Thema 5: Regeling en Thema 6: Zintuigen

Thema 5: Regeling en Thema 6: Zintuigen

Thema 5: Regeling

Veranderingen of informatie (dingen waar we op kunnen reageren) uit de omgeving nemen we waar door middel van onze zintuigen.

Deze veranderingen worden door ons lichaam verwerkt zodat we daar op de juiste manier op kunnen reageren. Zo´n reactie wordt verwerkt en geregeld door ons zenuwstelsel en ons hormoonstelsel. De veranderingen uit de omgeving noemen we prikkels.

Basisstof 5.1 Het zenuwstelsel

Het zenuwstelsel bestaat uit twee delen:
1. Het centrale zenuwstelsel (CZ)
2. De zenuwen

Het zenuwstelsel heeft twee functies:
1. Het verwerken en vervoeren van impulsen
2. Het aansturen van spieren en klieren


Het centrale zenuwstelsel (centraal betekend in het midden gelegen) bestaat uit de volgende onderdelen:
De grote hersenen, de kleine hersenen, de hersenstam en het ruggenmerg.

 

Wat is het verschil tussen impulsen en prikkels?

Een prikkel is de verandering/informatie uit de omgeving waar je op kunt reageren
- Wordt waargenomen door zintuigen
- Voorbeelden prikkels > geluid, licht, geur, druk, kou, warmte, smaak, zwaartekracht

 

Een impuls is een elektrisch signaal vanuit je lichaam waardoor je kunt reageren
- Wordt door je zintuigen doorgegeven via zenuwen aan spieren en/of klieren

 

Oefening: Controle opdracht

Start

Basisstof 5.2 Zenuwcellen en zenuwen

Het versturen van impulsen in het zenuwstelsel gaat via de zenuwcellen in de zenuwen (zenuwcel = cellen van de zenuwen).


Elke zenuwcel is opgebouwd uit:
1. Cellichaam = onderdeel van de zenuwcel waar de celkern in zit
2. Uitlopers = vertakkingen van de zenuwcel die impulsen geleiden (geleiden betekend doorgeven)

 

Er zijn in totaal verschillende typen zenuwcellen:

Type 1. Gevoelszenuwcel > ALTIJD aangesloten op een zintuig, geeft impulsen van ZINTUIG door aan (schakelcellen in) het CENTRALE ZENUWSTELSEL

 

Type 2. Schakelcel > ALLEEN aanwezig in het centrale zenuwstelsel, geeft impulsen BINNEN het CENTRALE ZENUWSTELSEL door
- Dus van ruggenmerg naar hersnenen, en van hersenen naar het ruggenmerg

 

Type 3. Bewegingszenuwcel > geeft impulsen van (schakelcellen in) het centrale zenuwstelsel door aan een SPIER en/of KLIER



Klik op de onderstaande link om de onderdelen van zenuwcellen oefenen
https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Zenuwen/zenuwcellenob.htm

Route van een impuls

Basisstof 5.2 Zenuwcellen en zenuwen Diagram | Quizlet

 

Impulsgeleiding:
- Gevoelszenuwcel geleid impulsen van ZINTUIG naar CZ 
- Schakelcel geleid impulsen binnen het CZ 
- Bewegingszenuwcel geleid impulsen van CZ naar SPIER/KLIER 

 

! Let op ! 
De uitlopers (vertakkingen van de zenuwcellen) van een gevoels- en bewegingszenuwcel zijn langer dan die van een schakelcel, omdat impulsen bij een gevoels- en bewegingszenuwcel een langere afstand moeten afleggen. 

 

Zenuwen

 

Een zenuw is een groepje van uitlopers bij elkaar, met omzich heen een isolerend beschermlaagje

 

Er zijn verschillende typen zenuwen:
1. Gevoelszenuwen > groepje uitlopers van gevoelszenuwcellen 
2. Bewegingszenuwen > groepje uitlopers van bewegingszenuwcellen
3. Gemengde zenuwen > groepje uitlopers van gevoels- en bewegingszenuwcellen

Basisstof 5.3 Het ruggenmerg

Het ruggenmerg is de verbinding tussen de zenuwen en de hersenen. Het ruggenmerg ligt in het wervelkanaal, dit zijn openingen in de wervels. Alle wervels bij elkaar noem we de wervelkolom (of je ruggengraat). 
 

Grijze en witte stof in het ruggenmerg

- Grijze stof (wordt ook wel merg genoemd/binnenkant van het ruggenmerg) bestaat uit de cellichamen van schakelcellen en bewegingszenuwcellen
- Witte stof (wordt ook wel schors genoemd/buitenkant van het ruggenmerg) bestaat uit alleen uitlopers van schakelcellen

 

Regeling. - ppt download

 

Op de bovenstaande afbeelding zie je ook zenuwknopen, een zenuwknoop is een verdikking doordat daar veel cellichamen van gevoelszenuwcellen bij elkaar komen.


Klik op de onderstaande link om met de route van impulsgeleiding binnen het ruggenmerg te oefenen
https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Ruggemerg/ruggenmergob.htm

 

Samenvattend filmpje

Hoe werken je zenuwen?

Basisstof 5.4 De hersenen

Je hersenen werken als het regelcentrum van je lichaam. Zonder je hersenen kan er niks in je lichaam worden aangestuurd. De hersenen bestaan 3 kleine onderdelen: de grote hersenen, de kleine hersenen en de hersenstam.

Je hersenen bestaan uit twee hersenhelften, de linkerhersenhelft ontvangt/verstuurt impulsen van/aan de rechterkant van het lichaam, de rechterhersenhelft ontvangt/verstuurt impulsen van/aan linkerkant van het lichaam. Je leest het goed, de hersenhelften sturen het tegenovergestelde deel van het lichaam aan!

 

Hersenstam

De hersenstam zit boven het ruggenmerg en heeft vier belangrijke functies:

1. Geleid impulsen van het ruggenmerg naar de grote hersenen en de kleine hersenen, en andersom van de grote en kleine hersenen naar het ruggenmerg.

2. Geleid impulsen van de zintuigen in je hoofd en hals (nekgedeelte) naar je grote en kleine hersenen.

3. Geleid impulsen van grote en kleine hersenen naar je spieren en/of klieren in je hoofd en hals.

4. Stuurt de levensfuncties aan > regelt de ademhaling, hartslag, temperatuur, bloeddruk.

   

Grote hersenen

In de grote hersenen vindt bewustwording plaats. Met bewustwording wordt bedoelt dat je je ergens van bewust wordt, je krijgt zicht op iets, iets wordt je duidelijk.

De plekken of gebieden van de hersenen worden ook wel hersencentra´s genoemd, hier kunnen impulsen aankomen en verwerkt worden. De plek in de hersenen WAAR impulsen aankomen en verwerkt worden, bepaald WAT je waarneemt!


Dus... smaakcentra verwerkt smaken
Dus... gehoorcentra verwerkt geluiden
etc.

Je gevoelscentra ontvangt informatie van de zintuigen.
Je bewegingscentra stuurt spieren en klieren aan. 


! Let op !
Mensen die op hun achterhoofd vallen hebben de kans om blind te worden... Waarom? Het gezichtscentra ligt aan de achterkant van je hoofd en ontvangt informatie van de ogen. Als dit centrum beschadigd raakt, kunnen impulsen hier niet goed ontvangen en verwerkt worden.  

Kleine hersenen

Je kleine hersenen zorgen dat al je bewegingen worden afgestemd met elkaar = coördinatie. Je kleine hersenen zorgen er dus bijvoorbeeld voor dat jij een bal kan gooien en vangen.

Grijze en witte stof in de hersenen

Zoals al eerder besproken, bevinden zich in het ruggenmerg witte en grijze stoffen. In de hersenen zitten deze stoffen ook. 

 

Weet u dat aderverkalking ook kan leiden tot urineverlies? - Seniorenwijzer

De grijze stof van de hersenen (buitenkant / schors) bestaat uit de cellichamen van schakelcellen

De witte stof van de hersenen (binnenkant / merg) bestaat uit de uitlopers van schakelcellen 

Hersenen onder invloed

Sommige stoffen kunnen de werking van het zenuwstelsel beïnvloeden, voorbeelden:

  • Medicijnen, tabak, drugs, alcohol etc.

 

Wat is dan het effect van deze stoffen?

  • Impulsen worden door deze stoffen GEREMD of juist GESTIMULEERD

 

> (Morfine) Remt impulsen, je kunt pijn bijvoorbeeld niet meer waarnemen.

 

> (Alcohol) Remt impulsen, je kunt bijvoorbeeld niet meer normaal lopen.

> (Uppers) Stimuleert impulsen, je krijgt opeens energie en bent alert.

 

> Remt impulsen, je krijgt slaap.

 

Klik op de onderstaande link om de onderdelen van de hersenen te oefenen
https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Hersenen/hersenenonderbouw.htm

Basisstof 5.5 De weg die impulsen afleggen

Zoals al eerder verteld worden veranderingen uit de omgeving (prikkels) in of uit de omgeving waargenomen door onze zintuigen. Deze prikkels worden door ons lichaam omgezet in elektrische signalen (impulsen) zodat we op de juiste manier kunnen reageren met onze spieren en/of klieren. 

Maar, impulsen kunnen op verschillende manieren verwerkt worden! Dit betekend dat die elektische signalen via verschillende routes door ons lichaam geleid kunnen worden. 

Route 1 = Bewuste reactie
Route 2 = Reflex (onbewust reactie)
 

Bewuste reactie (normale route)

Een bewuste reactie gaat ALTIJD langs de HERSENEN




Route van een impuls uitgezoomd: Prikkel > Zintuig > Impuls > Zenuwen > Hersenen > Zenuwen > Spier/klier
- Prikkel = zien of ruiken van de mandarijn
- Zintuig = oog of neus
- Spier = arm pakt mandarijn
- Klier = watertanden / kwijlen


Route van een impuls ingezoomd: Prikkel > Zintuig > Impuls > Gevoelszenuwcel > Schakelcel > Hersenen > Schakelcel > Bewegingszenuwcel > Spier/klier

Reflex (verkorte route)

Een reflex is een onbewuste reactie en gaat NOOIT via de hersenen!

De prikkel is in deze situatie te warm water, dit neem je waar met je warmtezintuigen in je huid. De impulsen worden direct naar je spieren van de arm verstuurd zodat je deze weg kan trekken. Je hoeft hier dus niet bij na te denken!

Route van een impuls uitgezoomd: Prikkel > Zintuig > Impuls > Zenuwen > Spier/klier

 


 

Route van een impuls ingezoomd: Prikkel > Zintuig > Impuls > Gevoelszenuwcel > Schakelcel > Bewegingszenuwcel > Spier/klier

Reflexboog

Een reflex is een vaste (altijd hetzelfde) en snelle onbewuste reactie op een bepaalde prikkel. Deze reflexen hebben we om ons lichaam te beschermen. 

Een reflexboog is de route die de impulsen afleggen tijdens een reflex (zie vorige dia, ingezoomde route reflex).

Voorbeelden van reflexen:

  • Strekreflex 
  • Kniepeesreflex 
  • Ademreflex
  • Kokhalsreflex
  • Ooglidreflex (knipperen)
  • Pupilreflex (groter en kleiner worden van pupil)

Basisstof 5.6 Het hormoonstelsel



Het hormoonstelsel bestaan uit een aantal hormoonklieren. Hoormoonklieren zijn groepjes cellen die hormonen (stoffen) maken en afgeven aan het bloed, met deze hormonen kunnen hormoonklieren andere organen aansturen.

Het hormoonstelsel heeft een langzame werking en regelt langdurige processen aan. Hier een aantal voorbeelden van langdurige processen:
- Groeien
- Ontwikkelen
- Stofwisseling
- Voortplanting

(Het zenuwstelsel werkt daarintegen heel snel en regelt kortdurige processen aan).


Sciencespace - Hormonen, wat zijn het en hoe werken ze?

Op de bovenstaande afbeelding zijn twee verschillende klieren te zien, echter zijn deze klieren niet hetzelfde en hebben zij een andere functie!

- Op de linker afbeelding is een normale klier te zien. Dit kun je zien doordat de stoffen van deze klier via een afvoerbuis naar buiten worden afgegeven. Een voorbeeld van zo´n normale klier is bijvoorbeeld een traanklier of een zweetklier.

- Op de rechter afbeelding is een hormoon klier te zien. Dit kun je zien doordat de stoffen van deze klier aan het bloed worden afgegeven.

! Let op !
Hormonen zijn alleen werkzaam (heeft effect) in weefsels en organen waar dat hormoon voor bestemd is!

Basisstof 5.7 De hypofyse en de schildklier



De hypofyse is een hormoonklier die onder andere het groeihormoon aanmaakt. Het groeihormoon bepaalt hoe lang je kunt worden en zorgt voor een groeispurt in de puberteit.

Te veel van het groeihormoon kan voor reuzengroei zorgen, te weinig van het groeihormon kan voor dwergengroei zorgen.  

Wat kan de hypofyse nog meer?

De hypofyse maakt naast het groeihormoon ook het hypofysehormoon aan. Dit hypofysehormoon kan andere hormoonklieren in het lichaam stimuleren om hun hormonen af te geven (zie onderstaande afbeelding)! 

Dit zijn de drie hormoonklieren die worden aangestuurd door het hypofysehormoon:

  • Hypofysehormoon zorgt ervoor dat de schildklier schildklierhormonen gaat afgeven
  • Hypofysehormoon zorgt ervoor dat de eierstokken oestrogeen gaan afgeven 
  • Hypofysehormoon zorgt ervoor dat de teelballen testosteron gaan afgeven

 

De schildklier


De schildklier wordt aangestuurd door het hypofysehormoon dat uit de hypofyse komt. De schildklier gaat hierdoor het schildklierhormoon produceren en afgeven. Het schildklierhormoon beïnvloed de groei, ontwikkeling en stofwisseling bij mensen.
- Schildklierhormoon stimuleert verbranding in de cellen
- Schildklierhormoon regelt je energiebalans  

Te veel van het schildklierhormoon kan ervoor zorgen dat je rusteloos en mager wordt.
Te weinig van het schilklierhormoon kan ervoor zorgen dat je snel moe wordt, het koud krijgt en dik wordt.

Bekijk het onderstaande filmpje vanaf minuut 00:04 tot minuut 00:46

Basisstof 5.8 De eilandjes van Langerhans en de bijnieren

De eilandjes van Langerhans = een groepje cellen in de alvleesklier die insuline en glucagon maken om het glucosegehalte (de hoeveelheid glucose) in je lichaam in stand te houden. 

De alvleesklier = verteringsklier die alvleessap aanmaakt 
De eilandjes van Langerhans = groepje cellen in de alvleesklier die insuline en glucagon aanmaakt
 

Glucosegehalte in stand houden

Insuline en glucagon worden geproduceerd door de eilandjes van Langerhans en helpen met het in stand houden van een normale hoeveelheid glucose (suiker) in je bloed.

  • TE VEEL glucose in je bloed is niet goed
    - Insuline gaat er dan voor zorgen dat glucose wordt omgezet in glycogeen, hierdoor krijg je minder glucose in je bloed.
    - Het omzetten van glucose door insuline in glycogeen gebeurt in je spieren en in je lever.
     
  • TE WEINIG glucose in je bloed is ook niet goed
    - Glucagon gaat er dan voor zorgen dat glycogeen weer terug omgezet wordt in glucose, hierdoor krijg je meer glucose in je bloed.
    - Het omzetten van glycogeen door glucagon in glucose gebeurt ook in je spieren en in je lever.

 

Diabetes

Mensen die diabetes (suikerziekte) hebben, kunnen hun glucosegehalte (bloedsuikerspiegel) NIET in evenwicht houden. Dit kan twee redenen hebben:

De eilandjes van Langerhans produceren te weinig insuline en/of het lichaam reageert niet meer goed op de insuline = diabetes type 2 (wordt ook wel ouderdomssuiker genoemd).

of 

Het lichaam valt zijn eigen cellen van Langerhans aan, waardoor er te veel glucose aanwezig is in het bloed = diabetes type 1

Mensen met diabetes moeten daarom zelf insuline spuiten om de het glucosegehalte weer normaal te krijgen.

De bijnieren

De bijnieren produceren het hormoon adrenaline.



Wat doet adrenaline?
- Glycogeen omzetten in glucose, hierdoor stijgt het glucosegehalte (levert meer energie op door verbranding)
- Laat het hart sneller kloppen en versnelt de ademhaling

! Let op !
ADRENALINE IS HET ENIGE HORMOON MET EEN SNELLE EN KORTDURENDE WERKING


Adrenaline wordt geproduceerd als je boos, bang, zenuwachtig of gespannen bent


Klik op de onderstaande link om de onderdelen van het hormoonstelsel te oefenen
https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Hormonen/hormoonstelsel.htm

Thema 6: Zintuigen

Door middel van je zintuigen kun je waarnemen, waarnemen betekend een verandering of informatie uit de omgeving opnemen. Deze verandering of informatie noemen we een prikkel. 

Een zintuig is een orgaan waarmee je kunt reageren op prikkels
- Ogen, oren, neus, tong en de huid

Basisstof 6.1 Het zintuigenstelsel

In je oren liggen de gehoorzintuigen en de evenwichtszintuigen

In je neus liggen de reukzingtuigen

In je tong liggen de smaakzintuigen

In je huid liggen de warmtezintuigen, koudezintuigen, drukzintuigen en tastzintuigen

Alle onderdel van ons lichaam bestaan uit cellen, onze zintuigen bestaan dus ook uit cellen! Deze cellen noemen we de zintuigcellen. In de zintuigcellen worden prikkels omgezet tot impulsen, dit gebeurt alleen wanneer een prikkel sterk genoeg is!

De minimale sterkte die nodig is om een prikkel om te laten zetten in een impuls (en dus om te kunnen reageren) wordt ook wel de drempelwaarde genoemd. Is een prikkel niet sterk genoeg, dan zal er ook niet gereageerd worden en is de drempelwaarde niet overschreden. 

De drempelwaarde van een zintuigcel is niet altijd even hoog, bijvoorbeeld:
- De drempelwaarde voor licht is laag (zonder licht zie je namelijk niks, dus bij het kleinste beetje licht wil je iets kunnen zien)
- De drempelwaarde voor druk is hoog (druk is een vervelend gevoel, dus je wilt dus pas zo laat mogelijk druk voelen) 

Elk type zintuigcel is gevoelig voor maar één bepaalde prikkel, dit wordt ook wel een adequate prikkel genoemd. Dit betekend bijvoorbeeld dat je oren NIET reageren op licht, maar WEL op geluid.

Klas 3 zintuigen: Het oor 

Verschillende waarnemingen

Niet alle waarnemingen (prikkels) gaan even snel, dit komt omdat onze grote hersenen onze waarnemingen kunnen beïnvloeden. Denk maar even aan de onderstaande afbeelding, mensen zien hier verschillende dingen.

                 

 

Wil je weten of jou waarneming snel genoeg gaat? Bekijk dan het volgende filmpje nog even

 

Basisstof 6.2 Voelen, ruiken, proeven

Voelen

In onze huid liggen liggen verschillende zinuigen, dit zijn de warmte- koude- tast- en drukzintuigen. Deze zintuigen bevinden zich allemaal in dezelfde huidlaag, namelijk de lederhuid.

De huid heeft in totaal drie huidlagen:
1. De opperhuid (bovenste laag)
2. De lederhuid (de middelste laag)
3. Het onderhuidsbindweefsel / de vetlaag (onderste laag)

De huidzintuigen bevinden zich allemaal op andere hoogtes in de lederhuid, dit komt omdat zij allemaal een andere functie hebben.

Klik op de onderstaande link om de onderdelen van de huid door te nemen!
https://biologiepagina.nl/34mavo/Waarnemen/huid.htm

Warm vs. Koud

De koude zintuigen nemen alleen temperaturen onder de 37 graden waar.

De warmte zintuigen nemen alleen temperaturen boven de 35 graden waar. 

Toch kan lauw water soms koud aanvoelen of warm aanvoelen, dit komt meestal door een duidelijk temperatuursverschil. Echter blijven de zintuigcellen waarmee die temperaturen worden waargenomen hetzelfde. Als het lauwe water 30 graden is, dan wordt dit alsnog met de koudezintuigen waargenomen, ondanks dat het misschien warm aanvoelt doordat je daarvoor iets wat nog kouder is hebt waargenomen.

Het reukzintuig



De reukharen filteren de geurmoleculen uit de lucht en geven deze door aan de reukzintuigcellen. De verschillende kleuren reukzintuigcellen geven aan dat we verschillende soorten reukzintuigcellen hebben, dit hebben we zodat we verschillende geuren kunnen waarnemen.

Het smaakzintuig


Op onze tong bevinden zich groefjes, kleine openingen. In deze groefjes liggen onze smaakknopjes (de smaakzintuigen). Deze smaakknopjes zijn groepjes van verschillende smaakzintuigencellen bij elkaar. We hebben verschillende smaakzintuigcellen zodat we verschillende smaken kunnen waarnemen. 

De vijf smaken die we kunnen waarnemen zijn: Zoet, zuur, zout, bitter en umami (hartig). 

Wat is proeven dan?

Smaak waarnemen doe je met je tong
Proeven doe je met je neus én je tong


Je neus en je tong zijn met elkaar verbonden, zonder je neus kun je niks proeven. Denk maar terug aan de tijden dat je verkouden was, als je dan wat aan het eten was dan kon je niks proeven omdat je neus verstopt zat.

Echter, als je verkouden bent kun je nogsteeds smaak waarnemen. Dit kun je testen door het volgende experimentje (benodigdheden napoleonsnoepje): 
- Knijp je neus dicht en hou deze gedurende het experiment dicht tot dat wordt aangegeven dat deze open kan. 
- Doe vervolgens het snoepje in je mond en zuig er maar lekker aan! Niet bijten dus!
- Als het goed is kan je de smaak (zoet, zuur, zout, bitter of umami) van het snoepje nog steeds waarnemen.
- Nadat je voor een paar seconde lekker gesabbelt hebt, mag je nu eindelijk je neus open doen!
- En voila, je proeft nu het snoepje. Je neemt nu bijvoorbeeld sinassappel, aardbei, citroen of wellicht iets anders waar. 



 
 

Basisstof 6.3 De ogen

Uitwendige bouw

Wenkbrauwen = beschermen je ogen tegen vocht (zweetdruppels)

Wimpers = beschermen je ogen tegen vuil en fel licht

Harde oogvlies = stevig dik vlies om het oog ter bescherming (wit)

(Hoornvlies = vlies dat over de pupil en iris ligt en licht doorlaat)

Oogspieren = spieren die de ogen laten bewegen

Oogleden = verspreiden traanvocht

Traanklier = maakt traanvocht

Traanbuis = afvoeren van traanvocht naar je neus

Iris = gekleurde gedeelte van de oog om de pupil (regenboogvlies)

Pupil = opening waar licht doorheen kan


Het kunstoog dat kan zien - PDF Free Download

De inwendige bouw

Vaatvlies = bloedvaten van het oog (kun je zien op een foto met flits)

(!) Netvlies = hier liggen de gezichtszintuigcellen die impulsen doorgeven (hiermee ´zie´ je dus)

Oogzenuw = zenuw van het oog die naar hersenen gaat

Lens = onderdeel dat voor lichtbreking zorgt, zodat het licht op de goeie plek op het netvlies valt

Gele vlek = plek van het netvlies waar we scherp mee kunnen zien

Blinde vlek = plek van het netvlies waar geen zintuig cellen zitten (de plek waar de oogzenuw het oog verlaat)

Glasachtig lichaam = geleiachtige vloeistof die onderdelen van het oog op zijn plek houdt en het oog bol houdt

 

Klik op de onderstaande link om de onderdelen van het oog te oefenen
https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Oog/oog.htm

De blinde vlek

Teken op een blaadje een kleine cirkel (links) en een kruisje (rechts) die ongeveer 10 cm uit elkaar liggen

  • Hou het blad voor je rechteroog

  • Kijk (focus) met je linkeroog naar het kruisje en hou je rechteroog dicht

  • Beweeg het blad langzaam naar voor en naar achter en kijk wat er gebeurd…

Basisstof 6.4 De iris en de lens

Het ene moment bekijk je foto´s op je telefoon en het andere moment zie je een vliegtuig voorbij vliegen in de lucht. Om dit mogelijk te maken passen je ogen zich voortdurend aan. Maar om goed te zien, heb je ook je hersenen nodig. Als je ergens naar kijkt ontstaat er namelijk een een omgekeerd en verkleind beeld op je netvlies. Zintuigcellen in het netvlies geven impulsen af naar het gezichtscentra in de grote hersenen. Die gezichtscentra verwerken de impulsen en zorgen ervoor dat het beeld rechtopstaat en je de juiste grootte gaat zien. 

Pupilreflex

De pupilreflex wordt aangestuurd door de spieren in de iris
- Te veel licht in je oog is schadelijk voor je zintuigcellen
- Te weinig licht in je ogen zorgt voor minder waarneming


Situatie 1. Te veel/fel licht in je oog
- De kringspieren in de iris trekken samen
- De straalsgewijs lopende spieren in de iris ontspannen
- De pupil wordt kleiner, hierdoor komt er minder licht in je oog

Situatie 2. Te weinig/zwek licht in je oog
- De kringspieren in de iris ontspannen
- De straalgewijs lopende spieren in de iris trekken samen
- De pupil wordt groter, hierdoor komt er meer licht in je oog

Bekijk het onderstaande filmpje vanaf minuut 3:33 tot 3:50. 


Op het filmpje is te zien dat de pupillen van BEIDE ogen tegelijkertijd reageren op licht, ondanks dat er maar in één oog geschenen wordt. De pupilreflex van beide ogen is automatisch gelijk aan elkaar.

De lens

De lens zorgt ervoor dat het licht in je oog wordt afgebroken naar de goede plek op het netvlies. 




 

De lens hangt met behulp van lensbandjes in een kringspier. 
 

   

Een bolle lens (positieve glazen) zorgt ervoor dat je dichtbij scherp ziet

Een platte lens (negatieve glazen) zorgt ervoor dat je van veraf scherp ziet



 

  

Accomoderen

Je ogen kunnen de lens continu boller of platter maken om in verschillende situaties scherp te zien, dit wordt ook wel accommoderen genoemd.

Oogafwijkingen:

  • Bijziend → (-) negatieve bril
    - Ziet goed dichtbij, ver slecht

  • Verziend → (+) positieve bril
    - Ziet ver goed, dichtbij slecht


 

Klik op de onderstaande link om te oefenen met de lens
https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Lenzen/accommodatie.htm

Basisstof 6.5 Het netvlies

Met het netvlies kun je ´zien´. Hier zitten namelijk de gezichtzintuigcellen die het licht (prikkel) omzetten in impulsen.

Je hebt twee soorten gezichtszintuigcellen:
- Kegeltjes, hiermee kun je kleur waarnemen
- Staafjes, hiermee kun je zwart en wit (saai) waarnemen


Overdag is de pupil klein, waardoor een kleine lichtstraal op het netvlies valt. Deze kleine lichtstraal valt precies op de gele vlek, de plek waar alleen kegeltjes liggen en waar je dus alleen kleur mee ziet. 

S´avonds is de pupil groot, waardoor er een grote lichtstraal op het netvlies valt. Deze grote lichtstraal valt over een heel groot gedeelte van het netvlies, hier liggen voornamelijk de staafjes en hiermee zie je zwart wit. 

Kegeltjes vs. Staafjes

De drempelwaarde voor kegeltjes is hoog, je kunt overdag gemakkelijk zien want er is voldoende licht.
De drempelwaarde voor kegeltjes zijn laag, je wilt s´avonds nog zoveel mogelijk kunnen zien met het kleinste beetje licht. 

Kleurenblindheid

Bij kleurenblindheid werken de kegeltjes niet goed meer.

- Het type kegeltje bepaalt welke kleur je niet meer goed kan waarnemen
- Meest voorkomende vorm is roodgroenkleurenblindheid, hiermee kunnen mensen het verschil tussen rood en groen niet meer waarnemen.

Basisstof 6.6 De oren

! Let op ! Deze basisstof hebben we niet in de les besproken en zul je dus zelf goed moeten doornemen!

Geluiden

Geluiden zijn trillingen van de lucht. Als je de radio of een speaker aanzet, dan gaan de onderdelen van de luidspreker trillen. Daardoor gaan luchtdeeltjes in de omgeving trillen. Die trillende luchtdeeltjes duwen tegen andere luchtdeeltjes aan en zo worden trillingen in alle richtingen doorgegeven.

Als lucht snel trilt, is het geluid hoog. Als lucht langzaam trilt, is het geluid laag. Als de trillingen een grote uitslag hebben is het geluid hard, als de trillingen een kleine uitslag hebben is het geluid zacht.


Een geluid dat steeds hoger wordt, hoor je vanaf een bepaalde toonhoogte niet meer. Welke toonhoogtes je nog wel kan horen, hangt onder andere af van je leeftijd. Hou ouder je wordt, hoe minder goed je hoge tonen kunt horen. De sterkte (het volume) van het geluid wordt aangegeven in decibel (dB). Bijvooreeld 10 dB betekend dat het geluid 10x versterkt is, 20 dB betekend dat het geluid 100x versterkt is. Geluiden vanaf 80 dB kunnen schadelijk zijn voor je oren en voor kunnen gehoorbeschadiging zorgen.

Heb jij nog goede oren? Test je oren met het volgende filmpje 


 

Bouw en werking van de oren

Uitwendige bouw

Oorschelp
= onderdeel van het oor dat de geluidstrillingen opvangt

Gehoorgang = onderdeel van het oor die de geluidstrillingen doorgeeft aan het trommelvlies

Inwendige bouw

Trommelvlies
= geeft de geluidstrillingen in het oor door aan de gehoorbeentjes

Trommelholte = holte achter het trommelvlies gevult met lucht

Gehoorbeentjes = Hamer - Aambeeld - Stijgbeugel, geven geluidstrillingen door aan het slakkenhuis

(!) Slakkenhuis = onderdeel waar vloeistof en de gehoorzintuigcellen zitten, hier worden de trillingen omgezet in impulsen

Gehoorzenuw = geleidt de impulsen van het slakkenhuis naar de hersenen

Buis van Eustachius = verbinding tussen de trommelholte en de keelholte (als je oren bijvoorbeeld dicht zitten door het luchtsdrukverschil tijdens het vliegen, dan kun je gapen om de verbinding ´open´ te maken, zodat de luchtdruk weer normaal wordt)

Evenwichtsorgaan = evenwichtszintuigcellen sturen impulsen naar de hersenen als je beweegt zodat je in evenwicht blijft



! Let op !
De oorsmeerkliertjes geven oorsmeer af die ervoor zorgen dat het trommelvlies soepel kan blijven trillen. Te weinig oorsmeer (uitdroging) of opstopping van oorsmeer zorgt ervoor dat het trommelvlies niet goed kan trillen, hierdoor ontvangt het slakkenhuis geen trillingen waardoor er geen impulsen worden omgezet.


Klik op de onderstaande link om de onderdelen van het oor te oefenen
https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Oor/oor.htm

 

Oefentoets

Deze oefentoets is het huiswerk voor volgende week woensdag 1 juni!

Print of maak een screenshot van je resultaten! 

Toets: Oefentoets

Start

  • Het arrangement Thema 5: Regeling en Thema 6: Zintuigen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Gabriëlle Hietbrink Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2022-05-27 17:14:54
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    ET
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten

    Bronnen

    Bron Type
    Hoe werken je zenuwen?
    https://www.youtube.com/watch?v=wiCz1TZx960&t=11s
    Video
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Controle opdracht

    Oefentoets

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.