Voornaamwoorden- Koers onderbouw

Voornaamwoorden- Koers onderbouw

Voornaamwoorden: Koers onderbouw

Theorie voor de volgende voornaamwoorden: wederkerend, wederkerig, betrekkelijk en onbepaald voornaamwoord.
Theorie voor de volgende voornaamwoorden: wederkerend, wederkerig, betrekkelijk en onbepaald voornaamwoord.

Voorkennis:

  • Je moet weten wat taalkundig ontleden is.
  • Je moet weten wat voornaamwoorden zijn (zie wikiwijs gereedschapskist voornaamwoorden, deel 1).
  • Je kunt de volgende vier voornaamwoorden in een zin herkennen: persoonlijk, bezittelijk, aanwijzend en vragend voornaamwoord.

 

Je leert:

  • wat het verschil is tussen een wederkerend en wederkerig voornaamwoord en kunt ze in een zin herkennen.
  • hoe je een betrekkelijk voornaamwoord in een zin goed gebruikt.
  • wat een onbepaald voornaamwoord is en hoe je het in een zin herkent.
Het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord herkennen
Het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord herkennen

 

Aanwijzend voornaamwoord

  • staan meestal meteen voor zelfstandig naamwoord.
  • kunnen ook zelfstandig in de zin staan. Bijvoorbeeld: Neem jij DIE dan neem ik DEZE.
  • vier belangrijkste aanwijzend voornaamwoorden: die,deze, dit, dat.

Vragend voornaamwoord

  • vragend voornaamwoorden staan meestal vooraan in een vraagzin.
  • ze kunnen ook in het midden van een zin staan. Maak de zin vragend dan komt het vraagwoord meestal vooraan te staan.
  • ze verwijzen naar iets of iemand.

Wederkerend voornaamwoord

Wederkerend voornaamwoord

  • hoort altijd bij het wederkerend werkwoord
  • verwijst terug naar het onderwerp
  • wederkerend=terugkeren
  • weet je niet zeker of je met een wederkerend voornaamwoord te maken hebt, zet dan het wederkerend werkwoord in de HIJ-vorm. Het wederkerend voornaamwoord verandert dan altijd in ZICH.
  • verwar het wederkerend voornaamwoord dus niet met een persoonlijk voornaamwoord.

Voorbeelden:

zich wassen

Ik was me/mijzelf

wij wassen ons/onszelf
jij wast je/jezelf jullie wassen jullie /jezelf
hij wast zich zij wassen zich/zichzelf

 

Het wederkerend voornaamwoord in een zin herkennen
Het wederkerend voornaamwoord in een zin herkennen

Filmpje

Wat is het verschil tussen het wederkerend en wederkerig voornaamwoord?

Verschil tussen wederkerend en wederkerig voornaamwoord.

Oefening wederkerend voornaamwoord
Niveau 2 F. Makkelijk

Wederkerig voornaamwoord

het wederkerig voornaamwoord
het wederkerig voornaamwoord

 

Wederkerig voornaamwoord:

  • is maar 1 woord: elkaar (of oudere versie 'elkander', 'mekaar').
  • geeft aan dat er een wederzijdse relatie tussen mensen bestaat.
Het wederkerig voornaamwoord in een zin herkennen
Het wederkerig voornaamwoord in een zin herkennen

Oefenen met wederkerend en wederkerig voornaamwoord

Betrekkelijk voornaamwoord

Het betrekkelijk voornaamwoord herkennen in de zin
Het betrekkelijk voornaamwoord herkennen in de zin

Betrekkelijk voornaamwoord:

  • verbindt twee zinnen aan elkaar
  • staat meteen achter het woord waar het naar verwijst
  • het woord waar een betrekkelijk voornaamwoord naar verwijst, heet een antecedent
  • een antecedent is soms één woord of een hele zin
  • de vier belangrijkste betrekkelijke voornaamwoorden: die, wie, dat, wat
die

verwijst naar DE woorden:

De jongen, DIE daar loopt. (Antecedent is onderstreept)

wie

verwijst altijd naar personen als meewerkend vw. Komt niet vaak voor.

De rechters, (aan) WIE  de vraag was voorgelegd. (Antecedent is onderstreept).

 

dat

verwijst naar HET-woorden

Het boek, DAT ik lees is spannend. (Antecedent is onderstreept).

wat

verwijst naar hele zinnen of naar onbepaald voornaamwoord.

Fenne wil graag naar de speeltuin, WAT haar moeder een goed idee vindt. (Antecedent is onderstreept).

Het enige, wat ik niet leuk vindt. (Antecedent is onderstreept).

 

Uitleg betrekkelijk voornaamwoord

Oefening betrekkelijk voornaamwoord

Onbepaald voornaamwoord

Onbepaald voornaamwoord

  • geeft iets aan dat vaag blijft
  • verwijst naar personen of dingen
  • woorden als: niemand, iets, niets, men, iedereen
Het onbepaald voornaamwoord in een zin herkennen
Het onbepaald voornaamwoord in een zin herkennen
Het onbepaald voornaamwoord in een zin herkennen
Het onbepaald voornaamwoord in een zin herkennen

Oefeningen alle voornaamwoorden door elkaar.
niveau 3F voor klas 2 en 3. Moeilijk.

Oefening persoonlijk, bezxittelijk en wederkerend voornaamwoord
Niveau 2 F. Makkelijk

Welk voornaamwoord is het? Quiz

Theorie

Wat weet ik nu?

Wederkerend voornaamwoord

  • Je weet dat een wederkerend voornaamwoord zich aanpast aan het onderwerp.
  • Je weet dat het hoort bij een wederkerend werkwoord.
  • Je weet dat het kan lijken op een persoonlijk voornaamwoord. Weet je niet zeker waar je mee te maken hebt, gebruik dan de derde persoon (hij/zij) bij het wederkerend werkwoord. Het wederkerend voornaamwoord verandert dan in ZICH.

Wederkerig voornaamwoord

  • Je weet dat het wederkerig voornaamwoord een wederzijdse relatie aangeeft.
  • Het gaat om het woord ELKAAR

Betrekkelijk voornaamwoord

  • Je weet dat het betrekking heeft op een woord of zin waar het betrekkelijk voornaamwoord achter staat.
  • Je weet dat er vier belangrijke betrekkelijke voornaamwoorden zijn: die, wie, dat, wat.

 

Onbepaald voornaamwoord

  • Je weet dat het verwijst naar personen of dingen.
  • Je weet dat het iets vaags aangeeft.