ZIL Omgangskunde

ZIL Omgangskunde

Voorbereiding op de beroepspraktijk in de zorg

Inhoudsopgave

  1. Introductie
  2. Les 1 - Assertiviteit en grenzen aangeven
  3. Les 2 - Assertiviteit en grenzen aangeven
  4. Les 3 - Samenwerken en feedback geven
  5. Les 4 - Samenwerken en feedback geven
  6. Les 5 - Agressie en conflicthantering
  7. Les 6 - Agressie en conflicthantering
  8. Les 7 - De christelijke zorgverlener
  9. Les 8 - De christelijke zorgverlener
  10. Eindopdracht
  11. Literatuurvermelding

Introductie

In de eerste drie periodes van het eerste jaar heb je veel theoretische kennis opgedaan wat betreft het vak omgangskunde. De ervaring is echter dat studente tijdens de beroepspraktijkvorming (BPV) onvoldoende waren toegerust om deze theoretische kennis om te zetten naar de praktijk.

Aan de hand van 4 verschillende onderwerpen willen wij jullie daarom handvatten aanreiken om deze benodigde vaardigheden jezelf eigen te maken. Deze onderwerpen zijn gericht op de praktijk en het stagelopen. Dit zijn onderwerpen die in de eerste periodes summier of niet aan bod zijn geweest.

Het doel is dat je, na het volgen van deze ZIL, een proactieve, anticiperende en initiërende beroepshouding kan laten zien. Daarnaast is het belangrijk dat je op een empathische, hulpvaardige, integere manier en met een onbevooroordeelde houding de zorgvrager tegemoet zal treden.

Je bent ongeveer 10 lesuren bezig met het volgen van deze ZIL. Heb je vragen over het lesmateriaal, bespreek dat dan met je medestudenten of docent.

 

Het volgen van deze ZIL zal bijdragen aan de volgende werkprocessen uit het kwalificatiedossier verpleegkunde:

B1-K1-W5: Communiceert met de zorgvrager en het sociale netwerk  

B1-K1-W6: Organiseert en coördineert de zorgverlening van de zorgvragers  

B1-K1-W7: Reageert op onvoorziene crisissituaties  

B1-K2-W1: Werkt aan professionele ontwikkeling  

B1-K2-W2: Werkt samen met andere beroepsgroepen in de keten  

B1-K2-W3: Draagt bij aan goede kwaliteit van zorg  

 

Veel succes!

Les 1 - Assertiviteit en grenzen aangeven

Lesdoelen

Na deze les...

  • Kun je uitleggen wat het begrip 'assertiviteit' betekent en hoe je dit in je stage nodig hebt
  • Kun je benoemen waar jouw eigen grenzen liggen
  • Heb je praktisch geoefend met het aangeven van jouw eigen grenzen en assertief reageren

Introductie

Schrijf op een briefje 3 woorden als je denkt aan...

 

Assertief reageren

Nee zeggen

Beantwoord de volgende vragen n.a.v. het filmpje:

1. Wat gaat er in het eerste rollenspel mis?

2. Wat gaat er in het tweede rollenspel mis?

3. Noem 2 positieve punten bij het derde rollenspel.

Drie soorten reacties

1. Gebruik bij deze opdracht betrouwbare bronnen van internet en schrijf in eigen woorden op wat de volgende begrippen betekenen:

  • Non-assertief reageren
  • Agressief reageren
  • Assertief reageren

2. Verzin bij elk begrip een voorbeeld dat je in je stage zou kunnen tegenkomen en schrijf deze uit

3. Speel de rollenspelen uit met een medestudent

Bespreek na ieder rollenspel samen de volgende vragen:

1. Wat maakt dat je op deze manier reageert? (dus: non-assertief/agressief/assertief)

2. Waaraan kun je dat zien en horen?

3. Zou je op een andere manier willen reageren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?

Ja en nee zeggen

Oefen in deze volgende situaties met ‘ja’ en ‘nee’ zeggen:

  • Je vriendin van wie je nog vijftig euro tegoed hebt, vraagt je of je haar alsjeblieft honderd euro wilt lenen
  • Je werkbegeleider op BPV vraagt tegen elf uur of je nog iemand wilt wassen, terwijl ze jou eerder heeft beloofd dat je om elf uur opdrachten voor school mocht gaan maken

 

-Maak van deze gesprekken een filmpje

-Bekijk de filmpjes en beantwoord de volgende vragen per situatie:

1.Hoe is je houding

2.Hoe klinkt je stemgeluid?

3.Waar kijk je naar? Maak je oogcontact?

 

Slotvraag:

  • Zie je verschillen in het ‘ja’ en in het ‘nee’ zeggen?
  • Zo ja, welke?

Geef aan of je het eens of oneens bent met de stelling. Licht je antwoord toe.

1. Je kunt tegen je werkbegeleider beter niet assertief reageren, want je bent ook afhankelijk van hem/haar in je eindbeoordeling.

2. Iemand die agressief reageert, staat heel stevig in zijn schoenen.

3. Assertief reageren doe je nooit naar zorgvragers.

Casus uitspelen

Casus

Je loopt al een aantal weken stage, maar je merkt dat jij vooral de vervelende klusjes toegeschoven krijgt (bijv.: het opruimen van gebruikte en vieze materialen). Je merkt ook dat jij vooral de ‘lastige’ zorgvragers toebedeeld krijgt en dat jouw collega’s zichzelf de ‘gezelligere’ zorgvragers toebedelen. Jij wilt graag met je leerdoel bloeddruk meten aan de slag, maar andere collega’s (waaronder jouw werkbegeleider) vinden dit ook een leuke taak om te doen en geven jou hiervoor geen gelegenheid. Jij gaat hierover het gesprek aan met je werkbegeleider.

 

Opdracht:

  • Speel deze casus uit in drietallen (1: stagiaire, 2: werkbegeleider, 3: observant)
  • Speel de casus op 3 verschillende manieren uit: subassertief, agressief en assertief

Bespreek de casus na en bespreek de volgende punten:

- Wat is de ervaring van de spelers?

- Wat is het uiteindelijke resultaat van het gedrag in de rollenspelen? Welke verschillen zijn er?

- Wat vindt de observant van de assertieve reactie: was deze voldoende assertief?

Evaluatie

Kijk nog eens naar de woorden die je aan het begin van de les had opgeschreven wanneer je dacht aan:

 

  ASSERTIEF REAGEREN

 

1. Kloppen de woorden die je hebt opgeschreven nog?

2. Welke twee woorden zou je er nog bij willen schrijven?

Les 2 - Assertiviteit en grenzen aangeven

Lesdoelen

Na deze les...

- Kun je uitleggen wat het begrip 'assertiviteit' betekent en hoe je dit in je stage nodig hebt

- Kun je benoemen waar jouw eigen grenzen liggen

- Heb je praktisch geoefend met het aangeven van jouw eigen grenzen en assertief reageren

Grensoverschrijdend gedrag

Ongewenste seksuele aandacht van patiënten

Lees het artikel en beantwoord de volgende vragen:

1. Schrijf een voorbeeld van grensoverschrijdend gedrag uit het artikel op en licht toe waarom dit grensoverschrijdend is.

2. Leg uit wat assertiviteit te maken heeft met grensoverschrijdend gedrag.

Verslag waar ligt jouw grens?

Bekijk per situatie of dit voor jou een grens is. Licht je antwoord toe.

 

  • Een zorgvrager (40) met een verstandelijke beperking wil je als dank voor de zorg een kus op de wang geven.
  • Een verpleeghuisbewoner wil dat je even bij haar op bed komt zitten.
  • Een patiënt die je in de wachtkamer ophaalt, zegt tegen je ‘wat zie je er mooi uit vandaag.’
  • Een mannelijke zorgvrager vraagt je zijn been te masseren.
  • Een vrouwelijke zorgvrager slaat haar arm om je heen als ze je tegenkomt op de gang.

1. Bij welke voorbeelden van de vorige sheet ging de zorgvrager een grens over?

2. Schrijf voor die voorbeelden op hoe je zou reageren

3. Bespreek dit na met een medestudent en beantwoord de volgende vragen:

- Welke situaties zijn voor jullie een grens en waarom?

- Wat maakt dat de situaties verschillend?

- Welke overeenkomsten en verschillen hebben jullie in jullie reactie?

4. Maak hiervan een verslag en lever dit in op It's Learning.

Les 3 - Samenwerken en feedback geven

Binnenkomertje

Bespreek met een medestudent onderstaande vragen (5 min):

1. Wat is jouw grootste ergernis als je denkt aan samenwerken?

2. Wat is jouw meest plezierige herinnering aan samenwerken?

Omgaan met mensen

De hele dag gaan we met mensen om. Met sommige mensen heb je veel, met anderen heb je minder. Toch zal je in je werk als zorgverlener met veel verschillende collega’s samen moeten werken. Dat kan soms best een flinke uitdaging zijn als je te maken krijgt met verschillende persoonlijkheden.

Opdracht 1

- Werk samen met een medestudent

- Noteer een cijfer tussen de 1 en 10 bij de volgende stellingen (1 = niet aanwezig, 10 = overduidelijk aanwezig)

  • Is flexibel
  • Heeft een eigen mening
  • Is in staat te luisteren
  • Zorgt voor verbinding
  • Kan geven en nemen
  • Is hulpvaardig

- Noteer de argumentatie van de gekozen cijfers

- Daarna doe je dit voor je maatje

- Bespreek met elkaar de resultaten, wat was jouw blinde vlek (= een deel van je persoonlijkheid waar je niet bewust van bent)? Hoe zie je dat terug in de scores achter de onderstaande stellingen?

Communicatie in een team

Op allerlei manieren heb je met anderen te maken, denk aan familie, vrienden, sportteam en collega’s. In een team gaat niet altijd alles vanzelf goed,, er spelen voortdurend allerlei processen af.

 

Kenmerken van een team:

  • Gezamenlijk doel
  • Groepsinteractie
  • Machtsstructuur
  • Normen van het team
  • Verschillende rollen

 

Om te komen tot een prettige samenwerking in het team, is het belangrijk dat er een goede communicatie is. Waarom? Omdat je dan precies weet waar iedereen mee bezig is en waar ze tegenaan lopen. Daarnaast voorkom je daarmee onbegrip, en dat is vaak het eerste struikelblok bij samenwerking.

Nu klinkt dat vrij eenvoudig, helaas blijkt in de praktijk dat dit niet altijd even makkelijk is. We hebben te maken met veel verschillende mensen.

 

Tips voor een goede communicatie:

  • Verbale en non-verbale communicatie zijn consistent
  • Neem de ander serieus
  • Luister
  • Wees eerlijk

Goed samenwerken is dus belangrijk voor het functioneren van een team. De definitie van samenwerken is “Gezamenlijk inzetten om een doel te bereiken”. Samenwerking vindt plaats tussen minimaal twee personen en wordt gezien als een belangrijke competentie om  op een efficiënte manier de doelen te bereiken.

 

Samenwerken

Succesvol samenwerken

Opdracht 2

Bekijk het filmpje over succesvol samenwerken en maak de opdracht.

  • Welke kenmerken van samenwerken zie je terug in dit filmpje?
  • Maak samen met je maatje een mindmap over wat jullie belangrijk vinden bij samenwerken. Maak hierbij gebruik van je ervaring en zoek op internet welke competenties er nodig zijn.
  • Aan de hand van de mindmap en de voor jullie belangrijkste competenties m.b.t samenwerken, bereid je een interview voor van minimaal 10 vragen  (Probeer zoveel mogelijk open vragen te maken, des te meer informatie kan je verzamelen).
  • Je gaat iemand interviewen aan de hand van deze 10 vragen. Zorg dat de geïnterviewde iemand is die zelf in de zorg werkt.
  • Je werkt dit interview uit en je vraagt een ander koppel om feedback te geven op dit interview.
  • Lever de mindmap en het uitgewerkte interview in op It's Learning.

Opdracht 3

 

Door het maken van de voorgaande opdrachten ben je er achter gekomen dat een goede samenwerking niet vanzelfsprekend is. Ook heb je gemerkt dat het van verschillende factoren en competenties afhangt of het samenwerken plezierig en soepel verloopt of dat de samenwerking alleen maar energie kost.

 

Goed samenwerken bereik je niet zomaar. Het helpt als je weet wat je wilt bereiken en waarom je dat wilt.

Wat moet jij nog (beter) leren om goed te kunnen samenwerken met jouw collega’s?

 

Beantwoord voor jezelf de volgende vragen en lever dit in op It's Learning:

Feitelijk gedrag:

(wat moet ik beter leren, waarover ben ik nog ontevreden, hoe, wanneer, hoe vaak, met wie?)

Factoren die dat gedrag in stand houden:

(waardoor komt het?)

Gewenst gedrag

(wat wil ik graag leren?)

Hoe ga ik dit bereiken?

(stappenplan)

Les 4 - Samenwerken en feedback geven

Feedback geven

Feedback geven

Vorige week hebben geleerd dat goed samenwerken niet altijd vanzelfsprekend is, en dat daar bepaalde competenties voor nodig zijn. Eén van de belangrijkste elementen hierbij is een open communicatie. Om dit te creëren is het belangrijk dat er feedback wordt gegeven. Met feedback wordt bedoeld dat je de ander laat weten hoe je zijn boodschap of gedrag interpreteert, welk effect het op je heeft en wat je ervan vindt. De manier waarop je de feedback geeft is van invloed op de bereidheid van de ander om iets met je feedback te doen.

D.m.v. feedback regelen we dus voor een deel de omgang met elkaar.

 

Feedback heeft dan de volgende functies:

  • Positief gedrag wordt daardoor ondersteunde of bevestigd
  • Negatief gedrag kan worden gecorrigeerd
  • Het verduidelijkt de relaties tussen mensen

 

De één zal van nature makkelijker feedback geven dan de ander, maar over het algemeen moet iedereen het leren. Zeker in een situatie als de gezagsverhoudingen verschillend zijn, is op een goede manier feedback geven niet altijd makkelijk.

Voorbeeld:

Sinds een aantal weken loop je stage bij de poli KNO. Tijdens het kennismakingsgesprek zijn de verwachtingen van de stagewerkplek naar jouw uitgesproken. Eén van de afspraken is dat je om 8.00 klaar moet zijn om te beginnen met je werk. Aangezien je wel een kwartiertje nodig hebt om je te verkleden en de computer op te starten, ben elke ochtend om 7.45 aanwezig. Nadat je ingewerkt bent, merk je dat je stagebegeleidster steeds later aanwezig is, vanochtend presteerde ze het om, om 8.15 binnen te komen wandelen.

 

Hoe reageer jij?

  • Je zegt maar niks, over 10 weken ben je weer weg.
  • Je bespreekt het met een collega waarvan je weet dat zij het ook vervelend vindt.
  • Je zegt gelijk waar het op staat, je bent hier niet aanwezig om haar een half uur langer te laten slapen.
  • Je denkt erover na en zoekt een geschikt moment om dit bespreekbaar te maken.

 

Beschrijf het effect van de vier bovengenoemde mogelijkheden en lever dit in op It's learning

Om te voorkomen dat je de feedback op een verkeerde manier wordt uitgelegd en te zorgen dat het beoogde effect te weeg brengt is het verstandig om je aan onderstaande tips te houden:

 

Regels voor het geven van feedback:

  1. Spreek vanuit jezelf (in de ik –vorm)
  2. Wees concreet
  3. Benoem de 3 G’s = gedrag, gevoel, gevolg
  4. Zorg dat de feedback actueel is
  5. Creëer een veilige sfeer (juiste tijd en plaats)
  6. Geef suggesties voor het veranderen van het gedrag

 

Noteer hoe jij op het eerste voorbeeld, met behulp bovenstaande regels zou kunnen reageren

Voorbeeldreactie

Feedbackopdracht

Opdracht 1

Maak een groepjes van 3 of 4 studenten en bespreek onderstaande vragen met elkaar.

 

  • Waarvan is het voor jou afhankelijk of je in een situatie feedback geeft? Wissel voorbeelden uit.
  • Hoe geef je zelf meestal feedback? Probeer jezelf te karakteriseren. Ga na of anderen dat beeld van je herkennen.
  • Hoe verklaar je dat je soms zo lang wacht met het geven van feedback? Geef een voorbeeld van een situatie waarvan je achteraf vindt dat je wel feedback had moeten geven aan een ander, maar dat toen niet hebt gedaan.

Ontvangen van feedback

Naast het geven van feedback is het ontvangen van feedback ook te leren. Zoals je van anderen verwacht dat ze het positief zullen opvatten, zo moet je dat zelf ook bij opmerkingen van anderen. Je moet jezelf ervoor openstellen en bereid zijn de feedback van anderen te ontvangen.

 

Tips voor het ontvangen van feedback:

  1. Luister onbevangen
  2. Ga na of je de boodschap goed begrepen hebt
  3. Vraag door
  4. Accepteer de feedback
  5. Ga na of je het er mee eens bent en of je je gedrag wilt veranderen

 

Noteer hoe jij zou reageren op het eerdere voorbeeld (de stagebegeleidster die te laat komt) als je de stagebegeleidster bent.

Voorbeeldreactie

Samenwerken en het geven van feedback huiswerkopdracht

Opdracht 2

  1. Geef iemand positieve feedback volgens de regels. Dit kan thuis in je eigen omgeving, in de opleiding of op stage. Maak hiervan een letterlijk verslag. Aan welke regels heb je je wel en niet gehouden? Hoe vond je het om te doen? Hoe werd erop gereageerd? Formuleer voor jezelf leerpunten.
  2. Geef iemand negatieve feedback volgens de regels. Dit kan thuis in je eigen omgeving, in de opleiding of op stage. Maak ook hiervan een letterlijk verslag. Aan welke regels heb je je wel en niet gehouden? Hoe vond je het om te doen? Hoe werd erop gereageerd? Formuleer voor jezelf leerpunten.
  3. Beschrijf een situatie waarin je zelf feedback hebt gekregen. Hoe reageerde je daarop? Aan welke regels hield je je wel en aan welke niet? Hoe kwam dat? Formuleer enkele leerpunten.
  4. Voeg de drie verschillende verslagen bij elkaar en lever deze in op It's Learning.

Les 5 - Agressie en conflicthantering

Leerdoel

Na deze les...

- Kun je uitleggen hoe een conflict kan ontstaan en hoe je dat kunt voorkomen

Conflicten

Beantwoord de volgende vragen (maak gebruik van eerder opgedane kennis of het boek begeleiden HF 22)

  • Wat is een conflict?
  • Welke 3 soorten conflicten zijn er? En wat zijn de verschillen?
  • Wat was jouw laatste conflict?
  • Hoe ging je daar mee om?
  • Wat zou je graag anders willen doen?

Soort conflicten

Geef in de volgende oefening aan van wat voor soort conflict er sprake is..

A. Conflict over de bezetting van het rooster

Dit is een belangenconflict / sociaal emotioneel conflict / inhoudelijk conflict

 

B. Conflict waarin de één de ander verwijt niets uit handen te durven geven

Dit is een belangenconflict / sociaal emotioneel conflict / inhoudelijk conflict

 

C. Conflict waarin de één de ander verwijt altijd te laat op het werk te zijn

Dit is een belangenconflict / sociaal emotioneel conflict / inhoudelijk conflict

 

D. Conflict waarin de één de ander verwijt een handeling niet goed te hebben uitgevoerd

Dit is een belangenconflict / sociaal emotioneel conflict / inhoudelijk conflict

 

E. Conflict waarin de één de ander verwijt onzorgvuldig te zijn omgegaan met vertrouwelijke gegevens

Dit is een belangenconflict / sociaal emotioneel conflict / inhoudelijk conflict

 

Bespreek met een medestudent de antwoorden en beargumenteer waarom je voor dat antwoord hebt gekozen.

Conflicten op je werk kan je krijgen met zorgvrager of met collega’s. Dit is altijd lastig en het is belangrijk dat een conflict niet groter wordt of uit de hand loopt.

Opdracht

Maak een groepje van 3 en verdeel de volgende rollen:

  • Leidinggevende
  • Verpleegkundige
  • Observator

- Leidinggevende en verpleegkundige spelen onderstaande casus uit.

- De observator schrijft uitspraken van leidinggevende en verpleegkundige op en observeert het gesprek.

- Na het uitspelen van het rollenspel bespreken jullie in het groepje de opgeschreven uitspraken en welk effect die hadden.

 

Casus

Lydia werkt sinds 5 jaar op de afdeling chirurgie en heeft jaarlijks een functioneringsgesprek. Zo ook weer vanmiddag en ze ziet er een beetje tegenop. De laatste tijd loopt het niet zo lekker met Marjolein, haar leidinggevende. Marjolein loopt maar te drammen met die openstaande diensten in de nacht, maar daar bedankt Lydia hartelijk voor. Om overdag af en toe iets extra’s te doen, prima. Maar nachtdiensten draaien is niet echt handig nu ze vorig jaar Sem heeft gekregen en daar ook een goede moeder voor wilt zijn.

 

Verwerk in het gesprek de volgende uitspraken...

Agressie en conflicthantering reflectieverslag

- Verdeel de 3 rollen van opdracht 1a opnieuw en speel de casus nog een keer uit, verwerk daarin de volgende uitspraken (druk op enter) 

- De observator schrijft opnieuw de uitspraken die een belangrijk effect op het gesprek hebben op en observeert het gesprek

- Bespreek met elkaar de uitspraken en welk effect die hadden

 

- Wat maakt dat in het eerste gesprek het conflict verergerde?

- Wat maakt dat er een win-win situatie ontstaat in het tweede gesprek?

- In welke conflicthanteringsstijl herken jij je het meest?

- Wat zijn de positieve en negatieve kenmerken van die conflicthanteringsstijl

- Maak van bovengenoemde opdrachten en gespreksvragen een reflectieverslag en lever het in op It's Learning.

 

 

Voorbeeld

Les 6 - Agressie en conflicthantering

Leerdoel

Na deze les...

- Herken je de verschillende soorten van agressie en ben je bekend met het hanteren van deze verschillende soorten agressie

Agressie in de zorg

De vorige les hebben we het gehad over conflicthantering, daarnaast is het ook belangrijk dat jullie leren om, om te gaan met agressief gedrag en dat jullie verschillende vormen van agressief gedrag herkennen.

Bekijk het filmpje en beantwoord de volgende vragen:

  • Wat zijn oorzaken van agressie?
  • Welke vormen van agressie zijn er?
  • Welke richtingen kan je onderscheiden?

Soorten agressie

Lees de volgende drie casussen door, met welke soort agressie heb je hier te maken?

Bespreek en beargumenteer je antwoorden met een medestudent.

 

  1. Meneer van Engelenburg komt aan de balie nadat hij telefonisch geen “briefje van de dokter” heeft gekregen om bij zijn werk aan te tonen dat hij echt ziek was. “Zo dat ga ik eens even op lossen hier, daar kan jij niks aan doen maar jullie in de zorg zijn te beroerd om een briefje voor me te schrijven en maar klagen dat het zo zwaar is in de zorg…”
  2. Wat knap lastig is als de afdelingssecretaresse, Janine, maar blijft inbreken op het gesprek. Omdat ze een vraag heeft, of omdat iemand voor Henk belt. Klop op de deur, hoofd om de hoek en daar gaan we weer…. Henk wordt volledig uit het gesprek gehaald. Ook zijn bezoek heeft er last van…
  3. Meneer de Vries schreeuwt je toe bij het weglopen uit de wachtkamer: “Wacht maar, ik weet hoe laat je dienst erop zit…..”

Opdracht 1

Lees de volgende artikelen:

https://www.medischcontact.nl/nieuws/federatienieuws/federatiebericht/agressie-in-de-zorg-2.htm

https://www.hln.be/binnenland/arts-in-nood-aantal-meldingen-van-agressie-tegen-artsen-stijgt~a7294fb60/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.bing.com%2F

https://www.vvaa.nl/voor-leden/nieuws/agressie-in-de-zorg

Agressie en conflicthantering gedicht

  • Vorm een groepje van vier studenten
  • Maak een gedicht van minimaal 8 regels over het werken in de zorg
  • Het gedicht bevat minimaal 2 tips over het omgaan met agressie
  • Je print dit gedicht uit en maakt er een poster van voor in de klas
  • Maak een foto van de poster en lever deze in op It's Learning

Les 7 - De christelijke zorgverlener

Stelling

"Zorgvragers zouden iets moeten merken van de levensovertuiging van hun zorgverlener"

 

                              Ben jij het eens of oneens met deze stelling? Licht dit toe.

Leerdoel

- Kun je uitleggen wat voor jou het zijn van een christelijke zorgverlener inhoudt en kun je dit onderbouwen met de Bijbel

Evangeliseren aan een sterfbed?

https://www.zorgethiek.nu/evangeliseren-aan-een-sterfbed/

Lees bovenstaand artikel en beantwoord de volgende vragen:

  1. Tegen welke ethische vraagt loopt verpleegkundige Inge aan in de zorg voor Andrea? En waarom?
  2. Welk argument vóór evangeliseren aan een sterfbed wordt genoemd?
  3. Welk argument tegen evangeliseren aan een sterfbed wordt genoemd?
  4. Vorm je eigen mening. Wat zou jij doen als je Inge was?

De christelijke zorgverlener interview

  • Je gaat een interview houden over het christen zijn op de werkvloer
  • Stel 7 à 10 vragen op over dit onderwerp (denk aan onderwerpen over getuigen/houding/ethische dilemma’s)
  • Interview 2 zorgverleners (liefst uit verschillende branches)
  • Schrijf een verslag van deze interviews en lever deze in op It's Learning

Les 8 - De christelijke zorgverlener

Leerdoel

- Kun je uitleggen wat voor jou het zijn van een christelijke zorgverlener inhoudt en kun je dit onderbouwen met de Bijbel

Opdracht 1 - wat zegt de Bijbel?

  • Lees Mattheus 5:13-16
  • Schrijf in eigen woorden op wat hier staat
  • Wat betekent dit in het dagelijkse leven?
  • Wat betekent dit voor jou als zorgverlener in het werkveld?
  • Bespreek de antwoorden samen met een medestudent

 

Opdracht 2 - Wat zegt de Bijbel?

  • Zoek in de Bijbel 3 voorbeelden waarin wordt omgegaan met een zieke.
  • Welke waarden zie je in deze gedeeltes naar voren komen?
  • Wat leer je hier van jouw eigen houding op stage/werk?
  • Lever de antwoorden van opdracht 1 en 2 in op It's Learning.

Interviews

  • Bespreek samen met een medestudent de interviews die je hebt gedaan bij 2 zorgverleners. Bespreek wat jullie uit deze interviews meenemen voor je eigen stage/werk. Zijn er ook dingen die je zelf anders zou doen?
  • Schrijf een reflectie n.a.v. dit gesprek
  • Lees elkaars reflectie en geef elkaar feedback op de reflectie

Eindopdracht

Gefeliciteerd, je hebt alle kennis nu in huis na het doorlopen van deze ZIL!

 

Lees het onderstaande bestand goed door. Dit is je eindopdracht.

Veel succes!

Literatuurvermelding

A.C. Verhoef, C.A. Abrahamse. (2016). Traject V&V Begeleiden niveau 4. ThiemeMeulenhoff.

Marian Adriaansen. (2011). Elementaire sociale vaardigheden. Bohn Stafleu van Loghum.