gebruikt" is en er dus minder zuurstof in zit kan dat dat vervelende gevoel geven.
Dan is het zaak even de werkzaamheden te onderbreken.

Gaat men wel door dan loop je kans om het "white finger syndrome" op te lopen.


Dan raken de kleppen beschadigd en komt er niet meer genoeg bloed in dat gedeelte van de vinger.
Dit komt niet meer goed.

Lichaamtrillingen.

Een trillende vloer in de MK.
Een trilling (van bijvoorbeeld een motor) die doorgegeven wordt aan de plek waar je zit te werken.
Je raakt die machine dus niet zelf aan maar je hebt er wel last van.
Een minivoorbeeld heb je vast wel eens meegemaakt als je in de auto zit en men trekt op in een te lage versnelling.
Dan voel door de hele auto een trilling gaan.

Verschijnselen kunnen zeer divers zijn:
-Vermoeidheid
-Concentratieverlies
-Last van de rug of benen.
-Je kunt zelfs problemen met je darmen en het evenwichtsorgaan krijgen.

 

Gevaren met lading

Dat je niet onder een last die in de kraan hangt door moet lopen omdat je het niet overleefd als die eruit valt zal geen verbazing wekken.

Maar er zijn ladingen die op het eerste gezicht heel onschuldig lijken maar wel gevaarlijk zijn of kunnen zijn.


 

Broei

In droge ladingen kan broei ontstaan wanneer het vochtig wordt.
Elke boer heeft groot ontzag voor hooibroei, bijvoorbeeld.


Broei ontstaat in een product dat leeft of geleefd heeft.
Door vocht (bij veel producten al bij een rel. vochth. van >15%) ontstaat een chemisch proces waarbij warmte vrijkomt.
Wanneer die warmte niet weg kan is er een echte kans dat er brand onstaat.

Ladingen die vatbaar zijn voor broei:
-Granen
-houtsnippers
-Veevoer
-Schroot
-Papierpulp (Wat in luiers zit).
-Vuilnis (wordt veel per schip vervoerd!)

Maar ook in afgesloten afvalbakken met daarin vette (katoenen) lappen.



 

Stofexplosie

Sommige stoffen zijn van zichzelf niet brandbaar, maar als ze maar fijn genoeg verdeeld zijn kunnen ze leiden tot een stofexplosie

Gevaarlijke stoffen

"Gevaarlijke stoffen zijn stoffen die door hun eigenschappen gevaar op kunnen leveren voor mens, dier en milieu".

 

Dat kunnen stoffen zijn die in bulk in tankers worden vervoerd maar ook als droge lading.
Daarbij denken we al gauw aan brandstoffen als benzine en olie.
Of chemicaliën zoals ammoniak en zoutzuur
Maar er zijn ook andere ladingen, zelfs als vaste stof, die gevaarlijke lading kunnen zijn.

En de gevaren kunnen van alles inhouden.
Deze gevaren zijn ingedeeld in klassen en hebben allen een symbool gekregen.

De klassen zijn dan onderverdeeldin verschillende onderklassen.
En ook die hebben weer allemaal een nummer: het UN nummer.
Tevens hebben de stoffen een classificatiecode, verpakkingsgroep en etiketcode.

Classificatiecodes (Verwijzend naar het wetenschappelijke Engelse woord.)

A (Asphyxiating) : verstikkend
F (Flammable) : Brandbaar
T (Toxic) : Giftig
O (Oxiddizing) : Oxiderend
C (Corrosive) : Corrosief, bijtend

Daarin zijn weer combinatiecodes mogelijk; bijvoorbeel FT: brandbaar en giftig.

UN code
De UN code is een vierciferige code.
Elke stof heeft zijn unieke code.
Deze code is terug te vinden in het Handboek Gevaarlijke stoffen.
(International Dangerous Goods Code)


Een tweedelig boek.
Deel 1 met algemene informatie over het vervoer van en het omgaan met gevaarlijke stoffen en een tweede deel met op nummerieke volgorde alle nummers.
Bij het nummer staat dan informatie over de stof, wat er gevaarlijk aan is en wat te doen als er iets mis mee gaat.

Tenslotte krijgen de stoffen nog een verpakkingsgroep:

I
   Zeer gevaarlijk. (Zeer voorzichtig mee omgaan. Zeer ernstige gevolgen als het fout gaat)

II Gevaarlijk. (Pas op. Gevolgen kunnen ernstig zijn)

III Minder gevaarlijk. (Wel oppassen. Maar als het mis gaat zijn de gevolgen niet extreem ernstig.)

Dan vinden we bijvoorbeeld voor zoutzuur:


Iedereen die in het vervoer met gevaarlijke stoffen werkt werkt, dus ook op het land, moet in deze materie een cursus gevolgd hebben en met het IMDGC om kunnen gaan.

 

Test: Gevaren aan boord

Start

Meren en ontmeren

Elk jaar gebeuren er weer ongelukken tijdens meren en ontmeren van schepen.
De gevolgen ervan variëren van lichte verwondingen (kneuzing, blauwe plek) via amputatie van ledematen tot de dood.

Het is heel gemakkelijk om met een voet in een lus van de tros te komen.
Wanneer die strak trekt wordt de voet geamputeerd of je kunt overboord getrokken worden.

Een tros onder spanning die breekt heeft een ongekende kracht.
De dood is niet zelden het gevolg van een klap van een gebroken tros.

Wanneer een tros te snel door de handen glijdt zijn brandwonden het gevolg.

Bij vriezend weer kan een tros die belgd wordt op een bolder heel gemakkelijk doorslippen met een schokgolf door de armen en schouders als gevolg.



 

  • Het arrangement Keuzedeel Maritiem STC HANZE MARITIEM is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Menno Jacobs Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2022-11-14 14:59:37
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze Wiki bevat het lesmateriaal voor het keuzedeel maritiem.
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Oefenvragen zeeklaar maken

    Oefenvragen schoon schip maken.

    Gebruik PBM's

    Gevaren aan boord

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.