Wikiwijs theorie oefenen van de profielmodule Mens en Gezondheid

Wikiwijs theorie oefenen van de profielmodule Mens en Gezondheid

Eindtermen platforms vmbo
Module 1: Mens en Gezondheid

Inleiding

Deze wikiwijs is ontwikkeld om jou te helpen om de theorie van de profielmodule van mens en gezondheid eigen te maken die nodig is voor het cspe. De theorie van de profielmodule mens en gezondheid is heel breed en divers. Kennis, vaardigheden en technieken zijn nodig om een verantwoorde maaltijd op tafel te kunnen zetten.

De theorie van de profielmodule mens en gezondheid staat geclusterd per eindterm. De tekstbronnen komen uit de methode Edu4all (Koops, 2016). Na elke tekstbron is een filmpje over het onderwerp te zien. De volgende onderwerpen komen aan bod: voedselveiligheid, gezonde voeding, menuleer, snijtechnieken, bereidingstechnieken en welzijn.

Er zijn verschillende manieren om de verworven kennis aan te tonen: door de toets te maken, of een presentatie te maken over een deeltaak. Je kunt denken aan het maken van een pagina op Instagram, een PowerPoint, een LessonUp of een Kahoot. Door actief bezig te zijn met de lesstof, leer je de theorie beter. Tijdens de presentatie moet je kunnen uitleggen wat de gekozen deeltaak inhoudt, waarbij de einddoelen aan bod komen. Je kiest een passend filmpje en je geeft een praktijkvoorbeeld wat aansluit bij de gekozen deeltaak. Hiermee laat je zien wat de einddoelen betekenen in de praktijk. 

De toets kan na afloop worden gemaakt als test of de geleerde theorie voldoende is begrepen. Ook is het mogelijk om de toets aan het begin van het schooljaar te maken. Het wordt op deze manier inzichtelijk welke theorie de meeste aandacht nodig heeft.

Leerdoelen

Profielvak: Zorg en welzijn

Profielmodule: Mens en gezondheid

Taak: ondersteunen bij keuzes voor een gezonde leefstijl.

 

Deeltaak 1.1: informatie geven over een gezonde leefstijl.

De leerling kan:

1. uitleggen welke aspecten van invloed zijn op fysiek, psychische en sociale gezondheid

2. een verband leggen tussen leefstijl, voedingspatroon, hygiëne, bewegen en gezondheid

3. informatie zoeken en geven over het gebruik van genotmiddelen

4. de invloed van media op leefstijl beschrijven en herkennen

 

Deeltaak 1.2: een gezonde maaltijd samenstellen, bereiden en opdienen.

De leerling kan:

1. een gezonde maaltijd samenstellen

2. recepten lezen en omrekenen naar aantal personen

3. een planning maken voor het correct uitvoeren van de werkzaamheden

4. tijdens werkzaamheden rekening houden met hygiëne

5. basisvaardigheden toepassen die noodzakelijk zijn voor de bereiding van een maaltijd

6. materiaal en apparatuur hanteren bij de bereiding van gerechten in de privéhuishouding

7. gerechten presenteren

8. gebruikte materialen schoonmaken en opruimen

 

Deeltaak 1.3: ondersteunen bij een verantwoord voedings- en bewegingspatroon en dagritme.

De leerling kan:

1. informatie zoeken en geven over gezonde voeding

2. informatie zoeken en geven over voedings- en bewegingspatroon en dagritme

3. voedings- en leefgewoonten signaleren, herkennen en rapporteren

4. voedings- en leefgewoonten observeren, herkennen, en de klant hierover adviseren

5. uitleggen hoe dagritme van invloed is op het fysieke en mentale welzijn

Voorkennis activeren

Filmpje over energiebalans

Informatie geven over een gezonde leefstijl.

Uitleggen welke aspecten van invloed zijn op fysiek, psychisch en sociale gezondheid.

1. uitleggen welke aspecten van invloed zijn op fysiek, psychische en sociale gezondheid

Door te eten, krijg je calorieën binnen. Het verstandigst is natuurlijk gezond te eten. Je krijgt dan goede vetten binnen en geen gifstoffen zoals suiker. Bij gezond eten kun je kijken naar de Schijf van Vijf.

De energie die je verbruikt, heet kilocalorie (kcal). Als je slaapt, gebruik je ongeveer 20 tot 40 kcal aan energie. Als je zit gebruik je al 25 tot 55 kcal. Bij lopen en fietsen stijgt dit naar 80 tot 160 kcal. Bij sporten kan dit oplopen tot 300 kcal per uur.

Je hebt dagelijks ongeveer 250 gram groente en 2 porties fruit nodig. Eet van de koolhydraten weinig snelle koolhydraten en veel vezels. Verder niet te veel rood en bewerkt vlees. Wel enkele porties zuivel per dag en onverzadigde vetzuren in verband met de omega 3 vetzuren. Ongezouten noten zijn heel gezond.

Stoornis of ziekte?
De woorden ‘stoornis’ en ‘ziekte’ worden vaak door elkaar gebruikt. Je spreekt van een ziekte wanneer schadelijke invloeden de werking van cellen in je lichaam verstoren. Hierbij wordt het functioneren van lichaam en/of geest verstoord. Als iemand een ziekte heeft zie je vaak verschijnselen buiten de zieke delen. Een voorbeeld van een ziekte is griep en een voorbeeld van een verschijnsel hiervan is koorts.

Er zijn ook ziekten die met een ongezonde leefstijl te maken hebben, bijvoorbeeld obesitas. Ook hart- en vaatziekten kunnen daardoor ontstaan. Soms kan de oorzaak van een ziekte te maken hebben met erfelijkheid. Als bijvoorbeeld je beide ouders astma hebben, is de kans dat jij het krijgt groter. Ook bij diabetes (suikerziekte) kan een erfelijke factor meespelen. Maar helaas krijgen steeds meer mensen, zelfs kinderen, suikerziekte door een ongezond beweeg- en voedingspatroon.

De belangrijkste voedingstips zijn:
Eet per dag 250 gram groenten en 2 porties fruit.
Eet voldoende voedingsvezels en weinig snelle koolhydraten.
Eet  roomboter (liefst grasboter) en onverzadigde vetten. Omega 9 vetten mogen tot 160 graden verhit worden. Omega 6 en omega 3 vetten als dressing gebruiken.
Eet meer vis, walnoten, walnootolie of lijnzaadolie, vanwege de omega 3 vetzuren. Omega 3 vetzuren zijn goed voor de bloedvaten. LDL gaat omlaag en HDL gaat omhoog door omega 3 vetzuren.

Bij verschillende ziekten krijgen mensen advies over hun voeding. Ze moeten bijvoorbeeld een natriumbeperkt dieet volgen als ze een te hoge bloeddruk hebben. Dat betekent geen of heel weinig zout. Of ze moeten een energieverrijkt dieet volgen als ze te mager of ondervoed zijn. Dit laatste komt nogal eens voor bij ouderen.

Een stoornis is een specifieke groep cellen in het lichaam die niet of onvoldoende functioneert. Je kunt denken aan één orgaan dat niet goed meer functioneert. Bijvoorbeeld bij een ademhalingsstoornis werken de longen niet goed meer. Je kunt ook een stoornis hebben in je hersenen. Zoals bij een leerstoornis als dyslexie. Dit wordt veroorzaakt door een specifieke groep cellen in de hersenen die niet goed werken(Koops, 2016).

Schijf van Vijf

Een verband leggen tussen leefstijl, voedingspatroon, hygiëne, bewegen en gezondheid.

2. een verband leggen tussen leefstijl, voedingspatroon, hygiëne, bewegen en gezondheid

Voedselvergiftiging
Een voedselinfectie ontstaat door het eten van voedsel dat besmet is met bijvoorbeeld ziekmakende bacteriën. Een bekende ziekmakende bacterie is salmonella. Salmonella kan voorkomen in rauw vlees, vis en eieren. En op rauwe groente, kiemgroente en fruit.

Voedselinfectie
Jaarlijks lopen ongeveer 725.000 Nederlanders een voedselinfectie op. Slechte hygiëne is daarvan meestal de oorzaak. Door veilig om te gaan met je eten, voorkom je dat je ziek wordt. Je herkent een voedselinfectie aan heftige buikkrampen en diarree, soms in combinatie met overgeven. Een voedselinfectie is te voorkomen door:
goed te letten op de houdbaarheidsdatum (THT of TGT)
vaak je handen te wassen
vers fruit en verse groenten te wassen
het scheiden van bereid voedsel en rauw voedsel
voedsel goed te verhitten en gaar te maken
eten goed gekoeld te bewaren (4˚C, in koelkast) en op tijd weg te gooien.
Houdbaarheidsdatum

De houdbaarheidsdatum van producten staat op de verpakking.
THT betekent: tenminste houdbaar tot. De THT-datum staat op de meeste voedingsmiddelen, bijvoorbeeld op pindakaas, chocoladevlokken, vermicelli, pasta en een kuipje margarine. Na de THT-datum gaat de kwaliteit van het product achteruit. De kleur, geur en smaak kunnen na de THT-datum achteruitgaan. Normaal gesproken word je niet ziek als je iets eet nadat de THT-datum is verstreken. Dit komt door het conserveren van deze voedingsmiddelen. Geconserveerd voedsel is bewerkt waardoor het lang goed blijft.

TGT betekent: te gebruiken tot. De TGT-datum staat op bederfelijke producten, zoals vlees, vis, kip, voorgesneden groenten en koelverse maaltijden. De TGT-datum is de uiterste datum waarop het voedingsmiddel verkocht en gegeten mag worden. Het is dus te gebruiken ‘tot en met’ de vermelde datum. Na deze datum loop je het risico dat er ziekmakende bacteriën in groeien en dat je een voedselinfectie oploopt. Na de TGT-datum moet je de voedingsmiddelen dus weggooien. Het is niet meer veilig om ze te eten. Vooral voor kwetsbare groepen is het belangrijk dat je op de voedselhygiëne let.

HACCP
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleert regelmatig alle bedrijven en instellingen die met voedingsmiddelen werken. Bedrijven moeten werken volgens het HACCP-systeem.

HACCP is de afkorting van Hazard Analysis (of) Critical Control Points. Vertaald: gevarenanalyse (van) kritische beheerspunten. Een gevarenanalyse is een manier om te onderzoeken of de voedselveiligheid ergens tijdens het proces gevaar loopt.

Besmetting voorkomen
Het hele HACCP-systeem is erop gericht dat besmetting van voeding voorkomen wordt. Maatregelen daarvoor zijn:
hygiënisch werken
goede persoonlijke verzorging
regelmatig desinfecteren
geen vuile materialen en grondstoffen bij schone materialen en grondstoffen
geen nieuwe gerechten en grondstoffen bij oude gerechten en grondstoffen
geen rauwe producten bij bereide producten
gescheiden werkplekken voor verschillende voedingsmiddelen
voor elk werk schoon gereedschap gebruiken
voedingsmiddelen zo veel mogelijk afdekken
juiste temperatuur bij bereiden, opslag en uitgifte/verkoop
fifo (first in, first out) toepassen
geen voedingsmiddelen gebruiken waarvan de THT- of TGT-datum verstreken is.

HACCP in de praktijk
In de praktijk komt het erop neer dat heel nauwkeurig moet worden gecontroleerd op:
temperatuur:
bij ontvangst
bij bewaren
bij bereiding
bij verkoop en serveren

verpakking:
bij ontvangst
bij bewaren
bij uitgifte/verkoop

verwerkingsproces/bereidingsproces:
juist uitvoeren van handelingsplannen
juist uitvoeren van werkvoorschriften
juiste werking van apparatuur

Voor een overzichtelijke registratie kun je het best gebruikmaken van registratieformulieren uit de hygiënecodes. Deze formulieren moeten overzichtelijk worden bewaard.

Meten
Wanneer je in een HACCP-systeem temperaturen meet, moet je er zeker van zijn dat die temperaturen correct zijn. Daarom moet je een geijkte thermometer gebruiken. Belangrijk is om voor en na elke meting de voeler te desinfecteren. Hiervoor gebruik je speciale desinfectiedoekjes(Koops, 2016).

HACCP

Informatie zoeken en geven over het gebruik van genotmiddelen.

3. informatie zoeken en geven oer het gebruik van genotmiddelen

Genotmiddelen gebruik je om je beter te voelen. Anders gezegd: het zijn psychoactieve stoffen: stoffen die je geest actief beïnvloeden.

De bekendste zijn:
koffie en thee
alcohol (bier, wijn, sterke drank)
chocolade
drugs (softdrugs en harddrugs)
sigaretten
suiker

Mensen hebben verschillende redenen om genotmiddelen te gebruiken, zoals:
uit verslaving
voor de gezelligheid
omdat het lekker is
om stoer te doen
om verdriet te vergeten
om geen pijn te voelen
als medicijn

Je kunt aan van alles verslaafd raken. Denk bijvoorbeeld aan extreem sporten, rijden met hoge snelheden of het kopen van schoenen. Verslaafd zijn aan genotmiddelen bestaat al heel lang. Je spreekt van verslaving als ’willen’ gebruiken is veranderd in ’moeten’ gebruiken.

Een stof die wij allemaal lekker vinden, is suiker. Veel mensen weten niet dat suiker een verslavende werking kan hebben. Maar mensen verlangen vaak naar zoet, omdat suiker de eerste smaak is die je na de geboorte leert herkennen. De keuze voor zoet stimuleert ons om onszelf te belonen met zoete dingen, die ons opnieuw naar nog meer zoet doen verlangen.

Bij een gezonde leefstijl horen een gezonde geest en een gezond lichaam. Het gebruik van verslavende middelen hoort hier niet bij. Verslaving kan tot allerlei gevolgen leiden, zoals lichamelijke, geestelijke en sociale problemen en geldproblemen.

Bij een lichamelijke verslaving raak je uitgeput, want het gebruik van de verslavende middelen vraagt veel energie. En als je het verslavende middel niet gebruikt, komt je lichaam in opstand. Het vraagt om meer van dat middel. Om gezonde kinderen te kunnen krijgen, is het voor vrouwen belangrijk om direct te stoppen met het gebruik van verslavende middelen. Dat is niet goed voor de vruchtbaarheid en in het beginstadium van de zwangerschap kunnen verslavende middelen de vrucht beschadigen. Voor mannen geldt dat ze drie maanden voor de bevruchting moeten stoppen met het gebruik van verslavende middelen om gezond zaad te hebben bij de bevruchting.

Verslaving heeft ook veel invloed op de geest. Het houdt je zo bezig dat de mensen om je heen geen aandacht meer krijgen. Dit geeft meestal sociale problemen. Het middel is voor een verslaafde belangrijker dan de mensen in zijn sociale omgeving, zoals familie of vrienden. Als dit ook op het werk zo is, waardoor iemand slechter gaat functioneren, kan dat tot ontslag leiden. Sommige werkgevers, bijvoorbeeld de politie of Defensie, gebruiken tests om te controleren of werknemers drugs gebruiken.

Verslavende middelen kosten veel geld. Het gevolg hiervan kan zijn dat je schulden krijgt of zelfs overgaat tot heling en/of diefstal, met alle nare gevolgen die daarbij horen.

Regels en wetgeving
In Nederland bestaat de Opiumwet. Hierin is vastgelegd dat drugsgebruik en drugssmokkel bestraft kunnen worden met twaalf jaar gevangenisstraf. In het buitenland kan dit soms zelfs leiden tot de doodstraf.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen softdrugs en harddrugs. Die laatste zijn veel schadelijker, zowel lichamelijk als geestelijk. Maar ook softdrugs kunnen tot geestelijke verslaving leiden. In Nederland wordt alcohol tot de harddrugs gerekend, maar het is wel een legaal product.

Voor drugsgebruik in het verkeer geldt een zerotolerancebeleid, maar niet voor alcoholgebruik. De politie controleert regelmatig met blaastests. Let op: ook medicijnen bevatten soms alcohol of andere reactie verminderende stoffen. Als een medicijn rijgevaarlijk is, staan er een waarschuwing op het etiket en een gele sticker op de verpakking. Bij een blaastest levert dit hetzelfde resultaat als bij alcohol en is het dus strafbaar.

Een nieuwe rage is het gebruik van lachgas in ballonnetjes. Lachgas is een geneesmiddel en de verkoop hiervan is verboden.

Als je zelf geen drugs gebruikt, kun je er soms wel het slachtoffer van worden. Bijvoorbeeld omdat anderen je beroven om aan geld te komen. Of omdat ze jou ongemerkt drugs laten smokkelen. Tips om dit misbruik te voorkomen zijn:
Neem nooit een pakketje van een ander mee zonder te weten wat erin zit, ook niet van je beste vriend(in).
Pak je koffer of tas zelf in.
Laat je koffer, tas of jas nooit onbewaakt achter.
Seal je koffer of tas in bij verre reizen.

Het gebruik van verslavende middelen is niet alleen schadelijk voor de gebruiker zelf, maar vaak ook voor andere mensen. De overheid wil zorgen voor een goede volksgezondheid. Daarbij hoort goede voorlichting om te voorkomen dat mensen drugs gaan gebruiken. Dit begint al met voorlichting op scholen. Een voorbeeld is Gezondeschool.nl met allerlei activiteiten die zijn gericht op een gezonde leefstijl.

Veel aandacht is nodig voor jeugdige comadrinkers. De regel is onder de 18 jaar geen alcohol, omdat de hersenen van kinderen nog volop in de groei zijn. Pubers die toch (teveel) drinken komen vaak in het ziekenhuis terecht, dikwijls met alcoholvergiftiging. Voorlichting over de risico’s is erg belangrijk. Pubers moeten leren om niet onder sociale druk van vrienden mee te doen. En ouders moeten hun kinderen verbieden om alcohol te drinken. Naast mogelijke hersenschade en alcoholvergiftiging zijn de risico’s: verkeersongelukken, onbeschermde seks en agressie.

Bij voorlichting komt ook aan bod welke gezondheidsrisico’s je loopt als je drugs gebruikt. Zo is de voorlichting onderdeel van preventie: het voorkomen van risico’s.

Voor mensen die verslaafd zijn en ermee willen stoppen, zijn er verschillende mogelijkheden voor hulp. Stoppen met een verslaving gaat niet zomaar. Je krijgt altijd afkickverschijnselen waarvoor professionele hulp nodig is. Instellingen voor verslavingszorg worden afgekort als IVZ of GGD/IVZ in de regio. Om te testen of je hulp nodig hebt, zijn er de websites www.jellinek.nl en www.drinktest.nl (alleen alcohol). Wil je anoniem meer weten, dan kun je bellen, mailen of chatten met de Drugs Infolijn. Jellinek is ook bekend als een van de instellingen waar je kunt afkicken, maar ook terecht kunt voor preventie. Landelijk is het Trimbos-instituut bekend als een kennisinstituut dat zich richt op de geestelijke volksgezondheid, waaronder de verslavingszorg.

Kenmerken van verschillende drugs

Naam

Soft- of harddrugs

Hoe ziet het eruit?

Toedienings- vorm

Wat doet deze drug?

Alcohol

Softdrug bij matig gebruik

Harddrug bij overmatig gebruik

Vloeibare, heldere drank

Drinken

Neemt remmingen weg.

Zorgt voor een ontspannen gevoel

Je fijne motoriek raakt verstoord.

Zorgt ervoor dat je geen kritiek hebt op jezelf; je overschat jezelf.

Beïnvloedt je emotie.

Bij veel alcoholgebruik kun je bewusteloos raken.

Paddo’s

Harddrug

Paddenstoel

Eten, drinken als thee

Versterken gevoelens.

Zorgen ervoor dat jij je omgeving anders ervaart.

Zorgen ervoor dat je lichaam anders aanvoelt.

Kunnen je een heel goed gevoel geven, maar ook een heel slecht gevoel.

Hasj

Softdrug

Plakkerige plakjes of blokjes

Roken, eten, drinken of als verdampende geur

Geeft een ontspannen gevoel.

Versterkt gevoelens.

Zorgt voor minder concentratie en een trage reactie.

Je ziet, hoort en voelt alles anders.

Veel hasjgebruik zorgt voor angst, paniek en soms bewustzijnsverlies.

Cafeïne

Softdrug

Wit poeder

Drinken, eten, snuiven

Zorgt ervoor dat je je minder moe voelt.

Zorgt voor meer concentratie.

Cocaïne

Harddrug

Wit poeder

Snuiven, spuiten, roken

Geeft energie.

Verhoogt je lichaamstemperatuur.

Zorgt voor een sneller hartritme.

Maakt je prikkelbaar, angstig, paranoïde, duizelig, misselijk en agressief.

GHB

Harddrug

Wit poeder, pasta-achtig, stroperige vloeistof

Tablet, capsules, drinken, slikken, spuiten

Veroorzaakt hallucinaties.

Geeft je het gevoel alles aan te kunnen.

Stimuleert seksuele gevoelens.

XTC

Harddrug

 

Pillen, poeders, capsules

Geeft een stemmingsverbetering.

Meer willen praten.

Geeft een gevoel van saamhorigheid, liefde en medeleven.

Na gebruik hebben de meeste mensen één of meer dagen last van een (lichte) depressie.

 

Veel mensen kennen de naam ‘hasj’ of ‘wiet’. Minder bekend is dat beide drugs onder de verzamelnaam ‘cannabis’ vallen. Ze worden gemaakt van de wietplant (hennepplant).

Vooral door overmatig alcoholgebruik ontstaat vaak ontremming. Dat is de oorzaak van het grootste deel van de geweldsdelicten.

Gameverslaving
Een andere vorm van verslaving is computerverslaving. Het kan gaan om chatten, gameverslaving, internetverslaving of online gokverslaving. Meestal begint dit met een hobby waar steeds meer tijd in gaat zitten. De symptomen zijn dezelfde als bij elke verslaving. Je kan niet meer zonder, je maakt geen tijd meer voor sociale contacten, gezond eten en slapen. Ook voor school of werk is steeds minder tijd. Je kan niet meer stoppen en je krijgt zelfs ontwenningsverschijnselen als je dat probeert.

Gamen is op zichzelf niet verkeerd. Je kunt er van leren en het kan je positieve gevoelens geven, bijvoorbeeld:
Je bent ergens goed in
Je hebt contact met anderen
Je wordt gezien
Je voelt je gewaardeerd
Je kunt je goed concentreren

Maar je moet oppassen dat je er niet meer mee kunt stoppen. Het wordt dan een mechanisme om te overleven en om negatieve gevoelens te onderdrukken. Je gaat de gamewereld (de virtuele wereld) als de echte wereld beschouwen en omgekeerd. In het echte leven kunnen sociale problemen en angsten dan steeds groter worden.

In 2016 is een onderzoek gedaan naar gameverslaving. Daaruit blijft dat één op de tien jongens van 12-15 jaar gameverslaafd is. Vooral jongens gaan in hun puberteit steeds meer gamen, meisjes juist minder. Ouders kunnen als richtlijn aanhouden voor kinderen van 12 jaar: 1 à 1,5 uur per dag gamen of bijvoorbeeld YouTube Gaming bekijken. Belangrijk is natuurlijk wel dat de ouders zelf het goede voorbeeld geven. Dus niet zelf urenlang tv kijken of tijdens het eten op de smartphone of tablet kijken.

In veel gezinnen staat gameverslaving op nummer één bij de opvoedingsproblemen. Net als bij andere vormen van verslaving is er professionele hulp voor computerverslaving(Koops, 2016).

suikerverslaving

De invloed van media op leefstijl beschrijven en herkennen.

4.de invloed van media op leefstijl beschrijven en herkennen
Reclame is een vorm van communicatie met als doel potentiële klanten over te halen om producten en diensten te gaan kopen. Je stuurt via de media een boodschap de wereld in om je product, dienst, bedrijf of idee te promoten. Reclame moet zorgen voor:
het bevorderen van de consumptie
de consument overhalen tot de aanschaf van een product/dienst
het creëren en versterken van een merkimago
het bevorderen van merkentrouw

Op televisie worden veel reclamespotjes uitgezonden. Met deze televisiecommercials willen bedrijven zo veel mogelijk potentiële klanten binnen hun doelgroep bereiken. Een commercial voor kinderen wordt tussen kinderprogramma’s door uitgezonden. Een commercial voor volwassenen wordt vooral in de avonduren uitgezonden. Als je een commercial wilt uitzenden rondom een populair programma, betaal je daar meer geld voor. Hoeveel meer je betaalt, is afhankelijk van de hoogte van de kijkcijfers. Je bent al snel € 10.000 kwijt voor het uitzenden van één commercial. De commercials duren vaak tussen de dertig en zestig seconden.

Soorten reclames:
Ideële reclame
Reclame met een maatschappelijk doel. Een boodschap die is gericht op de samenleving om het gedrag van mensen te beïnvloeden. Bekende ideële reclame is die van SIRE en NIX18.
Commerciële reclame
Reclame met als doel een product meer bekendheid te geven, zodat daarvan meer verkocht wordt. Met uiteindelijk als doel om winst te maken.
Informatieve reclame
Reclame die informatie geeft over een product. Bijvoorbeeld de gebruiksmogelijkheden, de kleur, het model en het gewicht.
Actiereclame
Reclame waarbij de consument wordt aangespoord om meteen actie te ondernemen. Dit zijn reclames voor acties, aanbiedingen en kortingen. Bijvoorbeeld ‘op = op’, ‘nieuw’ of ‘in prijs verlaagd’.
Sluikreclame
Sluikreclame is verborgen reclame die stiekem wordt gemaakt. Bijvoorbeeld in een televisieprogramma door een merk in beeld te brengen. Denk aan een fles Coca-Cola die in een soapserie duidelijk met logo en al in beeld is.
Misleidende reclame
Deze reclame is niet toegestaan. Misleidende reclame geeft verkeerde informatie of zet de consument op het verkeerde been. Reclames worden gecontroleerd door de Reclame Code Commissie. Die bepaalt of een reclame wel of niet gebruikt mag worden.

Sponsoring
Een bedrijf steunt een evenement of vereniging door middel van geld of materialen in ruil voor publiciteit. Bijvoorbeeld een shirtsponsor of een bordsponsor(Koops, 2016).

kindermarketing

Een gezonde maaltijd samenstellen, bereiden en opdienen.

1. een gezonde maaltijd samenstellen
Menuleer is de kennis die nodig is voor het goed samenstellen van menu’s. Voor het samenstellen van een maaltijd bestaan vaste ‘spelregels’. Deze regels zijn voor een deel ontstaan vanuit traditie. Maar voor een belangrijk deel hebben de regels te maken met voedingsleer. Dat is de kennis die je nodig hebt om meer te weten over gezonde voeding.

Een menu bestaat uit minimaal drie gangen. Wat bij één gang hoort, dien je tegelijk op. De soep die je vooraf krijgt en het nagerecht zijn voorbeelden van aparte gangen. Een gerecht is een onderdeel van een gang. Een gang kan bestaan uit meerdere gerechten. Bijvoorbeeld: geglaceerde wortelen is een gerecht dat hoort bij de gang hoofd- en bijgerecht. Ingrediënten zijn weer onderdelen van het gerecht. Het gerecht geglaceerde wortelen wordt bijvoorbeeld gemaakt van suiker, boter en wortelen.

Het menu is een overzicht van de gangen en de gerechten in de juiste volgorde.

Aantal gangen
Thuis bestaat een maaltijd meestal uit niet meer dan drie gangen: een voorgerecht, een hoofd- en bijgerecht en een nagerecht. Bij bijzondere feesten kan een menu uit meer gangen bestaan. Het meest uitgebreide menu bestaat uit twaalf gangen. Hierna zie je een voorbeeld van zo’n uitgebreid schema in de volgorde waarin je het menu zou moeten serveren. Bij het samenstellen van een menu kun je gangen weglaten, maar een menu moet altijd uit een voorgerecht, een hoofd- en bijgerecht en een nagerecht bestaan.

Voorbeeld van een uitgebreid twaalfgangenmenu

Voorgerecht

1. koude voorgerechten

2. soepen

3. warme voorgerechten

Hoofdgerecht

4. hoofdgerecht van vis

5. hoofdgerecht van vlees

6. hoofdgerecht van gevogelte

7. hoofdgerecht van wild

Nagerecht

8. kaas

9. zoete warme nagerechten

10. zoete koude nagerechten

11. zoete ijsgerechten

12. fruit

Het menu in een zorginstelling
In een zorginstelling bestaat het menu meestal uit drie gangen. De kok hoeft niet dagelijks te bedenken wat hij moet koken. Hiervoor is er een menuplan. Dit menuplan is een overzicht waarin voor een aantal weken is afgesproken wat op het dagmenu staat.

Bij een instelling of ziekenhuis zit er in het menuplan een ‘patroon’ waarbij dezelfde menu’s weer terugkomen. Dit heet een menucyclus. De menucyclus is zo opgebouwd dat patiënten zelden hetzelfde dagmenu krijgen geserveerd. Een instelling of ziekenhuis kan bijvoorbeeld werken met een menucyclus van vijf weken. In deze vijf weken is het menu elke dag anders. Daarna begint de cyclus opnieuw. Wie tien weken in het ziekenhuis ligt, kan in dat geval dus twee keer hetzelfde eten. Meestal is er een zomer- en een wintercyclus. Zo is het mogelijk om rekening te houden met verse producten van het seizoen.Patiënten kunnen vaak wel elke dag uit verschillende gerechten kiezen. Een menucyclus houdt ook rekening met patiënten die een dieet hebben.

Een goed menuplan houdt ook rekening met andere voedingsgewoonten. Daarin zijn ook gerechten opgenomen die geschikt zijn voor vegetariërs of veganisten of voor mensen met een andere geloofsovertuiging, zoals moslims of hindoes.

Steeds meer zorginstellingen voor langdurige zorg, zoals verpleeghuizen, kiezen voor kleinschalig wonen. De zorgvragers wonen dan in een groep van ongeveer acht bewoners. De medewerkers van de afdeling verzorgen zelf de inkopen en het koken. Als de bewoners dit kunnen, helpen zij mee.

Aandachtspunten bij het samenstellen van een menu
Bij het samenstellen van een menu moet je rekening houden met de volgende punten:
Een voorgerecht moet de eetlust opwekken.
Een hoofdgerecht moet de grootste trek wegnemen.
Het nagerecht moet de maaltijd afsluiten.

De opbouw van het menu moet goed zijn. Namelijk van licht naar zwaar en weer terug naar licht. Dus voor en na een gerecht met een hoge verzadigingswaarde serveer je een licht gerecht. Je begint met een koud gerecht, daarna ga je naar warm en weer terug naar koud.

Gerechten moeten met elkaar combineren. Dat wil zeggen dat gerechten bij elkaar moeten passen. Je combineert bijvoorbeeld geen dure gerechten met goedkope gerechten.

Zorg voor evenwicht in de gangen. Je kunt een gast niet vier voorgerechten serveren en vervolgens maar één hoofdgerecht en één nagerecht.

Zorg voor variatie. Let bijvoorbeeld op:
afwisseling van ingrediënten
afwisseling in de bereidingstechnieken die je gebruikt
afwisseling in de kleuren die je gebruikt
producten van het seizoen
keuze uit verschillende prijsklassen, dus voor elk budget
de gelegenheid en het type gasten
een feestmenu ziet er anders uit dan een dagmenu

Veel vezelrijke, rauwe producten zijn minder geschikt voor ouderen, omdat dan veel gekauwd moet worden(Koops, 2016).

 

menu samenstellen

Recepten lezen en omrekenen naar aantal personen.

2. recepten lezen en omrekenen naar aantal personen
Afwegen in stappen
Kies een weegschaal die past bij de hoeveelheid die je moet afwegen. Je kijkt daarvoor naar het weegbereik van de weegschaal. Gebruik een grammenweger voor kleine hoeveelheden of een bascule of grote kloksnelweger voor grote porties.

Controleer de weegschaal:
Kijk of de weegbak leeg en schoon is.
Kijk of de weegschaal op 0 staat. Zo niet, dan stel je deze op 0 in. Bij een digitale weegschaal druk je op de tarraknop.
Bepaal of je een vetstof, een droge stof of een vloeistof afweegt.
Daarna weeg je af.
Welke stof ga je afwegen?

Vetstoffen
Vetstoffen vervuilen weegbakken snel. Ze zijn moeilijk uit een weegbak te krijgen. Een handig hulpmiddel is weegpapier (vetvrij papier). Door hierop te wegen blijft de weegbak schoon.

Droge stoffen
Droge stoffen kun je zonder probleem in de weegbak afwegen. Droge stoffen kun je ook op weegpapier afwegen. De grondstof breng je in het weegpapier naar je werkplek.

Vloeistoffen
Grote hoeveelheden vloeistoffen kun je met een maatbeker of emmer afmeten. Kleine hoeveelheden kun je het best afwegen. Maatbekers zijn voor kleine hoeveelheden niet zuiver genoeg. Zet een maatbeker of schaal in de weegbak. De weegschaal staat nu weer op 0. Nu kun je de vloeistof afwegen. Inhoud

Soms moet je een hoeveelheid vloeistof meten. Je meet dan het volume. Het volume is de hoeveelheid ruimte die iets in beslag neemt. Bijvoorbeeld een kubus (een blokje met gelijke zijden) van 10 x 10 x 10 cm = 1000 cm3 (spreek uit: duizend kubieke centimeter).

   

1 dm3 vloeistof, zoals melk, sap of water, is 1 liter.

Je meet een volume met een maatbeker. Je zorgt ervoor dat je maatbeker goed horizontaal staat. Als deze scheef staat, kun je het volume niet nauwkeurig meten.

De hoeveelheid grondstoffen of ingrediënten wordt aangegeven in:
gewicht (grammen (g))
volume (liter, deciliter, centiliter, milliliter (ml of cc))
aantal (stuks)

In sommige recepten staan hoeveelheden ook aangegeven in theelepels (tl) of eetlepels (el).

Recepten omrekenen
In een recept kun je lezen voor hoeveel personen het recept bedoeld is.
Door het recept te vermenigvuldigen of juist te delen kun je de hoeveelheid aanpassen.
Bijvoorbeeld: een recept is bedoeld voor 4 personen. Als je dit recept moet vergroten tot een recept voor bijvoorbeeld 22 personen, kun je dit op twee manieren doen:

Je deelt het gewenste aantal personen door het aantal personen voor wie het recept oorspronkelijk is bedoeld. Dus 22 : 4. De hoeveelheid per ingrediënt vermenigvuldig je dan met de uitkomst. 22 : 4 = 5,5.
200 gram (bijvoorbeeld vis) wordt dan 5,5 x 200 = 1100 gram.

Je deelt de hoeveelheid van elk ingrediënt door het aantal personen voor wie het recept bedoeld is. Je krijgt dan als uitkomst een recept voor 1 persoon. Die uitkomst vermenigvuldig je dan met het aantal gewenste personen.
Bijvoorbeeld: in een recept voor 4 personen staat 200 gram vis. 200 : 4 = 50 gram per persoon. Voor 22 personen krijg je dan 22 x 50 gram = 1100 gram.

Een recept verkleinen doe je met manier twee(Koops, 2016).

metriek stelsel

Een planning maken voor het correct uitvoeren van de werkzaamheden.

3. een planning maken voor het correct uitvoeren van de werkzaamheden

Voorbereiding in de keuken
De werkzaamheden in een restaurant moeten in nauwe samenwerking met de keukenbrigade gebeuren. De werkplanning moet je afstemmen op de planning in het restaurant. En een goede voorbereiding maakt het werk makkelijker en kan fouten voorkomen.

De voorbereiding in de keuken begint met het lezen van het menu. Verder moet je weten om hoeveel gasten of ‘couverts’ het gaat. Daarna moet je recepten uitzoeken en uitrekenen hoeveel je nodig hebt van alle ingrediënten om de gerechten te kunnen bereiden. Vervolgens kun je de bestellijst maken. Door in de keuken alle ingrediënten in de juiste volgorde neer te leggen, hoef je niet meer op het recept te kijken tijdens de bereiding. Dit heet mise-en-place (spreek uit als: mies-an-plas). Tot slot kun je de kookplanning compleet maken als je weet hoe laat de gasten aan tafel willen gaan.

Mastiek maken
Voordat je in het restaurant tafels kunt dekken, moet je ervoor zorgen dat het restaurant opgeruimd en schoon is. Dit heet in de horeca mastiek maken.

Stofzuigen is een werkzaamheid die hoort bij het mastiek maken. Bij het stofzuigen moet je veilig werken. Het snoer mag niet beschadigd zijn en het stopcontact moet veilig zijn. Ook moet je ergonomisch werken. Door te stofzuigen met een rechte rug voorkom je dat je de rug onnodig belast. Als de zuigkracht afneemt, kan dit betekenen dat de stofzuigerzak vol zit. Regelmatig stofzuigen zorgt ervoor dat de huisstofmijt geen kans krijgt om zich te vermeerderen. Huisstofmijt veroorzaakt een van de meest voorkomende allergieën.

Voordat je gaat stofzuigen, maak je de vensterbanken en de tafels en stoelen schoon. Daarna zet je alles op de juiste plaats.

Mise-en-place
Als het restaurant opgeruimd en schoon is, begin je met de mise-en-place. ‘Mise-en-place’ komt van het Franse ‘mettre en place’ en betekent letterlijk ‘op zijn plaats zetten’. Mise-en-place maken in het restaurant betekent dat je het gastengedeelte er sfeervol en verzorgd laat uitzien.

De volgende activiteiten horen bij de mise-en-place:
het opdekken van de tafels
servetten vouwen
het poleren van glaswerk en bestek
het bijvullen van het menagesetje (peper- en zoutstelletje)
het klaarzetten van een rechaud: daarmee houd je gerechten warm.

Poleren is het met een poleerdoek opwrijven van alle schone materialen die je gebruikt bij het dekken van de tafels. Voor het poleren heb je de volgende materialen nodig:
glazendoek
bordendoek
bak met heet water

transportbord met servet
Een transportbord is een bord waarop je schoon bestek of andere zaken kunt vervoeren. Bij het poleren moet je niet vergeten om het extra bestek te poleren dat nodig is voor het indekken.

De materialen die je later nodig hebt en alles wat je direct moet kunnen pakken, zoals extra warme borden, extra bestek, diendoeken, menukaarten of extra gevouwen servetten, leg je klaar in hetoffice. Dit is de tussenruimte tussen de keuken en het gastengedeelte.

Horecabedrijven hebben hun eigen afspraken over opdekken, indekken, serveren en garneren. Bijvoorbeeld:
Wel of geen verse bloemetjes op tafel?
Welke soort kaarsjes?
Een blokje nougat of een koekje bij de koffie?
Hoe moeten de servetten gevouwen worden?

Al deze afspraken zijn het ‘visitekaartje’ en geven de sfeer van het bedrijf aan.

Opdekken en indekken
Bij het dekken van de tafel gebruik je in de horeca vaak de woorden ‘opdekken’ en ‘indekken’. Deze twee woorden geven de twee stappen aan bij het tafeldekken.

De eerste stap is het opdekken. Hierbij leg je het tafellaken op de tafel en zet je de vaste attributen neer. Vaste attributen zijn de dingen die standaard op elke restauranttafel staan: een vaasje met bloemen, een kandelaar, de menage (peper en zout).

De tweede stap is het indekken. Daarbij worden alle materialen ingedekt (op tafel gezet) die een gast meestal gebruikt bij het eten van de maaltijd. Deze materialen bij elkaar heten een a-la cartecouvert of standaardcouvert (couvert = bedekt).

Tafellinnen
Luxe restaurants gebruiken echt linnen, een heel mooie en sterke stof, voor het opdekken van de tafels. Maar tafellinnen is duur in aanschaf en het wassen ervan is een kostbare zaak. Daarom gebruiken veel restaurants tafellakens en servetten van papier of celstof. Het nadeel van papier is dat het geen vloeistof opneemt, bijvoorbeeld als er met water wordt geknoeid.

Het wassen en vouwen van tafellakens vraagt bijzondere aandacht. Omdat het opleggen van tafellakens met een speciale techniek gebeurt, moeten ze op een speciale manier zijn gevouwen. Vuil linnengoed doe je in een wasmand voor vuile was(Koops, 2016).

indekken van de tafel

Tijdens werkzaamheden rekening houden met hygiëne.

4. tijdens werkzaamheden rekening houden met hygiëne

Voedselveiligheid
Hygiënisch werken is bij verschillende beroepen een eis. Dit is bijvoorbeeld belangrijk als je met voedsel werkt of mensen verzorgt die zwak of ziek zijn. Je handen of materialen kunnen ervoor zorgen dat bacteriën en micro-organismen op allerlei andere plekken terechtkomen. Er zijn vier soorten besmetting:
besmetting
herbesmetting
kruisbesmetting
nabesmetting

Besmetting gebeurt bij onzorgvuldig omgaan met voedsel, vooral bij bijvoorbeeld vis of eieren. Mensen die hierbij een risico lopen, zijn kinderen tot 5 jaar, zieken, zwangere vrouwen en bejaarden. Leg je verhit voedsel op een onsteriele plaats, dan gaat het om herbesmetting en nabesmetting.

Kruisbesmetting gebeurt doordat je materialen, zoals messen, die niet schoon zijn gebruikt of hergebruikt zonder af te wassen. Om dit te voorkomen zijn de zes kleuren snijplanken ingevoerd voor verschillende ingrediënten.

Een ander belangrijk hulpmiddel is een voedselthermometer. Voor het zorgvuldig omgaan met voedsel gebruik je de hygiënecode, afgekort als HACCP. Voluit is het Hazard Analysis and Critical Control Points. Dat betekent een hygiënegevarenanalyse van kritische beheerspunten. Je onderzoekt dan welke mogelijke zaken de voedselveiligheid in gevaar kunnen brengen. Zo kun je bijvoorbeeld met diepvriezen voedsel niet vrij krijgen van micro-organismen. Daarvoor is verhitten nodig. Maar bewaren op de juiste temperatuur is wel erg belangrijk. Zo voorkom je dat micro-organismen zich vermeerderen. En als je een steriele plek wilt hebben, dan is desinfecteren niet voldoende. Dan moet je steriliseren.

Persoonlijke hygiëne
Naast het zorgvuldig omgaan met voedsel heb je regels voor persoonlijke hygiëne. Met een checklist persoonlijke hygiëne kun je bijhouden of alles in orde is. Het gaat om de volgende punten:

Checklist persoonlijke hygiëne

1. Gebruik schone, aangepaste en goed te reinigen, beschermende kleding.

2. Draag geen sieraden, zichtbare piercings en polshorloges tijdens bereidingswerkzaamheden.

3. Steek bij de bereiding (lange) haren op of draag een haarnetje.

4. Zorg ervoor dat je schoon en zonder merkbare lichaamsgeur of andere geuren aan het werk gaat.

5. Was voor aanvang van de werkzaamheden, na pauzes en na toiletbezoek de handen.

6. Was je handen na het werken met rauwe producten en voordat je eindproducten gaat garneren.

7. Was je handen altijd volgens de professionele richtlijnen.

8. Desinfecteer je handen na het wassen als je ziek bent, als je werkt met rauwe kip of als je werkt met zieke patiënten.

9. Dek eventuele wondjes af met een blauwe, waterafstotende gaaspleister.

10. Gebruik wegwerphandschoenen(Koops, 2016).

 

kleuren snijplanken

Basisvaardigheden toepassen die noodzakelijk zijn voor de bereiding van een maaltijd.

5. basisvaardigheden toepassen die noodzakelijk zijn voor de bereiding van een maaltijd.
 

Gratineren

Een goudbruin korstje aanbrengen op een gerecht door een laagje geraspte kaas snel te verhitten in de oven.

Gegratineerde bloemkool, gegratineerde macaronischotel

Grilleren

Gerechten gaar maken door een sterke stralende warmte.

Gegrilde kip, gegrilde paprika’s

Binden met een roux

Vloeistof dikker maken door gelijke hoeveelheden margarine en bloem te mengen met vocht, zoals water, melk of bouillon.

Champignonsoep, kippenragout

Binden met zetmeelhoudend bindmeel

Vloeistof dikker maken door er maïzena, aardappelmeel, bloem of custard aan toe te voegen.

Custardvla, chocoladevla, griesmeelpudding

Roerbakken

Groenten of vlees snel beetgaar maken door het gerecht te verhitten en om te scheppen op hoog vuur in een open pan met een beetje olie.

Roerbakgroenten

Koken

Gerechten gaar maken in kokend water (100 °C).

Gekookt ei, gekookte aardappelen
(Koops, 2016)

ui snipperen

Materiaal en apparatuur hanteren bij de bereiding van gerechten.

6. materiaal en apparatuur hanteren bij de bereiding van gerechten in de privéhuishouding
Messen worden veel gebruikt in de keuken. Ze hebben een handvat (heft) en een metalen snijgedeelte (lemmet). Koksmessen zijn vaak vlijmscherp. Leg deze daarom nooit in afwaswater en draag ze veilig.

Koksmes
Het koksmes is het meest gebruikte mes in de keuken.

Je hebt ze van klein tot groot.

Kartelmes
Een kartelmes wordt ook wel een broodmes, golfzaagmes of zaagmes genoemd. Je snijdt hiermee zachte producten met een harde korst, zoals brood en cake.

Aardappelschilmesje of officemesje
Dit mesje gebruik je voor het kleine snijwerk en het schillen van aardappelen en fruit.

Dunschiller of econoom
Voor het snel en dun schillen van aardappelen en groenten.

Citroentrekker of canneleermesje
Hiermee snijd je dunne reepjes uit de schil van bijvoorbeeld citrusfruit of een komkommer.

Parisienneboor
Een mesje waarmee je bolletjes snijdt uit bijvoorbeeld een meloen of aardappel. Deze boortjes zijn er in verschillende maten.

Kookbronnen en ovens
In een keuken staan diverse soorten kookbronnen, waaronder ovens met verschillende functies. De soorten ovens zijn:
heteluchtoven
elektrische oven
combisteamer
steamer
gasoven
convectomaat

In ovens kun je bakken, braden en grillen. Ze zijn uitgerust met een grill die boven in de oven is bevestigd. De temperatuur is dan 220 °C.

De meeste ovens hebben een mogelijkheid voor een spit. Een spit is een puntige staaf waaraan je vlees, vis, groenten of gevogelte kunt rijgen. Het kan meestal elektrisch draaien. Een spit gebruik je als je producten zoals vlees gelijkmatig wilt roosteren, bakken of braden.

De grill die boven in de oven zit, gebruik je bij het gratineren. Gratineren kun je op twee manieren doen: met saus of met paneermeel. Met saus zet je het gerecht vijf tot tien minuten onder de grill, bij gebruik van paneermeel drie of vier minuten.

Een contactgrill is een grill om producten aan twee kanten te roosteren.

Snijmachine en keukenmachine
Werken met een snijmachine betekent 100% letten op je veiligheid. Twee zeer belangrijke veiligheidsmaatregelen zijn:
Laat je niet afleiden.
Houd je aan de instructies over de beveiligingen.

Bij het gebruik van een keukenmachine let je erop dat je de machine gebruikt volgens de voorschriften. En of alle onderdelen schoon en heel zijn.

Het schoonmaken van een snijmachine of keukenmachine gebeurt als volgt:
Maak alle onderdelen die los kunnen los.
Reinig de machine en de onderdelen met sop waarin een reinigingsmiddel zit.
Kom niet met water bij elektrische onderdelen.
De volgorde van schoonmaken is eerst reinigen en dan desinfecteren als dit nodig is bij deze apparaten. Houd altijd de gebruiksaanwijzing bij de hand, zodat je informatie kunt opzoeken.

Friteuse
Werken met een friteuse betekent ook 100% letten op je veiligheid. Er zijn vier zeer belangrijke veiligheidsmaatregelen:
Laat je niet afleiden.
Houd je aan de instructies over de beveiligingen.
Doe niet te veel producten tegelijk in het frituurmandje.
Loop nooit met een hete friteuse.

Voordat je begint, bedenk je waar je de hete producten laat afkoelen als dit nodig is. En waar je na gebruik de friteuse laat afkoelen.

Bij brand in de friteuse bescherm je eerst jezelf om hierna, als dit kan, het deksel op de pan te doen. Raak niet in paniek en waarschuw de leidinggevende.

Friteuses zijn er in twee soorten: de huishoudelijk friteuse en de grote keukenfriteuse.

Bij een keukenmachine heb je allerlei hulpstukken voor verschillende gerechten.

Hulpstukken bij een apparaat

Voorbeelden van gerechten

 

Vrij lang bewerken

Iets minder lang bewerken

Nog minder lang bewerken

Kort bewerken

Klopper

Haagse bluf

Slagroom

Biscuitdeeg

Kwarktaart

Menger

Vinaigrette

Melkijs

Mayonaise

Moccacrème

Roerder

Roomijs

Roerdeeg

Suikerglazuur

Beslag voor gebakken banaan

Kneder

Zandtaartdeeg

Gistbeslag voor pannenkoeken

Gistbeslag voor oliebollen

Gistbeslag voor broodjes

Blender

Groentesap

Smoothies

Milkshakes

IJsklontjes

Snijder

Snijbonen

Wortel

Prei

Courgette

Rasper

Chocolade

Kaas

Noten

Rode biet

Perser

Granaatappel

Sinaasappel

Citroen

Grapefruit

Gastronormsysteem
In een professionele keuken werk je met het gastronormsysteem. De voeding kun je bereiden in een gastronormbak. Deze bak plaats je in een kookbron, zoals een steamer. De voeding kan daarna in dezelfde bak afgedekt in de stellingen van de koeling, in de voedseltransportwagens of in de bain-mariewagen. Zo’n wagen kun je gebruiken om grotere hoeveelheden voedsel warm te houden of te vervoeren.

Au bain-marie wil zeggen: een gerecht in een bak of pan in warm water warm hangen om zo het gerecht warm te houden of warm te maken. Soms gebruik je dit ook om een gerecht koud te krijgen in een bak met koud water.

Deze manier van werken is hygiënisch, omdat je de voeding niet van de ene bak in een andere bak of schaal schept. Door de juiste bak te kiezen houd je het gerecht warmer. Een diepe bak zorgt ervoor dat gerechten dieper in het warme water liggen en zo minder snel afkoelen. Wil je het gerecht koelen, dan is een platte of lage bak een goede keuze. Het gerecht kan zo sneller afkoelen en in de koelkast bewaard worden(Koops, 2016).

officemesje

Gerechten presenteren.

7. gerechten presenteren

Serveren en opstelling bij de gast op tafel

Materialen die je bij gasten op tafel zet, stel je gebruiksvriendelijk op. De gasten moeten de materialen gemakkelijk kunnen pakken en ze moeten in volgorde van gebruik staan. Vanuit de gast gezien, stel je de materialen van hoog naar laag op:
van links (hoog) naar rechts (laag)
van achter (hoog) naar voor (laag)

Het kopje, de beker of het glas plaats je zo veel mogelijk midden voor de gast, ongeveer tien centimeter van de rand van de tafel. De oortjes van alle materialen moeten naar rechts wijzen, dus naar de rechterhand van de gast. Het lepeltje kun je recht onder het oortje van het kopje leggen of recht achter het kopje.

Rechts naast het kopje kun je tipjes voor suiker, het koekje, de citroenknijper of het theezakje zetten. Tipjes, de kleine schoteltjes voor het theezakje, zet je zo dicht mogelijk bij theepot, -kop of -glas. Zo voorkom je dat de gast een spoor van thee achterlaat.

Bovenhandse en onderhandse methode
Voor het uitserveren van gerechten of het weghalen van vuile borden zijn er verschillende methoden. De bovenhandse methode kan met twee borden. De onderhandse methode gebeurt met twee of drie borden. Welke methode je gebruikt, hangt onder andere af van jouw spierkracht. Soms beslist een bedrijf hoe je het moet doen. Het maakt niet uit of je links- of rechtshandig bent: serveren doe je altijd met je rechterhand. Ook het afruimen gebeurt met die hand. De linkerhand is de dragende hand.

Warme en koude dranken serveren
Een horecabedrijf moet bij het schenken van dranken aan de eisen van de wet voldoen. De organisatie die hierop toeziet, is de Voedsel- en Warenautoriteit.

Wanneer je in een restaurant iets gaat drinken, komt de ober of serveerster de bestelling opnemen. Gasten kunnen aan tafel warme en koude drankjes bestellen, maar ook drankjes met of zonder alcohol.

Vruchtensappen, zoals appelsap of sinaasappelsap, schenk je in een waterglas, wijnglas of tumbler. Een tumbler is een hoog, smal glas. Wijnglazen heb je in twee soorten: grote en kleine wijnglazen. Wijnflessen mogen niet ontkurkt zijn voordat de tafelgasten zitten. Een waterkan met koud water dek je direct op tafel in als de gasten aan tafel zitten.

Versgeperst sap bewaar je afgedekt in de koelkast. Zo voorkom je dat geurtjes van andere gerechten binnendringen en de vitaminen beter blijven behouden. Als garnering kun je een sinaasappelschijfje of citroenschijfje op de rand steken.

Koffie en thee
Koffie en thee zijn er in vele soorten. Koffie heeft een belangrijke variant en dat is cafeïnevrije koffie. Door de cafeïne/coffeïne heeft koffie een ‘opwekkend’ effect. Dat is een verslavende stof die in koffie, cacaobonen en thee (theïne) zit.

Thee kun je in vele soorten en smaken krijgen, bijvoorbeeld zwarte thee in vele soorten, thee met vruchtensmaken, kruidenthee in allerlei soorten of verse muntthee. De meeste cafés en restaurants laten de gast zelf een smaak kiezen uit een mooi presentatiekistje.

Je kunt koffie en thee op verschillende manieren serveren. Het bedrijf waar je werkt bepaalt de manier. Bij het serveren van koffie in de meeste uitgebreide vorm gebruik je de volgende materialen:

Materiaal

Uitleg

Plateau met bedekking

Dienblaadje met een papieren kanten kleedje.

Schotel met druppelvanger

Een papieren rondje dat druppels opvangt.

Voorverwarmde koffiekop

Anders koelt de koffie te snel af.

Waterglaasje

Koffie onttrekt vocht aan het lichaam; door water te drinken is het weer in balans.

Koffielepel

Om mee te roeren in de koffiekop. De koffiekop is hoger; daarom een lepel met een langere steel dan bij een theekop.

Kannetje met room, koffieroom, koffiemelk, melkpoeder of melk

Vormen van verpakkingen voor melkproducten zijn: eenpersoonsverpakkingen (cups), een pot met een grotere hoeveelheid (bulk)poeder of vloeibaar in een kannetje.

Suikerpotje met zoetjes, suiker of suikerzakjes

Vormen van suiker zijn

korrels, tabletjes, klontjes,

vloeibaar of poeder.

Tipje

Een minischaaltje voor bijvoorbeeld slagroom, koekjes, theezakjes, chocolaatjes of stukjes nougat(Koops, 2016).

 

serveren

Gebruikte materialen schoonmaken en opruimen.

8. gebruikte materialen schoonmaken en opruimen

Afruimen of debarrasseren
Als de gasten klaar zijn met de eerste gang of het eerste gerecht, haal je af. Je neemt het vuile bestek en de vuile borden weg bij de gast voordat je de volgende gang serveert. Dit heet in de horeca debarrasseren. Is de gast klaar met het menu en heeft hij de ruimte verlaten, dan ruim je de tafel leeg.

Vuil linnengoed doe je in een wasmand voor vuile was. Plastic placemats veeg je met een vochtige doek schoon. Papieren servetten en papieren placemats gaan in de afvalemmer.

Bij machinaal afwassen moet je:
etensresten verwijderen
vaatwerk sorteren in korven (borden- , koppen-, bestekkorven)
voorspoelen met de voorspoeldouche

Na dit voorbereidende werk wordt de vaat in de machine geschoven. De machine voert dan een vooraf ingesteld programma uit. Bijvoorbeeld een kort programma voor glaswerk of een langer programma voor echt vuile vaat.

Het schoonmaken van de vaat gebeurt in drie stappen:
1. Wassen
2. Naspoelen met heet water (90°C - 95°C). Aan dit spoelwater is een glansmiddel toegevoegd.
3. Drogen. Bestek moet je wel altijd nadrogen. Gebruik voor dit nadrogen schone doeken.

Desinfecteren
Door de hoge was- en droogtemperatuur komt het vaatwerk nagenoeg steriel uit de machine. Machinaal afwassen heeft daarom de voorkeur boven het met de hand afwassen. Om te voorkomen dat je de vaat bij het afdrogen weer besmet, mag je alleen nadrogen met een zeer schone doek als dat nodig is. De vaat moet goed droog zijn voor je hem opbergt om te voorkomen dat zich micro-organismen ontwikkelen.

Reinigingsapparatuur
Schoonmaken hoort vaak bij het werk in een horecabedrijf. Het moet er immers altijd netjes en schoon uitzien. Het kan dus best voorkomen dat je een keer een stofzuiger moet gebruiken. Andere reinigingsapparatuur zal niet snel door bedienend personeel gebruikt worden. Bij het gebruik van een stofzuiger moet je op twee dingen letten:
Zorg ervoor dat je de stofzak op tijd vervangt.
Zorg ervoor dat de zuigmond vrij blijft van grote stukken afval. Het is slimmer om grote stukken afval eerst op te vegen met een veger en blik(Koops, 2016).

debarrasseren

Ondersteunen bij een verantwoord voedings- en bewegingspatroon en dagritme.

Informatie zoeken en geven over gezonde voeding.

1. informatie zoeken en geven over gezonde voeding

Voedingsstoffen zijn in drie groepen te verdelen.

Energieleverende voedingsstoffen zorgen voor energie in ons lichaam, waardoor we warm blijven, kunnen denken en kunnen bewegen.

Bouwstoffen leveren de bouwstenen voor de aanmaak en het herstel van botten en weefsel.

Regulerende stoffen (ook wel beschermende stoffen genoemd) zorgen ervoor dat allerlei processen in ons lichaam goed verlopen. Bijvoorbeeld onze spijsvertering.

Soms onderscheidt men ook nog genotsstoffen. Deze leveren een bijdrage aan de smaak, de geur en het uiterlijk van ons voedsel.
Genotsstoffen die van nature in voedsel voorkomen zijn bijvoorbeeld:
zouten in groenten en vlees
suikers in melk en vruchten
zuren in planten en vruchten
vluchtige oliën in bijvoorbeeld kruiden en citrusfruit

Genotsstoffen ontstaan ook tijdens de bereiding van voedsel. Bijvoorbeeld door bakken, grillen, rijpen en roken. Je ruikt dat meteen.

Om ervoor te zorgen dat we alle belangrijke voedingsstoffen binnenkrijgen, moeten we gevarieerd eten.

Groente en fruit
Smeer- en bereidingsvetten
Vis, peulvruchten, vlees, ei, noten en zuivel
Brood, graanproducten en aardappelen
Dranken

Gezondheid en preventie
Gezondheid is het allerbelangrijkste bezit van mensen en staat dus centraal in ons leven.

De vier belangrijkste ongezonde leefstijlfactoren zijn roken, alcohol, onvoldoende beweging en ongezonde voeding. Tien procent drinkt te veel alcohol, een kwart rookt, een derde beweegt te weinig en bijna iedereen eet te weinig groenten en fruit.

Soms denken mensen dat ze heel gezond bezig zijn, bijvoorbeeld mensen die actief een sport beoefenen. Maar sporters die na lichamelijke inspanning veel energiedranken gebruiken, krijgen heel veel suiker binnen. En dat is helemaal niet gezond.

Het doel van preventie is te zorgen dat mensen gezond blijven door hun gezondheid te bevorderen en te beschermen. Preventie: zitten is het nieuwe roken!

Bewegen
Eén van de vier leefstijlfactoren die je kunt verbeteren, is bewegen. Bewegen is gezond en leuk om samen te doen en maakt je vrolijk. Het maakt spieren en botten sterker en verbetert de conditie. Bewegen verkleint de kans op hart- en vaatziekten, helpt het geheugen en houdt de huid jong. Daarnaast zorgt bewegen voor de aanmaak van endorfine in het lichaam. Dit wordt ook wel het gelukshormoon genoemd.

Bewegen in de buitenlucht is nog gezonder dan binnen bewegen. Buiten krijg je namelijk zonlicht op je huid. Dat heb je nodig voor de aanmaak van vitamine D. Vitamine D is belangrijk voor sterke botten en tanden en bevordert de opname van de mineralen calcium en fosfor in het lichaam.

Gezond bewegen is minstens vijf dagen per week een halfuur per dag actief bewegen.

Wanneer je zit, beweeg je weinig. Denk bijvoorbeeld aan televisiekijken en autorijden. Of aan iemand met een zittend beroep, zoals een receptioniste. Te veel zitten is daarom niet goed voor de gezondheid en zorgt voor gezondheidsrisico's.

Diabetes is een chronische ziekte. Inmiddels heeft 4,5% van de Nederlanders diabetes. Dat zijn zo’n 750.000 mensen. De meesten van hen hebben diabetes type 2. De officiële naam voor de ziekte is diabetes mellitus. Veel mensen noemen dit ‘suikerziekte’ in plaats van diabetes.

Er zijn twee soorten diabetes: diabetes type 1 en diabetes type 2. Type 1 is vaak aangeboren. Jonge kinderen hebben meestal type 1. Type 2 is gebonden aan de leefstijl en ontstaat meestal op latere leeftijd.

Wat is diabetes type 2?
Mensen met diabetes type 2 hebben een te hoog bloedsuikergehalte. Stel je voor dat je een boterham eet. Bij een gezond mens worden de koolhydraten uit de boterham verteerd tot kleine deeltjes: glucose.

De glucose komt in het bloed terecht als bloedglucose en wordt door het bloed afgegeven aan je lichaamscellen, bijvoorbeeld de cellen in je beenspieren of de cellen in je hersenen. In de cellen wordt de glucose omgezet in energie, zodat je kunt sporten of kunt denken.

Bloedglucose heeft een soort sleutel nodig om in de cellen te komen: insuline. Insuline is een hormoon dat wordt gemaakt door de alvleesklier. Bij diabetes type 2 maakt je lichaam geen of te weinig insuline. En zonder deze sleutel kan de glucose niet in de cellen komen. De cellen hebben dus te weinig glucose en in het bloed zit te veel bloedglucose. Bloedglucose heet ook wel bloedsuiker.

Zonder behandeling heeft iemand met diabetes geen energie. Hij voelt zich slap en moe en valt af. Als het lichaam merkt dat er te veel suiker in het bloed zit, moet hij vaker plassen. Daardoor krijgt hij weer veel dorst. Te veel glucose in het bloed is bovendien niet goed voor de bloedvaten. Hierdoor kunnen complicaties ontstaan, zoals hart- en vaatziekten, nierziekten en slechtziendheid.

Wat hebben voeding en beweging met diabetes type 2 te maken?
Door voeding komt er suiker in het bloed en beweging zorgt ervoor dat deze suiker wordt verbruikt. Door te veel  snelle koolhydraten te eten kan diabetes type 2 ontstaan. Bij ernstig overgewicht is het verstandig om de hulp in te roepen van een diëtist en om een energiebeperkt dieet te volgen. Met dit dieet krijg je minder calorieën binnen en val je af.

Voor mensen met diabetes type 2 is het belangrijk om een gezond gewicht te bereiken en te behouden, veel te bewegen en de bloedsuikers onder controle te houden. Gezonde voeding en voldoende bewegen helpen daarbij. De belangrijkste voedingstips zijn:
Eet per dag 250 gram groenten en 2 porties fruit.
Eet voldoende voedingsvezels en weinig snelle koolhydraten.
Eet  roomboter (liefst grasboter) en onverzadigde vetten. Omega 9 vetten mogen tot 160 graden verhit worden. Omega 6 en omega 3 vetten als dressing gebruiken.
Eet meer vis, walnoten, walnootolie of lijnzaadolie, vanwege de omega 3 vetzuren.


LDL gaat omlaag en HDL gaat omhoog door omega 3 vetzuren.

Naast gezonde voeding is het ook belangrijk om voldoende te bewegen. Beweging, lichamelijke activiteit, zorgt voor het verbruik van suikers. Bewegen kun je doen door te sporten, de wasmand de trap op te tillen en te wandelen en fietsen.

Wat heeft welvaart te maken met diabetes type 2?
Diabetes type 2 is de afgelopen vijftig jaar enorm toegenomen en niet alleen bij ouderen. Daarom wordt het ook wel een welvaartsziekte genoemd. Andere welvaartsziekten zijn hart- en vaatziekten, COPD, sommige kankersoorten, depressie en obesitas.

Welvaartsziekten zijn ontstaan doordat de leefstijl van mensen is veranderd door meer welvaart. In Nederland is de welvaart in de afgelopen tijd enorm toegenomen; alles is in overvloed te koop. Vaak wordt gedacht dat een hogere welvaart (meer geld) ook leidt tot meer welzijn (meer geluksgevoel). In de praktijk blijkt echter dat welvaart en welzijn niet altijd samengaan. Door de hogere welvaart zijn mensen minder gaan bewegen. Mensen gaan eerder met de auto dan met de fiets. Door de afstandsbediening hoef je niet meer uit je stoel te komen. Kinderen zitten meer achter de computer en gaan minder buiten spelen. Dit veranderde eet- en bewegingspatroon heeft geleid tot meer overgewicht en welvaartziekten, zoals diabetes 2. De hogere welvaart heeft dus niet zonder meer geleid tot meer welzijn. Belangrijke richtlijn is dat bewegen en welbevinden bij elkaar horen(Koops, 2016).

de voordelen van omega 3 vetzuren

Informatie zoeken en geven over voedings- en bewegingspatroon en dagritme.

2. informatie zoeken en geven over voedings- en bewegingspatroon en dagritme

Voeding en gezondheid
Bij een goede conditie en sporten hoort ook goed eten. Door gezond te eten krijg je genoeg calorieën binnen die je nodig hebt om energie te verbruiken tijdens het trainen.

De energie die je verbruikt, heet kilocalorie (kcal). Als je slaapt, gebruik je ongeveer 20 tot 40 kcal aan energie. Als je zit gebruik je al 25 tot 55 kcal. Bij lopen en fietsen stijgt dit naar 80 tot 160 kcal. Bij sporten kan dit oplopen tot 300 kcal per uur.

Door te eten, krijg je calorieën binnen. Op de verpakkingen kun je lezen hoeveel kcal je binnenkrijgt als je de inhoud opeet.

Je kunt bij bewegen denken aan springen, landen, rollen, duikelen, draaien, zwaaien, werpen, vangen, inzicht, hoogspringen, balanceren, heffen, tillen, ritmisch verplaatsen, klimmen en zwemmen. Je noemt dit ook wel fysieke vaardigheden. Je moet deze vaardigheden beheersen.

Conditie kun je opbouwen. Je gaat dan aan de slag met een combinatie van kracht-, duur- en intervaltrainingen. Je hebt verschillende soorten trainingen. Krachttrainingen richten zich op kracht. Je traint met weerstand. Bijvoorbeeld met het heffen van een gewicht. Duurtrainingen richten zich op een rustig tempo. Je sport rustig, maar voor een langere tijd. Bij intervaltrainingen neem je korte momenten van rust tussen je inspanningen. Je bent bezig met tempowisselingen. Je sport dan vaak met een hoge intensiteit.

Sporten zoals voetbal en handbal, hebben een duidelijke combinatie van de soorten trainingen. Door bijvoorbeeld alleen aan fitness te doen of te fietsen, bereik je niet de vereiste conditie voor de sporttest. Als jij je conditie wilt opbouwen, moet je drie basiseisen voor ogen houden:
aantal keer
Train drie maal per week als je je uithoudingsvermogen wilt opbouwen. Trainen kan van alles zijn: joggen, voetballen of zwemmen.
duur
Train minimaal dertig minuten per keer.
intensiteit
Je hoeft geen bovenmenselijke inspanningen te leveren om resultaat te behalen. Je kunt beter aan duurtraining doen met een lage intensiteit. Als je wilt weten of je niet te hard traint, moet je jouw hartslag controleren. Gemiddeld zit je goed als je onder de 150 hartslagen per minuut blijft. Ga je veel hoger dan verzuren je spieren door zuurstoftekort.

3. voedings- en leefgewoonten signaleren, herkennen en rapporteren

De woorden ‘stoornis’ en ‘ziekte’ worden vaak door elkaar gebruikt. Je spreekt van een ziekte wanneer schadelijke invloeden de werking van cellen in je lichaam verstoren. Hierbij wordt het functioneren van lichaam en/of geest verstoord. Als iemand een ziekte heeft zie je vaak verschijnselen buiten de zieke delen. Een voorbeeld van een ziekte is griep en een voorbeeld van een verschijnsel hiervan is koorts.

Er zijn ook ziekten die met een ongezonde leefstijl te maken hebben, bijvoorbeeld obesitas. Ook hart- en vaatziekten kunnen daardoor ontstaan. Soms kan de oorzaak van een ziekte te maken hebben met erfelijkheid. Maar helaas krijgen steeds meer mensen, zelfs kinderen, ouderdomssuikerziekte door een ongezond beweeg- en voedingspatroon. Soms denken mensen dat ze door lightproducten te gebruiken onbeperkt kunnen eten. Maar dat is niet gezond, bijvoorbeeld: light chips bevat dertig procent minder vet, maar dit is vervangen door koolhydraten en eiwitten en levert dus evenveel calorieën.

Bij verschillende ziekten krijgen mensen advies over hun voeding. Ze moeten bijvoorbeeld een natriumbeperkt dieet volgen als ze een te hoge bloeddruk hebben. Dat betekent geen of heel weinig zout. Of ze moeten een energieverrijkt dieet volgen als ze te mager of ondervoed zijn. Dit laatste komt nogal eens voor bij ouderen.

Een stoornis is een specifieke groep cellen in het lichaam die niet of onvoldoende functioneert. Je kunt denken aan één orgaan dat niet goed meer functioneert. Bijvoorbeeld bij een ademhalingsstoornis werken de longen niet goed meer. Je kunt ook een stoornis hebben in je hersenen. Zoals bij een leerstoornis als dyslexie. Dit wordt veroorzaakt door een specifieke groep cellen in de hersenen die niet goed werken.

Boulimia nervosa en anorexia nervosa
Minder bekende voorbeelden van stoornissen zijn boulimia nervosa en anorexia nervosa. Beide worden in de volksmond ‘eetstoornissen’ genoemd. Mensen met zo’n stoornis zijn angstig om hun eigen lichaam te zien of hebben een fobie hiervoor. Ze identificeren zich snel met beroemdheden die volgens hun beeld superslank zijn, terwijl zij dat aan zichzelf niet zien. Zij proberen hun angst te verstoppen door wijde kleding te dragen en door ander gedrag te vertonen. Dit komt bij mannen en vrouwen voor, maar meer bij vrouwen. Door al dit denken hebben ze veel stress en kan een depressie ontstaan. Bij een depressie kan iemand in een sociaal isolement terechtkomen.

We eten en drinken om de noodzakelijke voedingsstoffen binnen te krijgen. Er is geen voedingsmiddel waarin alle voedingsstoffen zitten die we nodig hebben. Daarom moeten we gevarieerd eten.

Voedingsstoffen worden gevormd in planten, die voedingsstoffen maken uit zonne-energie, water uit de grond en koolzuurgas (CO²) uit de lucht. Deze stoffen gebruikt de plant om te groeien en zich te vermeerderen. De voedingsstoffen worden in planten opgeslagen in stengels, wortels, knollen, vruchten en zaden. Mensen en dieren eten plantaardig voedsel en krijgen op die manier de voedingsstoffen binnen.

hart- en vaatziekten
Hierbij horen onder andere een hartinfarct, hoge bloeddruk en een beroerte.

hartinfarct
Hierbij wordt een bloedvat dat naar het hart gaat helemaal afgesloten. De verschijnselen zijn benauwdheid, pijn op de borst en pijn in de linkerarm. Bij vrouwen zijn de symptomen anders dan bij mannen en moeilijker te herkennen. De belangrijkste oorzaken zijn hoge bloeddruk, roken, te hoog cholesterolgehalte, diabetes en overgewicht of obesitas. Soms is een operatie nodig.

hoge bloeddruk
Een hoge bloeddruk kan gevaarlijk zijn; het risico op een hartinfarct of beroerte is groter. Bij een goede bloeddruk is de gemiddelde bovendruk 120 en de gemiddelde onderdruk 80. Als de bloeddruk te hoog wordt, dan zijn de bloedvaten vernauwd. Naast medicatie is het belangrijk om een natriumarm (zoutarm) dieet te volgen en voldoende te bewegen.

beroerte
Een TIA is een tijdelijke verstopping van een bloedvat in de hersenen. Er ontstaan uitvalsverschijnselen die vanzelf weer overgaan. Een TIA kan een voorbode zijn van een beroerte. CVA (cerebro vasculair accident) is de medische term voor beroerte. Bij een beroerte wordt de bloedvoorziening naar de hersenen onderbroken. Dit kan ontstaan door een verstopping van een bloedvat: een herseninfarct. Of door een hersenbloeding, dan knapt of scheurt een zwakke plek in een bloedvat in de hersenen. Door een beroerte raken de hersenen beschadigd.

Diabetes
Bij diabetes, ook bekend als suikerziekte, is het opnemen van glucose uit de voeding in het bloed verstoord. Er zijn twee typen diabetes:
Type 1 krijg je al als kind. Je moet dan insuline spuiten en regelmatig je bloedsuiker meten.
Type 2 krijg je op oudere leeftijd, vooral door overgewicht. Door overgewicht krijgen ook steeds meer jongere mensen en zelfs kinderen diabetes type 2. Naast medicatie is het belangrijk om af te vallen.

Huidaandoeningen
Vooral bij zieken en ouderen kun je te maken krijgen met decubitus. En bij alle leeftijden kan eczeem voorkomen.

Eczeem
Huiduitslag komt veel voor bij mensen die een allergie hebben, vooral bij kinderen.

Allergie
Allergie is de meest voorkomende chronische ziekte en steeds meer mensen hebben er last van. Chronisch betekent dat het een ziekte is die lange tijd voortduurt, er is geen uitzicht op volledig herstel. In Nederland heeft ongeveer 25% van de bevolking last van een allergie. De oorzaak daarvan zijn allergenen. Dat zijn stoffen (vaak eiwitten) van buiten het lichaam die via je neus, mond en/of huid je lichaam binnenkomen. Als je daar gevoelig voor bent, reageert je lichaam heftig. Het denkt dat het een schadelijke indringer is en maakt antistoffen aan. Door allergie kun je hooikoorts en astma krijgen. De (ziekte)verschijnselen zijn loopneus, verstopte neus, niezen, eczeem, jeukende huid, tranende ogen, kortademig en hoge schouders.

Veel voorkomende allergenen zijn:
stuifmeel (pollen) van bomen, grassen, onkruiden
huisstofmijt
huidschilfers (bijvoorbeeld van hond, kat of andere dieren)
schimmels.

Sommige mensen zijn gevoelig voor deze allergenen:
insectengif: wespen- en bijensteken
geneesmiddelen: antibiotica
contactallergenen: nikkel.

Ook kun je een allergie krijgen voor stoffen waarmee je in een beroep werkt, bijvoorbeeld:
kappers: kleurstoffen, permanentvloeistoffen, latex in handschoenen (kapperseczeem)
bakkers: tarwe (bakkerseczeem).

In de Westerse samenleving zijn er steeds meer kinderen met allergie. Door de toegenomen hygiëne is er vanaf de geboorte minder prikkeling. Daardoor bouwt het lichaam geen afweer op. Ook hangt de allergie samen met voeding. Mensen die veel bewerkte voedingsmiddelen eten hebben meer last van allergie dan mensen die veel natuurlijk en vers voedsel eten. Tegenwoordig staan de allergenen dikgedrukt op de ingrediëntenlijst op etiketten.
Mensen met een allergie reageren ook vaak op andere stoffen, zoals tabaksrook, of bij mist. En op prikkelende stoffen zoals sommige toevoegingen aan voedingsmiddelen (E-nummers). Er zijn twee typen voedselovergevoeligheid: voedselallergie en voedselintolerantie. Bij beide typen reageert het lichaam op voedsel. Bij allergie maakt het lichaam antistoffen aan. Bij intolerantie krijg je bijvoorbeeld buikpijn maar je lichaam maakt geen antistoffen aan. Als je stopt met die voeding verdwijnen die klachten meteen.
Voor een succesvolle behandeling is het belangrijk dat een arts bij allergie een goede diagnose stelt(Koops, 2016).

voedingspatroon

Voedings- en leefgewoonten signaleren, herkennen en rapporteren.

3. voedings- en leefgewoonten signaleren, herkennen en rapporteren

De woorden ‘stoornis’ en ‘ziekte’ worden vaak door elkaar gebruikt. Je spreekt van een ziekte wanneer schadelijke invloeden de werking van cellen in je lichaam verstoren. Hierbij wordt het functioneren van lichaam en/of geest verstoord. Als iemand een ziekte heeft zie je vaak verschijnselen buiten de zieke delen. Een voorbeeld van een ziekte is griep en een voorbeeld van een verschijnsel hiervan is koorts.

Er zijn ook ziekten die met een ongezonde leefstijl te maken hebben, bijvoorbeeld obesitas. Ook hart- en vaatziekten kunnen daardoor ontstaan. Soms kan de oorzaak van een ziekte te maken hebben met erfelijkheid. Maar helaas krijgen steeds meer mensen, zelfs kinderen, ouderdomssuikerziekte door een ongezond beweeg- en voedingspatroon. Soms denken mensen dat ze door lightproducten te gebruiken onbeperkt kunnen eten. Maar dat is niet gezond, bijvoorbeeld: light chips bevat dertig procent minder vet, maar dit is vervangen door koolhydraten en eiwitten en levert dus evenveel calorieën.

Bij verschillende ziekten krijgen mensen advies over hun voeding. Ze moeten bijvoorbeeld een natriumbeperkt dieet volgen als ze een te hoge bloeddruk hebben. Dat betekent geen of heel weinig zout. Of ze moeten een energieverrijkt dieet volgen als ze te mager of ondervoed zijn. Dit laatste komt nogal eens voor bij ouderen.

Een stoornis is een specifieke groep cellen in het lichaam die niet of onvoldoende functioneert. Je kunt denken aan één orgaan dat niet goed meer functioneert. Bijvoorbeeld bij een ademhalingsstoornis werken de longen niet goed meer. Je kunt ook een stoornis hebben in je hersenen. Zoals bij een leerstoornis als dyslexie. Dit wordt veroorzaakt door een specifieke groep cellen in de hersenen die niet goed werken.

Boulimia nervosa en anorexia nervosa
Minder bekende voorbeelden van stoornissen zijn boulimia nervosa en anorexia nervosa. Beide worden in de volksmond ‘eetstoornissen’ genoemd. Mensen met zo’n stoornis zijn angstig om hun eigen lichaam te zien of hebben een fobie hiervoor. Ze identificeren zich snel met beroemdheden die volgens hun beeld superslank zijn, terwijl zij dat aan zichzelf niet zien. Zij proberen hun angst te verstoppen door wijde kleding te dragen en door ander gedrag te vertonen. Dit komt bij mannen en vrouwen voor, maar meer bij vrouwen. Door al dit denken hebben ze veel stress en kan een depressie ontstaan. Bij een depressie kan iemand in een sociaal isolement terechtkomen.

We eten en drinken om de noodzakelijke voedingsstoffen binnen te krijgen. Er is geen voedingsmiddel waarin alle voedingsstoffen zitten die we nodig hebben. Daarom moeten we gevarieerd eten.

Voedingsstoffen worden gevormd in planten, die voedingsstoffen maken uit zonne-energie, water uit de grond en koolzuurgas (CO²) uit de lucht. Deze stoffen gebruikt de plant om te groeien en zich te vermeerderen. De voedingsstoffen worden in planten opgeslagen in stengels, wortels, knollen, vruchten en zaden. Mensen en dieren eten plantaardig voedsel en krijgen op die manier de voedingsstoffen binnen.

hart- en vaatziekten
Hierbij horen onder andere een hartinfarct, hoge bloeddruk en een beroerte.

hartinfarct
Hierbij wordt een bloedvat dat naar het hart gaat helemaal afgesloten. De verschijnselen zijn benauwdheid, pijn op de borst en pijn in de linkerarm. Bij vrouwen zijn de symptomen anders dan bij mannen en moeilijker te herkennen. De belangrijkste oorzaken zijn hoge bloeddruk, roken, te hoog cholesterolgehalte, diabetes en overgewicht of obesitas. Soms is een operatie nodig.

hoge bloeddruk
Een hoge bloeddruk kan gevaarlijk zijn; het risico op een hartinfarct of beroerte is groter. Bij een goede bloeddruk is de gemiddelde bovendruk 120 en de gemiddelde onderdruk 80. Als de bloeddruk te hoog wordt, dan zijn de bloedvaten vernauwd. Naast medicatie is het belangrijk om een natriumarm (zoutarm) dieet te volgen en voldoende te bewegen.

beroerte
Een TIA is een tijdelijke verstopping van een bloedvat in de hersenen. Er ontstaan uitvalsverschijnselen die vanzelf weer overgaan. Een TIA kan een voorbode zijn van een beroerte. CVA (cerebro vasculair accident) is de medische term voor beroerte. Bij een beroerte wordt de bloedvoorziening naar de hersenen onderbroken. Dit kan ontstaan door een verstopping van een bloedvat: een herseninfarct. Of door een hersenbloeding, dan knapt of scheurt een zwakke plek in een bloedvat in de hersenen. Door een beroerte raken de hersenen beschadigd.

Diabetes
Bij diabetes, ook bekend als suikerziekte, is het opnemen van glucose uit de voeding in het bloed verstoord. Er zijn twee typen diabetes:
Type 1 krijg je al als kind. Je moet dan insuline spuiten en regelmatig je bloedsuiker meten.
Type 2 krijg je op oudere leeftijd, vooral door overgewicht. Door overgewicht krijgen ook steeds meer jongere mensen en zelfs kinderen diabetes type 2. Naast medicatie is het belangrijk om af te vallen.

Huidaandoeningen
Vooral bij zieken en ouderen kun je te maken krijgen met decubitus. En bij alle leeftijden kan eczeem voorkomen.

Eczeem
Huiduitslag komt veel voor bij mensen die een allergie hebben, vooral bij kinderen.

Allergie
Allergie is de meest voorkomende chronische ziekte en steeds meer mensen hebben er last van. Chronisch betekent dat het een ziekte is die lange tijd voortduurt, er is geen uitzicht op volledig herstel. In Nederland heeft ongeveer 25% van de bevolking last van een allergie. De oorzaak daarvan zijn allergenen. Dat zijn stoffen (vaak eiwitten) van buiten het lichaam die via je neus, mond en/of huid je lichaam binnenkomen. Als je daar gevoelig voor bent, reageert je lichaam heftig. Het denkt dat het een schadelijke indringer is en maakt antistoffen aan. Door allergie kun je hooikoorts en astma krijgen. De (ziekte)verschijnselen zijn loopneus, verstopte neus, niezen, eczeem, jeukende huid, tranende ogen, kortademig en hoge schouders.

Veel voorkomende allergenen zijn:
stuifmeel (pollen) van bomen, grassen, onkruiden
huisstofmijt
huidschilfers (bijvoorbeeld van hond, kat of andere dieren)
schimmels.

Sommige mensen zijn gevoelig voor deze allergenen:
insectengif: wespen- en bijensteken
geneesmiddelen: antibiotica
contactallergenen: nikkel.

Ook kun je een allergie krijgen voor stoffen waarmee je in een beroep werkt, bijvoorbeeld:
kappers: kleurstoffen, permanentvloeistoffen, latex in handschoenen (kapperseczeem)
bakkers: tarwe (bakkerseczeem).

In de Westerse samenleving zijn er steeds meer kinderen met allergie. Door de toegenomen hygiëne is er vanaf de geboorte minder prikkeling. Daardoor bouwt het lichaam geen afweer op. Ook hangt de allergie samen met voeding. Mensen die veel bewerkte voedingsmiddelen eten hebben meer last van allergie dan mensen die veel natuurlijk en vers voedsel eten. Tegenwoordig staan de allergenen dikgedrukt op de ingrediëntenlijst op etiketten.
Mensen met een allergie reageren ook vaak op andere stoffen, zoals tabaksrook, of bij mist. En op prikkelende stoffen zoals sommige toevoegingen aan voedingsmiddelen (E-nummers). Er zijn twee typen voedselovergevoeligheid: voedselallergie en voedselintolerantie. Bij beide typen reageert het lichaam op voedsel. Bij allergie maakt het lichaam antistoffen aan. Bij intolerantie krijg je bijvoorbeeld buikpijn maar je lichaam maakt geen antistoffen aan. Als je stopt met die voeding verdwijnen die klachten meteen.
Voor een succesvolle behandeling is het belangrijk dat een arts bij allergie een goede diagnose stelt(Koops, 2016).

suiker en insuline

Voedings- en leefgewoonten observeren, herkennen en de klant hierover adviseren.

4. voedings- en leefgewoonten observeren, herkennen en de klant hierover adviseren

Voeding heb je nodig om je lichaam in stand te houden. Daarom is belangrijk om kennis te hebben van voeding. Maar voeding heeft ook een sociale functie. Met voeding kun je sfeer creëren en kun je laten zien hoe je in het leven staat. De voedingspatronen en voedingsgewoonten van mensen verschillen per land, per cultuur en zelfs per bevolkingsgroep. Voedingspatroon betekent hoe vaak per dag en op welke tijden je eet. Net als in veel andere Europese landen eten de meeste mensen in Nederland drie keer per dag: ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds. Toch zijn er ook verschillen. In Nederland staat de warme maaltijd nog vaak om 18.00 uur op tafel. In Spanje echter is het heel gewoon om ‘s middags warm te eten. En de avondmaaltijd is vaak pas later in de avond om 20.00 uur.

Voedingsgewoonte betekent wat je wel of niet eet en hoe je het eten klaarmaakt. In Nederland ontbijten mensen vaak met brood, crackers of een kommetje pap of yoghurt. In Engeland houden de mensen van een steviger, warm ontbijt met worstjes, bacon en gebakken roerei.

Voedingsgewoonten hebben ook te maken met de welvaart in een land. Nederland is een welvarend land. In een welvaartsmaatschappij kiezen mensen vaak voor meer gemak. Dit betekent ook dat ze meer convenience food en fastfood eten. Hoe meer een product gekocht wordt, hoe lager de prijs is. In de Verenigde Staten is de prijs van fastfood veel lager dan die van gezonde voeding. Hierdoor eten vooral de armste mensen fastfood. Voedingsgewoonten kunnen ook te maken hebben met cultuur, een levensovertuiging of een geloof.

Voedingsgewoonten veranderen met de tijd. Buitenlandse invloeden hebben onze voedingsgewoonten veranderd. Voor 1950 aten we in Nederland geen bami en nasi. Dat veranderde met de komst van Indonesiërs. De immigranten vanuit Griekenland, Italië, Spanje, Marokko, Turkije en vele andere landen hebben ons bijvoorbeeld gyros leren eten. En pizza, pasta, tapas, couscous, shoarma en een broodje döner.

Vegetariërs en veganisten
Vegetariërs zijn mensen die niets eten waarvoor dieren zijn gedood. Zij eten dus geen vlees en vis. Dit doen zij vanuit een geestelijke levensovertuiging. Vegetariërs eten veel plantaardige producten, zoals granen, peulvruchten, noten, groenen en fruit. Daarnaast gebruiken ze ook melkproducten en vleesvervangers. Veganisten gaan een stukje verder dan vegetariërs. Ze gebruiken helemaal geen dierlijke producten. Zij drinken bijvoorbeeld geen melk en dragen geen leren schoenen en geen wollen truien.

Vegetariërs en veganisten kiezen bewust voor hun manier van leven. Ze hebben hiervoor verschillende redenen:
De eigen gezondheid. Zij vinden vlees en vis ongezond voor de mens.
Bestrijden van dierenleed. Zij vinden dat veel dieren onder slechte omstandigheden leven en niet gedood mogen worden voor de mens. Ze verzetten zich vooral tegen de bio-industrie waarin dieren weinig ruimte en geen daglicht hebben en ongelukkig zijn.
Zorg voor het milieu. Zij vinden dat te veel energie wordt verspild. Plantaardige voeding kost minder energie en spaart het milieu.

Biologisch eten
Mensen die biologisch eten, hebben de overtuiging dat de mens en het milieu sterk met elkaar zijn verbonden. Zij kiezen voor voeding die zorgt voor een gezond lichaam en houden bij hun keuze van voeding rekening met het milieu. Om het milieu zo veel mogelijk te sparen kiezen zij voor:

Zo veel mogelijk plantaardige producten. Zij eten wel vlees, maar met mate. En dan alleen biologisch vlees. Volgens hen spaar je energie en het milieu door plantaardig te eten. Dieren hebben namelijk zelf ook energie nodig om te leven en gebruiken dus veel energie van de aarde.

Voedingsmiddelen die verbouwd zijn zonder bestrijdingsmiddelen en kunstmest, omdat deze stoffen schadelijk kunnen zijn voor het milieu en de gezondheid.

Ongeraffineerde voedingsmiddelen. Dit zijn voedingsmiddelen die zo min mogelijk zijn bewerkt. Bijvoorbeeld: voor het maken van witbrood moeten de vezels van de graankorrels worden gehaald. Ecologen kiezen daarom liever voor volkorenbrood waar alle vezels nog in zitten. En kiezen voor voedingsmiddelen waar geen stoffen aan zijn toegevoegd, zonder conserveermiddelen, geur-, kleur- en smaakstoffen. Ze zijn overbodig en soms ook schadelijk voor de gezondheid. Ze vermijden daarom zoveel mogelijk geconserveerd voedsel en kiezen voor biologische producten en seizoensgroente.
Producten uit eigen land. Zo voorkom je dure transportkosten.
Zo veel mogelijk onverpakte producten. Zo voorkom je onnodig afval.
Biologische voeding is te herkennen aan het EKO-Keurmerk.

Vegetariërs, veganisten en mensen die voor biologisch voedsel kiezen richten zich niet alleen op voeding. Zij kiezen voor een speciale leefstijl. Zij vinden het belangrijk om voeding met zorg uit te kiezen. Daarnaast zijn ook zaken als de tijd nemen voor de wereld om je heen en een leven zonder al te veel luxe voor hen belangrijke waarden. Andere groepen die vanuit een speciale levensovertuiging leven, zijn bijvoorbeeld macrobioten en antroposofen.

Voeding en religie
Voedingsgewoonten kunnen ook te maken hebben met het geloof van mensen.

Er zijn vijf grote wereldgodsdiensten:
Christendom
In Nederland zijn de gelovige mensen van origine christelijk. Christenen geloven in de boodschap van Jezus Christus. Het christendom kent verschillende stromingen. In Nederland hebben christenen bijvoorbeeld een katholiek christelijke, hervormd christelijke of gereformeerd christelijke geloofsovertuiging. In de ene stroming kunnen de regels strenger zijn dan in de andere. Voorbeelden van christelijke voedingsregels zijn:
stilte/gebed voor het eten
dankgebed na het eten
geen vlees eten op vrijdag (Goede Vrijdag)
geen vlees eten op Aswoensdag
veertig dagen voorafgaand aan Pasen vasten.

Hindoeïsme
Hindoes geloven in reïncarnatie. Zij geloven dat je na je dood opnieuw geboren wordt als mens, plant of dier. Hindoes eten daarom liever geen vlees. Een hindoe moet het leven zo goed mogelijk leiden om in een volgend leven een beter of ‘hoger’ leven te krijgen. Het rund is voor een hindoe een heilig dier. Daarom eten hindoes geen rund- of kalfsvlees en ook geen eten dat hiermee in aanraking is gekomen. Voor hindoes is vasten een belangrijke gewoonte. Binnen het hindoeïsme heb je verschillende stromingen. Hindoes die zich streng aan de regels houden, zijn vaak vegetarisch. Degenen die wel vlees eten, eten vooral kippenvlees. Het hindoeïsme staat dicht bij de natuur. Binnen hun cultuur is het daarom niet vreemd om met de handen te eten.

Boeddhisme
Het boeddhisme was een geloof alleen voor monniken. Intussen hebben steeds meer gewone mensen dit geloof overgenomen. Eigenlijk is het meer een manier van leven dan een geloof. Boeddhisten zijn pacifisten. Dit betekent dat zij geloven in geweldloosheid. Daarom mogen geen dieren worden doodgemaakt. Hun voedingsgewoonten lijken veel op die van de hindoes. Boeddhisten zijn vegetariërs.

Jodendom
Voor joodse mensen is het heel belangrijk dat het eten koosjer is. Joden maken verschil tussen rein (koosjer) en onrein voedsel. Voeding is koosjer als het:
afkomstig is van planten
afkomstig is van toegestane dieren
bereid is volgens de regels van het Jodendom. Vlees en melk of melkproducten mogen bijvoorbeeld niet samen worden bereid of gegeten. Joden die zich streng aan de regels houden, hebben daarom hun keuken verdeeld in twee afdelingen. Beide afdelingen hebben hun eigen servies, bestek, pannen en keukengereedschap.

Islam
Aanhangers van het islamitische geloof heten moslims. Bijna alle Turken en Marokkanen in ons land geloven in de islam. Turkse en Marokkaanse families hebben veel aandacht en tijd voor het eten. Voor moslims is het belangrijk om eten zo veel mogelijk te delen met anderen en om samen te eten. Daarom eten families vaak samen uit één schaal. Ze gebruiken veel verse producten en weinig kant-en-klare maaltijden. Moslims maken, net als joden, onderscheid tussen rein voedsel (halal) en onrein voedsel.

Wat ze wel of niet mogen eten staat in de Koran, het heilige boek:
Doe jaarlijks mee aan de ramadan (de vastenmaand waarin je niets mag eten en drinken tussen zonsopkomst en zonsondergang).
Eet geen varkensvlees (dat is onrein).
Eet geen bloedrijk vlees.
Eet alleen ritueel geslacht vlees (halalvlees).
Drink geen alcohol.

Hierna vind je een overzicht per geloofsovertuiging.

Geloofsovertuiging

Wat eten zij wel?

Wat eten zij niet?

Hindoeïsme

Veel peulvruchten, rijst, cassave, kokosnoten, pinda’s en fruit.

Groenten en kruiden: deze worden meestal in plantaardige olie gebakken en niet gekookt.

Melk en melkproducten, eieren en honing zijn ook toegestaan.

Meestal geen vlees. De koe is voor hen een heilig dier; daarom eten ze geen rund- en kalfsvlees.

20% van de hindoes eet wel kip.

Boeddhisme

Het boeddhistische voedingspatroon lijkt op het hindoestaanse voedingspatroon.

Er zijn boeddhisten die helemaal geen vlees eten en er zijn er ook die alleen geen rundvlees eten.

Gebruiken geen lustopwekkende of prikkelende voeding. Daarom eten zij geen groenten als knoflook, ui, sjalotten, bieslook en prei.

Drinken geen alcohol.

Geloofsovertuiging

Wat eten zij wel?

Wat eten zij niet?

Jodendom

Rein (koosjer) voedsel, zoals:

ritueel geslacht vlees

rundvlees, kip, vis met schubben

alle groenten, fruit en graanproducten uit een koosjere winkel.

Onrein voedsel, zoals:

varkensvlees

schaal- en schelpdieren

paling.

Melk- en vleesproducten mogen ze niet samen in één maaltijd eten.

Islam

Alleen ritueel geslacht vlees (halalvlees)

Geen varkensvlees (dat is onrein)

Geen bloedrijk vlees

Geen alcohol

 

5. uitleggen hoe dagritme van invloed is op het fysieke en mentale welzijn

Als je in de zorg werkt, krijg je op allerlei manieren met voeding te maken. Je kunt in een keuken werken en zelf maaltijden samenstellen en bereiden. Of je geeft zorgvragers advies over voeding. Gezonde voeding is voor iedereen belangrijk, ook voor jezelf. Maar voor zorgvragers die door ziekte of ouderdom verzwakt zijn, is het nog belangrijker. Als je bij ouderen werkt, moet je bijvoorbeeld goed erop letten of de zorgvrager voldoende vocht binnenkrijgt. Oudere mensen hebben minder dorst, daardoor drinken ze vaak weinig. Maar het lichaam heeft wel vocht nodig. Ook bij kinderen die nog in de groei zijn, moet je extra goed op de voeding letten.

Je kunt je BMI berekenen en kijken of je gewicht goed is. Dat is de Body Mass Index. Het is een getal voor je gewicht in verhouding tot je lichaamslengte. De BMI geeft een schatting van het gezondheidsrisico van je lichaamsgewicht.

De Schijf van Vijf
In 1953 is de Schijf van Vijf bedacht. Dit is een handig hulpmiddel als je op gezonde voeding wilt letten. In 2016 heeft het Voedingscentrum de Schijf van Vijf vernieuwd. De bedoeling is om het risico op bepaalde ziekten verkleinen. Denk daarbij aan chronische ziekten als diabetes type 2, kanker en hart- en vaatziekten.

Het advies van de Gezondheidsraad is om meer plantaardige en minder dierlijke producten te eten. Dus meer groente, peulvruchten, noten, volkoren graanproducten en minder rood en bewerkt vlees. Voor een volledige voeding moet je naast deze adviezen nog meer voedingsmiddelen gebruiken om voldoende vitamines, mineralen en energie binnen te krijgen. De Schijf van Vijf laat zien uit welke goede producten je kunt kiezen.

In volgorde van groot naar klein zijn de vakken van de Schijf van Vijf:
Groente en fruit
Brood, graanproducten en aardappelen
Dranken
Zuivel, noten, vis, peulvruchten, vlees en ei
Smeer- en bereidingsvetten.

Eigen dagmenu
De grootte van een vak geeft aan hoeveel je er per dag van nodig hebt. Om precies te weten welke porties je iedere dag nodig hebt, kun je kijken op de website van het Voedingscentrum. Zo kan bijvoorbeeld een vrouw van 18 jaar of een man van 80 jaar een eigen dagmenu maken met de volgende porties:

Vrouw, 18 jaar

Man, 80 jaar

250 gram groente

250 gram groente

2 porties fruit

2 porties fruit

4-5 bruine/volkoren boterhammen

4-6 bruine/volkoren boterhammen

4-5 opscheplepels volkoren graanproducten of kleine aardappelen

4 opscheplepels volkoren graanproducten of kleine aardappelen

1 portie vis/peulvruchten/vlees

1 portie vis/peulvruchten/vlees

25 gram ongezouten noten

15 gram ongezouten noten

3 porties zuivel

4 porties zuivel

40 gram kaas

40 gram kaas

40 gram smeer- en bereidingsvetten

55 gram smeer- en bereidingsvetten

1,5-2 liter vocht

1,5-2 liter vocht

Mannen en vrouwen van iedere leeftijd kunnen op de website zien hoeveel ze per dag van die producten nodig hebben. Het voordeel is dat je dan genoeg neemt van alle producten die gezondheidswinst opleveren. Dus je weet dat je producten eet (en drinkt) die goed zijn voor je lichaam. Je krijgt daarmee ook alle benodigde voedingsstoffen om fit door de dag te komen: voldoende mineralen, vitamines, eiwitten, koolhydraten, vetten en vezels.

Producten buiten de Schijf van Vijf
Naast de producten die in de Schijf van Vijf staan zijn er nog heel veel die er niet in staan. Dat zijn producten die te veel zout, suiker of verzadigd vet bevatten, of ze hebben maar weinig vezels. Het gaat daarbij niet alleen om snoep, koek en snacks. Ook bijvoorbeeld fruit uit blik, wit brood, worst, slagroom, frisdrank en sauzen zijn niet gezond(Koops, 2016).

vezels en darmflora

Uitleggen hoe dagritme van invloed is op het fysieke en mentale welzijn

5. uitleggen hoe dagritme van invloed is op het fysieke en mentale welzijn

Als je in de zorg werkt, krijg je op allerlei manieren met voeding te maken. Je kunt in een keuken werken en zelf maaltijden samenstellen en bereiden. Of je geeft zorgvragers advies over voeding. Gezonde voeding is voor iedereen belangrijk, ook voor jezelf. Maar voor zorgvragers die door ziekte of ouderdom verzwakt zijn, is het nog belangrijker. Als je bij ouderen werkt, moet je bijvoorbeeld goed erop letten of de zorgvrager voldoende vocht binnenkrijgt. Oudere mensen hebben minder dorst, daardoor drinken ze vaak weinig. Maar het lichaam heeft wel vocht nodig. Ook bij kinderen die nog in de groei zijn, moet je extra goed op de voeding letten.

Je kunt je BMI berekenen en kijken of je gewicht goed is. Dat is de Body Mass Index. Het is een getal voor je gewicht in verhouding tot je lichaamslengte. De BMI geeft een schatting van het gezondheidsrisico van je lichaamsgewicht.

De Schijf van Vijf
In 1953 is de De Schijf van Vijf bedacht. Dit is een handig hulpmiddel als je op gezonde voeding wilt letten. In 2016 heeft het Voedingscentrum de Schijf van Vijf vernieuwd. De bedoeling is om het risico op bepaalde ziekten verkleinen. Denk daarbij aan chronische ziekten als diabetes type 2, kanker en hart- en vaatziekten.

Het advies van de Gezondheidsraad is om meer plantaardige en minder dierlijke producten te eten. Dus meer groente, peulvruchten, noten, volkoren graanproducten en minder rood en bewerkt vlees. Voor een volledige voeding moet je naast deze adviezen nog meer voedingsmiddelen gebruiken om voldoende vitamines, mineralen en energie binnen te krijgen. De Schijf van Vijf laat zien uit welke goede producten je kunt kiezen.

In volgorde van groot naar klein zijn de vakken van de Schijf van Vijf:
Groente en fruit
Brood, graanproducten en aardappelen
Dranken
Zuivel, noten, vis, peulvruchten, vlees en ei
Smeer- en bereidingsvetten.

Eigen dagmenu
De grootte van een vak geeft aan hoeveel je er per dag van nodig hebt. Om precies te weten welke porties je iedere dag nodig hebt, kun je kijken op de website van het Voedingscentrum. Zo kan bijvoorbeeld een vrouw van 18 jaar of een man van 80 jaar een eigen dagmenu maken met de volgende porties:

Vrouw, 18 jaar

Man, 80 jaar

250 gram groente

250 gram groente

2 porties fruit

2 porties fruit

4-5 bruine/volkoren boterhammen

4-6 bruine/volkoren boterhammen

4-5 opscheplepels volkoren graanproducten of kleine aardappelen

4 opscheplepels volkoren graanproducten of kleine aardappelen

1 portie vis/peulvruchten/vlees

1 portie vis/peulvruchten/vlees

25 gram ongezouten noten

15 gram ongezouten noten

3 porties zuivel

4 porties zuivel

40 gram kaas

40 gram kaas

40 gram smeer- en bereidingsvetten

55 gram smeer- en bereidingsvetten

1,5-2 liter vocht

1,5-2 liter vocht

Mannen en vrouwen van iedere leeftijd kunnen op de website zien hoeveel ze per dag van die producten nodig hebben. Het voordeel is dat je dan genoeg neemt van alle producten die gezondheidswinst opleveren. Dus je weet dat je producten eet (en drinkt) die goed zijn voor je lichaam. Je krijgt daarmee ook alle benodigde voedingsstoffen om fit door de dag te komen: voldoende mineralen, vitamines, eiwitten, koolhydraten, vetten en vezels.

Producten buiten de Schijf van Vijf
Naast de producten die in de Schijf van Vijf staan zijn er nog heel veel die er niet in staan. Dat zijn producten die te veel zout, suiker of verzadigd vet bevatten, of ze hebben maar weinig vezels. Het gaat daarbij niet alleen om snoep, koek en snacks. Ook bijvoorbeeld fruit uit blik, wit brood, worst, slagroom, frisdrank en sauzen zijn niet gezond(Koops, 2016).

gezonde leefstijl

Eindtoets