Bloedsomloop (circulatie)

Bloedsomloop (circulatie

Inleiding

In deze Wikiwijs ga je aan de slag met de anatomie en fysiologie  van het circulatiestelsel.

Het circulatiestelsel heeft als functie:

  1. het aanvoeren van zuurstof en voedingsstoffen voor de lichaamscellen en organen.
  2. het afvoeren van afvalstoffen naar de buitenwereld (koolstofdioxide en afvalstof van de lichaamscellen).

 

Je gaat met behulp van tekststukken, filmpjes en afbeeldingen door heen de theorie. Deze theorie kan je dan vervolgens oefenen met verschillende quizjes. Aan het einde van ieder thema is er een oefentoets en aan het einde van de Wikiwijs is er een eindtoets.

Duur: 120 minuten

Deze wikiwijs is volledig ontwikkeld door Bianca van den Brink.

Handleiding

Handleiding student

In deze Wikiwijs ga jij interactief aan de slag met de anatomie, fysiologie en pathologie van het circulatiestelsel.
Een docent heb je voor deze les niet nodig.
Doordat er in dit leerarrangement gebruik gemaakt wordt van tekstblokken, filmpjes, afbeeldingen (oefen) opdrachten en andere digitale werkvormen ga je actief door de theorie heen.
De digitale tools zijn zo ontworpen dat het aanmaken van een account niet nodig is. Echter komt bij hoofdstuk 8.9 een link naar WRTS, waar jij een quiz kunt maken. Hiervoor is het wel nodig om je gratis te registreren.
Deze leerarrangement is volledig zelfstandig te doorlopen op een moment dat het jou het beste uitkomt.

De studiebelasting van deze leerarrangement bedraagt ongeveer 120 minuten.
Echter kan dit variëren per persoon, omdat een ieder op een eigen tempo werkt.

Handleiding docent

De student kan deze Wikiwijs zelfstandig doorlopen. Hierdoor is het ook voor een (inval) docent of een andere willekeurige docent mogelijk deze leerarrangement in te zetten.
De studiebelasting bedraagt ongeveer 120 minuten, maar dat kan per student verschillen, afhankelijk van het leertempo.

De digitale tools zijn zo ontworpen dat het aanmaken van een account alleen bij WRTS nodig is.
Deze Wikiwijs kan ook aanvullend of ondersteunend ingezet worden tijdens een klassikale les over het circulatiestelsel.

Tip voor de docent: Bekijk en probeer voor de les de digitale tools op werking. Hierdoor ben je als docent ook gelijk op de hoogte van de werking van de digitale tools.

Leerdoelen

Aan het eind van deze wikiwijs kan de student:

  • De ligging van het hart benoemen
  • De meest voorkomende hartziekten benoemen
  • Het verschil tussen de grote en de kleine bloedsomloop benoemen
  • De samenstelling van het bloed uitleggen
  • Benoemen welke bloedgroepen er zijn
  • Benoemen wat het immuunsysteem is
  • Benoemen wat de hoofdgroepen zijn van de meest voorkomende medicatie bij een aandoening van het circulatiestelsel

Hoofdstuk 1: Het hart

Een gezond hart is van levensbelang. Het hart zorgt ervoor dat alle cellen van het lichaam van zuurstof en bouwstoffen worden voorzien.

Het hart is een spier met een pompfunctie. De hartspier is sterker dan een gewone spier. De bouw en de werking zijn ingewikkeld.

 

Bron: Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl

Bouw en werking van het hart

Bron:Bouw en werking van het hart. (2011, 25 november). [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=fXQTeS8f9wY&t=48s

1.1 Anatomie en fysiologie

Het hart is een holle spier. Deze spier functioneert als een pomp. Het hart bestaat uit twee delen, met ieder een boezem (atrium) en een kamer (ventrikel). De boezem en de kamers kun je als verschillende spieren beschouwen. De kamers pompen het bloed in de slagaders van de circulatie. De boezems zuigen het bloed uit het aderlijk deel. Het hart heeft dus een rechterboezem, een rechterkamer, een linkerboezem en een linkerkamer. Deze hebben allemaal een eigen functie. De rechterboezem zuigt het zuurstofarme bloed dat de organen gepasseerd is naar het hart. De rechterkamer pompt het bloed naar de longen. Hier wordt het bloed verrijkt met zuurstof. De linkerboezem zuigt dit bloed weer naar het hart, waar het door de linkerkamer weer in de aorta wordt gepompt om de organen zuurstof te bezorgen. De bloedstroom van de linkerkamer via de organen tot de rechterboezem noemen we de grote circulatie. De bloedstroom van de rechterkamer via de longen tot de linkerboezem noemen we de kleine circulatie. Zie ook de tabel ‘Het hart’.

Anatomie en fysiologie van het hart

 

Bron: Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl

1.2 Coronairen (kransslagaders)

Aan de oppervlakte van het hart ligt een netwerk van vaten: de kransvaten (coronairvaten). Deze vaten zorgen voor de bloedstroom door de hartspier. Als zich een verstopping in een van de kransslagaders bevindt, kan dat grote problemen geven, omdat de hartspier dan niet genoeg zuurstof krijgt en zijn pompfunctie niet meer goed uitvoert. We noemen dit een hartinfarct. De grote kransslagaders hebben een hoop zijtakken. We noemen dit collateralen. Dit worden er tijdens het leven steeds meer. Vooral als iemand veel aan sport heeft gedaan, krijgt hij steeds meer zijtakken. Als een zorgvrager met veel collateralen een hartinfarct krijgt, heeft hij dus meer kans het infarct te overleven.

Als het hart meer arbeid moet verrichten dan het aankan, zal de hartspier zich moeten vergroten om de arbeid toch te kunnen doen. Dit is bijvoorbeeld het geval als het hart moet uitpompen tegen een hoge bloeddruk in de aorta. Verder kan dit het geval zijn als er te veel bloed terugstroomt. Als de hartspier abnormaal is vergroot, is het hart in zijn geheel ook vergroot. Een vergroot hart bij een zorgvrager is een duidelijke aanwijzing voor hartfalen.

De kransslagaders

 

Bron: Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl

1.3 Prikkelgeleiding

Je hebt in het hart enkele plaatsen met veel zenuwweefsel die voor de hartactie zorgen. De belangrijkste plaatsen zijn de sinusknoop en de AV-knoop. De sinusknoop ligt op de rechterboezem. De AV-knoop ligt op de grens van de boezems (atrium = boezem, vandaar de A) en de kamers (de ventrikels, vandaar de V). Een groep van cellen waarin prikkelvorming plaatsvindt, noemt men een natuurlijke pacemaker. Het hart zorgt dus voor zijn eigen prikkelvorming.
Normaal levert de sinusknoop de impuls voor de hartactie. Bij een gestoorde hartfunctie kunnen ook de AV-knoop of andere stukjes zenuwweefsel voor prikkels zorgen. Dit is niet de natuurlijke weg. Er is dan ook een veel grotere kans op stoornissen in het ritme van het hart. Deze ritmestoornissen kunnen zo ernstig zijn dat het hart hierdoor niet goed meer functioneert. Deze zorgvragers krijgen dan een kunstmatige pacemaker. Hierdoor klopt het hart weer regelmatig.

De route van prikkelgeleiding

Het elektrische proces dat ervoor zorgt dat het hart doet wat het moet doen, kun je zichtbaar maken op een ecg. Dit is een soort afleiding van de elektrische activiteit van het hart. Als er iets mis is met het proces, kun je dat hierop zien. Vaak zijn er pas afwijkingen als de zorgvrager zich inspant. Als er dus gedacht wordt aan een ziekte van het hart, wordt er altijd een ecg gemaakt terwijl de zorgvrager zich inspant. We noemen dit een inspannings-ecg. In het ziekenhuis zijn daarvoor speciale fietsen. Er zijn speciale cursussen voor om meer te leren over het ecg en hoe je dat moet afnemen bij een zorgvrager. Als je je inspant, klopt je hart sneller. Als je rust, klopt je hart minder snel. Dit wordt geregeld door het vegetatieve (autonome) zenuwstelsel.

 

Bron: Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl

 

 

 

1.4 Digitale opdracht

Test je kennis over de prikkelgeleiding
Klik op de link en test je kennis over de prikkelgeleiding. Sleep de woorden naar de goede plek.

Hoofdstuk 2: Hartziekten

2.1 Angina pectoris

De belangrijkste oorzaak van pijn aan het hart is een tekort aan bloeddoorstroming van de hartspier. Hierdoor ontstaat zuurstoftekort. Angina betekent letterlijk: ‘met gevoel van beklemming en verstikking gepaard gaande pijnlijke aandoening’. Pijn aan het hart door zuurstoftekort gaat ook gepaard met een gevoel van beklemming en verstikking en wordt angina pectoris genoemd. Pectoris betekent ‘van de borst’ in het Latijn.

Symptomen

Bij een aanval van angina pectoris begint de pijn bijna altijd achter het borstbeen, maar de pijn wordt vaak ook op andere plaatsen gevoeld. Een van deze plaatsen is de keel. Verder kan de pijn ook uitstralen naar de arm (meestal) links, rug of kaak.

Zorgvragers hebben tijdens een aanval van angina pectoris vaak de angst om dood te gaan. Ze kunnen het gevoel hebben dat ze geen lucht krijgen en vaak moeten ze ook zweten. Andere symptomen kunnen kortademigheid en vermindering van het bewustzijn zijn. De pijn kan in rust aanwezig zijn, maar wordt meestal door bepaalde omstandigheden veroorzaakt. Dit zijn:

  • inspanning. Het hart moet bij inspanning sneller kloppen, waardoor de bloedstroom naar de hartspier toeneemt. Als de kransvaten vernauwd zijn, gebeurt dit in verminderde mate. De belangrijkste reden van vernauwde vaten is een dichtslibbing van de vaten. Dit wordt atherosclerose genoemd

  • het in een koude omgeving of emotioneel zijn. De kransslagaders vernauwen zich dan enigszins. Zijn de kransslagaders reeds ‘voorvernauwd’ door atherosclerose, dan zal er een zuurstoftekort optreden

  • in verhouding minder bloedtoevoer naar het hart. Dit gebeurt als veel bloed naar de ingewanden moet, bijvoorbeeld na een overvloedige maaltijd

Er zijn twee verschillende vormen van angina pectoris:

  1. stabiele angina pectoris

  2. instabiele angina pectoris

Stabiele angina pectoris

Stabiele angina pectoris is de vorm waar we het over hebben gehad. Als een arts het over angina pectoris heeft, heeft hij het over stabiele angina pectoris. Stabiele angina pectoris komt voor op momenten dat er door inspanning meer bloed naar het hart moet stromen, bijvoorbeeld bij inspanning, emoties, na een zware maaltijd en bij temperatuurwisselingen. Een aanval van stabiele angina pectoris duurt één tot vijf minuten. Stabiele angina pectoris gaat soms over in instabiele angina pectoris. Dit is het geval als de atherosclerose van de kransvaten ernstiger wordt.

Instabiele angina pectoris

Bij instabiele angina pectoris heeft de zorgvrager pijn op de borst, zonder dat hij zich inspant. Er is geen verhoogde bloedstroom naar het hart. Er stroomt niet genoeg bloed door de hartspier. Dit komt doordat er vaatspasmen in de kransvaten optreden: de vaten vernauwen zich onwillekeurig. De oorzaak van de vaatspasmen is een ernstige atherosclerose van de kransvaten. Instabiele angina pectoris duurt langer dan stabiele angina pectoris. Een aanval van onstabiele angina pectoris duurt meestal langer dan tien minuten. De klachten zijn erger dan bij stabiele angina pectoris en kunnen erg lijken op een myocardinfarct.

Zorgvragers met een aanval van angina pectoris ervaren vaak een gevoel van kramp op de borst.

Behandeling

De behandeling van angina pectoris heeft een aantal doelen. Ten eerste is de behandeling gericht op het verminderen van de pijn. Het tweede doel is om ervoor te zorgen dat er geen complicaties optreden door de verminderde zuurstof naar het hart.
Een ander doel van de behandeling is de angst die de zorgvrager heeft voor de pijn van angina pectoris te verminderen. Door angst zal het hart van de zorgvrager nog sneller gaan kloppen, waardoor de pijn niet verdwijnt. Hierna volgen de maatregelen die jij kunt nemen als verpleegkundige.

Verpleegkundige aspecten

Het allerbelangrijkste is dat je de arts meteen waarschuwt als een zorgvrager in het ziekenhuis een aanval van angina pectoris krijgt. Zorg ervoor dat je de arts zo veel mogelijk informatie kunt geven. In de rapportages en het dossier van de zorgvrager kun je nagaan of de zorgvrager eerder klachten heeft gehad. Ga na of de aanval van nu meer klachten geeft in duur en intensiteit dan de vorige.
Ga als volgt te werk:

  • Meet de vitale functies. Zorg ervoor dat je de hartslag handmatig meet, zodat je ook een mogelijke onregelmatige of ongelijkmatige hartslag kunt vaststellen.

  • Ga na of de zorgvrager de ernst van de pijn kan aangeven op een schaal van 1 tot 10, waarbij 1 staat voor minimale pijn en waarbij 10 staat voor een ondraaglijke pijn.

  • Bepaal of er nog andere tekenen of symptomen zijn, zoals zweten, kortademigheid, vermindering van het bewustzijn of doodsangst.

  • Vraag aan de zorgvrager of hij de pijn kan vergelijken met andere pijn die hij eerder heeft gehad.

  • Bepaal de intensiteit van de activiteiten die de zorgvrager heeft uitgevoerd, voordat hij last kreeg van de angina pectoris.

Ten tweede is het belangrijk dat jij maatregelen neemt waardoor de pijn van de zorgvrager vermindert. De belangrijkste maatregelen hiervoor zijn:

  • Plaats de zorgvrager in een comfortabele positie.

  • Laat de zorgvrager stoppen met de activiteiten waar hij op het moment van de pijnaanval mee bezig was.

  • Geef de zorgvrager vaatverwijdende middelen. Deze medicijnen geven bij stabiele angina pectoris binnen een minuut een sterke vermindering van de pijn. Je kunt nitrolingual spray bij een zorgvrager onder de tong sprayen, zodat het snel in het bloed wordt opgenomen. Zorgvragers die bekend zijn met angina pectoris hebben dit middel meestal zelf bij zich, in spray of tabletvorm

  • Geef de zorgvrager zuurstof als dit wordt voorgeschreven door de arts.

Ook is het belangrijk dat je let op eventuele complicaties van de angina pectoris. Deze kun je op de volgende manier opsporen.

  • Meet de bloeddruk, de hartslag aan het hart en het ademritme.

  • Bekijk de vitale symptomen elke vijf tot tien minuten totdat de angineuze pijn verdwijnt.

Verder wordt er van een zorgvrager die in het ziekenhuis een aanval van angina pectoris krijgt altijd een ecg gemaakt. Overleg duidelijk met de arts of er een ecg gemaakt moet worden vóór of na de toediening van vaatverwijdende middelen. Het is namelijk mogelijk dat de afwijkingen en/of aritmieën (onregelmatig ritme) na de toediening van de vaatverwijdende middelen niet meer te zien zijn. De arts is er dan al bij geroepen en hij zal de eventuele afwijkingen hierop bekijken.

Het is zeer belangrijk de angst bij de zorgvrager voor de pijn en de ziekte te verminderen. Dit doe je door hem goed voor te bereiden. Als de zorgvrager of zijn familie vragen heeft over zijn ziekte, geef dan uitleg. Als je zelf geen uitleg kunt geven, vraag het dan aan de arts of een andere verpleegkundige.

Het is ook belangrijk om de zorgvrager aan te moedigen om zijn angst voor de gevolgen van de ziekte uit te spreken. Bij ziekten van het hart kan angst extra problemen geven. Als de zorgvrager toch angstig blijft, ondanks uitleg over de ziekte en het bespreken van zijn eigen angsten, worden kalmerende middelen zoals sedativa en tranquillizers voorgeschreven om complicaties te voorkomen.

 

Bron: Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl

2.2 Hartinfarct

Bij een hartinfarct krijgt een gedeelte van het hart geen bloed meer en sterft af. Hartinfarcten kunnen in hevigheid verschillen. Een licht infarct kan weinig verschijnselen geven. Het kan zelfs zijn dat de zorgvrager dit zelf niet eens gemerkt heeft. Een zwaar infarct kan echter direct tot de dood leiden.

Een hartinfarct kan het gevolg zijn van een verslechtering van angina pectoris. Vooral bij instabiele angina pectoris is de kans groot dat de zorgvrager een hartinfarct krijgt. Jij moet daarom bij deze zorgvragers goed letten op tekenen van een hartinfarct. Bij een hartinfarct dat volgt na een periode van angina pectoris is de kransslagader volledig dichtgeslibd. Een gedeelte van de hartspier krijgt geen bloed meer en zal afsterven. Een hartinfarct kan ook ontstaan doordat een bloedstolsel ergens anders in het lichaam is losgeschoten en nu in de kransvaten vastloopt. Hierdoor wordt de bloedstroom van de hartspier zo verminderd dat de spier niet genoeg zuurstof krijgt. Dit veroorzaakt dan een hartinfarct.

Symptomen

De symptomen bij een gemiddeld hartinfarct zijn:

  • plotseling hevige pijn in de thorax, nitrolingual spray helpt niet

  • het gevoel alsof een band wordt aangesnoerd in de thorax. Dit is vaak ook het geval bij angina pectoris, maar dit houdt dan niet lang aan

  • angst en onrust

  • vegetatieve verschijnselen zoals misselijkheid, braken, bleekheid, sterk transpireren en dergelijke

  • afhankelijk van de ernst van het hartinfarct kan de circulatie tekortschieten. Er kan daardoor shock (acute fase) en een zogeheten decompensatio cordis (hartfalen) optreden

Het kan gebeuren dat een zorgvrager die in het ziekenhuis ligt, plotseling een hartinfarct krijgt. Het is dan belangrijk de klachten van de zorgvrager na te gaan. Door de zorgvrager gericht te vragen naar de intensiteit van de pijn, het bindgevoel en de uitstraling, en of hij last heeft van de andere genoemde symptomen, kom je erachter of de zorgvrager een hartinfarct heeft.

Als je maar enigszins vermoedt dat het een hartinfarct kan zijn, moet je zo snel mogelijk de dienstdoende arts bellen. Deze stelt dan een behandelplan op en/of kan besluiten het SIT-team op te roepen. SIT staat voor Spoed Interventie Team. Dit is een speciaal team dat opgeroepen kan worden bij zorgvragers die vitaal bedreigd zijn. Een vitaal bedreigde zorgvrager is een zorgvrager bij wie een of meer vitale orgaanfuncties, zoals ademhaling, circulatie en bewustzijn, zodanig verstoord zijn dat zij dreigen te falen.
Wanneer er sprake is van een noodsituatie en reanimatie nodig is, moet je het reanimatieteam bellen. Deze zullen dan verdere maatregelen nemen. Belangrijk daarbij is dat je de zorgvrager niet alleen laat als er nog geen hulp is.

Behandeling

Gedurende de periode dat de zorgvrager in levensgevaar is, wordt hij bewaakt op de Coronary Care Unit (CCU). De zorgvrager wordt geobserveerd aan de ecg-monitor.
Een zorgvrager die net een hartinfarct heeft doorgemaakt, heeft vaak veel pijn. Pijnbestrijding is dus heel belangrijk in de behandeling van het hartinfarct. Morfine of vergelijkbare medicijnen zijn hierbij noodzakelijk.

Bij de oorzaak van het hartinfarct is de rol van het bloedstolsel in de kransslagader erg belangrijk. Als een bloedstolsel de oorzaak van het hartinfarct is, moet dit zo snel mogelijk opgelost worden. Het weefsel van de hartspier kan namelijk niet langer dan zes uur zonder zuurstof. Na zes uur sterft het weefsel van de hartspier af. Dit zorgt ervoor dat het hart zijn functie niet meer goed kan uitvoeren. Dit leidt weer tot decompensatio cordis (hartfalen). Daarom wordt getracht om binnen vier tot zes uur na het begin van de klachten de zorgvrager een stolseloplossend middel (thrombolyticum) toe te dienen.

Het aflezen van een ecg

De diagnose van een acuut hartinfarct wordt in eerste instantie door een elektrocardiogram bevestigd. Daarnaast meet men de hartenzymen in het bloed waarmee de omvang van en later het herstel na een infarct kunnen worden ingeschat. Zodra is vastgesteld dat het om een hartinfarct gaat, wordt op de hartbewaking direct begonnen met de behandeling. Men probeert door het toedienen van medicijnen de schade aan de hartspier tot een minimum te beperken. Deze medicijnen worden via een infuus gegeven, omdat ze op deze manier sneller en efficiënter werken.

De volgende medicijnen kunnen worden gegeven:

  • Fibrinolytica, zoals streptokinase. Dit zijn medicijnen die een bloedstolsel kunnen oplossen. Hoe sneller de kransslagader weer doorgankelijk wordt, des te korter de ischemie duurt, zodat de schade tot een minimum beperkt blijft.

  • Anticoagulantia. Deze medicijnen, zoals heparine en acenocoumarol, kunnen voorkomen dat een stolsel verder aangroeit.

  • Nitraten, of andere medicijnen die de bloedvaten van het hart wijder maken. Men geeft bijvoorbeeld hetzelfde middel dat als tablet onder de tong kan worden gebruikt, maar nu intraveneus.

  • Pijnstillers, bijvoorbeeld fentanyl.

Zodra de zorgvrager aan de monitor ligt en een infuus met medicijnen heeft, moet zo snel mogelijk worden onderzocht of de pompwerking van het hart voldoende is. Hiertoe kan men een tweetal onderzoeken doen, namelijk een thoraxfoto en een echo-doppleronderzoek van het hart. Deze onderzoeken zijn weinig belastend voor de zorgvrager en kunnen op de CCU zelf worden gedaan. Op de thoraxfoto kan men zien of er stuwing in de longen is opgetreden en of het hart vergroot is. De thoraxfoto kan ook gebruikt worden om later de toestand van de zorgvrager te vergelijken met die van direct na het infarct. Met een echo-doppleronderzoek van het hart kunnen de bloedstroom door het hart en de werking van de hartkleppen in beeld worden gebracht. Dit geeft een goed beeld van de pompwerking van het hart.

Wanneer er sprake is van een falende pompwerking van het hart worden diuretica gegeven, dit zijn vochtuitdrijvende middelen (furosemide of bumetanide). Behalve uit toediening van medicijnen per infuus kan de behandeling ook uit andere elementen bestaan. Er kan zo nodig zuurstof worden toegediend en men geeft vaak kalmerende tabletten (oxazepam of valium).

Als de situatie van de zorgvrager niet meer levensbedreigend is, is het belangrijk om zo snel mogelijk te beginnen met de revalidatie. Als je beweegt heb je namelijk een betere doorbloeding, waardoor de kans op herhaling van een hartinfarct kleiner wordt. Als de zorgvrager het ziekenhuis verlaat, betekent dit vaak niet dat hij geen zorg meer nodig heeft. Hij zal dan nazorg krijgen van de thuiszorg.

 

Bron: Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl

2.3 Decompensatio cordis

Met decompensatio cordis wordt bedoeld dat het hart niet goed meer werkt. Het hart faalt. Als de hartspier ziek is, zal hij niet meer perfect kunnen functioneren. Het hart zal het bloed dan onvoldoende doorpompen, omdat het daar niet meer voldoende kracht voor bezit.

Dit is het geval bij een ontsteking van de hartspier. Als de bloeddruk jarenlang verhoogd is, moet het hart altijd een extra inspanning leveren en wordt het hart steeds groter. Als de hartspier zich vergroot, wordt hij ook stijver. De verhoogde stijfheid van de hartspier zorgt ervoor dat het hart minder goed functioneert.
Als het hart de hele tijd overbelast is, zal het na een tijd ook gaan falen in zijn functie. Dit gebeurt als het hart constant extra veel bloed moet doorpompen. Dat is het geval als het bloedvatenstelsel overvuld is.

Symptomen

Zorgvragers met hartproblemen hebben de volgende klachten:

  • kortademigheid bij inspanning, soms ook in rust

  • bij een vergevorderd stadium komt vaak ook ’s nachts kortademigheid voor door vocht in de longen. De zorgvrager slaapt meestal al met meerdere kussens

  • vochtophoping (oedeem) in de benen

  • koude benen en voeten door stuwing

  • vrij vocht in de buikholte. Dit wordt ook wel ascites genoemd

  • bij langdurig hartfalen is het hart vergroot, omdat het meer spierweefsel nodig heeft om zijn functie uit te kunnen voeren

  • 's nachts vaak moeten plassen (door oedeem, door diureticagebruik)

Door hartfalen treden er vaak slaapproblemen op. Vaak naar de wc moeten (door het gebruik van diuretica), kortademigheid bij platliggen, prikkelhoest (als bijwerking van ACE-remmers), maar ook angst voor benauwdheid of de dood, somberheid en piekeren verstoren de nachtrust.

Vochtophoping (oedeem) in de benen

Behandeling

Het doel van de behandeling van een zorgvrager met decompensatio cordis (hartfalen) is het zorgen voor een goede circulatie. Er wordt geprobeerd de hartfunctie van de zorgvrager te verbeteren. Maatregelen die hiervoor kunnen zorgen:

  • bedrust

  • medicijnen die de werking van het hart kunnen verbeteren (bijvoorbeeld digoxine)

  • medicijnen die de vaatvulling verminderen, zoals diuretica (plaspillen), hierdoor moet het hart minder bloed de circulatie inpompen

  • medicijnen (bijvoorbeeld enalapril) die de perifere vaten verwijden, het hart krijgt het dan wat gemakkelijker.

Nachtelijke kortademigheid is erg belastend voor de zorgvrager. Het is belangrijk dat de verpleegkundige overdag goede uitleg geeft over de oorzaken en het voorkomen hiervan.

Interventies zijn:

  • Bespreek mogelijke aanwijsbare oorzaken voor een toename van de kortademigheid (bijvoorbeeld te veel zout, te veel vocht, te veel activiteit, te weinig medicatie)

  • Bespreek de tekenen van verslechtering van hartfalen.

  • Adviseer een goede (rechtop zittende) houding.

  • Adviseer prioriteiten te stellen omtrent dieet .

  • Spreid activiteiten over de dag.

  • Instrueer de zorgvrager wanneer en hoe hulp in te schakelen.

  • Leer ontspanningsoefeningen aan (of laat deze aanleren door een fysiotherapeut).

 

Bron: Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl

2.4 Astma cardiale

Decompensatio cordis van het linkerventrikel kan leiden tot een astma cardiale. Een astma cardiale is een aanval van ernstige benauwdheid (meestal ’s nachts) door stuwing van bloed in de kleine bloedsomloop van de longen. In een korte tijd wordt veel vocht opgehoopt in de longen (longoedeem) en wordt de bloeddruk rond de longen erg hoog. Dit wordt veroorzaakt door een verzwakte pompfunctie van de linkerhartkamer, ook wel linkszijdig hartfalen of linksdecompensatie van het hart genoemd. Het hart heeft onvoldoende kracht om al het bloed dat binnenkomt weg te pompen. Hierdoor treedt bij inspanning kortademigheid op. Astma cardiale is ernstig en kan in gevallen van ernstig longoedeem zelfs leiden tot de dood. Als er adequaat gereageerd wordt, is astma cardiale goed te behandelen.

X-thorax waarop acuut longoedeem te zien is.

Oorzaken van hartfalen:

  • afwijkend hartspierweefsel (onder andere infarct, ontsteking, schildklieraandoening, ontsteking)

  • afwijkende hartbelasting (met name overvulling te veel infuusvloeistoffen, te veel drinken, te veel zout eten, medicijnen niet goed innemen of nieuwe medicatie, klepafwijkingen)

  • afwijkend hartritme (hartritmestoornis)

Gevolgen van een verminderde pompfunctie

Symptomen

De symptomen van astma cardiale uiten zich vooral gedurende de nacht. Dit komt doordat overdag de romp overwegend omhooggericht is. In deze houding trekt de zwaartekracht het bloed vanuit de longen richting het hart. Wanneer de zorgvrager ligt, is deze kracht er niet. Hierdoor kan er veel makkelijker vocht in de longen ophopen, wat zorgt voor de symptomen van astma cardiale. Zorgvragers met een astma cardiale laten de volgende symptomen zien:

  • acute, ernstige kortademigheid

  • veel hoesten, waarbij soms roze vocht opgehoest wordt

  • een reutelende of piepende ademhaling

  • cyanose

Voor de zorgvrager is de astma cardiale erg beangstigend door de snelheid waarmee deze optreedt en de hevige kortademigheid die ermee gepaard gaat. Als verpleegkundige moet je oog hebben voor deze angst en de zorgvrager proberen te kalmeren en gerust te stellen, naast het feit dat er ook direct gehandeld moet worden.

Behandeling

Het eerste wat moet gebeuren is dat de zorgvrager rechtop gaat zitten, zodat de zwaartekracht haar werk kan doen. In de meeste gevallen verdwijnen de symptomen van astma cardiale op deze manier binnen enkele minuten. Om een aanval van astma cardiale te voorkomen, kunnen er extra kussens onder de rug gelegd worden om enigszins rechtop te slapen. Er zijn geen specifieke medicijnen tegen astma cardiale.

Zorgvragers die een astma cardiale hebben, lijden al aan hartfalen. De medicijnen die tegen het hartfalen worden ingenomen, helpen ook tegen de symptomen van astma cardiale. Dit zijn vooral medicijnen die de bloeddruk verlagen, meestal diuretica. Hierdoor scheidt de zorgvrager meer vocht uit en daalt de bloeddruk. Een veelgebruikt middel is furosemide. Bij een astma cardiale krijgt een zorgvrager vaak een dosis furosemide intraveneus toegediend.

 

Bron: Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl

2.5 Overige hartaandoeningen

verige, veelvoorkomende hartaandoeningen zijn:

  • myocarditis

  • percarditis, endocarditis

  • ritmestoornissen

  • hartklepproblemen

Myocarditis

Een myocarditis is een infectie van de hartspier. Deze wordt meestal door een virus veroorzaakt en komt vooral voor bij jonge mensen. Vaak is de infectie sluipend. Vooral de griepmyocarditis is berucht. De zorgvrager heeft meestal koorts, maar dit is niet noodzakelijk.

De behandeling van myocarditis is gericht op het normaliseren van de hartfunctie. Essentieel hierbij is strikte bedrust totdat de afwijkingen op het ecg verdwenen zijn. De zorgvrager ligt dus meestal op de Coronary Care Unit (CCU).

Pericarditis

Het pericard is een dubbel vlies dat het hele hart als een zakje omgeeft. Het beschermt het hart tegen krachten van buitenaf. Als dit hartzakje ontsteekt, spreken we van een pericarditis. De pijn die pericarditis veroorzaakt kan tegengegaan worden met anti-ontstekingsmiddelen. De pijn kan erg lijken op de pijn die een zorgvrager heeft bij angina pectoris. Het verschil is dat de pijn bij pericarditis geen relatie heeft met inspanning. Verder is de pijn bij pericarditis vaak eerder branderig. Ook heeft de zorgvrager meestal koorts. Bij complicaties kan het zijn dat de zorgvrager geopereerd moet worden. Ook bij de behandeling van pericarditis is, zoals bij vrijwel alle hartaandoeningen, rust heel belangrijk.

Endocarditis

Het hart bestaat uit drie vliezen. Van buiten naar binnen zijn dit het pericard, het myocard en het endocard. Het endocard is de binnenbekleding van het hart en de hartkleppen. Een ontsteking van deze bekleding heet endocarditis.

Oorzaak

De ontsteking ontstaat door bacteriën die via het bloed in het endocard terechtkomen. Deze bacteriën hechten zich makkelijker op een afwijkende hartklep. Zorgvragers met een vernauwing, verslapping of verkalking van de hartklep hebben dus een hoger risico op endocarditis. Dit geldt ook voor zorgvragers met een kunstklep. De symptomen van de zorgvrager lijken op die van de griep en zijn daarom moeilijk te herkennen.

Symptomen

Acute endocarditis treedt plotseling op. Deze vorm van endocarditis kan binnen een paar dagen levensbedreigend worden. In dit geval heeft de zorgvrager plotseling hoge koorts (39 tot 40 °C), een versnelde hartslag, gewrichtspijn, een bleke huidskleur, rillingen en is hij erg vermoeid.

De symptomen van subacute endocarditis nemen geleidelijk toe. In dit geval heeft de zorgvrager al maandenlang last van lichte koorts (37,5 tot 38,5 °C) en een aanhoudend zwak en ziek gevoel. Ook heeft hij een bleke huidskleur, koude rillingen, gewrichtspijn, hoofdpijn en geeft hij aan ’s nachts te zweten en vermoeid te zijn. Een subacute endocarditis is verder te herkennen aan bloed in de urine en kleine donkere vlekjes op de huid, het oogwit of onder de nagels van de zorgvrager.

Complicaties

Endocarditis kan verschillende complicaties tot gevolg hebben. Zo kan het leiden tot infecties op andere plaatsen in het lichaam. Ook kunnen bloedstolsels de bloedbaan afsluiten waardoor ernstige schade aan organen ontstaat. Bij de hartklep kan de ontsteking leiden tot blijvende schade. Hierdoor kan de klep gaan lekken en kan de pompfunctie van het hart afnemen. Ook kunnen er een versnelde hartfrequentie, hartritmestoornissen en een verlaagde bloeddruk in de longen ontstaan. De zorgvrager kan daardoor komen te overlijden.

Behandeling

De behandeling van endocarditis bestaat uit het toedienen van snelwerkende antibiotica via een centraal veneuze lijn (CVL). Een arts brengt de CVL in. De lijn kan op drie verschillende plekken geplaatst worden. De ader onder het sleutelbeen (a. subclavia) heeft hierbij de voorkeur. Andere locaties zijn de lies (a. femoralis) of de hals (a. jugularis). Na het inbrengen schuift de arts de CVL door tot net boven het hart. Om te zien of hij op de juiste plaats zit, wordt er een röntgenfoto gemaakt. De CVL moet dagelijks verzorgd en gecontroleerd worden.

De behandeling met antibiotica via de CVL duurt vier tot zes weken. De soort antibiotica en de duur van de kuur verschillen per bacterie. De zorgvrager blijft de gehele behandeling in het ziekenhuis. Een operatie kan nodig zijn wanneer de antibiotica niet werkt of wanneer er schade aan hartklep is ontstaan.

Ritmestoornissen

Er kunnen meerdere oorzaken zijn waardoor er aan het zieke hart ritmestoornissen optreden. De zorgvrager voelt vaak zelf heel goed of hij last heeft van een ritmestoornis. Ritmestoornissen zijn erg beangstigend voor de zorgvrager en kunnen soms zelfs tot bewusteloosheid leiden. Deze ritmestoornissen zijn vrijwel altijd aan de pols te voelen. Op het ecg zijn ook duidelijke afwijkingen te zien.

Normaal hartritme

Frequentie

Als het hart sneller klopt dan normaal, gemiddeld meer dan honderd slagen per minuut in rust, dan spreken we van een tachycardie. Dit kan veel oorzaken hebben. De belangrijkste oorzaken zijn:

  • lichamelijke inspanning

  • nervositeit

  • koorts

  • bloedarmoede

  • decompensatio cordis

Hartritme bij sinustachycardie

Het kan ook zijn dat het hart langzamer klopt dan het normaal doet. Als de frequentie gemiddeld lager is dan zestig slagen per minuut in rust, spreken we van bradycardie. Dit hoeft niet ongezond te zijn.

De belangrijkste oorzaken hiervan zijn:

  • een sporthart: door training wordt het hart krachtiger, waardoor het meer bloed in één keer kan pompen. Hierdoor zal de hartslag dus verlaagd zijn

  • geelzucht

  • familiair voorkomen

  • hartblok: dit is een ernstige ritmestoornis van het hart, veroorzaakt doordat de prikkelgeleiding in het hart geblokkeerd is. De kamers zullen nu zelf prikkelvorming organiseren, maar dit zorgt hoogstens voor een hartfrequentie van veertig slagen per minuut.

Hartritme bij sinusbradycardie

Regelmaat

Normaal gesproken is de hartslag regelmatig. Hiermee bedoelen we dat de tijd tussen de verschillende hartslagen, en dus ook tussen de verschillende polsslagen, steeds hetzelfde is. Dit noemen we ook wel een regulaire hartslag. Is de tijd tussen de slagen niet regelmatig, dan spreken we van een irregulaire hartslag. Een van de belangrijkste oorzaken van een irregulaire hartslag is de extrasystole. Het hart slaat als het ware een slag over. De prikkel voor een tweede hartslag komt bij een extrasystole te vroeg, waarna ter compensatie een pauze optreedt. Een extrasystole kan optreden door nervositeit, te veel roken, maar ook bij een beschadigde hartspier.

Gelijkmatigheid

Met gelijkmatigheid bedoelen we dat de tik tegen de vinger bij het aan de pols tellen van de hartslag steeds van dezelfde hevigheid is. Men spreekt dan van een gelijkmatige of equale pols. Is dit niet het geval, dan spreekt men van een ongelijkmatige (inequale) pols. Een bekend voorbeeld waarbij zowel onregelmatigheid als ongelijkmatigheid voorkomen, is boezemfibrilleren. Boezemfibrilleren is vaak het gevolg van de schade aan de hartspier na een hartinfarct. De prikkelgeleiding in de hartspier is dan onregelmatig, waardoor het hart onregelmatig samentrekt. Dit is voor de zorgvrager een erg angstige ervaring. Hartritmestoornissen worden gewoonlijk medicamenteus behandeld. Is dit niet mogelijk, dan krijgt de zorgvrager een kunstmatige pacemaker, waardoor het ritme weer normaal wordt.

Kamerfibrilleren wordt in de volksmond ook wel hartverlamming genoemd. Het is de gevaarlijkste ritmestoornis. Alle kamerhartspieren trekken zeer snel en onvolledig samen. Hierdoor houdt de pompfunctie van het hart op. De zorgvrager zal, als er niet goed en snel opgetreden kan worden, binnen enkele minuten overlijden. Kamerfibrilleren is vaak een ernstige complicatie bij een hartinfarct.

Hartklepproblemen

In het hart bevinden zich tussen de verschillende ruimten kleppen, zodat het bloed niet terugstroomt. De belangrijkste kleppen zijn de beide kleppen (links en rechts) tussen de kamers en de boezems: de rechter- en de linker-AV-klep. Een andere belangrijke klep is de aortaklep, die ervoor zorgt dat het bloed dat de aorta instroomt niet weer het hart instroomt. Aan alle kleppen van het hart kunnen problemen ontstaan. De kenmerkende symptomen van hartziekten treden ook bij klepgebreken op:

  • ritmestoornissen

  • kortademigheid

  • oedeemvorming

De gevolgen van slecht functionerende kleppen kunnen vaak vele jaren beperkt blijven en de zorgvrager heeft er meestal weinig last van. Dit komt doordat de hartspier en het lichaam zich aan het probleem aanpassen. Uiteindelijk zal de hartspier echter de extra belasting niet meer aankunnen. Een operatie is dan de enige oplossing. De zorgvrager krijgt dan nieuwe hartkleppen. Dit zijn echte kleppen of kunstkleppen.

 

Bron: Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl

2.6 Preventie van de belangrijkste hartziekten

De belangrijkste oorzaak van de in deze leereenheid behandelde hartziekten is atherosclerose. Atherosclerose kun je beschouwen als een soort dichtslibbing van de bloedvaten. Atherosclerose is dus een ziekte van de bloedvaten. De complicaties van deze ziekte zorgen echter voor het hartinfarct.

De oorzaak van atherosclerose is niet echt bekend. Er is wel een aantal factoren dat een rol speelt. De belangrijkste factoren zijn:

  • hypertensie

  • diabetes mellitus

  • roken

  • verhoogd cholesterol in het bloed (hypercholesterolemie)

  • erfelijkheid

Met preventie wordt bedoeld dat je probeert te voorkomen dat mensen een ziekte krijgen. De belangrijkste factoren die een rol spelen bij het krijgen van een hartinfarct:

  • roken

  • hypertensie

  • verhoogd cholesterol

Bij de preventie van de belangrijkste hartziekten moet dus aan alle bekende risicofactoren aandacht worden besteed. Dit moet je ook doen bij zorgvragers die reeds klachten van vaatlijden hebben. Het staken van roken is van essentieel belang. Ook bij zorgvragers met een verhoogd cholesterol in het bloed moet hieraan aandacht worden besteed. Verder moet bij deze zorgvragers het cholesterol in het bloed omlaag worden gebracht.

De belangrijkste maatregelen die je kunt nemen tegen een te hoog cholesterolgehalte in het bloed:

  • een verstandig dieet

  • goede beweging

  • afvallen

  • indien nodig kunnen ook medicijnen het cholesterol in het bloed verlagen

Wat mag ik allemaal niet meer?

 

Bron: Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl

Hoofdstuk 3: Bloedsomloop

Bloedsomloop en bloedvaten uitgelegd.

Bron: Bloedsomloop en bloedvaten uitgelegd. (2011, 5 juli). [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=pULytfpp5Dc&t=3s

3.1 Grote bloedsomloop

De grote bloedsomloop loopt vanuit het hart naar alle delen van het lichaam. De linkerkamer pompt het zuurstofrijke bloed via de aorta het lichaam in. De aorta vertakt zich tot steeds kleinere vaten en haarvaten. De organen gebruiken voedingsstoffen en zuurstof uit de haarvaten en geven hun afvalstoffen af aan de haarvaten. Het zuurstofarme bloed gaat via de aders weer terug naar het hart.

 

Bron: Grote bloedsomloop. (z.d.-b). hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/bouw-en-werking-hart

 

Bron: Grote bloedsomloop. (z.d.-a). [Illustratie]. https://i.pinimg.com/736x/c7/46/c4/c746c45c3a3fbae584e736417d89e4f0.jpg

3.2 Kleine bloedsomloop

In de kleine bloedsomloop komt zuurstofarm bloed binnen in de rechterboezem van het hart. De klep tussen de rechterboezem en -kamer opent en het bloed stroomt naar de rechterkamer. Het hart pompt het bloed via de rechterkamer en de longslagader naar de longen. In de longen geeft het bloed koolzuur af en neemt het zuurstof op. Dit zuurstofrijke bloed stroomt door de longaderen terug naar het hart.

 

Bron: Kleine bloedsomloop. (z.d.-b). hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/bouw-en-werking-hart

 

 

Bron: Kleine bloedsomloop. (z.d.-a). [Illustratie]. https://media-01.imu.nl/storage/buteyko-instituut.nl/2187/wp/2016/05/bloedsomloop.jpg

Hoofdstuk 4: Samenstelling van het bloed

4.1 Waar bestaat ons bloed uit?

Een persoon van 70 kg heeft ongeveer 5 liter bloed. Dit komt neer op 7,5% van het lichaamsgewicht.
Bloed is vloeibaar en is het transportmiddel van ons lichaam. Bloed wordt door het hart rondgepompt in het stelsel van slagaders (arteriën), aders (venen) en haarvaten (capillairen). Het bloed transporteert zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen door het lichaam.
Daarnaast heeft bloed een rol bij de temperatuurregulatie van het lichaam en het op peil houden van de zuurgraad (pH). Ook speelt het bloed een belangrijke rol in de afweer en bij de bloedstolling.

Samenstelling bloed

Als je een bloedbuisje laat staan of als het gecentrifugeerd wordt in het laboratorium, zie je dat er een verdeling ontstaat:

  • 45% bloedcellen, vooral rode bloedcellen

  • 55% plasma, waarvan 90% water. Plasma bevat veel verschillende opgeloste stoffen, zoals eiwitten, elektrolyten, voedingsstoffen en afvalstoffen.

 

 

Bron: Bloed en afweerstelsel. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 25 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl

4.2 Bloedstolling

Bloedstolling is het proces waarbij bloedplaatjes en eiwitten zorgen voor het dichten van een wond. Bij een wond beschadigen bloedvaatjes. Ze trekken dan samen om zo min mogelijk bloed te verliezen. Zodra de bloedplaatjes bij een wondrand komen, plakken ze aan elkaar en aan de wondrand. Dit stolsel sluit de wond af. Tegelijkertijd vindt een kettingreactie plaats van omzetting van het ene eiwit in het andere. Deze eiwitten heten stollingsfactoren. Als bij iemand 1 van de eiwitten niet aanwezig is of niet goed werkt, gaat de bloedstolling niet goed.

De laatste stap in het stollingsproces is de omzetting van stollingsfactor fibrinogeen (vloeibaar) in fibrine (hard). Fibrine vormt een netwerk van draden dat vastzit aan de wondranden en de bloedplaatjes. Als de wond dicht is, repareert het lichaam het beschadigde weefsel en vormt het littekenweefsel.

 

 

Bron: Bloedstolling. (z.d.). Bloedstolling. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/bouw-en-werking-hart

 

 

 

 

Hoofdstuk 5: Bloedgroepen

Bloedgroepen

Bron:Bloedgroepen. (2018, 14 juni). [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=G9ZRCZ5CEDc&t=77s

5.1 Welke bloedgroepen zijn er?

Er zijn honderden verschillende bloedgroepen, maar er zijn er 8 die het belangrijkst zijn voor bloedtransfusie:

Bron: Bloedgroepen. (z.d.-b). Bloedgroepen. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.sanquin.nl/over-bloed/bloedgroepen

Bron: Bloedgroepen. (z.d.-a). [Illustratie]. bloedgroepen. https://www.sanquin.nl/over-bloed/bloedgroepen

 

Hoofdstuk 6: Ziekte van de bloedvaten

6.1 Arteriële problemen

In de slagaders kunnen verschillende problemen ontstaan. De slagader kan slecht doorgankelijk worden. De slagaders kunnen ook wijd en star worden. Ook kunnen de vaten gaan ontsteken of kan er zich een bloedprop aan de vaatwand gaan nestelen.

Arteriosclerose

Het is een probleem als het bloed aan de vaatwand van de bloedvaten kan stollen.
De endotheelcellen voorkomen deze stolselvorming. Als de vaatwand wordt beschadigd, zorgt celdeling voor het herstel van de endotheellaag. Dit kan echter niet eeuwig doorgaan. Op een gegeven moment wordt er een grens bereikt en gaat de vernieuwingskracht verloren. Dit veroorzaakt stoornissen in de functie van de endotheelcellen. De vaatwand wordt minder goed beschermd, waardoor er stolsels kunnen ontstaan.

Vooral de media (de spierlaag) wordt aangetast bij arteriosclerose. De belangrijkste slagaders waarin deze ziekte zich openbaart zijn de kransslagaders van het hart, de halsslagaders, de aorta, nierarteriën of beenarteriën.
Arteriosclerose uit zich door:

  • verharding van de vaatwand

  • vernauwing van de vaten

  • afsluiting van de vaten

Risicofactoren

Arteriosclerose is een onderdeel van het normale biologische verouderingsproces, maar kan ook vervroegd optreden. Invloeden die het versneld optreden van arteriosclerose bevorderen, noemen we risicofactoren.

De belangrijkste risicofactoren zijn:

  • hoge bloeddruk

  • roken

  • hoog cholesterolgehalte in het bloed

  • hoge leeftijd

  • mannelijk geslacht

  • erfelijke aanleg

  • diabetes mellitus

  • overgewicht

  • overmatig alcoholgebruik

Als er meerdere risicofactoren tegelijk aanwezig zijn, dan versterken ze elkaars schadelijke invloed.

Correctie van risicofactoren

Factoren als leeftijd, mannelijk geslacht en erfelijke aanleg zijn niet beïnvloedbaar. Andere factoren kun je echter zeer goed beïnvloeden. Een hoog cholesterolgehalte, diabetes mellitus, een hoge bloeddruk en overgewicht kunnen in samenwerking met een arts en een diëtiste vaak heel goed gecorrigeerd worden. Roken en alcoholgebruik zijn onderdeel van de levensstijl die iemand heeft en kunnen uitstekend gecorrigeerd worden als de zorgvrager meewerkt.

De gevolgen van arteriosclerose

Als een slagader ‘acuut’ afgesloten is, krijgt het gedeelte van het orgaan dat zich daarachter bevindt onvoldoende zuurstof. Dit weefsel zal dan afsterven. Dit noemen we een infarct. Bij acute afsluiting van een kransslagader spreken we van een hartinfarct. Als in een van de halsslagaders een afsluiting plaatsvindt, ontstaat er een herseninfarct. Dit kan zorgen voor een CVA en bij meervoudige infarcten zelfs voor dementie.

Aneurysma’s

Arteriosclerose veroorzaakt meestal afsluitingen. Soms kan arteriosclerose juist voor een abnormale vaatverwijding zorgen. Dit noemen we een aneurysma. De oorzaak is een verzwakking van de wand van de slagader. Hierdoor zet het bloedvat uit op het punt waar de verzwakking zit. Door de hoge druk in het bloedvat kan het vat steeds wijder worden en uiteindelijk scheuren. Dit noemen we een ruptuur. De zorgvrager heeft dan een grote bloeding die levensbedreigend kan zijn. Vaak is een spoedoperatie noodzakelijk. Bij de meeste zorgvragers wordt het aneurysma op tijd ontdekt en behandeld. Een aneurysma geeft meestal geen symptomen. Soms wordt het bij toeval ontdekt.

Aorta

De voorkeursplaats van een aneurysma is de aorta. Vooral bij oudere mannen met een hoge bloeddruk kan hier een dergelijke vaatverwijding optreden. Ook in de hersenen komt een aneurysma nogal eens voor. Een aneurysma kan het gevolg zijn van een aangeboren zwakke plek in de vaatwand en uit zich in dat geval vaak op jongere leeftijd. Als verpleegkundige moet je zorgvragers met een aneurysma goed observeren. Let hierbij op de hartactie, de bloeddruk en de algemene conditie van de zorgvrager. Het aneurysma kan gaan scheuren en een hevige, levensbedreigende bloeding geven.

 

Bron: Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl

6.2 Veneuze problemen

Aandoeningen aan de aders zorgen bijna altijd voor klachten van de benen. De aandoeningen worden onderscheiden in trombose, chronische veneuze ulcus, aderontsteking en spataders.

De aandoeningen worden op grond van de plaats waar ze voorkomen onderscheiden in:

  • ziekten van het diepe veneuze systeem

  • ziekten van het oppervlakkige veneuze systeem

Vorming van diep veneuze trombose en embolie in het diep veneuze systeem.

Trombose

Zoals we al eerder zagen, is trombose stolselvorming in de (slag)aders. Naast trombose in een slagader is er ook kans op trombose in een ader. Meestal ontstaat een stolsel in een diepe ader van het been. We spreken daarom van ‘diepe veneuze trombose’. Een trombose kan ook in de bovenarm voorkomen, al is dat uitzonderlijker.

Oorzaken

Voor het ontstaan van trombose is een aantal oorzaken te noemen:

  • beschadiging van het endotheel van het bloedvat, door infecties, operaties, verwondingen of een ‘oude' trombus

  • vertraagde bloeddoorstroming. De veneuze bloedstroom is voor een groot deel afhankelijk van de activiteit van de skeletspieren (spierpomp), het spierweefsel en van het functioneren van de kleppen in de aders. Samen zorgen zij voor de terugvoer van het bloed uit het lichaam naar het hart. Verminderde lichaamsbeweging en operaties kunnen de circulatie verstoren of vertragen. Hierdoor is er meer kans op trombose

  • afwijkingen in het bloed die meer stolling van het bloed geven. Dit komt onder andere voor bij kanker en uitdroging.

Symptomen

De belangrijkste symptomen bij zorgvragers met diep veneuze trombose in het been zijn:

  • het been is pijnlijk

  • het been is gezwollen

  • het been voelt warm aan

Als een zorgvrager een zwelling aan zijn been heeft, is dit trouwens niet per definitie een trombosebeen. In de helft van de gevallen is er iets anders aan de hand.

Behandeling

Een zorgvrager met een veneuze trombose wordt opgenomen in het ziekenhuis. Je zult hem eerst bedrust moeten geven om te voorkomen dat het stolsel losschiet. Ook krijgt de zorgvrager antistollingsmiddelen toegediend. De bloedverdunnende middelen zijn om een paar redenen erg belangrijk:

  • In de eerste plaats wordt het optreden van een longembolie voorkomen. Een longembolie ontstaat doordat een stolsel losraakt in een ader in het been. Dit stolsel gaat via de bloedbaan naar de longen en nestelt zich daar in een longvat. Daardoor kan er een levensbedreigende situatie ontstaan.

  • Verder wordt er met de antistollingsbehandeling geprobeerd de uitbreiding van de trombose in de benen te voorkomen. Als er geen uitbreiding is, vermindert de kans op een longembolie ook weer. Ook zal door antistolling het natuurlijke genezingsproces sneller verlopen. Zorgvragers met een trombose worden ook thuis nog drie maanden met orale antistollingsmiddelen behandeld.

Als een zorgvrager met een trombosebeen weer mag lopen, is het belangrijk om zwelling van het been te voorkomen. De zorgvrager krijgt hiervoor zwachtels of een steunkous. Het is goed voor de zorgvrager om na een trombose weer regelmatig aan lichaamsbeweging te doen. Lichaamsbeweging bevordert het natuurlijke proces van het oplossen van stolsels en voorkomt zwelling. Langdurig staan is echter niet verstandig, omdat hierdoor vochtophoping in het been ontstaat.

Chronische veneuze ulcus

Lange tijd na een doorgemaakte trombose kan een zorgvrager nog klachten krijgen. Klachten die een zorgvrager dan kan krijgen:

  • zwelling van het been

  • bruine verkleuring van de huid

  • spataders en slecht genezende wonden aan het onderbeen. Dit noemen we chronische veneuze ulcus (ulcus cruris) of open been

De oorzaak van deze klachten is dat de trombose de kleppen in de aders van de onderbenen kan beschadigen. Normaal zorgen deze kleppen ervoor dat het bloed in de aders van beneden naar boven stroomt. Als de kleppen beschadigd zijn, wordt het bloed een stuk moeilijker weggepompt. Er ontstaat een hoge druk in de aders en zo ontstaan de klachten. Er kunnen ook spataders ontstaan. De klachten kunnen alleen tegengegaan worden door het dragen van steunkousen. De druk van de kous voorkomt dat er veel bloed in het been achterblijft.

Aderontsteking

Oorzaak

Aders kunnen ook ontsteken. Bij zorgvragers in het ziekenhuis kan aderontsteking het gevolg zijn van een infuusbehandeling. De medicijnen geven dan irritatie aan de wand van de ader. Een aderontsteking noemen we flebitis.

Flebitis op de onderarm

Symptomen en behandeling

De zorgvrager heeft bij flebitis last van een pijnlijke, rode, warm aanvoelende streng vanaf de insteek van het infuus. Je ziet een rode streep op het lichaamsdeel, waar de ader loopt. Vaak heeft een zorgvrager die een aderontsteking krijgt al een andere ziekte. Aderontsteking kan optreden bij ziekte of algemene verzwakking. Aderontsteking geneest meestal vanzelf. Soms kan het helpen de zorgvrager een warme doek te geven die op het aangedane lichaamsdeel gelegd kan worden. Andere zorgvragers vinden juist verkoeling prettiger. Er bestaat geen 'evidence' (bewijs) voor een betere werkzaamheid van een van beide behandelingen.

Spataders (varices)

Varices zijn abnormaal verwijde, gekronkelde aderen in de benen. Deze aderen zijn blauwpaars van kleur en schijnen door de huid. Ze worden ook wel spataders genoemd en komen vooral voor op de benen.

Oorzaak

Het hart pompt zuurstofrijk bloed door het hele lichaam. Slagaders tussen de spieren van de benen zorgen ervoor dat het bloed naar de benen kan stromen. Aders brengen het zuurstofarme bloed vervolgens weer terug naar het hart. Om het bloed terug te voeren hebben de aders kleppen. Deze kleppen zorgen ervoor dat het bloed niet weer omlaag kan zakken. Varices ontstaan wanneer de kleppen van de aderen niet meer goed werken.

Spataderen komen vaker voor bij vrouwen en worden vaak veroorzaakt door de zwangerschap. Maar ook een langdurig hoge bloeddruk, hormonale factoren, overgewicht en veel en lang (stil)staan kunnen varices veroorzaken. Een andere belangrijke factor voor het ontstaan van spataderen is erfelijke aanleg.

Er is een aantal risicofactoren voor het krijgen van spataders:

  • erfelijkheid

  • zwangerschap

  • overgewicht

  • levenswijze

  • orthopedische afwijkingen

Ook trombose in het been kan varices veroorzaken. In dit geval zijn diep gelegen aderen verstopt geraakt. Het bloed moet daarom via oppervlakkige aderen teruggevoerd worden naar het hart. Er stroomt meer bloed door de oppervlakkige aderen en deze worden opgerekt, waardoor spataderen ontstaan.

Varices komen in veel soorten en maten voor: van een paar blauwe haarvaatjes tot grote plekken met veel gezwollen aderen. De mate waarin de varices zichtbaar zijn hoeft niet gelijk te staan aan de klachten van de zorgvrager. Zorgvragers met weinig zichtbare spataderen kunnen meer klachten hebben dan zorgvragers met veel zichtbare afwijkingen.

Plaats van voorkomen

Spataders komen op verschillende plaatsen in het lichaam voor:

  • aan het been

  • in de slokdarm (oesophagusvarices)

  • bij de anus (aambeien)

Gevolgen

Zorgvragers kunnen door spataderen kramp en een moe, zwaar gevoel in de benen krijgen en er kan oedeem rond de enkels ontstaan. Het is ook mogelijk dat de varices pijn doen of jeuken. Deze klachten treden vaak op wanneer een zorgvrager lang heeft gestaan. Warm weer en menstruatie kunnen de klachten verergeren.
De bloedcirculatie kan ook verslechteren door varices. Het is mogelijk dat weefsels hierdoor moeilijker afvalstoffen afgeven aan het bloed. Er kan eczeem ontstaan en de huid kan verkleuren of verharden. In extreme gevallen ontstaat hierdoor een open been.

Meestal geeft een spatader aan het been bij een zorgvrager geen medische problemen, maar het ziet er niet mooi uit. Sommige zorgvragers willen iets aan de spataders doen. Grote spataders worden vaak operatief verwijderd. Toch keren spataders vaak terug. Dit komt doordat in het been zo veel aders zijn. Als een zorgvrager aanleg voor spataders heeft, zullen ze dus snel weer terugkeren. Een spatader kan gaan scheuren en zo een hevige bloeding geven. In de benen komt dit zelden voor. Als er wel een bloeding optreedt, moet het been hoog gelegd worden en moet een steunkous aangemeten worden.

Behandeling

Een zorgvrager met varices wordt eerst onderzocht om te bepalen welke behandeling past bij de klachten en de plaats van de spataderen. Tijdens dit onderzoek wordt de stroomrichting van de aderen en de werking van de kleppen bekeken. Er bestaan vier behandelingen voor varices:

  • een operatie

  • inspuitingen

  • lasertherapie

  • elastische kousen

Na een trombose van het been kunnen er alleen elastische kousen gegeven worden aan de zorgvrager. De spataderen zijn in dit geval namelijk onmisbaar geworden voor de bloedafvoer.

 

Bron: Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl

6.3 Afwijkingen in de bloeddruk

Met de bloeddruk bedoelen we de spanning waaronder het bloed in de bloedvaten staat. Deze spanning of druk noemen we de bloeddruk of tensie.

De bloeddruk is het hoogst in de slagader bij de linkerkamer. De bloeddruk is niet constant, maar wisselt met de twee fasen van het hart. Tijdens de systolische fase ( bovendruk) wordt de aorta gevuld, waardoor de bloeddruk stijgt. Tijdens de diastolische fase ( onderdruk) loopt de aorta leeg, waardoor de bloeddruk weer daalt. De systolische bloeddruk wordt vooral bepaald door de werking van het hart. De diastolische bloeddruk wordt vooral bepaald door de weerstand in de kleinere bloedvaatjes. De elasticiteit van de vaatwand speelt ook een rol bij de hoogte van de bloeddruk.

Pompwerking van het hart tijdens de diastolische fase (links) en systolische fase (rechts)

Bloeddrukwaarden

  • 120/80 mmHg: optimale bloeddruk (voor volwassenen)

  • 140/90 mmHg: normale bloeddruk (voor volwassenen, bij ouderen bij voorkeur niet hoger dan 160/90 mmHg)

  • 160/95 mmHg: hypertensie/hoge bloeddruk

  • 90/60 mmHg: hypotensie/lage bloeddruk

  • 80/45 mmHg: normale bloeddruk (gemiddeld bij kinderen)

Door vaatvernauwing, sterke hartactie (hoge inspanning) en verlies van de elasticiteit van de vaatwand kan de bloeddruk stijgen. Door vaatverwijding en door vocht- en/of bloedverlies kan de bloeddruk dalen.

Hypertensie

Essentiële hypertensie

Met hypertensie bedoelen we een te hoge bloeddruk. Als de diastolische bloeddruk boven de 100 mmHg is, is de bloeddruk te hoog. Meestal is de oorzaak van de hoge bloeddruk onbekend. We spreken dan over essentiële hypertensie. Toch zijn er wel factoren waarvan we weten dat ze tot bloeddrukverhoging kunnen leiden. Deze factoren zijn:

  • erfelijkheid

  • stress

  • overmatig zoutgebruik

Uit onderzoeken is gebleken dat het gebruik van keukenzout een grote rol speelt bij zorgvragers die een te hoge bloeddruk hebben. Als iemand minder dan twee gram keukenzout per dag gebruikt, krijgt hij waarschijnlijk geen last van een hoge bloeddruk.

Secundaire hypertensie

In 10% van de gevallen van hypertensie is er een duidelijke oorzaak voor de verhoging van de bloeddruk. De belangrijkste bekende oorzaken voor hypertensie zijn:

  • hormonale of hormoonachtige stoffen. Dit kunnen medicijnen zoals de ‘pil’ zijn, maar het kan ook komen door stoornissen in de uitscheiding van bepaalde hormonen

  • nierafwijkingen, zoals een vernauwing van een nierslagader of een afwijking in de nier zelf

Behandeling van essentiële hypertensie
Om de gevolgen van hoge bloeddruk te voorkomen, met name atherosclerose, is het belangrijk de bloeddruk te verlagen. Leefregels zijn zeer belangrijk bij het bestrijden van hypertensie. De zorgvrager moet zich aan de volgende regels houden:

  • minder zout eten

  • afvallen

  • stoppen met roken

  • stress voorkomen of verminderen

  • voldoende bewegen

Vaak daalt hier de bloeddruk al aanzienlijk door. Als de diastolische bloeddruk van de zorgvrager na het opvolgen van de leefregels boven de 100 mmHg blijft, zal de arts de nadelen van medicijnen afwegen tegen de voordelen. Een van de belangrijkste factoren die meespelen bij het wel of niet voorschrijven van medicijnen aan een zorgvrager, is de leeftijd. Meestal wordt aan zorgvragers jonger dan veertig jaar met een niet-ernstige verhoogde bloeddruk geen medicijnen gegeven. Zorgvragers boven de zestig jaar daarentegen hebben bijna altijd profijt van een medicamenteuze behandeling.

Bloeddrukverlagende middelen

Er zijn een hoop medicijnen die kunnen zorgen voor verlaging van de bloeddruk, zoals diuretica (plastabletten). Deze medicijnen zorgen ervoor dat er veel vocht in de circulatie wordt afgedreven. Hierdoor wordt de druk in de bloedvaten verlaagd. De zorgvrager zal merken dat hij vaker moet plassen. Daarnaast zijn er medicijnen die werken op het sympathische en parasympathische zenuwstelsel. Het voert te ver om daar nu op in te gaan.

Behandelingen

De behandeling van hypertensie heeft meerdere facetten. Ten eerste is er aandacht voor leefregels die hoge bloeddruk en aderverkalking tegen moeten gaan:

  • afvallen en een dieet met minder zout en minder vet

  • meer lichaamsbeweging en vermijden van stress

  • stoppen met roken en zuinig zijn met alcohol

Ten tweede kunnen diverse medicijnen worden voorgeschreven:

  • medicijnen om vocht af te drijven, de zogenaamde diuretica. Deze verlagen het circulerend bloedvolume, waardoor de bloeddruk 10 tot 15mmHg kan dalen

  • medicijnen die de werking van de sympathische zenuwen op de bloedvaten afremmen, de zogenaamde bètablokkers. Bètablokkers verlagen de perifere weerstand van de arteriolen en vertragen de hartactie, zodat zowel de systolische als de diastolische bloeddruk kan dalen

  • ACE-remmers, die de perifere weerstand verlagen, waardoor vooral de diastolische druk lager wordt

  • calciumantagonisten, die ook de perifere weerstand verlagen door de instroom van calcium in de gladde spiercellen te blokkeren. De spanning van de arteriële vaatwand wordt daardoor verminderd.

Ten derde behandelt men eventuele andere aandoeningen waarbij aderverkalking kan optreden, zoals diabetes mellitus en hypercholesterolemie (een te hoog cholesterolgehalte in het bloed).

Verpleegkundige zorg

Bij zorgvragers met hypertensie heeft de verpleegkundige allereerst de taak op bepaalde tijden de bloeddruk op te nemen, zodat er een goed beeld ontstaat van het verloop van de hypertensie. Daarnaast heeft zij een taak in de begeleiding van de zorgvrager.

Voorlichting geven
De verpleegkundige kan de emotionele stress die eventueel voor de meting bij de zorgvrager aanwezig is, zo veel mogelijk verminderen door goede informatie te geven aan de zorgvrager. Goede informatie houdt ook in dat de zorgverlener het belang van therapietrouw aan de zorgvrager duidelijk maakt. Het betrekken van de mantelzorg tijdens deze informatieve gesprekken kan een bijdrage leveren aan de therapietrouw van de zorgvrager wanneer hij het ziekenhuis heeft verlaten. Het is heel belangrijk dat zowel de zorgvrager als de mantelzorger beseft dat een hoge bloeddruk op zichzelf geen klachten geeft. Veel mensen denken dat ze met de medicijnen of het dieet kunnen stoppen zodra de klachten verdwenen zijn.

Andere disciplines inschakelen

Eventueel kan het nodig zijn de zorgvrager te verwijzen naar een diëtist. Indien de oorzaak van de hypertensie op sociaal-maatschappelijk terrein ligt (stress), kan bijvoorbeeld maatschappelijk werk de zorgvrager verder helpen.

Hypotensie

Oorzaak

Hypotensie is een te lage bloeddruk. Er zijn veel mensen die van nature een heel lage bloeddruk hebben, maar daar nooit last van hebben. We spreken van hypotensie wanneer de systolische bloeddruk onder de 100 mmHg (kwikdruk) komt.

Er zijn verschillende situaties waarin hypotensie optreedt. Als de zorgvrager flauwvalt, heeft hij een kortdurend bewustzijnsverlies. Dit komt doordat de hersendoorbloeding niet voldoende is. Een flauwte ontstaat bijna altijd in staande houding. Door de staande houding wordt het bloed door de zwaartekracht naar beneden getrokken. De venen vernauwen zich dan iets om de verminderde terugstroom naar het hart te compenseren. Er zijn enkele factoren die het risico op een flauwte vergroten. Deze factoren zijn:

  • emoties

  • alcoholgebruik

  • verblijf in benauwde ruimten

Het meten van de bloeddruk

Op een gegeven moment kunnen de venen de verminderde terugstroom niet meer compenseren. Het hart krijgt te weinig bloed terug en kan dus ook minder goed pompen. Hierdoor krijgen de hersenen onvoldoende bloed en valt de zorgvrager flauw. Een zorgvrager die gaat flauwvallen wordt meestal eerst onrustig. Daarna wordt hij stiller. Hij is bleek en gaat transpireren. De pols is redelijk gevuld, maar traag en de bloeddruk is laag in staande positie. De zorgvrager verliest het bewustzijn en zakt in elkaar.

De behandeling is het toepassen van de juiste eerste hulp. Vang de zorgvrager op terwijl hij dreigt te vallen. Help hem anders in een liggende of half zittende houding, met de benen iets omhoog. Als de zorgvrager niet meer staat, keert namelijk de normale bloeddruk terug. Dan worden de hersenen ook weer van bloed voorzien.

  • Maak knellende kleding los, zoals de halsboord en de broekriem. Deze kunnen de bloedsomloop afknellen.

  • Breng de zorgvrager in de frisse lucht.

Een andere oorzaak van hypotensie zijn houdingsveranderingen. De hypotensie treedt meestal op als de zorgvrager ligt en gaat zitten of als hij zit en gaat staan. De bloeddruk raakt door de houdingsverandering in de bovenste lichaamshelft verlaagd. Het wordt de zorgvrager zwart voor ogen en hij kan zelfs omvallen. Dit kan aangeboren zijn. De drukreceptoren in de bloedvaten reageren dan niet goed op drukveranderingen. Het kan echter ook komen doordat de zorgvrager bloeddrukverlagende medicijnen gebruikt. Vaak herstelt de situatie zich even later. Dit wordt een orthostatische hypotensie genoemd.

Orthostatische hypotensie

Orthostatische hypotensie is een plotselinge bloeddrukdaling van meer dan 20 mmHg systolisch of meer dan 10 mmHg diastolisch die optreedt bij plotseling opstaan (binnen drie minuten na opstaan). Symptomen zijn duizeligheid, hoofdpijn, verminderd zicht en flauwvallen.

 

Bron: Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl

6.4 Kruiswoordpuzzel

Kruiswoordpuzzel
Via deze link kun je jouw opgedane kennis tot nu toe testen door middel van een kruiswoordpuzzel. Succes!

Om deze kruiswoordpuzzel te maken wordt jou gevraagd om je gratis in te schrijven. Als jij dit hebt gedaan kom je automatisch bij de kruiswoordpuzzel. 

Hoofdstuk 7: Immuunsysteem

7.1 Wat is het immuunsysteem?

Het immuunsysteem of afweersysteem is het verdedigingssysteem van het menselijk lichaam. Het beschermt je tegen interne en externe ziekteverwekkers. Elk mens heeft een immuunsysteem en het bevindt zich door het gehele lijf, onder andere in je huid, darmen, luchtwegen, bloed en lymfestelsel. De onderdelen van het immuunsysteem communiceren nauw met elkaar met als doel om bedreigingen voor het lichaam snel onschadelijk te maken.

De verschillende verdedigingsmechanismen van het immuunsysteem stoppen aanvallen op het lichaam en ruimen deze op. De informatie van een aanval wordt vervolgens opgeslagen en onthouden. Zo weet het lichaam bij een tweede aanval, hoe het een virus of bacterie effectief kan verslaan. Het immuunsysteem van een kind bevat nog maar weinig informatie. Een kind is daardoor vatbaarder voor specifieke virussen, zoals waterpokken.

Het immuunsysteem is continu aan het werk. Dit merk je pas wanneer er een infectie ontstaat. Dan krijg je klachten zoals koorts, hoofdpijn of roodheid bij een ontstoken wond. Om deze klachten tegen te gaan moet het immuunsysteem je beschermen tegen lichaamsvreemde stoffen waaronder:

 

Bron: Immuunsysteem. (z.d.). gezondheidsplein. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.gezondheidsplein.nl/menselijk-lichaam/immuunsysteem/item45089

7.2 Werking van het immuunsysteem

Je afweersysteem kan onderverdeeld worden in:

  • De fysieke barrière.
  • De algemene afweer.
  • De specifieke afweer.

Fysieke barrière

De fysieke barrière bevindt zich tussen je inwendige lichaam en je omgeving. Tot de fysieke barrière behoort bijvoorbeeld je huid. Je huid is de grens tussen binnen en buiten en zorgt ervoor dat schadelijke stoffen niet in je lichaam komen.

Daarnaast maken de slijmvliezen in je luchtwegen en darmen deel uit van je immuunsysteem. Deze slijmvliezen vangen de bacterie op en vervoeren ze naar je keelholte. In je keelholte komen bacteriën vervolgens in aanraking met stoffen die bacteriën doden voordat ze schade kunnen toebrengen aan je lichaam.

Als laatste behoren ook speeksel en maagzuur tot de fysieke barrière. Beide zorgen ervoor dat bacteriën dood gaan voordat ze je lichaam kunnen infecteren.

Algemene afweer

De algemene afweer richt zich op alle ziekteverwekkers die in je lichaam voorkomen. De witte bloedcellen zijn betrokken bij de algemene afweer en ‘reizen’ door ons lichaam en vernietigen alle lichaamsvreemde stoffen. Als je een wond krijgt komen er stoffen vrij die afweercellen naar de plek van de wond lokken. Deze vernietigen binnengedrongen ziekteverwekkers.

Specifieke afweer

De specifieke afweer richt zich op één ziekteverwekker (bijvoorbeeld kanker). Als ziekteverwekkers zich snel kunnen verspreiden in je lichaam, kan het dat je algemene afweer niet in staat is om deze ziekteverwekkers te vernietigen. Je specifieke afweer is dan noodzakelijk.

De specifieke afweer maakt gebruik van lymfocyten. Lymfocyten zijn specifiek door de receptoren (ontvangers van prikkels) die ze op de buitenkant van de cel (celmembraan) hebben. Deze receptoren passen alleen op een specifiek eiwit op de wand van een ziekteverwekker (het antigeen). Zoals een sleutel alleen maar bij één slot past. Als de lymfocyt en de ziekteverwekker bij elkaar passen, dan vindt er een reactie plaats; als ze niet bij elkaar passen, dan gebeurt er niks. Iedere lymfocyt heeft maar één soort receptor op zijn celmembraan waardoor de lymfocyt alleen actie onderneemt als de specifieke ziekteverwekker ontmoet wordt.

Er zijn T- en B- lymfocyten. Beiden ontstaan in je beenmerg wat in je borstbeen zit. De B-lymfocyten ontwikkelen zich verder in je beenmerg, maar je T-lymfocyten ontwikkelen zich verder in je thymus (zwezerik).

Aangeboren en verworven immuunsysteem

Behalve bovenstaande driedeling is het immuunsysteem ook in te delen in het aangeboren en het verworven immuunsysteem.

Het aangeboren immuunsysteem

Het aangeboren immuunsysteem heb je bij je geboorte al en bestaat uit de fysieke barrière en de algemene afweer. Dit systeem is het basis verdedigingsmechanisme tegen ziektes. De aangeboren immuniteit kan snel reageren, maar is niet in staat om zich te verdedigen tegen specifieke aanvallers.

Het verworven immuunsysteem

Het verworven of aangeleerde immuunsysteem is het deel van je afweersysteem dat je gedurende je leven ontwikkeld. Het immuunsysteem kan ziekteverwekkers onthouden nadat het er eenmalig mee in aanraking is geweest. Wanneer je lichaam nogmaals met dezelfde ziekteverwekker besmet raakt, weet je lichaam de infectie sneller te onderdrukken. Je bent vervolgens immuun voor de ziekteverwekker. Deze immuniteit heb je nog niet bij je geboorte.

 

Bron: Immuunsysteem. (z.d.). gezondheidsplein. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.gezondheidsplein.nl/menselijk-lichaam/immuunsysteem/item45089

7.3 Thymus

De thymus of zwezerik is een klier in de borstkas met een belangrijke functie. Ondanks dat de thymus klierweefsel bevat en verschillende hormonen produceert, wordt dit kliertje veel meer geassocieerd met het immuunsysteem dan met het endocriene systeem. De thymus speelt een vitale rol bij de opleiding en ontwikkeling van T-lymfocyten of T-cellen, een uiterst belangrijk type witte bloedcellen. T-cellen zijn afweercellen en verdedigen het lichaam tegen mogelijk dodelijke pathogenen zoals bacteriën, virussen en schimmels. Na de puberteit begint de thymus te krimpen in grootte en het meeste weefsels wordt vervangen door vetweefsel. Er zijn meerdere aandoeningen die de thymus of zwezerik kunnen treffen en die lang niet altijd gepaard gaan met symptomen of klachten.

Ligging

De thymus of zwezerik is een zacht, ongeveer driehoekig orgaan dat zich bevindt in het mediastinum (de ruimte tussen de beide longen in), voor en hoger dan het hart en achter het borstbeen.

Structuur

De thymus heeft twee verschillende, maar identieke lobben die elk worden omringd door een taaie, vezelige capsule. Binnen elke lob bevindt zich een oppervlakkig weefselgebied dat de cortex (schors) wordt genoemd en dieper gelegen gebied dat de medulla (merg) wordt genoemd. De thymus bestaat vooral uit epitheelweefsel en lymfeweefsel die dendritische cellen (onderdeel van het immuunsysteem) en macrofagen (de afval ruimende cellen van je afweersysteem) bevatten.

Bron: Thymus. (z.d.). mens en gezondheid. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/188366-thymus-functie-symptomen-van-aandoeningen-van-de-zwezerik.html

Hoofdstuk 8: Medicatie

8.1 Antistollingsmedicijn

Antistollingsmedicijnen zijn medicijnen die de stolling van het bloed verminderen of vertragen. Ze worden ook wel bloedverdunners genoemd. Dit is eigenlijk niet de juiste naam. Het bloed wordt niet dunner, het stolt alleen minder snel.

Medicijnen gaan stolsels tegen

Antistollingsmedicijnen (anticoagulantia) zorgen ervoor dat het bloed minder snel stolt. Bij een wondje aan de vinger wordt er heel snel een korstje gevormd. Aan de binnenkant van de vaten gebeurt iets soortgelijks. Bij een beschadiging van een bloedvat probeert het lichaam de bloeding zo snel mogelijk te stoppen. Het risico is dat een stolsel dat zo ontstaan is, kan losschieten en ergens anders een vat afsluit. Zo kan er een hart- of herseninfarct ontstaan.

Stolsels in het lichaam kunnen ook ontstaan bij wervelingen in het bloed, bijvoorbeeld bij boezemfibrilleren of na het plaatsen van een nieuwe kunstklep.

Wanneer antistollingsmedicijnen?

Artsen schrijven antistollingsmedicijnen voor bij ongewenste stolsels of een risico hierop:

Antistollingsmiddelen herstellen de balans: het bloed mag niet teveel stollen en ook niet te weinig, want dan kunnen ongewenste bloedingen ontstaan.

 

Bron: Antistollingsmedicijnen. (z.d.). Hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/behandelingen/medicijnen/antistollingsmedicijnen

8.2 Cholesterol verlager

De behandeling van hoog cholesterol bestaat uit adviezen voor een gezonde leefstijl. Eventueel wordt dit aangevuld met cholesterolverlagende medicijnen. Een lager cholesterol vermindert het risico op het krijgen van hart- of vaatziekten met 20 tot 25%.

Statines

Er zijn verschillende medicijnen om het cholesterol te verlagen. Meestal krijg je een statine. Statines remmen de aanmaak van cholesterol in de lever. Ze hebben een krachtige en effectieve werking.

Effect statines

  • Ze verlagen van het cholesterolgehalte met 25 tot 45%
  • Ze vertragen het proces van slagaderverkalking
  • Ze hebben een gunstig effect op de binnenwand van de slagaders

Bijwerkingen

Veel mensen gebruiken statines. Meestal worden ze goed verdragen. Mogelijke bijwerkingen zijn:

  • maag- en darmklachten
  • vermoeidheid
  • hoofdpijn
  • duizeligheid
  • milde spierklachten

De meeste klachten treden in het begin op. Bespreek het met de arts als je er last van blijft houden. Ernstige spierklachten zijn zeer zeldzaam. De klachten zijn hevige spierpijn, krachtverlies, koorts en misselijkheid en braken. Neem bij deze klachten meteen contact op met je arts.

Statines mogen niet gebruikt worden tijdens zwangerschap of borstvoeding. Ook als je lever minder goed werkt of je een actieve leverziekte hebt, mag je ze niet gebruiken.

 

Bron: Cholesterolverlagers. (z.d.). Hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/behandelingen/medicijnen/cholesterolverlagers

8.3 Bètablokker

Bètablokkers ontlasten het hart. De belangrijkste effecten zijn het verlagen van de hartslag en de bloeddruk.

Wanneer bètablokkers?

Artsen schrijven een bètablokker voor bij diverse hart- en vaataandoeningen, bijvoorbeeld:

Effecten bètablokkers

De belangrijkste effecten van bètablokkers zijn:

  • je bloeddruk daalt
  • je hartslag verlaagt
  • je hart pompt rustiger bloed rond

Je hart hoeft hierdoor minder hard te werken.

 

Bron: Betablokkers. (z.d.). Hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/behandelingen/medicijnen/betablokkers

8.4 Calciumblokker

Calciumblokkers zijn medicijnen die worden voorgeschreven aan hart- en vaatpatiënten om het hart te ontlasten en de bloeddruk te verlagen.

Wanneer calciumblokkers?

Artsen schrijven calciumblokkers meestal niet als eerste keuze voor aan hart- en vaatpatiënten. Ze worden soms voorgeschreven bij:

Effecten calciumblokkers

Calcium is nodig om spieren te laten samentrekken. Calciumblokkers verslappen de spieren en verwijden de bloedvaten zodat het bloed goed kan stromen. Effecten van calciumblokkers kunnen zijn:

  • de bloeddruk daalt
  • de hartslag gaat omlaag
  • de zuurstoftoevoer naar de hartspier verbetert

 

Bron: Calciumblokkers. (z.d.). Hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/behandelingen/medicijnen/calciumblokkers

8.5 Plasmiddel

Plasmiddelen (diuretica) zorgen ervoor dat je overtollig vocht kwijtraakt. Artsen schrijven plasmiddelen vaak voor bij hoge bloeddruk en hartfalen. Door deze medicijnen komt er minder druk op de bloedvaten te staan.

Wanneer plasmiddelen?

Sommige mensen houden teveel vocht vast, wat zorgt voor een hogere druk op de bloedvaten. Plaspillen voeren het teveel aan vocht af. Dit doen ze door de aanmaak van urine in de nieren te stimuleren.

Artsen schrijven plasmiddelen onder andere voor bij:

Bijwerkingen plasmiddelen

De bijwerkingen van plaspillen komen vaak door een kaliumtekort. Dat zorgt voor klachten zoals:

  • spierpijn of -zwakte in de bovenbenen en armen
  • ernstige vermoeidheid
  • hartkloppingen
  • heftige buikklachten

Ga bij klachten naar de arts. Ook als die klachten pas na meerdere weken of maanden ontstaan. Bij een kaliumtekort geeft de arts waarschijnlijk kaliumsparende plasmiddelen erbij.

Soorten plasmiddelen

Er zijn verschillende soorten plasmiddelen: zwakwerkende plasmiddelen, sterkwerkende plasmiddelen en kaliumsparende plasmiddelen.

 

Bron: Plasmiddelen. (z.d.). Hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/behandelingen/medicijnen/plasmiddelen

8.6 RAS-remmer

RAS-remmers zijn medicijnen die de bloeddruk verlagen. Ze doen dit door het verwijden van de bloedvaten.

Werking RAS-remmers

Op diverse plekken in het lichaam bevinden zich sensoren, die de bloeddruk registreren, zoals in het hart, de bloedvaten, nieren en lever. Deze sensoren sturen een signaal naar cellen in de nieren. Via diverse stappen wordt er angiotensine II gevormd. Angiotensine II zorgt voor verhoging van de bloeddruk. Hieronder staat hoe het zogenaamde Renine-Angiotensine-Systeem (RAS) werkt:

RAS-remmers zijn onder te verdelen in:

  • ACE-remmers (ACE is een eiwit dat nodig is bij de aanmaak van angiotensine-II)
  • angiotensine-receptor-blokkers (ARB's)
  • renine-remmers

Door gebruik van RAS-remmers wordt er minder angiotensine-II aangemaakt en verwijden de vaten. De bloeddruk daalt dan weer.

Wanneer RAS-remmers?

Artsen schrijven RAS-remmers voor bij:

Bij patiënten met diabetes en/of nierproblemen kan een RAS-remmer eerste keus zijn boven andere bloeddrukverlagende medicijnen.

Bijwerkingen RAS-remmers

Bijwerkingen van RAS-remmers zijn onder andere:

  • duizeligheid, vooral bij opstaan uit bed of uit een stoel
  • hoofdpijn
  • vermoeidheid
  • maag-darmklachten

Bij ACE-remmers komt kriebelhoest voor als bijwerking. Als de hoest heel hardnekkig is en niet minder wordt na gebruik van een middel tegen kriebelhoest, is het verstandig om contact op te nemen met de arts.

 

Bron: RAS-remmers. (z.d.). Hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/behandelingen/medicijnen/ras-remmers

8.7 Nitraat

Bij klachten van pijn op de borst, bijvoorbeeld bij angina pectoris, kunnen nitraten genomen worden. Deze medicijnen verwijden de vaten. Hierdoor stroomt er meer bloed door de kransslagaders. Ze zorgen voor snelle verlichting van de pijn.

Wanneer nitraten?

Nitraten worden gebruikt in acute situaties, bijvoorbeeld om snel verlichting te geven bij pijn op de borst bij angina pectoris of acuut hartfalen. Nitraten worden ook gebruikt om een aanval van angina pectoris te voorkomen, bijvoorbeeld bij extra inspanning of hevige emoties.

Nitraten worden onder de tong aangebracht. Dit kan in de vorm van een pilletje of een spray. Beide vormen hebben een vergelijkbaar effect. Sommige mensen gebruiken liever een spray, omdat ze last hebben van een droge mond.

Werking nitraten

Nitraten worden in het bloed omgezet in stikstofoxide. Deze stof geeft cellen in de bloedvaten het signaal om zich te verwijden. Zo kan er meer bloed doorheen. Ook spiercellen in de kransslagaders van het hart krijgen dit signaal. De betere toevoer van het bloed naar de hartspier, verlicht de pijn op de borst. Deze wordt snel minder of verdwijnt geheel. Nitraten werken tijdelijk en helpen de aandoening zelf niet genezen.

 

Werkzame stoffen

 

Bijwerkingen nitraten

De meest voorkomende bijwerkingen van nitraten zijn een kloppende, bonzende hoofdpijn, soms met misselijkheid. Bij mensen met aanleg voor migraine kan dit middel een aanval uitlokken. Een andere bijwerking is duizeligheid, vooral bij te snel opstaan als gevolg van een lagere bloeddruk. Overgevoeligheid voor dit middel merk je aan huiduitslag en jeuk. Raadpleeg bij bijwerkingen altijd de arts. Stop nooit zelf met medicijnen.

 

Bron: Nitraten. (z.d.). Hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/behandelingen/medicijnen/nitraten

8.8 Medicijnen bij hartritmestoornissen

Er zijn veel soorten medicijnen om hartritmestoornissen te behandelen. Ze zorgen ervoor dat de ritmestoornissen minder vaak optreden en minder heftig zijn. Ze genezen de ritmestoornissen niet. Daarom moet je ze vaak elke dag gebruiken.

Meestal krijg je deze medicijnen in de vorm van tabletten of capsules. Als de ritmestoornis niet vanzelf overgaat, is het soms nodig om het hartritme in het ziekenhuis te herstellen. Daar kan de medicatie dan via een infuus worden toegediend.

Effect medicijnen bij een ritmestoornis:

  • verlagen hartslag
  • zorgen voor een regelmatige hartslag

 

Bron: Medicijnen bij hartritmestoornissen. (z.d.). Hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/gids-hartritme/behandelingen/medicijnen-bij-hartritmestoornissen

8.9 WRTS vragen

Bloedsomloop
Via deze link kom je op de site van wrts. Hier staan een aantal vragen klaar zodat jij kunt oefenen met de theorie die net behandeld is. Succes!

Afsluiting leerarrangement

Diagnostische toets

Toets: Bloedsomloop (circulatie)

Start

Evaluatie leerdoelen

Aan het eind van deze wikiwijs is de student in staat om:

  • De ligging van het hart benoemen
  • De meest voorkomende hartziekten benoemen
  • Het verschil tussen de grote en de kleine bloedsomloop benoemen
  • De samenstelling van het bloed uitleggen
  • Benoemen welke bloedgroepen er zijn
  • Benoemen wat het immuunsysteem is
  • Benoemen wat de hoofdgroepen zijn van de meest voorkomende medicatie bij een aandoening van het circulatiestelsel

Feedback

Door te klikken op onderstaande link komt u bij het feedback formulier.

Bij voorbaat dank.

Feedback: Wikiwijs Bloedsomloop (circulatie)

Bronnenlijst

Internet/ boeken:

  • Antistollingsmedicijnen. (z.d.). Hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/behandelingen/medicijnen/antistollingsmedicijnen
  • Betablokkers. (z.d.). Hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/behandelingen/medicijnen/betablokkers
  • Bloed en afweerstelsel. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 25 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl

  • Bloedgroepen. (z.d.-b). Bloedgroepen. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.sanquin.nl/over-bloed/bloedgroepen

  • Bloedstolling. (z.d.). Bloedstolling. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/bouw-en-werking-hart
  • Calciumblokkers. (z.d.). Hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/behandelingen/medicijnen/calciumblokkers
  • Cholesterolverlagers. (z.d.). Hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/behandelingen/medicijnen/cholesterolverlagers
  • Grote bloedsomloop. (z.d.-b). hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/bouw-en-werking-hart
  • Immuunsysteem. (z.d.). gezondheidsplein. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.gezondheidsplein.nl/menselijk-lichaam/immuunsysteem/item45089
  • Kleine bloedsomloop. (z.d.-b). hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/bouw-en-werking-hart
  • Medicijnen bij hartritmestoornissen. (z.d.). Hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/gids-hartritme/behandelingen/medicijnen-bij-hartritmestoornissen
  • Nitraten. (z.d.). Hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/behandelingen/medicijnen/nitraten
  • Plasmiddelen. (z.d.). Hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/behandelingen/medicijnen/plasmiddelen
  • RAS-remmers. (z.d.). Hartstichting. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/behandelingen/medicijnen/ras-remmers
  • Thymus. (z.d.). mens en gezondheid. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/188366-thymus-functie-symptomen-van-aandoeningen-van-de-zwezerik.html
  • Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl

 

Afbeeldingen:

  • Het artiële systeem. (z.d.). [Illustratie]. https://www.ofa-bamberg.com/nl/kennis/ons-lichaam/bloedsomloop/arteriele-systeem/
  • Bloedgroepen. (z.d.-a). [Illustratie]. bloedgroepen. https://www.sanquin.nl/over-bloed/bloedgroepen
  • Grote bloedsomloop. (z.d.-a). [Illustratie]. https://i.pinimg.com/736x/c7/46/c4/c746c45c3a3fbae584e736417d89e4f0.jpg
  • Kleine bloedsomloop. (z.d.-a). [Illustratie]. https://media-01.imu.nl/storage/buteyko-instituut.nl/2187/wp/2016/05/bloedsomloop.jpg
     

Filmpjes:

  • Bloedgroepen. (2018, 14 juni). [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=G9ZRCZ5CEDc&t=77s
  • Bloedsomloop en bloedvaten uitgelegd. (2011, 5 juli). [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=pULytfpp5Dc&t=3s
  • Bouw en werking van het hart. (2011, 25 november). [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=fXQTeS8f9wY&t=48s