2.2 Hartinfarct

Bij een hartinfarct krijgt een gedeelte van het hart geen bloed meer en sterft af. Hartinfarcten kunnen in hevigheid verschillen. Een licht infarct kan weinig verschijnselen geven. Het kan zelfs zijn dat de zorgvrager dit zelf niet eens gemerkt heeft. Een zwaar infarct kan echter direct tot de dood leiden.

Een hartinfarct kan het gevolg zijn van een verslechtering van angina pectoris. Vooral bij instabiele angina pectoris is de kans groot dat de zorgvrager een hartinfarct krijgt. Jij moet daarom bij deze zorgvragers goed letten op tekenen van een hartinfarct. Bij een hartinfarct dat volgt na een periode van angina pectoris is de kransslagader volledig dichtgeslibd. Een gedeelte van de hartspier krijgt geen bloed meer en zal afsterven. Een hartinfarct kan ook ontstaan doordat een bloedstolsel ergens anders in het lichaam is losgeschoten en nu in de kransvaten vastloopt. Hierdoor wordt de bloedstroom van de hartspier zo verminderd dat de spier niet genoeg zuurstof krijgt. Dit veroorzaakt dan een hartinfarct.

Symptomen

De symptomen bij een gemiddeld hartinfarct zijn:

Het kan gebeuren dat een zorgvrager die in het ziekenhuis ligt, plotseling een hartinfarct krijgt. Het is dan belangrijk de klachten van de zorgvrager na te gaan. Door de zorgvrager gericht te vragen naar de intensiteit van de pijn, het bindgevoel en de uitstraling, en of hij last heeft van de andere genoemde symptomen, kom je erachter of de zorgvrager een hartinfarct heeft.

Als je maar enigszins vermoedt dat het een hartinfarct kan zijn, moet je zo snel mogelijk de dienstdoende arts bellen. Deze stelt dan een behandelplan op en/of kan besluiten het SIT-team op te roepen. SIT staat voor Spoed Interventie Team. Dit is een speciaal team dat opgeroepen kan worden bij zorgvragers die vitaal bedreigd zijn. Een vitaal bedreigde zorgvrager is een zorgvrager bij wie een of meer vitale orgaanfuncties, zoals ademhaling, circulatie en bewustzijn, zodanig verstoord zijn dat zij dreigen te falen.
Wanneer er sprake is van een noodsituatie en reanimatie nodig is, moet je het reanimatieteam bellen. Deze zullen dan verdere maatregelen nemen. Belangrijk daarbij is dat je de zorgvrager niet alleen laat als er nog geen hulp is.

Behandeling

Gedurende de periode dat de zorgvrager in levensgevaar is, wordt hij bewaakt op de Coronary Care Unit (CCU). De zorgvrager wordt geobserveerd aan de ecg-monitor.
Een zorgvrager die net een hartinfarct heeft doorgemaakt, heeft vaak veel pijn. Pijnbestrijding is dus heel belangrijk in de behandeling van het hartinfarct. Morfine of vergelijkbare medicijnen zijn hierbij noodzakelijk.

Bij de oorzaak van het hartinfarct is de rol van het bloedstolsel in de kransslagader erg belangrijk. Als een bloedstolsel de oorzaak van het hartinfarct is, moet dit zo snel mogelijk opgelost worden. Het weefsel van de hartspier kan namelijk niet langer dan zes uur zonder zuurstof. Na zes uur sterft het weefsel van de hartspier af. Dit zorgt ervoor dat het hart zijn functie niet meer goed kan uitvoeren. Dit leidt weer tot decompensatio cordis (hartfalen). Daarom wordt getracht om binnen vier tot zes uur na het begin van de klachten de zorgvrager een stolseloplossend middel (thrombolyticum) toe te dienen.

Het aflezen van een ecg

De diagnose van een acuut hartinfarct wordt in eerste instantie door een elektrocardiogram bevestigd. Daarnaast meet men de hartenzymen in het bloed waarmee de omvang van en later het herstel na een infarct kunnen worden ingeschat. Zodra is vastgesteld dat het om een hartinfarct gaat, wordt op de hartbewaking direct begonnen met de behandeling. Men probeert door het toedienen van medicijnen de schade aan de hartspier tot een minimum te beperken. Deze medicijnen worden via een infuus gegeven, omdat ze op deze manier sneller en efficiƫnter werken.

De volgende medicijnen kunnen worden gegeven:

Zodra de zorgvrager aan de monitor ligt en een infuus met medicijnen heeft, moet zo snel mogelijk worden onderzocht of de pompwerking van het hart voldoende is. Hiertoe kan men een tweetal onderzoeken doen, namelijk een thoraxfoto en een echo-doppleronderzoek van het hart. Deze onderzoeken zijn weinig belastend voor de zorgvrager en kunnen op de CCU zelf worden gedaan. Op de thoraxfoto kan men zien of er stuwing in de longen is opgetreden en of het hart vergroot is. De thoraxfoto kan ook gebruikt worden om later de toestand van de zorgvrager te vergelijken met die van direct na het infarct. Met een echo-doppleronderzoek van het hart kunnen de bloedstroom door het hart en de werking van de hartkleppen in beeld worden gebracht. Dit geeft een goed beeld van de pompwerking van het hart.

Wanneer er sprake is van een falende pompwerking van het hart worden diuretica gegeven, dit zijn vochtuitdrijvende middelen (furosemide of bumetanide). Behalve uit toediening van medicijnen per infuus kan de behandeling ook uit andere elementen bestaan. Er kan zo nodig zuurstof worden toegediend en men geeft vaak kalmerende tabletten (oxazepam of valium).

Als de situatie van de zorgvrager niet meer levensbedreigend is, is het belangrijk om zo snel mogelijk te beginnen met de revalidatie. Als je beweegt heb je namelijk een betere doorbloeding, waardoor de kans op herhaling van een hartinfarct kleiner wordt. Als de zorgvrager het ziekenhuis verlaat, betekent dit vaak niet dat hij geen zorg meer nodig heeft. Hij zal dan nazorg krijgen van de thuiszorg.

 

Bron: Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl