De belangrijkste oorzaak van pijn aan het hart is een tekort aan bloeddoorstroming van de hartspier. Hierdoor ontstaat zuurstoftekort. Angina betekent letterlijk: ‘met gevoel van beklemming en verstikking gepaard gaande pijnlijke aandoening’. Pijn aan het hart door zuurstoftekort gaat ook gepaard met een gevoel van beklemming en verstikking en wordt angina pectoris genoemd. Pectoris betekent ‘van de borst’ in het Latijn.
Bij een aanval van angina pectoris begint de pijn bijna altijd achter het borstbeen, maar de pijn wordt vaak ook op andere plaatsen gevoeld. Een van deze plaatsen is de keel. Verder kan de pijn ook uitstralen naar de arm (meestal) links, rug of kaak.
Zorgvragers hebben tijdens een aanval van angina pectoris vaak de angst om dood te gaan. Ze kunnen het gevoel hebben dat ze geen lucht krijgen en vaak moeten ze ook zweten. Andere symptomen kunnen kortademigheid en vermindering van het bewustzijn zijn. De pijn kan in rust aanwezig zijn, maar wordt meestal door bepaalde omstandigheden veroorzaakt. Dit zijn:
inspanning. Het hart moet bij inspanning sneller kloppen, waardoor de bloedstroom naar de hartspier toeneemt. Als de kransvaten vernauwd zijn, gebeurt dit in verminderde mate. De belangrijkste reden van vernauwde vaten is een dichtslibbing van de vaten. Dit wordt atherosclerose genoemd
het in een koude omgeving of emotioneel zijn. De kransslagaders vernauwen zich dan enigszins. Zijn de kransslagaders reeds ‘voorvernauwd’ door atherosclerose, dan zal er een zuurstoftekort optreden
in verhouding minder bloedtoevoer naar het hart. Dit gebeurt als veel bloed naar de ingewanden moet, bijvoorbeeld na een overvloedige maaltijd
Er zijn twee verschillende vormen van angina pectoris:
stabiele angina pectoris
instabiele angina pectoris
Stabiele angina pectoris is de vorm waar we het over hebben gehad. Als een arts het over angina pectoris heeft, heeft hij het over stabiele angina pectoris. Stabiele angina pectoris komt voor op momenten dat er door inspanning meer bloed naar het hart moet stromen, bijvoorbeeld bij inspanning, emoties, na een zware maaltijd en bij temperatuurwisselingen. Een aanval van stabiele angina pectoris duurt één tot vijf minuten. Stabiele angina pectoris gaat soms over in instabiele angina pectoris. Dit is het geval als de atherosclerose van de kransvaten ernstiger wordt.
Bij instabiele angina pectoris heeft de zorgvrager pijn op de borst, zonder dat hij zich inspant. Er is geen verhoogde bloedstroom naar het hart. Er stroomt niet genoeg bloed door de hartspier. Dit komt doordat er vaatspasmen in de kransvaten optreden: de vaten vernauwen zich onwillekeurig. De oorzaak van de vaatspasmen is een ernstige atherosclerose van de kransvaten. Instabiele angina pectoris duurt langer dan stabiele angina pectoris. Een aanval van onstabiele angina pectoris duurt meestal langer dan tien minuten. De klachten zijn erger dan bij stabiele angina pectoris en kunnen erg lijken op een myocardinfarct.
Zorgvragers met een aanval van angina pectoris ervaren vaak een gevoel van kramp op de borst.
De behandeling van angina pectoris heeft een aantal doelen. Ten eerste is de behandeling gericht op het verminderen van de pijn. Het tweede doel is om ervoor te zorgen dat er geen complicaties optreden door de verminderde zuurstof naar het hart.
Een ander doel van de behandeling is de angst die de zorgvrager heeft voor de pijn van angina pectoris te verminderen. Door angst zal het hart van de zorgvrager nog sneller gaan kloppen, waardoor de pijn niet verdwijnt. Hierna volgen de maatregelen die jij kunt nemen als verpleegkundige.
Het allerbelangrijkste is dat je de arts meteen waarschuwt als een zorgvrager in het ziekenhuis een aanval van angina pectoris krijgt. Zorg ervoor dat je de arts zo veel mogelijk informatie kunt geven. In de rapportages en het dossier van de zorgvrager kun je nagaan of de zorgvrager eerder klachten heeft gehad. Ga na of de aanval van nu meer klachten geeft in duur en intensiteit dan de vorige.
Ga als volgt te werk:
Meet de vitale functies. Zorg ervoor dat je de hartslag handmatig meet, zodat je ook een mogelijke onregelmatige of ongelijkmatige hartslag kunt vaststellen.
Ga na of de zorgvrager de ernst van de pijn kan aangeven op een schaal van 1 tot 10, waarbij 1 staat voor minimale pijn en waarbij 10 staat voor een ondraaglijke pijn.
Bepaal of er nog andere tekenen of symptomen zijn, zoals zweten, kortademigheid, vermindering van het bewustzijn of doodsangst.
Vraag aan de zorgvrager of hij de pijn kan vergelijken met andere pijn die hij eerder heeft gehad.
Bepaal de intensiteit van de activiteiten die de zorgvrager heeft uitgevoerd, voordat hij last kreeg van de angina pectoris.
Ten tweede is het belangrijk dat jij maatregelen neemt waardoor de pijn van de zorgvrager vermindert. De belangrijkste maatregelen hiervoor zijn:
Plaats de zorgvrager in een comfortabele positie.
Laat de zorgvrager stoppen met de activiteiten waar hij op het moment van de pijnaanval mee bezig was.
Geef de zorgvrager vaatverwijdende middelen. Deze medicijnen geven bij stabiele angina pectoris binnen een minuut een sterke vermindering van de pijn. Je kunt nitrolingual spray bij een zorgvrager onder de tong sprayen, zodat het snel in het bloed wordt opgenomen. Zorgvragers die bekend zijn met angina pectoris hebben dit middel meestal zelf bij zich, in spray of tabletvorm
Geef de zorgvrager zuurstof als dit wordt voorgeschreven door de arts.
Ook is het belangrijk dat je let op eventuele complicaties van de angina pectoris. Deze kun je op de volgende manier opsporen.
Meet de bloeddruk, de hartslag aan het hart en het ademritme.
Bekijk de vitale symptomen elke vijf tot tien minuten totdat de angineuze pijn verdwijnt.
Verder wordt er van een zorgvrager die in het ziekenhuis een aanval van angina pectoris krijgt altijd een ecg gemaakt. Overleg duidelijk met de arts of er een ecg gemaakt moet worden vóór of na de toediening van vaatverwijdende middelen. Het is namelijk mogelijk dat de afwijkingen en/of aritmieën (onregelmatig ritme) na de toediening van de vaatverwijdende middelen niet meer te zien zijn. De arts is er dan al bij geroepen en hij zal de eventuele afwijkingen hierop bekijken.
Het is zeer belangrijk de angst bij de zorgvrager voor de pijn en de ziekte te verminderen. Dit doe je door hem goed voor te bereiden. Als de zorgvrager of zijn familie vragen heeft over zijn ziekte, geef dan uitleg. Als je zelf geen uitleg kunt geven, vraag het dan aan de arts of een andere verpleegkundige.
Het is ook belangrijk om de zorgvrager aan te moedigen om zijn angst voor de gevolgen van de ziekte uit te spreken. Bij ziekten van het hart kan angst extra problemen geven. Als de zorgvrager toch angstig blijft, ondanks uitleg over de ziekte en het bespreken van zijn eigen angsten, worden kalmerende middelen zoals sedativa en tranquillizers voorgeschreven om complicaties te voorkomen.
Bron: Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed. (z.d.). Zorgpad. Geraadpleegd op 24 februari 2022, van https://zorgpad.digitaal.noordhoff.nl