-Vertellen wat oorzaken zijn van oorlogen en conflicten in de wereld.
-Uitleggen wat de belangrijkste gevolgen van de Tweede Wereldoorlog waren op het gebied van handel en samenwerken.
-Vertellen dat en hoe in de tijd van televisie en computer mensen nieuwe communicatie- en informatiemiddelen zijn gaan gebruiken.
-Vertellen hoe wij over de hele wereld met elkaar kunnen samenwerken.
Introductie....... Nieuwe buren!
Je MM docent zet de video klaar. Bekijk het beeld en bespreek met je docent waar het over gaat. Meneer Jongejan van de Nederlandse overheid selecteert hier gastarbeiders. Toen heel gewoon. Wat denk jij? Is dit normaal?
A. Neem een nieuwe pagina voor je. Schrijf in het midden 'Gastarbeider'. Schrijf er omheen wat in je opkomt bij dat woord.
C Mensen reageerden in de jaren 60 en 70 vaak enthousiast op de ‘nieuwkomers’. Ze waren benieuwd naar hun gewoonten en hun exotische voedsel. Waarom reageerden niet alle mensen zo en werden mensen na verloop van tijd soms negatiever? Gebruik in je uitleg eventueel de volgende begrippen: gastarbeiders, onbekend, sociale controle, gezinshereniging.
D. Wat zou jij doen als jij een gastarbeider was geweest? Blijven of terug gaan naar je geboorteland?
Instap: Aflevering 3 op Reis- Cuba
Cuba was tijdens de Koude Oorlog onderdeel van het grote Russische rijk, de Sovjet Unie. Maar Cuba ligt geografisch vlakbij de Verenigde Staten. Zie je het liggen op de kaart?
Het ligt dus om de hoek bij Amerika maar het leven is er compleet verschillend.
Planeconomie houdt in dat de regering bepaalt wat bedrijven produceren. Ook in Cuba was dat het geval. Door de planecomie van het communisme en een jarenlang verbod op export (uitvoeren van producten) gaat het slecht met de economie. Maar toch werken de inwoners hard.
Stap 1: Open je schrift. Schrijf erboven 'Cuba en het communisme'
Stap 2: Pak je oortjes en zet de video aan.
Stap 3: Schrijf de vraag over en noteer daaronder je antwoord.
Vraag 1: Wat hoor je in de video allemaal over de gebiedskenmerken van Cuba?
Vraag 2: Noem 1 bevolkingskenmerk die je hebt gehoord.
Vraag 3: In welk jaar landden de Spanjaarden op Cuba?
Vraag 4: Wie waren eigenlijk de oorspronkelijke bewoners van Cuba?
Vraag 5: De bevolking van Cuba bestaat uit mensen die afstammen van vooral Afrikanen en Spanjaarden. Hoe kan dat?
Vraag 6: Papito vertelt dat hij voor 2008 geen personeel aan mocht nemen. Nu wel. Is het land nu meer of minder communistisch?
Vraag 7: Wat is het belangrijkste exportproduct van Cuba?
Vraag 8: In welke klimaatzone ligt Cuba?
Vraag 9: Cuba heeft voor de sigaren een nieuwe afzetmarkt moeten vinden. Waardoor moesten ze die zoeken?
Vraag 10: Je hebt de video gekeken. Schrijf over en vul aan: Ik zou wel/ niet naar Cuba willen emigreren want.......
Theorie
Theorie 1
Heb jij wel eens met iemand gechat uit Noord-Amerika? Skype gesprek gevoerd met iemand uit Marokko? Zomervakantie gevierd in een ver land. Best gewoon, toch? Tegenwoordig kan je overal op de wereld met elkaar communiceren (contact hebben). Er zijn oneindig veel communicatiemiddelen (Laptop, smartphone, smart-tv, Insta, Skype, What'sapp...)
Dit over de hele wereld met elkaar contact kunnen opnemen, wordt globalisering genoemd. Dankzij alle digitale ontwikkelingen van de laatste jaren kunnen wij met vrijwel iedereen in direct contact staan.
Alle moderne informatie- en communicatiemiddelen samen noemen we ICT (Informatie- en Communicatie Technologie).
Maar hoe begon het eigenlijk....?
Begin van een werelddorp....
De nieuwe manier van informatie krijgen begon allemaal met de ontwikkeling van de radio en televisie. In Nederland, vlak na de Tweede Wereldoorlog, in 1951 kochten wij onze eerste televisies. Alhoewel het grootste deel van de bevolking deze niet kon betalen. Voor hen was meekijken met de buren of in de winkeletalage een prima oplossing! Of gewoon ouderwets naar de radio luisteren. Old skool!
De telefoon was al wat langer in gebruik, sinds rond het jaar 1900. Lastig om iemands telefoonnummer te onthouden was het echt niet. De eerste telefoonnummers bestonden maar uit 1 (!) cijfer. Zo weinig mensen gebruikten het toen.
Het digitale tijdvak waarin wij nu leven is dus gekickstart met de introductie van de televisie. Een passende naam voor tijdvak 10 is dus niet voor niets 'Tijd van televisie en computer'. De inwoners van Nederland kregen met de komst van de tv een nieuwe belangrijke informatiebron. Beelden van over de hele wereld en dat gewoon in je huiskamer!
Kijk maar eens de volgende video. In 1969 was overal ter wereld live te zien hoe de eerste wereldbewoner voet op de maan zette (Neil Armstrong). Heel bijzonder!
Dit hoofdstuk heet niet voor niets ‘De wereld is een dorp’. 60 jaar geleden wisten mensen niet meer dan wat er in hun eigen dorp of omgeving gebeurde. Door alle technologische ontwikkelingen weten we nu net zo snel dat een vliegtuigramp boven de Middellandse Zee plaats vindt als dat de achterbuurvrouw nieuwe schoenen heeft gekocht. De contacten zijn wereldwijd dus net zo snel als vroeger op lokaal niveau. Daarom staan alle 195 landen ook veel meer met elkaar in contact dan vroeger. Maar zijn er dus ook sneller, ergere conflicten.
Ook mocht een derde wereld (ontwikkelings-) land Brazilië de Olympische Spelen organiseren. Door de wereldhandel groeit de economie in landen als Brazilië erg snel. Dat is positief. Maar de armoede is er nog lang niet verdwenen. Helaas moeten de arme inwoners van de slopenwijken hun huizen uit zodat er hotels gebouwd kunnen worden voor de toeristen die naar de Spelen komen kijken. Mensenrechten worden dus niet door alle regeringen ter wereld gerespecteerd.
Daarnaast zorgt onze groeiende wereldeconomie ook voor meer klimaatproblemen. In 2015 organiseerde de VN de Klimaattop in Parijs. Alle regeringen spraken af hun best te doen de klimaatveranderingen tegen te gaan. Maar of dat gaat werken? In 2000 (de millenniumwisseling) spraken alle VN leden af belangrijke wereldproblemen binnen 15 jaar samen op te lossen. De Millenniumdoelen zijn toen door bijna alle regeringsleiders ondertekend. Deze doelen moesten onder andere de armoede en milieuvervuiling bestrijden vóór 2015. Maar de doelen zijn niet behaald.
2Doc heeft een serie afleveringen gemaakt over ontwikkelingshulp in Afrika:
Verschillen
De wereld lijkt steeds meer een dorp, maar het is wel een dorp met grote verschillen. Na de Tweede Wereldoorlog werd de wereld ingedeeld in een eerste, tweede en derde wereld. De eerste wereld bestond uit de rijke, welvarende landen, ook wel westerse landen genoemd. Tijdens de Koude Oorlog stond het Westblok tegenover het Oostblok.
De Oostbloklanden werden de tweede wereld genoemd. Landen die niet meededen met de
Koude Oorlog werden derdewereldlanden genoemd. Een deel van deze landen was arm,
bijvoorbeeld India. Maar er waren ook rijke landen, zoals Saudi-Arabië. Dat land verdiende
veel geld met de verkoop van aardolie. De arme landen van de derde wereld worden ook wel ontwikkelingslanden genoemd.
In ontwikkelingslanden zijn vaker conflicten dan in rijkere landen. De VN zijn opgericht om vrede te bewaren in de hele wereld. Maar ondanks het feit dat bijna alle landen ter wereld lid zijn van de VN, is er geen wereldvrede. Er zijn mensen of groepen die anderen bang willen maken met behulp van geweld. Dit zijn terroristen. De meeste terreurorganisaties werken vanuit het Midden-Oosten. Het gebied tussen de Middellandse Zee en de Arabische Zee. De NAVO is na de WO2 opgericht om het Westen te verdedigen. Het is een militaire samenwerking tussen Westerse landen. Kroatië is in 2009 als laatste lid geworden. De NAVO vecht ook tegen terroristen.
Wanneer twee of meer partijen in 1 land oorlog voeren, heet dat een burgeroorlog. Vaak is het een oorlog tussen verschillende bevolkingsgroepen die niet samen willen leven. De VN doet ook aan vredesmissies. Dan is het doel vrede stichten in een land waar verschillende partijen oorlog voeren. VN-soldaten die mee helpen aan een vredesmissie heetten blauwhelmen. De laatste burgeroorlog in Europa (waar ook de VN vrede wilde stichten) was in 1995 in voormalig Joegoslavië. De verschillende bevolkingsgroepen konden het land niet goed verdelen dus ontstond er een oorlog. Bekijk de route die vluchtelingen nu afleggen: https://vluchtelingen.eo.nl/
Opdrachten
EINDOPDRACHT ONDERZOEK
Je gaat een interessant onderwerp onderzoeken of een lastig vraagstuk beantwoorden. Hoe kies je zelf een goed probleem? Een ‘goed probleem’ geeft antwoord op de vragen: wie, wat, waar, wanneer, hoe en waartoe.
Je gaat onderzoek doen. Overleg met je docent welk onderzoek jullie gaan doen. Het onderzoek en de resultaten lever je in via de ELO. Je kiest uit 2 keuzeopdrachten óf je bedenkt zelf een onderwerp.
1. Doe onderzoek naar het internet: wat weet je er eigenlijk van?
2. Doe onderzoek naar het thuisland van een van je klasgenoten en vergelijk het met Nederland. Is er ruzie in het land of met een ander land of is er vrede? Is dit altijd zo geweest of was het vroeger anders?
Maak een overzicht voor jezelf. Wat moet ik allemaal doen en wanneer moeten die taken af?
Wanneer moet het af? Wat gaan we verzamelen? Wanneer gaan we deelvragen maken en beantwoorden? Hoe gaan we presenteren?
Stap 3 is het doen:
Verzamel informatie.
Verwerk de informatie in je presentatie.
Geef antwoord op de deelvragen en de hoofdvraag.
Stap 4 is laten zien (presenteren):
Wat zijn de hoofd- en deelvragen?
Hoe en waar heb je informatie verzameld?
Hoe heb je de informatie geordend en bewerkt?
Welke antwoorden heb je gevonden? (de antwoorden op de deelvragen)
Wat is je conclusie? (het antwoord op de hoofdvraag)
Stap 5 is reflectie.
Hier geef je voor jezelf aan wat er goed ging bij je onderzoek of wat juist een uitdaging was. Als je samenwerkte: hoe ging het samenwerken?
Keuzeopdracht 2
2. Migratie. Stap 1 is bedenken wat je precies wilt onderzoeken.
Doe onderzoek naar het thuisland van een van je klasgenoten en vergelijk het bijvoorbeeld met Nederland. Is er ruzie in het land of met een ander land of is er vrede? Is dit altijd zo geweest of was het vroeger anders?
Wat voorbeelden:
Waarom migreren mensen?
Welke gevaren zijn er als iemand uit zijn land vlucht?
Op 1 mei 2022 is van de totale Nederlandse bevolking 0.001 % gevlucht. Maar migratie bestaat net zo lang als ons land. Er wonen 4 540 098 personen met een migratieachtergrond in Nederland. Dat komt neer op 25,7 procent van de Nederlandse bevolking. Van de totale Nederlandse bevolking heeft 11,2 procent een westerse migratieachtergrond en 14,5 procent een niet-westerse migratieachtergrond.
Stap 1 is dus bepalen wat je gaat onderzoeken.
Stap 2 is bepalen hoe je het gaat doen:
Maak een overzicht voor jezelf. Wat moet ik allemaal doen en wanneer moeten die taken af?
Wanneer moet het af? Wat gaan we verzamelen? Wanneer gaan we deelvragen maken en beantwoorden? Hoe gaan we presenteren?
Stap 3 is het doen:
Verzamel informatie.
Verwerk de informatie in je presentatie.
Geef antwoord op de deelvragen en de hoofdvraag.
Stap 4 is laten zien (presenteren):
Wat zijn de hoofd- en deelvragen?
Hoe en waar heb je informatie verzameld?
Hoe heb je de informatie geordend en bewerkt?
Welke antwoorden heb je gevonden? (de antwoorden op de deelvragen)
Wat is je conclusie? (het antwoord op de hoofdvraag)
Stap 5 is reflectie.
Hier geef je voor jezelf aan wat er goed ging bij je onderzoek of wat juist een uitdaging was. Als je samenwerkte: hoe ging het samenwerken?
Keuzeopdracht 3
Kies zelf een probleem of onderwerp. Dat kan zijn:
Het vuilnis buiten zetten, was opvouwen of andere klusjes waar je zó geen zin in hebt: kan dat niet anders? Of misschien wil je lekker ver op vakantie, maar vlieg je liever niet vanwege het klimaat. Of: waarom moet ik naar school?
Hoe los je dat op? Een ‘goed probleem’ geeft antwoord op de vragen: wie, wat, waar, wanneer, hoe en waartoe. Door dit voor jezelf helder te maken, kun je later gerichter zoeken informatie.
Stap 1 is dus bepalen wat je gaat onderzoeken.
Stap 2 is bepalen hoe je het gaat doen:
Maak een overzicht voor jezelf. Wat moet ik allemaal doen en wanneer moeten die taken af?
Wanneer moet het af? Wat gaan we verzamelen? Wanneer gaan we deelvragen maken en beantwoorden? Hoe gaan we presenteren?
Stap 3 is het doen:
Verzamel informatie.
Verwerk de informatie in je presentatie.
Geef antwoord op de deelvragen en de hoofdvraag.
Stap 4 is laten zien (presenteren):
Wat zijn de hoofd- en deelvragen?
Hoe en waar heb je informatie verzameld?
Hoe heb je de informatie geordend en bewerkt?
Welke antwoorden heb je gevonden? (de antwoorden op de deelvragen)
Wat is je conclusie? (het antwoord op de hoofdvraag)
Stap 5 is reflectie.
Hier geef je voor jezelf aan wat er goed ging bij je onderzoek of wat juist een uitdaging was. Als je samenwerkte: hoe ging het samenwerken?
Stappenplan onderzoek
5 Stappenplan onderzoek
Een onderzoek voor mens en maatschappij doe je volgens een aantal vaste stappen.
Stap 1 Wat ga je doen?
Als je onderzoek doet, kies je eerst een onderwerp. Daarna bedenk je een hoofdvraag voor je onderzoek: wat wil je weten? Vaak kun je de hoofdvraag makkelijker beantwoorden als je hem opdeelt in een paar deelvragen.
Stap 2 Hoe ga je het doen?
Een onderzoek duurt meestal langer dan een lesuur. Maak daarom een overzicht van de taken en plan die zorgvuldig. Stel jezelf drie vragen als je een planning maakt:
Wat moet ik allemaal doen?
Wanneer voer ik de verschillende taken uit?
Wie voert welke taak uit? (als je in een groepje werkt)
Stap 3 Doen!
Voer je onderzoek uit. Doe deze drie dingen:
Verzamel informatie.
Verwerk de informatie.
Geef antwoord op de deelvragen en de hoofdvraag.
Informatie verzamelen
Om antwoord te geven op je onderzoeksvraag, heb je informatie nodig. Die haal je uit bronnen. Er zijn:
bronnen die je in de klas bij de hand hebt: Mundo, een atlas.
bronnen die je opzoekt: kranten, tijdschriften, folders, kaarten, informatie op internet.
enquête (zie vaardigheid enquête)
interview (zie vaardigheid interview)
eigen waarneming: gebouwen, beelden, schilderijen, het landschap
Let er op of je bronnen bruikbaar en betrouwbaar zijn. (Zie vaardigheid Bronnen gebruiken, teksten)
Informatie verwerken
Orden de informatie uit de bronnen. Maak een indeling. Bijvoorbeeld:
Zet de informatie die over dezelfde deelvraag gaat bij elkaar.
Zet informatie die gaat over oorzaken bij elkaar en alle informatie over gevolgen ook.
Zet informatie over hetzelfde gebied of tijdvak bij elkaar.
Zet informatie over voordelen bij elkaar en informatie over nadelen ook.
Vragen beantwoorden
Zoek een antwoord op alle deelvragen. Schrijf de antwoorden op. Maak er goede zinnen van, laat de vraag daarin terugkomen. Lees de antwoorden rustig door. Beantwoord daarna de hoofdvraag.
Stap 4 Laten zien
In een presentatie kun je andere mensen laten zien wat jij hebt onderzocht. Je kunt kiezen voor allerlei presentatievormen, bijvoorbeeld een verslag, een poster, een powerpointpresentatie, een toneelstukje of een website. Bedenk een vorm die past bij de mensen aan wie je de presentatie laat zien en de situatie waarin dat moet gebeuren.
Laat de volgende zaken zien:
Wat waren de hoofd- en deelvragen?
Wat heb je gedaan om aan informatie te komen?
Hoe heb je de informatie geordend en bewerkt?
Welke antwoorden heb je gevonden? (de antwoorden op de deelvragen)
Wat is je conclusie? (het antwoord op de hoofdvraag)
Stap 5 Terugblik
Bij deze stap kijk je terug op wat je hebt gedaan in het onderzoek. De volgende vragen kun je jezelf stellen:
Heb je de planning gehaald? Zo nee, waar lag dat aan?
Hoe ging de samenwerking (als je in een groepje werkte)?
Kon je de hoofdvraag goed beantwoorden? Zo nee, welke informatie had je nog nodig?
Hoe ging de presentatie? Wat ging er goed en wat kon er beter?
b. Als je voor optie 1 of 2 gaat: De docent stuurt je klas een link toe, daar log je in. Dan ga je een stripverhaal maken.
c. Je kunt kiezen uit 3 opties:
1. Leonardo's leven begon dus in Rio de Janeiro. In de kansarme sloppenwijken. Nu is hij in Nederland. Nu is hij geslaagd voetballer. Maak een stripverhaal waarin je het verhaal van Leonardo laat zien. Dat zijn ongeveer 20 frames.
2. Maak een stripverhaal die het migrantenverhaal van een ander (bekend) persoon laat zien. Dat zijn ongeveer 20 frames. Ook de afgelegde route hoort bij het verhaal. Misschien zijn jouw ouders gemigreerd, of jijzelf? Iemand uit de geschiedenisboeken? Of iemand anders? Overleg even met je docent. Hieronder staan wat bekende Nederlanders met een wereldverleden.
3. Gebruik je schrift of Word. Bedenk zelf een fictief verhaal over iemand die een migrantenverleden heeft. Minimaal 400 en maximaal 500 woorden. Begin je verhaal zo: Er was eens......
De vader van Willem-Alexander was prins Claus, een geboren Duitser. Onze koning is dus een tweede generatie westerse allochtoon.
Katja Schuurman is geboren in Nederland, maar haar moeder is Surinaams-Chinees en komt van Curaçao. Dat maakt Katja Schuurman een tweede generatie niet-westerse allochtoon.
De moeder van Geert Wilders zag het levenslicht in Soekaboemi, in toenmalig Nederlandse-Indië. De PVV-leider is volgens de CBS-definitie dus een tweede generatie westerse allochtoon.
Modeontwerpster Olcay Gulsen is geboren in Waalwijk, maar haar ouders zijn geboren in Turkije. Daarmee is de zakenvrouw een tweede generatie niet-westerse allochtoon.
Maak dit met behulp van internet en je schift/map.
Na het kijken van de film maak je de bijbehorende opdrachten. Je moet wel even een account aanmaken (tip: gebruik de inloggegevens van je schoolaccount).
Ben je klaar? Dan moet je de antwoorden laten zien aan je docent.
Het arrangement De wereld is een dorp 2022 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.