We beginnen de Grammatica met een herhaling en de toevoeging van één nieuw werkwoord. Dit zijn werkwoorden die net iets anders verlopen als de werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
haben = hebben
Sein = zijn
werden = worden/zullen
Maak de onderstaande opdrachten en zorg dat je een score behaald van 75% per opdracht, voordat je verder gaat naar de volgende opdracht.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Als nieuw onderdeel gaan we aan de slag met de Präteritum oftewel de verleden tijd. De verleden tijd is alleen erg lastig aangezien deze net als bij het Nederlands kan veranderen bij sterke werkwoorden. Daarom zullen we momenteel alleen de zwakke werkwoorden behandelen.
Ten eerste doen we hetzelfde als bij het vormen van de tegenwoordige tijd. Neem eerst de stam van het werkwoord!
Spreken we van een normaal werkwoord, dan gaat het als volgt.
Bij de stam op d/t krijg je natuurlijk weer een probleem, dus gebeurt het volgende.
Bij de stam op een s-klank ontstaat deze keer geen probleem.
Stam
normal
Stam op d/t
ich
-en
+te
+ete
du
-en
+test
+etest
er/sie/es
-en
+te
+ete
wir
-en
+ten
+eten
ihr
-en
+tet
+etet
sie/Sie
-en
+ten
+eten
Nu nog even het rijtje van de verleden tijd van haben en sein en dan komen we al ontzettend ver.
haben
sein
ich
hatte
war
du
hattest
warst
er/sie/es
hatte
war
wir
hatten
waren
ihr
hattet
wart
sie/Sie
hatten
waren
Maak onderstaande opdracht en zorg dat je een score van 75% behaald.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In het Duits is het van uitermate belang om te weten of een woord mannelijk/vrouwelijk of onzijdig is. Dit kun je bij veel woorden achterhalen met behulp van de onderstaande stappen.
Stap 1: Het woord eindigt op -chen of -lein = O
Stap 2: Het woord is mannelijk (Beroepen) = M
Het woord is vrouwelijk = V
Stap 3: Het woord eindigt op -heit, -keit, - schaft, -ung, -ei, -ik, -ion, -tät, -ur = V
Stap 4:Eindigt het woord op -e = vaak V Let op! Er zijn uitzonderingen (das Gebäude/ das Wochenende)
Stap 5: Natuurverschijnselen,dagen,maanden,seizoenen = M
Stap 6: Kun je er in het NL het voor zetten = vaak O
Probeer onderstaande opdrachten te maken en een score van 75% te behalen.
Opdracht 1 gaat alleen om der/die/das = zie nominativ der/die/das
Opdracht 2 gaat alleen om ein/eine = zie nominativ ein/eine
Opdracht 3 gaat alleen om de Possessivpronomen = de Possessivpronomen, die de Ein-Gruppe volgt.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In het Duits kunnen de persoonlijke voornaamwoorden (Personalpronomen) / bezittelijke voornaamwoorden (Possessivpronomen) / lidwoorden (Artikel) in drie verschillende vormen staan. Namelijk:
Nominativ = onderwerp
akkusativ = lijdend voorwerp
dativ = meewerkend voorwerp
De zinsstructuur bepaald uiteindelijk welke vorm het woord krijgt. Kijk goed naar de uitleg van Nominativ / Akkusativ / Dativ voor de uitleg hiervan.
Voorbeeldzin: De manstuurthemeen brief.
De man = nominativ (onderwerp)
hem = Dativ (meewerkend voorwerp) Want je kunt er voor/aan voorzetten.
een brief = Akkusativ (lijdend voorwerp)
In het Duits wordt het dus: Der Mann schickt ihmeinen Brief (m).
Tip: De Akkusativ en Dativ hoefen niet in elke zin voor te komen. De Nominativ moet er daarentegen altijd in zitten.
Maak onderstaande opdracht en probeer een score van 75% te behalen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Nu hebben we geleerd hoe we kunnen zien of een woord M/V/O is. We hebben echter nog niet gekeken naar wanneer een woord MV is of hoe we die überhaupt maken.
Hieronder vind je de regels en uitzonderingen voor het vormen van een meervoud in het Duits.
Regel 1: meervoud altijd die
Regel 2: Eindigt het woord op -el, -en, -er, -chen of -lein blijft de meervoudsvorm hetzelfde. (uitzondering M woorden krijgen een umlaut waar mogelijk)
Regel 3: Als het woord eindigt op -e komt er een +n bij.
Regel 4: Meeste M/O woorden krijgen +e
M woorden krijgen waar mogelijk een umlaut.
Regel 5: Bij V woorden krijg je +en of +n
Eindigt het woord op -in dan krijg je +nen
Uitzondering 1: M woorden die eindigen op -e, -ent, -ist, -on krijgen +en of +n
Uitzondering 2: V woorden met één lettergreep krijgen umlaut +e
Uitzondering 3: O woorden met één lettergreep krijgen umlaut + er
Uitzondering 4: woorden die eindigen op -a,-o,-i,-u,-y krijgen in de meervoudsvorm + s
Maak opdracht Plural + Plural 2. Bij de eerste zitten nog geen uitzonderingen bij Plural 2 zit alles door elkaar.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bij Nominativ / Akkusativ / Dativ hebben we gezien dat er drie verschillende vormen kunnen zitten in één zin. Deze vormen kunnen we ook achterhalen met behulp van een voorzetsel. Het voorzetsel geeft dan namelijk al aan welke vorm datgene krijgt wat er achter staat.
Ikheb voor hem een bloemgekocht. = Ich habe für ihn eine Blume gekauft.
Het stukje voor hem kunnen we niet gebruiken om de zin te ontleden. Wel geeft voor ons enige informatie. Voor = Für. Dit voorzetsel vraagt jou de akkusativ te gebruiken, oftewel blauw.
Dus als volgt. Ikhebvoor hemeen bloemgekocht. = Ich habe für ihn eine Blume gekauft.
De voorzetsels die vragen om de akkusativ te gebruiken (=blauw) zijn als volgt:
voor = für
tegen = gegen
zonder = ohne
om = um
door = durch
tot = bis
Maak de volgende opdracht en zorg voor een score van 75%.
Bij de vorige opgave hebben we voorzetsels gezien, die vragen om de Akkusativ (=blauw) te gebruiken. Nu zijn er ook voorzetsels die vragen om de dativ (=roze) te gebruiken.
Ik kom uit het park = ichkommeaus dem Park
Aus is een voorzetsel, die met de Dativ werkt en moet dus zo worden vervoegd. Zie de voorbeeldzin.
Voorzetsels die de Dativ vragen zijn als volgt:
uit = aus
bij = bei
na/naar = nach
met = mit
sinds = seit
van = von
bij/naar = zu
Maak de onderstaande opdracht en probeer een score van 75% te halen.
Om het nog moeilijker te maken zijn er in het Duits ook keuzevoorzetsel, die akkusativ of dativ kunnen zijn. Dit wordt bepaald aan de hand van een aantal vaste regels.
in = in/naar (als plaats lidwoord heeft die Schweiz, die Türkei)
an = aan
vor = voor (letterlijk)
auf = op
über = over
hinter = achter
unter = onder
neben = naast
zwischen = tussen
Regel 1: Controleer of de zin een "zich ergens bevinden" of "ergens naartoe gaan" vraagt.
Stel hierbij de vraag wo (waar) of wohin (waarheen) bij aan de zin. Krijg je hier antwoordt op kijk je naar het volgende:
Krijg je antwoord bij de vraag Wo = Ichbefindemichin dem Park (ik bevind me in het park)
Dan is het antwoord de Dativ (=roze)
Krijg je antwoord bij de vraag Wohin = Ichrennehinter die Straße (ik ren achter de straat)
Dan is het antwoord de Akkusativ (=blauw)
Mocht je hier hulp bij nodig hebben, vraag de Expert om hulp!
Regel 2: Kun je zien of het voorzetsel gebruikt wordt met betrekking tot de tijd, dan is het altijd Dativ.
in = over
an = op
vor = geleden
Regel 3: Kan je bovenstaande vragen niet stellen of krijg je daar geen antwoord op, dan is het als volgt.
7/2 regel
auf/über = akkusativ (=blauw)
in/an/vor/zwischen/neben/unter/hinter = Dativ (=Roze)
Maak onderstaande opdracht en zorg dat je een score van 75% behaald.
Bij dit onderdeel gaan we een nieuw grammatica onderdeel behandelen. Namelijk een belangrijk onderdeel om goed je eigen mening te kunnen vormen. Namelijk het bijvoegelijk naamwoord oftjewel de adjektive.
Jullie kennen namelijk wel woorden zoals mooi, lelijk, groot, klein, enz. Dit zijn allemaal Adjektive. Die gebruiken we om nog iets meer te vertellen over het zelfstandignaamwoord oftewel Substantiv.
Voorbeeldzin: Wat heeft u een mooie auto!
Beispielsatz: Was haben Sie ein schönes Auto!
Zoals je kunt zien past de Adjektive in het Duits zich aan, aan de Substantiv. schön betekent mooi, maar in de voorbeeldzin zie je schönes staan.
Dit heeft te maken met het lidwoord wat er voor staat. Is dit een vorm van der/die/das, dan gebruik je Der Gruppe tabel.
Is dit een vorm van ein/ Possessivpronomen dan gebruik je de Ein-Gruppe tabel
Staat er geen lidwoord voor dan gebruik je de Nichts- Gruppe tabel.
Der Gruppe
M
V
O
MV
Nominativ
e
e
e
en
Akkusativ
en
e
e
en
Ein Gruppe
M
V
O
MV
Nominativ
er
e
es
en
Akkusativ
en
e
es
en
Nichts Gruppe
M
V
O
MV
Nominativ
er
e
es
en
Akkusativ
en
e
es
en
Leer de onderstaande Adjektive goed en maak de opdracht onderin!
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
We hebben bij de vorige opdracht gezien dat de bijvoegelijke voornaamwoorden (Adjektive) veranderen bij wat voor lidwoord voor het zelfstandig naamwoord (substantiv) staat. Dit verandert alleen nog verder als het stuk in de akkusativ of de dativ staat. Kijk maar naar onderstaande tabellen.
Der-Gruppe
M
V
O
Mv
Nominativ
+e
+e
+e
+en
Dativ
+en
+en
+en
+en
Akkusativ
+en
+e
+e
+en
Ein-Gruppe
M
V
O
Mv
Nominativ
+er
+e
+es
+en
Dativ
+en
+en
+en
+en
Akkusativ
+en
+e
+es
+en
Nichts-Gruppe
M
V
O
Mv
Nominativ
+er
+e
+es
+en
Dativ
+em
+er
+em
+en
Akkusativ
+en
+e
+es
+en
Maak onderstaande opdracht en kijk dus goed naar de zin om te kijken in welke vorm het gedeelte staat.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Vervoeging Haben
Vervoeging Sein
Vervoeging haben und sein
Werden
Haben / sein / werden
mögen
müssen
wissen
können
dürfen
sollen
Wollen
Modalverben
Präsens
Präsens Sätzen
Präteritum
das Perfekt
Unregelmäßige Verben
der die das
Ein- Gruppe
Possessivpronomen
Nominativ / Akkusativ / Dativ
der Plural
der Plural 2
Präpositionen mit Akkusativ
Präpositionen mit Dativ
Präpositionen mit Akkusativ und Dativ
Adjektive
Adjektive Völlig
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.