Leren Leren PM3 - Vergroening stedelijke omgeving
1. Wat wordt er van mij verwacht?
Leerdoel: De leerling is in staat om aan de hand van leerdoelen en kwaliteiten te bepalen op welk niveau hij/zij zit.
1.1 Leerdoelen PM3 - BB
1. De leerling is in staat een ontwerp te maken voor de inrichting van een groene ruimte met planten en dieren.
- De leerling is in staat om een ontwerptekening te lezen en te gebruiken.
- De omvang van het ontwerp uit een tekening aflezen. Het gaat hier om de omrekenen van schaal naar werkelijke afmetingen en het weergeven van afmetingen in de juiste eenheden.
- Aan de hand van een ontwerptekening een lijst van materialen en hulpmiddelen maken en de benodigde materialen en hulpmiddelen klaarleggen en -zetten.
- De leerling is in staat aan de hand van eisen voor een bepaalde diersoort een huisvesting en kooiverrijking te ontwerpen.
- Aan de hand van instructies voor gezelschapsdieren een huisvestingsontwerp en een ontwerp voor een kooiverrijking maken.
- In het ontwerp rekening houden met het welzijn van dieren, duurzaamheid, veiligheid en milieu.
2. De leerling is in staat een ontwerp voor een groene ruimte met planten en dieren te realiseren.
- De leerling is in staat om met behulp van instrumenten en apparaten schattingen en metingen uit te voeren om een ontwerp te realiseren.
- Aan de hand van instructies een ontwerp uitzetten met de juiste meetinstrumenten. Het gaat hier om de huisvesting van dieren.
- De leerling is in staat om op basis van instructies een huisvesting en kooiverrijking voor dieren te realiseren.
- De juiste gereedschappen en verbindingstechnieken kiezen om een eenvoudige huisvesting te realiseren (zoals lijmen, kitten, schroeven en spijkeren).
- De geplande werkzaamheden uitvoeren met behulp van de aangegeven materialen. Het gaat om onder andere de behuizing van kip, konijn, egel, insecten.
- De huisvesting inrichten.
3. De leerling is in staat een groene ruimte te onderhouden en te beheren.
- De leerling is in staat om dieren te huisvesten, te voeren en te verzorgen en daarbij rekening te houden met het welzijn van dieren.
- (kinderboerderij)dieren volgens gangbare normen huisvesten.
- De leefomgeving van de dieren verzorgen. Het gaat hier om: water- en voervoorziening, ziektepreventie, mestafvoer en –opslag, reinigen en ontsmetten.
- Aangeven welke (kinderboerderij)dieren planten-, vlees-, en alleseters zijn.
- Aan de hand van een voerschema water en voer verstrekken. Het gaat hier om: eenvoudige voerberekeningen uitvoeren, de meest voorkomende voersoorten herkennen en benoemen, voer afwegen, controleren en registreren of de voergift is opgenomen.
- Aan de hand van instructies op een veilige en verantwoorde wijze met dieren omgaan. Het gaat hier om: vangen, hanteren, verplaatsen, fixeren, hygiëne, dierenwelzijn, identificatie & registratie (I&R).
- Het geslacht van dieren bepalen.
- Dagelijkse en periodieke verzorging van dieren onderscheiden en uitvoeren. Het gaat hier om: nagel-, huid-, haar- en vachtverzorging.
- De conditie van een dier bepalen.
- De leerling is in staat om door middel van onderzoek aan te tonen of water veilig is voor gebruik door planten en dieren.
- Watermonsters nemen van regenwater, oppervlaktewater en grondwater.
- Aan de hand van een vraagstelling de reinheid van water beoordelen op basis van geur en kleur.
4. De leerling is in staat andere te informeren over het belang van planten en dieren en over de herkomst van natuurlijke producten.
- De leerling is in staat informatie te geven over de functie en het belang van planten en dieren.
- Met behulp van instructies informatie over de natuur geven.
- De leerling in staat om informatie te geven over de herkomst van natuurlijke producten.
- Informatie verstrekken over de herkomst en de productie van: vlees, eieren en zuivel.
1.2 Leerdoelen PM3 - KB
1. De leerling is in staat een ontwerp te maken voor de inrichting van een groene ruimte met planten en dieren.
- De leerling is in staat om een ontwerptekening te lezen en te gebruiken.
- De omvang van het ontwerp uit een tekening aflezen. Het gaat hier om de omrekenen van schaal naar werkelijke afmetingen en het weergeven van afmetingen in de juiste eenheden.
- Aan de hand van een ontwerptekening een lijst van materialen en hulpmiddelen maken en de benodigde materialen en hulpmiddelen klaarleggen en -zetten.
- De leerling is in staat om een innovatieve ontwikkelingen toe te passen in een ontwerp van en groene ruimte.
- Op basis van gegeven informatie een gemotiveerde keuze maken voor innovatieve ontwikkelingen en deze toepassen in een ontwerp (zoals het gebruik van milieuvriendelijke materialen).
- De leerling is in staat om een huisvesting voor dieren en een kooiverrijking te ontwerpen en de gemaakte keuzen toelichten.
- Voor gezelschapsdieren een huisvestingsontwerp en een kooiverrijking maken.
- In het ontwerp rekening houden met het welzijn van dieren, duurzaamheid, veiligheid en milieu.
- Het ontwerp verantwoorden met aandacht voor het welzijn van dieren, veiligheid, duurzaamheid en milieu.
2. De leerling is in staat een ontwerp voor een groene ruimte met planten en dieren te realiseren.
- De leerling is in staat om met behulp van instrumenten en apparaten schattingen en metingen uit te voeren om een ontwerp te realiseren.
- een ontwerp uitzetten met de juiste meetinstrumenten. Het gaat hier om de huisvesting van dieren.
- De leerling is in staat om een huisvesting en een kooiverrijking voor dieren te realiseren.
- De juiste gereedschappen en verbindingstechnieken kiezen om een eenvoudige huisvesting en kooiverrijking te realiseren.
- De geplande werkzaamheden uitvoeren met behulp van de aangegeven materialen. Het gaat onder andere om de behuizing van kip, konijn, egel, insecten.
- De werkzaamheden en het resultaat beoordelen aan de hand van gestelde eisen.
- De huisvesting inrichten.
3. De leerling is in staat een groene ruimte te onderhouden en te beheren.
- De leerling is in staat om dieren te huisvesten, te voeren en te verzorgen en daarbij rekening te houden met het welzijn van dieren.
- (kinderboerderij)dieren volgens gangbare normen huisvesten.
- De leefomgeving van de dieren verzorgen. Het gaat hier om: water- en voervoorziening, ziektepreventie, mestafvoer en –opslag, reinigen en ontsmetten.
- Aangeven welke (kinderboerderij)dieren planten-, vlees-, en alleseters zijn.
- Aan de hand van een voerschema water en voer verstrekken. Het gaat hier om: eenvoudige voerberekeningen uitvoeren, de meest voorkomende voersoorten herkennen en benoemen, voer afwegen, controleren en registreren of de voergift is opgenomen.
- Op een veilige en verantwoorde wijze met dieren omgaan. Het gaat hier om: vangen, hanteren, verplaatsen, fixeren, hygiëne, dierenwelzijn, identificatie & registratie (I&R).
- Het geslacht van dieren bepalen.
- Dagelijkse en periodieke verzorging van dieren onderscheiden en uitvoeren. Het gaat hier om: nagel-, huid-, haar- en vachtverzorging.
- De conditie van een dier bepalen.
- De leerling is in staat om door middel van onderzoek aan te tonen of water veilig is voor gebruik door planten en dieren.
- Watermonsters nemen van regenwater, oppervlaktewater en grondwater en de herkomst coderen.
- Aan de hand van een vraagstelling een beargumenteerde keuze maken uit mogelijkheden om water te onderzoeken en waarden van water te meten. Het gaat hier om: meten van de pH-waarde en de EC-waarde en het beoordelen van reinheid: geur en kleur.
- De resultaten van een onderzoek overzichtelijk weergeven en (een) conclusie(s) trekken.
4. De leerling is in staat andere te informeren over het belang van planten en dieren en over de herkomst van natuurlijke producten.
- De leerling is in staat informatie te geven over de functie en het belang van planten en dieren.
- Het belang van plant en dier in een stedelijke omgeving benadrukken. Het gaat bijvoorbeeld om recreatie, fauna, flora, leefomgeving.
- Met behulp van instructies informatie over de natuur geven.
- De leerling in staat om informatie te geven over de herkomst van natuurlijke producten.
- Informatie verstrekken over de herkomst en de productie van: vlees, eieren en zuivel.
1.3 Leerdoelen PM3 - TL
1. De leerling is in staat een ontwerp te maken voor de inrichting van een groene ruimte met planten en dieren.
- De leerling is in staat om een ontwerptekening te lezen en te gebruiken.
- De omvang van het ontwerp uit een tekening aflezen. Het gaat hier om de omrekenen van schaal naar werkelijke afmetingen en het weergeven van afmetingen in de juiste eenheden.
- Aan de hand van een ontwerptekening een lijst van materialen en hulpmiddelen maken en de benodigde materialen en hulpmiddelen klaarleggen en -zetten.
- De leerling is in staat om een innovatieve ontwikkelingen toe te passen in een ontwerp van en groene ruimte.
- Op basis van gegeven informatie een gemotiveerde keuze maken voor innovatieve ontwikkelingen en deze toepassen in een ontwerp (zoals het gebruik van milieuvriendelijke materialen).
- De leerling is in staat om een huisvesting voor dieren en een kooiverrijking te ontwerpen en de gemaakte keuzen toelichten.
- Voor gezelschapsdieren een huisvestingsontwerp en een kooiverrijking maken.
- In het ontwerp rekening houden met het welzijn van dieren, duurzaamheid, veiligheid en milieu.
- Het ontwerp verantwoorden met aandacht voor het welzijn van dieren, veiligheid, duurzaamheid en milieu.
2. De leerling is in staat een ontwerp voor een groene ruimte met planten en dieren te realiseren.
- De leerling is in staat om met behulp van instrumenten en apparaten schattingen en metingen uit te voeren om een ontwerp te realiseren.
- een ontwerp uitzetten met de juiste meetinstrumenten. Het gaat hier om de huisvesting van dieren.
- De leerling is in staat om een huisvesting en een kooiverrijking voor dieren te realiseren.
- De juiste gereedschappen en verbindingstechnieken kiezen om een eenvoudige huisvesting en kooiverrijking te realiseren.
- De geplande werkzaamheden uitvoeren met behulp van de aangegeven materialen. Het gaat onder andere om de behuizing van kip, konijn, egel, insecten.
- De werkzaamheden en het resultaat beoordelen aan de hand van gestelde eisen.
- De huisvesting inrichten.
3. De leerling is in staat een groene ruimte te onderhouden en te beheren.
- De leerling is in staat om dieren te huisvesten, te voeren en te verzorgen en daarbij rekening te houden met het welzijn van dieren.
- (kinderboerderij)dieren volgens gangbare normen huisvesten.
- De leefomgeving van de dieren verzorgen. Het gaat hier om: water- en voervoorziening, ziektepreventie, mestafvoer en –opslag, reinigen en ontsmetten.
- Aangeven welke (kinderboerderij)dieren planten-, vlees-, en alleseters zijn.
- Aan de hand van een voerschema water en voer verstrekken. Het gaat hier om: eenvoudige voerberekeningen uitvoeren, de meest voorkomende voersoorten herkennen en benoemen, voer afwegen, controleren en registreren of de voergift is opgenomen.
- Op een veilige en verantwoorde wijze met dieren omgaan. Het gaat hier om: vangen, hanteren, verplaatsen, fixeren, hygiëne, dierenwelzijn, identificatie & registratie (I&R).
- Het geslacht van dieren bepalen.
- Dagelijkse en periodieke verzorging van dieren onderscheiden en uitvoeren. Het gaat hier om: nagel-, huid-, haar- en vachtverzorging.
- De conditie van een dier bepalen.
- Een relatie leggen tussen de gevolgen van het houden van dieren en het milieu.
- De leerling is in staat om door middel van onderzoek aan te tonen of water veilig is voor gebruik door planten en dieren.
- Watermonsters nemen van regenwater, oppervlaktewater en grondwater en de herkomst coderen.
- Aan de hand van een vraagstelling een beargumenteerde keuze maken uit mogelijkheden om water te onderzoeken en waarden van water te meten. Het gaat hier om: meten van de pH-waarde en de EC-waarde en het beoordelen van reinheid: geur en kleur.
- De resultaten van een onderzoek overzichtelijk weergeven en (een) conclusie(s) trekken.
4. De leerling is in staat andere te informeren over het belang van planten en dieren en over de herkomst van natuurlijke producten.
- De leerling is in staat informatie te geven over de functie en het belang van planten en dieren.
- Informatie geven over de functie en het belang van de aanwezige natuur in een stedelijke omgeving zoals over de rol van insecten bij bestuiving.
- Informatie over de natuur geven.
- De leerling in staat om informatie te geven over de herkomst van natuurlijke producten.
- Informatie verstrekken over de herkomst en de productie van: vlees, eieren en zuivel.
2. Waar goed in? Waarin minder?
Leerdoel: De leerling is in staat om aan de hand van leerdoelen en kwaliteiten te bepalen waar hij/zijn nog aan moet werken.
2.1 Oefenexamen
2.2 Nakijken
3. Plan van aanpak
Leerdoel: De leerling is in staat om kritisch te kijken naar eigen vaardigheden.
3.1 Invulblad: Plan van aanpak
3.2 Vooruitblik en terugblik
4. Gericht oefenen
Leerdoel: De leerling is in staat om in gesprek te gaan met de docent over de gemaakte vorderingen.
Cat. 1 Rekenen
1.1 Rantsoen berekenen
Level 1:
1.2 Oplossingen in water
Level 1:
1.3 Opperlakte berekenen
Level 1:
Cat. 2 Begrijpend lezen
Cat. 3 Kennis
3.1 Gezondheidscontrole
Level 1:
3.2 Vijf vrijheden
Level 1:
3.3 Zoönose en I&R
Level 1:
3.4 Soorten eters en soorten voer
Level 1:
Cat. 4 Omgaan met dieren
4.2 Hanteren en fixeren
Level 1:
4.3 Geslacht bepalen
Level 1:
4.4 Gezondheidscontrole en conditie
Level 1:
Cat. 5 Reflecteren op eigen handelen
5. Extra oefenen
5.1 Oefenen thuis en zonder dieren
5.2 Oefenen Animalplaza
5.3 Oefenexamens
5.4 Projecten
Voor de docent
De docent is in staat om durende het leertraject, aan de hand van formatief evalueren, het niveau te meten van de leerling.
Het leertraject ‘Leren Leren PM3’ is gebaseerd op formatief evalueren. Formatie evalueren is een vorm van lesgeven waarbij het proces van de leerling in kaart wordt gebracht. Deze uitkomsten worden gebruikt om betere beslissingen te nemen en efficiëntere vervolg stappen te zetten. Deze uitkomsten worden dus absoluut niet gebruikt om de leerlingen te beoordelen of een cijfer te geven. Daarnaast betekend formatief evalueren dat er niet, les na les, weer verder wordt gegaan met een nieuw thema. Formatief evalueren houdt in dat er steeds verder wordt geoefend met dat wat de leerling lastig vindt. Dit alles wordt gedaan aan de hand van het vijf fasen model van formatief evalueren. Iedere fase is even belangrijk en het doel wordt alleen behaald wanneer de cirkelrond is (Kneyber et al., 2022).
Hieronder is het vijf fasen model zichtbaar.
Iedere fase van het vijf fasen model heeft dus een eigen functie. Iedere fase is dan ook terug te vinden in het leertraject. In de onderstaande tabel is zichtbaar gemaakt hoe de vijf fasen zijn terug te vinden in het leertraject.
Fasen 1 Verwachtingen verhelderen
|
Wikiwijs: 1. Wat wordt er van mij verwacht?
Zie leerdoelen van PM3 per niveau.
|
Fasen 2 Leerling reacties ontlokken en verzamelen
|
Wikiwijs: 2. Waar goed in? Waarin minder?
Opdrachten: Oefenexamen
|
Fasen 3 Reacties analyseren en interpreteren
|
Wikiwijs: 2. Waar goed in? Waarin minder?
Opdrachten: Nakijkmodel oefenexamen
|
Fasen 4 Communiceren met leerlingen over resultaten
|
Wikiwijs: 3. Plan van aanpak
Opdrachten: Plan van aanpak
|
Fasen 5 Vervolgacties ondernemen: Onderwijs & leren aanpassen
|
Wikiwijs: 4. Gericht oefenen
Opdrachten: Per categorie ingedeeld.
Cat. 1 Rekenen
- Rantsoen berekenen
- Oplossingen in water
- Oppervlakte berekening
- Wegen
Cat. 2 Begrijpend lezen
Cat. 3 Kennis
- Gezondheidscontrole
- Vijf vrijheden
- Zoönose en I&R
- Soorten eters en soorten voer
Cat. 4 Omgaan met dieren
- Schoonmaken
- Hanteren/fixeren
- Geslacht bepalen
- Gezondheidscontrole en conditie
Cat. 5 Reflecteren op eigen handelen
|
Tabel 1. Fases in het leertraject
Docentenhandleiding