Informatie zoeken en geven over voedings- en bewegingspatroon en dagritme.

2. informatie zoeken en geven over voedings- en bewegingspatroon en dagritme

Voeding en gezondheid
Bij een goede conditie en sporten hoort ook goed eten. Door gezond te eten krijg je genoeg calorieën binnen die je nodig hebt om energie te verbruiken tijdens het trainen.

De energie die je verbruikt, heet kilocalorie (kcal). Als je slaapt, gebruik je ongeveer 20 tot 40 kcal aan energie. Als je zit gebruik je al 25 tot 55 kcal. Bij lopen en fietsen stijgt dit naar 80 tot 160 kcal. Bij sporten kan dit oplopen tot 300 kcal per uur.

Door te eten, krijg je calorieën binnen. Op de verpakkingen kun je lezen hoeveel kcal je binnenkrijgt als je de inhoud opeet.

Je kunt bij bewegen denken aan springen, landen, rollen, duikelen, draaien, zwaaien, werpen, vangen, inzicht, hoogspringen, balanceren, heffen, tillen, ritmisch verplaatsen, klimmen en zwemmen. Je noemt dit ook wel fysieke vaardigheden. Je moet deze vaardigheden beheersen.

Conditie kun je opbouwen. Je gaat dan aan de slag met een combinatie van kracht-, duur- en intervaltrainingen. Je hebt verschillende soorten trainingen. Krachttrainingen richten zich op kracht. Je traint met weerstand. Bijvoorbeeld met het heffen van een gewicht. Duurtrainingen richten zich op een rustig tempo. Je sport rustig, maar voor een langere tijd. Bij intervaltrainingen neem je korte momenten van rust tussen je inspanningen. Je bent bezig met tempowisselingen. Je sport dan vaak met een hoge intensiteit.

Sporten zoals voetbal en handbal, hebben een duidelijke combinatie van de soorten trainingen. Door bijvoorbeeld alleen aan fitness te doen of te fietsen, bereik je niet de vereiste conditie voor de sporttest. Als jij je conditie wilt opbouwen, moet je drie basiseisen voor ogen houden:
aantal keer
Train drie maal per week als je je uithoudingsvermogen wilt opbouwen. Trainen kan van alles zijn: joggen, voetballen of zwemmen.
duur
Train minimaal dertig minuten per keer.
intensiteit
Je hoeft geen bovenmenselijke inspanningen te leveren om resultaat te behalen. Je kunt beter aan duurtraining doen met een lage intensiteit. Als je wilt weten of je niet te hard traint, moet je jouw hartslag controleren. Gemiddeld zit je goed als je onder de 150 hartslagen per minuut blijft. Ga je veel hoger dan verzuren je spieren door zuurstoftekort.

3. voedings- en leefgewoonten signaleren, herkennen en rapporteren

De woorden ‘stoornis’ en ‘ziekte’ worden vaak door elkaar gebruikt. Je spreekt van een ziekte wanneer schadelijke invloeden de werking van cellen in je lichaam verstoren. Hierbij wordt het functioneren van lichaam en/of geest verstoord. Als iemand een ziekte heeft zie je vaak verschijnselen buiten de zieke delen. Een voorbeeld van een ziekte is griep en een voorbeeld van een verschijnsel hiervan is koorts.

Er zijn ook ziekten die met een ongezonde leefstijl te maken hebben, bijvoorbeeld obesitas. Ook hart- en vaatziekten kunnen daardoor ontstaan. Soms kan de oorzaak van een ziekte te maken hebben met erfelijkheid. Maar helaas krijgen steeds meer mensen, zelfs kinderen, ouderdomssuikerziekte door een ongezond beweeg- en voedingspatroon. Soms denken mensen dat ze door lightproducten te gebruiken onbeperkt kunnen eten. Maar dat is niet gezond, bijvoorbeeld: light chips bevat dertig procent minder vet, maar dit is vervangen door koolhydraten en eiwitten en levert dus evenveel calorieën.

Bij verschillende ziekten krijgen mensen advies over hun voeding. Ze moeten bijvoorbeeld een natriumbeperkt dieet volgen als ze een te hoge bloeddruk hebben. Dat betekent geen of heel weinig zout. Of ze moeten een energieverrijkt dieet volgen als ze te mager of ondervoed zijn. Dit laatste komt nogal eens voor bij ouderen.

Een stoornis is een specifieke groep cellen in het lichaam die niet of onvoldoende functioneert. Je kunt denken aan één orgaan dat niet goed meer functioneert. Bijvoorbeeld bij een ademhalingsstoornis werken de longen niet goed meer. Je kunt ook een stoornis hebben in je hersenen. Zoals bij een leerstoornis als dyslexie. Dit wordt veroorzaakt door een specifieke groep cellen in de hersenen die niet goed werken.

Boulimia nervosa en anorexia nervosa
Minder bekende voorbeelden van stoornissen zijn boulimia nervosa en anorexia nervosa. Beide worden in de volksmond ‘eetstoornissen’ genoemd. Mensen met zo’n stoornis zijn angstig om hun eigen lichaam te zien of hebben een fobie hiervoor. Ze identificeren zich snel met beroemdheden die volgens hun beeld superslank zijn, terwijl zij dat aan zichzelf niet zien. Zij proberen hun angst te verstoppen door wijde kleding te dragen en door ander gedrag te vertonen. Dit komt bij mannen en vrouwen voor, maar meer bij vrouwen. Door al dit denken hebben ze veel stress en kan een depressie ontstaan. Bij een depressie kan iemand in een sociaal isolement terechtkomen.

We eten en drinken om de noodzakelijke voedingsstoffen binnen te krijgen. Er is geen voedingsmiddel waarin alle voedingsstoffen zitten die we nodig hebben. Daarom moeten we gevarieerd eten.

Voedingsstoffen worden gevormd in planten, die voedingsstoffen maken uit zonne-energie, water uit de grond en koolzuurgas (CO²) uit de lucht. Deze stoffen gebruikt de plant om te groeien en zich te vermeerderen. De voedingsstoffen worden in planten opgeslagen in stengels, wortels, knollen, vruchten en zaden. Mensen en dieren eten plantaardig voedsel en krijgen op die manier de voedingsstoffen binnen.

hart- en vaatziekten
Hierbij horen onder andere een hartinfarct, hoge bloeddruk en een beroerte.

hartinfarct
Hierbij wordt een bloedvat dat naar het hart gaat helemaal afgesloten. De verschijnselen zijn benauwdheid, pijn op de borst en pijn in de linkerarm. Bij vrouwen zijn de symptomen anders dan bij mannen en moeilijker te herkennen. De belangrijkste oorzaken zijn hoge bloeddruk, roken, te hoog cholesterolgehalte, diabetes en overgewicht of obesitas. Soms is een operatie nodig.

hoge bloeddruk
Een hoge bloeddruk kan gevaarlijk zijn; het risico op een hartinfarct of beroerte is groter. Bij een goede bloeddruk is de gemiddelde bovendruk 120 en de gemiddelde onderdruk 80. Als de bloeddruk te hoog wordt, dan zijn de bloedvaten vernauwd. Naast medicatie is het belangrijk om een natriumarm (zoutarm) dieet te volgen en voldoende te bewegen.

beroerte
Een TIA is een tijdelijke verstopping van een bloedvat in de hersenen. Er ontstaan uitvalsverschijnselen die vanzelf weer overgaan. Een TIA kan een voorbode zijn van een beroerte. CVA (cerebro vasculair accident) is de medische term voor beroerte. Bij een beroerte wordt de bloedvoorziening naar de hersenen onderbroken. Dit kan ontstaan door een verstopping van een bloedvat: een herseninfarct. Of door een hersenbloeding, dan knapt of scheurt een zwakke plek in een bloedvat in de hersenen. Door een beroerte raken de hersenen beschadigd.

Diabetes
Bij diabetes, ook bekend als suikerziekte, is het opnemen van glucose uit de voeding in het bloed verstoord. Er zijn twee typen diabetes:
Type 1 krijg je al als kind. Je moet dan insuline spuiten en regelmatig je bloedsuiker meten.
Type 2 krijg je op oudere leeftijd, vooral door overgewicht. Door overgewicht krijgen ook steeds meer jongere mensen en zelfs kinderen diabetes type 2. Naast medicatie is het belangrijk om af te vallen.

Huidaandoeningen
Vooral bij zieken en ouderen kun je te maken krijgen met decubitus. En bij alle leeftijden kan eczeem voorkomen.

Eczeem
Huiduitslag komt veel voor bij mensen die een allergie hebben, vooral bij kinderen.

Allergie
Allergie is de meest voorkomende chronische ziekte en steeds meer mensen hebben er last van. Chronisch betekent dat het een ziekte is die lange tijd voortduurt, er is geen uitzicht op volledig herstel. In Nederland heeft ongeveer 25% van de bevolking last van een allergie. De oorzaak daarvan zijn allergenen. Dat zijn stoffen (vaak eiwitten) van buiten het lichaam die via je neus, mond en/of huid je lichaam binnenkomen. Als je daar gevoelig voor bent, reageert je lichaam heftig. Het denkt dat het een schadelijke indringer is en maakt antistoffen aan. Door allergie kun je hooikoorts en astma krijgen. De (ziekte)verschijnselen zijn loopneus, verstopte neus, niezen, eczeem, jeukende huid, tranende ogen, kortademig en hoge schouders.

Veel voorkomende allergenen zijn:
stuifmeel (pollen) van bomen, grassen, onkruiden
huisstofmijt
huidschilfers (bijvoorbeeld van hond, kat of andere dieren)
schimmels.

Sommige mensen zijn gevoelig voor deze allergenen:
insectengif: wespen- en bijensteken
geneesmiddelen: antibiotica
contactallergenen: nikkel.

Ook kun je een allergie krijgen voor stoffen waarmee je in een beroep werkt, bijvoorbeeld:
kappers: kleurstoffen, permanentvloeistoffen, latex in handschoenen (kapperseczeem)
bakkers: tarwe (bakkerseczeem).

In de Westerse samenleving zijn er steeds meer kinderen met allergie. Door de toegenomen hygiëne is er vanaf de geboorte minder prikkeling. Daardoor bouwt het lichaam geen afweer op. Ook hangt de allergie samen met voeding. Mensen die veel bewerkte voedingsmiddelen eten hebben meer last van allergie dan mensen die veel natuurlijk en vers voedsel eten. Tegenwoordig staan de allergenen dikgedrukt op de ingrediëntenlijst op etiketten.
Mensen met een allergie reageren ook vaak op andere stoffen, zoals tabaksrook, of bij mist. En op prikkelende stoffen zoals sommige toevoegingen aan voedingsmiddelen (E-nummers). Er zijn twee typen voedselovergevoeligheid: voedselallergie en voedselintolerantie. Bij beide typen reageert het lichaam op voedsel. Bij allergie maakt het lichaam antistoffen aan. Bij intolerantie krijg je bijvoorbeeld buikpijn maar je lichaam maakt geen antistoffen aan. Als je stopt met die voeding verdwijnen die klachten meteen.
Voor een succesvolle behandeling is het belangrijk dat een arts bij allergie een goede diagnose stelt(Koops, 2016).

voedingspatroon https://www.youtube.com/watch?v=jo_WU2XwECw