Präteritum

Präteritum einfach erklärt I inkl. ÜbungenAls nieuw onderdeel gaan we aan de slag met de Präteritum oftewel de verleden tijd. De verleden tijd is alleen erg lastig aangezien deze net als bij het Nederlands kan veranderen bij sterke werkwoorden. Daarom zullen we momenteel alleen de zwakke werkwoorden behandelen.

Ten eerste doen we hetzelfde als bij het vormen van de tegenwoordige tijd. Neem eerst de stam van het werkwoord!

Spreken we van een normaal werkwoord, dan gaat het als volgt.
Bij de stam op d/t krijg je natuurlijk weer een probleem, dus gebeurt het volgende.
Bij de stam op een s-klank ontstaat deze keer geen probleem.

  Stam normal Stam op d/t
ich -en +te +ete
du -en +test +etest
er/sie/es -en +te +ete
wir -en +ten +eten
ihr -en +tet +etet
sie/Sie -en +ten +eten

 

Nu nog even het rijtje van de verleden tijd van haben en sein en dan komen we al ontzettend ver.

  haben sein
ich hatte war
du hattest warst
er/sie/es hatte war
wir hatten waren
ihr hattet wart
sie/Sie hatten waren

 

Maak onderstaande opdracht en zorg dat je een score van 75% behaald.