Thema Ik en mijn emoties

Thema liedje

Thema Liedje Kleurenmonster

Blij (geel)

Weet jij hoe ik mij voel?

Thema kring activiteiten

Het Kleurenmonster is blij:

Je hebt nodig:

- Het gele Kleurenmonster (knuffel)

- Een pot met gele cirkels

Zet het Kleurenmonster samen met een pot met gele cirkels in het midden van de kring. Hoe voelt het Kleurenmonster zich? Houd vervolgens een leergesprek over blijdschap:

  • Wat is blijdschap?

  • Hoe kun je laten zien dat je blij bent?

  • Wie is er vandaag ook blij en waarom?

  • Wat maakt jou blij?

  • Hoe reageren andere mensen als jij blij bent?

  • Hoe kun je iemand anders blij maken?

  • Waarom denk je dat het Kleurenmonster blij is?

We vragen het hem!

Het kleurenmonster geeft aan dat hij vandaag een nieuw vriendje heeft gevonden.

 

Woordweb:

Je hebt nodig:

- Een vel papier met het gele Kleurenmonster

- Een stift

Schrijf alles over blij zijn in een woordveld op een groot vel papier.

Plak er een geel Kleurenmonster bij en hang het vel op in de klas.

Een vrolijk muziekje:

Je hebt nodig:

- Het gele Kleurenmonster

- Blije muziek

Sluit af met een gezellig vrolijk muziekje. Laat het kleurenmonster sprongetjes van

blijdschap in de lucht maken door de kinderen het monster over te laten gooien naar.... noem de naam .

Roep: "Jeeeeej!" als het Kleurenmonster een sprongetje maakt.

 

Uitbeelden en fotograferen:

Je hebt nodig:

- Een fototoestel

Het kind is het gele Kleurenmonster en beelden de emotie blij zijn uit. Fotografeer dit en noteer er eventueel bij waar hij blij van wordt en verduidelijk dit met pictogrammen.

 

Filmpjes Blij

Ok: springen, ok is blij

Ok en Knul Verwondering

Liedjes Blij

Als je blij bent: Juf roos

Fenna: Als je blij bent

Dansjes Blij

Iedereen blij

Blij zijn

Ik ben blij

Gebaren Blij

Gebaar blij

De mus is blij

Verdrietig (blauw)

 

 

Het Kleurenmonster is verdrietig:

Je hebt nodig:

- Het blauwe Kleurenmonster (knuffel)

- Een pot met blauwe cirkels in de kring

Verstop het Kleurenmonster in een hoekje. Merk op dat er alleen een pot in de kring staat. Waar is het Kleurenmonster? Laat een kind zoeken. Als het Kleurenmonster wordt gevonden vraag je hem waarom hij helemaal alleen in een hoekje zat.

Hij vertelt dat hij zich verdrietig voelt. Houd vervolgens een gesprek over verdriet:

  • Wat is verdriet?

  • Hoe kun je laten zien dat je verdrietig bent?

  • Wie voelt zich vandaag ook verdrietig en waarom?

  • Wat maakt jou verdrietig?

  • Hoe reageren andere mensen als jij verdrietig bent?

  • Hoe kun je iemand anders verdrietig maken?

  • Waarom denk je dat het Kleurenmonster verdrietig is? We vragen het hem!

Hij vertelt de juf dat hij zich ziek voelt. Daarna vraag je hoe hij getroost wil worden.

Hij wil knuffels van de kinderen.

 

Woordveld:

Je hebt nodig:

- Een vel papier met het blauwe Kleurenmonster

- Een stift

Schrijf alles over verdrietig zijn in een woordveld op een groot vel papier.

Plak er een pictogram/smiley van verdrietig zijn bij en hang het vel op.

 

Een verdrietig muziekje:

Je hebt nodig:

- Verdrietige muziek.

- Het blauwe Kleurenmonster

Zoek 'verdrietige' muziek en laat de klas een fragment horen. Wat heeft het kind gehoord? Wat vonden hij van deze muziek? Hoe klonk de muziek? Laat het

Kleurenmonster rondgaan. De kinderen geven hem om de beurt een knuffel.

 

Uitbeelden en fotograferen:

Je hebt nodig:

- Een fototoestel

De kinderen beelden het blauwe Kleurenmonster/de emotie verdrietig zijn uit.

Fotografeer dit en noteer er eventueel bij waar ze verdrietig van worden en verduidelijk dit met pictogrammen.

 

Filmpjes verdriet

Ok moet huilen

Zandkasteel verdriet

Konijntje heeft verdriet

Sesamstraat troosten

Liedjes verdriet

Er zat een klein sigeunermeisje

Gebaren Verdriet

Wat zegt de kip met verdriet

Boos/ woede (rood)

 

 

Het Kleurenmonster is boos:

Je hebt nodig:

- Het rode Kleurenmonster (knuffel)

- Een pot met rode cirkels

Zet het Kleurenmonster samen met een pot met rode cirkels in de kring en begroet het Kleurenmonster. Laat hem heel boos reageren. Reageer geschrokken en vraag aan het kind wat je zou kunnen doen? Laat het Kleurenmonster vervolgens vertellen waarom hij boos is, omdat hij niet alleen op de kast wil zitten, maar op een stoeltje in de kring. Vraag hem ook hoe hij zich daardoor voelde. Houd vervolgens een gesprek over boos zijn:

  • Wat is boos?

  • Hoe kun je laten zien dat je boos bent?

  • Wie is er vandaag ook boos en waarom?

  • Wat maakt jou boos?

  • Hoe reageren andere mensen als jij boos bent?

  • Hoe kun je iemand anders boos maken?

  • Hoe kun je iemand helpen die boos is?

  • Waarom denk je dat het Kleurenmonster boos is?

 

Woordveld:

Je hebt nodig:

- Een vel papier met het rode Kleurenmonster

- Een stift

Schrijf alles over boos zijn in een woordveld op een groot vel papier.

Plak er een pictogram/smiley van boos zijn bij en hang het vel op.

 

Boze muziek:

Je hebt nodig:

- Boze muziek

Laat de klas een fragment horen. Wat hebben de kinderen gehoord? Wat vonden ze van deze muziek? Hoe klonk de muziek?

Kunnen de kinderen als het rode Kleurenmonster rondlopen?

 

Uitbeelden en fotograferen:

Je hebt nodig:

- Een fototoestel

De kinderen zijn het rode Kleurenmonster en beelden de emotie boos zijn uit. Fotografeer dit en noteer er eventueel bij waar ze boos van worden en verduidelijk dit met pictogrammen.

 

Boos !!!:

Je hebt nodig:

- Het rode Kleurenmonster (knuffel)

Het rode Kleurenmonster roept boos een woord en laat het kind dit woord herhalen. Breid dit uit naar zinnen. Bijvoorbeeld: Weg!, Boos! Kwaad! Woest! Woedend! Wegwezen! Stop, hou op! Jij doet naar, Laat me met rust! Ik ben boos op jou! Ga weg, ik wil jou niet meer zien! Ik wil niet meer met jou spelen!

 

 

Lotte en Max Boos

Filmpjes boos

Zandkasteel ik ben boos

Ok en Knul Brrt piep piep, boos

Bang/ angstig (zwart)

Gebaren bang

Bang

Eng

Spannend

Activiteiten

 

Het Kleurenmonster is bang:

Je hebt nodig:

- Het zwarte Kleurenmonster (knuffel)

- Een pot met zwarte cirkels

- Een plastic of pluchen spin.

Het Kleurenmonster vertelt dat hij gisteren een hele grote spin in de doos heeft gevangen en hij vraagt wie de spin misschien durft te aaien. We is er bang? Wie niet?

Houd vervolgens een gesprek over bang zijn:

  • Wat is bang zijn?

  • Hoe kun je laten zien dat je bang bent?

  • Wie is er vandaag ook bang?

  • Waarom?

  • Wat maakt jou bang?

  • Hoe reageren andere mensen als jij bang bent?

  • Hoe kun je iemand anders bang maken?

  • Hoe kun je iemand helpen die bang is?

 

Woordveld:

Je hebt nodig:

- Een vel papier met het zwarte Kleurenmonster

- Een stift

Schrijf alles over bang zijn in een woordveld op een groot vel papier. Plak er een pictogram/smiley van bang zijn bij en hang het vel op.

 

Voelspel:

Je hebt nodig:

- Een zakje of voeldoos

- Enge voorwerpen, zoals een nep spin, nep insect, heks, schuurspons, skelet, knuffel van een draak etc.

Wie durft? Laat een kind iets uit het zakje of de doos grabbelen. Wat is dit?

Wie is hier bang van? Wie niet?

 

Een eng muziekje:

Je hebt nodig:

- Enge muziek

Laat de klas een fragment horen. Wat hebben de kinderen gehoord?

Wat vonden ze van deze muziek? Hoe klonk de muziek?

Kan het kind als een bang Kleurenmonster rondlopen?

 

Uitbeelden en fotograferen:

Je hebt nodig:

- Een fototoestel

 Het kind is een Kleurenmonster en beelden de emotie bang zijn uit. Fotografeer dit en noteer er eventueel bij waar ze bang van worden en verduidelijk dit met pictogrammen.

 

 

 

Filmpjes bang

Ok en Knul logeren, bang

Woezel en Pip Joke wil spoken, bang

Konijntje laat konijn schrikken, bang

Yoki en Jet naar de tandarts (bang voor de tandarts)

Yoki en Jet: gevoelens (Verdrietig, boos, bang, blij en samen spelen)

Kalmte (groen)

De toekan Techniek:

Activiteiten

 

Het Kleurenmonster is kalm:

Je hebt nodig:

- Een groen Kleurenmonster (knuffel)

- Een handdoek, stoeltje of bedje

- Een pot met groene cirkels

Leg het Kleurenmonster in een handdoek, stoeltje of bedje samen met een pot met groene cirkels in de kring. Hij voelt zich lekker rustig. Houd vervolgens een leergesprek over kalmte:

  • Wat is kalmte?

  • Hoe kun je laten zien dat je kalm bent?

  • Wie voelt zich vandaag ook kalm?

  • Wat maakt jou kalm en rustig?

  • Wanneer zou jij de kalmte willen opzoeken?

  • Hoe reageren andere mensen als jij kalm bent?

  • Hoe kun je iemand anders rustig maken?

 

Woordveld:

Je hebt nodig:

- Een vel papier met het groene Kleurenmonster

- Een stift

Schrijf alles over kalm zijn in een woordveld op een groot vel papier.

Plak er een pictogram/smiley van kalm zijn bij en hang het vel op in de klas.

 

Een kalm:

Je hebt nodig:

- Rustige muziek

Laat de klas een fragment horen. Wat hebben de kinderen gehoord?

Wat vonden ze van deze muziek? Hoe klonk de muziek?

Kunnen de kinderen rondlopen als een kalm Kleurenmonster?

 

Uitbeelden en fotograferen:

Je hebt nodig:

- Een fototoestel

De kinderen beelden het groene Kleurenmonster/de emotie kalm zijn uit. Fotografeer dit en noteer er eventueel bij waar ze kalm van worden en verduidelijk dit met pictogrammen.

 

Je ademhaling voelen:

Je hebt nodig:

- Een rustig muziekje.

- Gekleurde dopjes

Vraag de kinderen ook eens rustig op de grond te gaan liggen en zet een relaxmuziekje op.

Leg een gekleurd dopje op de buik van de kinderen.

De kinderen leggen hun handen op hun onderbuik of ontspannen lang hun lichaam.

De kinderen sluiten hun ogen. Zet een relaxmuziekje op. Voelen ze hun ademhaling?

Laat het dopje langzaam op en neer bewegen. Als je inademt gaat het dopje omhoog en als je uitademt weer omlaag. Voelen de kinderen dat ze steeds rustiger worden?

De kinderen openen na een aantal keer het rustig volgen van je adem, hun ogen weer.

Ze staan rustig op. Vraag na afloop hoe de kinderen zich voelden, waar ze aan dachten, hoe ze zich voelden en hoe ze het vonden? Herhaal deze oefening meerdere keren.

Ook zonder dat het dopje er ligt (met het dopje in gedachten).

 

Op de rug tekenen:

Je hebt nodig:

- Een rustig muziekje

Laat de kinderen in tweetallen zitten. Het ene kind gaat met zijn rug naar het andere kind zitten. Zet een rustig muziekje op. Vertel dat het Kleurenmonster lekker rustig in zijn hangmat op het strand ligt en laat het ene kind bij het andere kind met zijn vinger de zon op de rug tekenen totdat de muziek stopt. Hierna wisselen de kinderen.

 

Het kleurendopje-op-je-neus spel:

Je hebt nodig:

- Een gekleurd dopje voor ieder kind

Leg allemaal een dopje bovenaan op je neus.

Wie kan het dopje het langst op zijn neus laten balanceren?

 

Een verhaaltje:

Je hebt nodig:

- Een verhaaltje over Het Kleurenmonster

De kinderen mogen op hun rug gaan liggen en doen hun ogen dicht.

De leerkracht vertelt een verhaaltje over Het Kleurenmonster.

 

Goed luisteren!:

Je hebt nodig:

-

Vraag de kinderen om net als het groene Kleurenmonster te gaan liggen met hun ogen dicht. Vertel dat je een geluid gaat maken en als ze het kunnen horen dan mogen ze dat zeggen. Ze gaan liggen met hun ogen dicht. Fluit, klap of zing bijv. zachtjes.

 

Het kleurenpotje:

Je hebt nodig:

- Kleine lichte voorwerpen

- Kleurenkettingen

De kinderen krijgen een kleurenketting om.

Ga met je zijkant tegen de muur zitten. Breng je benen in de lucht en ga op je rug liggen.

Draai een kwart naar de muur toe, zodat je benen volledig tegen de muur komen te liggen.

Trek je tenen naar je toe, zodat je voetzolen naar het plafond wijzen.

Leg je armen naast je lichaam met je handpalmen omhoog.

Adem rustig door en voel de rekking aan de achterkant van je benen.

Je bent nu een kleurenpotje. Een kind is Kleurenmonster.

Het Kleurenmonster legt lichte voorwerpen op je voeten, die dezelfde kleur hebben als je etiket (pakjes, kussentjes, knuffels, blokjes enz).

Hij legt ze één voor één boven op de voeten. Doe nu langzaam je benen open …

Hopla, de gekleurde voorwerpen vallen in de potjes.

 

 

 

 

Filmpjes kalm

Liedje Walvis in en uit ademen

Ademhalingsoefening met een vis

Ademhalingsoefening met een luchtballon

Belly Breathing sesamstraat

Kindermeditatie

Filmpjes Kalm

Aquarium met rustig geluid

Ok en Knul paniek (tegenstelling van kalm/ontspannen)

Rustmoment in de klas, zweven door de ruimte

Emoties met pudding

Emoties

Yoga liedjes

Fly like a butterfly (1:56 min)

Yoga met Roos Zuidpool

The breathing song

The clap it kids yoga

Verliefd (roze)

Filmpjes

Ok en Knul Kusjes

Gebaar Verliefd

Aap, Poot, Pies: Verkering

Kikker is verliefd

Zandkasteel: Ik vind je lief

Zandkasteel: Wie is de liefste

Liedjes

K3: Verliefd

Egeltje verliefd

Samson en Gert: Ik ben verliefd

Ernst en Bobbie: Verliefd

Digitaal boek

Verliefd

Hopeloos verliefd

Versjes over emoties

Alle kleuren door elkaar

 

Alle kleuren door elkaar

Rommel, rommel, rommel maar!

Alle kleuren op een rij

Het Kleurenmonster is weer blij!

Hocus pocus! Ik ben blij!

 

Hocus pocus!

Ik ben blij

Hocus pocus!

Snap je mij?

Soms wat verdrietig, boos of bang

Maar meestal duurt dat niet zo lang.

Kijk eens naar mij!

 

Kijk naar mij! Kijk naar mij!

Ik lach, ik spring, ja ik ben blij!

Maar soms lacht mijn mondje niet

Dan zijn er tranen van verdriet

En ben ik boos, dan gromt mijn mond

En stampt mijn voet hard op de grond

Kijk eens naar mij !

 

Kijk eens naar mij!

Heb ik verdriet of ben ik blij?

Kijk naar mijn lip!

Nu kijk ik sip.

Kom dichterbij!

Nu kijk ik blij

Hahahahahaha!

Auditief Waarnemen

Auditief geheugen

 

BOEM!

Je hebt nodig:

- 3 tot 5 afbeeldingen van Kleurenmonsters.

Speel in de kring het spelletje “BOEM”. Leg 3-5 verschillende kleurenmonsters of afbeeldingen ervan in de kring en stuur 1 kind even naar de gang.

In de kring wordt afgesproken bij wel voorwerp er “BOEM” mag worden geroepen.

De kleuter in de gang komt terug en wijst de voorwerpen aan en gaat zo op zoek naar het voorwerp dat “BOEM” zal opleveren.

 

Reeksen herhalen:

Je hebt nodig:

- Woordkaarten

Oefen het auditief geheugen van de kinderen door bijvoorbeeld twee, drie, vier of vijf woordkaarten van dit thema hardop te benoemen, laat de kinderen deze reeks woorden vervolgens herhalen en daarbij de genoemde kaarten in de juiste volgorde neerleggen.

 

Welk woord is er niet genoemd?

Je hebt nodig:

- Woordkaarten

Leg een reeks van een aantal woordkaarten van dit thema neer en noem er eentje niet op. Welk woord heb je niet gehoord? Wijs het aan!

 

Spel: Welk woord heb jij?

Je hebt nodig:

- Woordkaarten

De kinderen bestuderen hun kaart en leggen deze daarna omgekeerd onder hun stoel. Noem nu steeds een kaart op.

Het kind met de genoemde kaart gaat bij het horen van zijn kaart staan.

Het wordt lastiger als je de kinderen een aantal keer van kaart of van plaats laat wisselen.

 

Boos roepen:

Je hebt nodig:

-

Zeg een woord alsof je boos bent en laat de kinderen dit woord herhalen.

Breid dit uit naar zinnen. Bijvoorbeeld: Weg!, Boos! Kwaad! Woest! Woedend! Wegwezen! Stop, hou op! Jij doet naar, bekijk het maar! Laat me met rust! Ik ben boos op jou!

Ga weg, ik wil jou niet meer zien! Ik wil niet meer met jou spelen!

 

Zinnen nazeggen:

Je hebt nodig:

- Twee Kleurenmonsterpoppen.

Het ene Kleurenmonster is nog in zijn huisje, de andere buiten. Het Kleurenmonster roept zinnen door de brievenbus van het huisje en het andere Kleurenmonster zegt ze na.

→ Zinnen van 4- 7 woorden (groep 1):

Ik voel me geel

Ik ben heel blij

Ik ben woedend

Kom je ook buiten spelen?

→ Zinnen van 7 – 10 woorden (groep 2):

Ik ben klein beetje in de war

Ik ben gevallen en nu voel ik me blauw

Ik moet huilen want ik ben verdrietig

In mijn hangmat word ik heel kalm

 

Het ontbrekende woord:

Je hebt nodig:

- Woordkaarten

Zeg twee maal dezelfde reeks woorden op, maar laat de tweede keer een woord weg.

Horen de kinderen welk woord je hebt weggelaten? Bijvoorbeeld:

  • rood - geel - blauw - zwart / rood - geel - ... - zwart

 

Hetzelfde woord:

Je hebt nodig:

-

Zeg steeds een rijtje van vier-zes woorden achter elkaar.

Welk woord heb je twee keer gehoord?

Bijv.

  • Kleur - rood - geel - kleur

  • Boos - bang - boos - blij

  • Blauw - rood - zwart - geel - rood

 

Pipa-Papegaai:

Je hebt nodig:

- Een handpop van een papegaai.

Pipa papegaai zegt rijtjes woorden (3-5) of zinnen (4-7 woorden) op die de kinderen moeten nazeggen. Gebruik de woorden van de woordenlijst en/of woordkaarten bij het thema.

Auditieve discriminatie

 

Spel: Wie heeft het woord?

Je hebt nodig:

- Woordkaarten

Ieder kind heeft een woordkaart, behorende bij dit thema, in de hand. De leerkracht verzint een verhaal met de woorden op deze woordkaartjes. Zodra hij/zij een woord noemt wat bij iemand op het kaartje staat, moet diegene het kaartje in de lucht steken.

 

Reactiewoorden:

Je hebt nodig:

-

Zeg steeds een rijtje woorden op. Steeds als de kinderen het woord rood horen klappen zij in hun handen. Bijvoorbeeld:

  • Rood - blauw - geel - rood - rood - zwart - roze - blij - bang - rood - groen - rood.

 

Reactieletter:

Je hebt nodig:

-

Neem de letter van de week, bijv. de K van Kleurenmonster

Noem steeds een reeks letters. Steeds als de kinderen de letter K horen klappen ze. Bijvoorbeeld:

  • K - D - B - K - O - A - K - S - K - K - R - U - K.

 

Hetzelfde woord in twee zinnen:

Je hebt nodig:

-

Zeg steeds twee zinnen met hetzelfde woord erin.

Horen zij hetzelfde woord in twee zinnen? Bijvoorbeeld:

  • Het Kleurenmonster is verdrietig - Als ik me verdrietig voel, dan huil ik

  • Het Kleurenmonster slaapt - Het Kleurenmonster gaat nar school

 

Kleurenmonster zegt...:

Je hebt nodig:

-

Een variant op het commando-spel! Zeg: Kleurenmonster zegt… springen!

Alle kinderen springen. Maar pas op: als je geen ‘Kleurenmonster zegt’ dan moeten ze juist niet doen wat je zegt! Zeg bijvoorbeeld: Kuikentje zegt… zwaaien!

Alle kinderen die dan toch zwaaien zijn ‘af’. Zij moeten even zitten (een beurt overslaan) en mogen later weer meedoen. Lekker veel bewegen!

Springen, zwaaien, wiebelen, draaien, dansen, boksen, strooien, etc.

Rijmen

 

Zelf rijmwoorden bedenken:

Je hebt nodig:

- Woordkaarten

Laat de kinderen rijmwoorden verzinnen bij de woordkaarten van dit thema.

Kies bij voorkeur voor eenlettergrepige woorden.

Bijv.

Boos: roos, loos, koos, soos, doos

Bang: lang, gang, wang, pang, zang

Blij: ei, mij, bij, zij, wij

Groen: zoen, doen, oen, meloen, doen

Rood: Groot, noot, loot, dood

Blauw: Gauw, zou, kou, nou

Zwart: Hard, dart, kart, start

Geel: Veel, meel, keel, deel

 

Zinnen afmaken:

Je hebt nodig:

-

De kinderen maken rijmzinnen af. De zin wordt langzaam voorgelezen.

Het laatste woord moeten de kinderen aanvullen. Bijvoorbeeld:

  • Het Kleurenmonster hoort iets op de gang en is nu een beetje ...

  • Het Kleurenmonster is heel blij met een vriendje zoals ...

  • Het Kleurenmonster viert feest, hij is nog nooit zo blij ...

  • Het is tijd, nu opgelet, Het Kleurenmonster moet nu echt uit …

  • Het Kleurenmonster blijft maar gapen laat me toch nog even …

  • Het Kleurenmonster wast zijn gezicht en handen daarna poets hij zijn…

Laat de kinderen ook eens zelf rijmzinnen maken.

 

Rijmkroon:

Je hebt nodig:

- Een Kleurenmonsterkroon.

Geef een Kleurenmonsterkroon de kring rond. Vraag de kinderen op woorden te rijmen.

Wie een rijmwoord weet, krijgt de muts op en noemt zijn rijmwoord.

 

Rijmen met het Kleurenmonster

Je hebt nodig:

- Een afbeelding van een hangmat, een potje geel, groen, zwart, rood, blauw, paars, wit, bruin,

- Fiches of vouwrondjes

- Een Kleurenmonsterknuffel.

Leg een route van het kleurenmonster naar de hangmat met steeds 5 fiches of vouwrondjes tussen de afbeeldingen. Vertel de kinderen dat dit de route is die het Kleurenmonster aflegt om naar de hangmat te komen. Steeds wanneer hij een rijmwoord bij de afbeelding die hij tegenkomt kan verzinnen mag hij een fiche of vouwrondje verder.

Bijv. Rood: poot-noot-stoot-groot-dood. Vervolgens komt Het Kleurenmonster bij het volgende plaatje waarop hij moet rijmen. Lukt het hem om naar de overkant te komen? Schrijf de rijmwoorden evt. op de vouwcirkels en de afbeeldingen. Kinderen zien dan dat bij rijmen de achterkant van een woordje steeds hetzelfde blijft, maar dat het begin verandert. Het Kleurenmonster loopt de route ook weer terug, maar nu moeten de kinderen raden waar hij staat. Bv. Het Kleurenmonster liep heel gauw naar het potje ...

 

Ren je rot rijmspel:

Je hebt nodig:

- Afbeeldingen van rijmwoorden

Leg de afbeeldingen verspreid door je lokaal, de speelzaal of op het speelplein.

Noem een woord en laat de kinderen als een Kleurenmonster naar het juiste rijmwoord rennen. Mocht je het spel met een groep kinderen spelen, laat hen elkaar dan opdrachten geven: ‘Wat rijmt er op geel?’ De andere kinderen rennen naar de afbeelding van het rijmwoord. Het kind dat de opdracht heeft gegeven, controleert of het rijmwoord goed is. Daarna wordt er van beurt gewisseld.

 

Een versje bekijken:

Je hebt nodig:

- Een Kleurenmonsterversje op een groot vel papier

- Een stift

De kinderen vinden een versje. Dit versje wordt gezamenlijk nog eens gelezen.

Vervolgens vraagt de leerkracht of de kinderen woordjes horen die rijmen.

De rijmwoorden worden onderstreept. Wat zien de kinderen bij deze woorden ? Rijmwoorden hebben dezelfde letters op het eind. Vraag de kinderen nog meer rijmwoorden bij deze woorden te bedenken. Deze woorden worden onder elkaar genoteerd. Telkens wordt gekeken of er dezelfde letters zijn en waar die staan.

 

Twister:

Je hebt nodig:

- Een twister spel

- Woordkaarten, passende bij het thema.

Twister bestaat uit een speelkleed en een draaischijf. De draaischijf heeft een verdeling met kleuren en lichaamsdelen: rechterhand, linkerhand, rechtervoet, linkervoet. Je draait de schijf en ziet nu op welke kleur je welk lichaamsdeel moet plaatsen. Je mag nu niet meer loslaten, maar moet later wel weer een ander lichaamsdeel verplaatsen. Je kunt dit spel op verschillende manieren spelen: opdrachten voor de hele groep of voor een enkel kind.

Dit spel is een variatie op het Twister spel. Bevestig woordkaartjes op de gekleurde stippen.

Geef nu deze opdracht: zet je (draai de draaischijf) op een woord dat rijmt op….

Lange en korte woorden/zinnen

 

Het langste woord/de langste zin:

Nodig: -

Noem steeds twee woorden of zinnen op. Horen de kinderen welk woord/zin het langste is?

Gebruik de woorden van de woordenlijst en/of woordkaarten bij het thema.

Leg de woordkaarten ervan bij een kleine kleurenmonster (korte woorden) en een groot kleurenmonster (lange woorden)

 

Zinnen maken:

Nodig: -

Geef de kinderen een woord en laat ze er een zin mee bedenken.

Gebruik de woorden van de woordenlijst en/of woordkaarten bij het thema.

 

Lange en korte woorden/zinnen:

Je hebt nodig:

- Woordkaarten

Hak de woorden op de woordkaarten en sorteer ze op lange-korte woorden, bijv. bij een afbeelding van een lang en kort Kleurenmonster.

Bied ook eens twee zinnen aan. Horen de kinderen welke het langste is? Bijvoorbeeld:

  • Het Kleurenmonster huilt - Het Kleurenmonster huilt tranen met tuiten.

 

Zinnen verdelen in woorden:

Je hebt nodig:

- Groot vel papier

- Stift

- Blokjes en /of hoepels

Zeg zinnen en laat de kinderen evenveel blokjes neerleggen of stappen zetten (leg bijv. hoepels neer en laat ze van hoepel naar hoepel gaan).

Schrijf de zin daarna op en laat de kinderen de zin verdelen in woorden. Bijvoorbeeld:

  • Het Kleurenmonster huilt

  • Het Kleurenmonster is in de war

  • Mijn hartje voelt rood enz...

Analyse/synthese

 

Maak de zin af:

Je hebt nodig:

-

Zeg een zin met één woord in stukjes. De kinderen raden wat er gezegd wordt. Bijvoorbeeld:

  • Het monster stopt rood in zijn p-o-t

  • Het Kleurenmonster stampt, hij is b-oo-s

  • Het Kleurenmonster ligt in zijn hangmat te genieten van de z-o-n.

Een vervolg activiteit hierop kan zijn; alleen het losse woord herkennen.

 

Klanken springen:

Je hebt nodig:

- Drie hoepels

Zeg steeds een woord dat bestaat uit drie klanken en laat een kind in de hoepels springen, terwijl hij de klanken benoemt. Wissel af en toe ook van rol, laat het kind woorden met drie klanken bedenken en spring dan zelf.

Woorden die je zou kunnen gebruiken: r-oo-d, g-ee-l, b-l-ij en b-oo-s.

Gaat het goed, gebruik dan meer hoepels en langere woorden.

 

Hak, ren en plak:

Je hebt nodig:

- Woordkaarten, passende bij dit thema (bestaande uit 1 lettergreep)

Verdeel de kinderen in duo’s. Kind 1 start bij het startpunt, ander kind staat bij tussenpunt.

Op de route naar het tussenpunt kun je ook nog wat beweegmoeilijkheden toevoegen om het extra spannend te maken (een bank, hoepel, blokjes enz...).

Kind 1 pakt bij het startpunt een kaartje met een woordkaart, bekijkt hem en rent naar kind 2 bij het tussenpunt. Kind 1 laat de kaart niet zien maar mag zelf wel nog een keer kijken.

Hij hakt vervolgens het woord in klanken. Kind twee plakt de woorden vervolgens tot een woord en zegt het woord. Is het goed? Kind 1 laat dan de afbeelding zien.

Kind twee rent met de afbeelding naar het startpunt en hakt het woord voor de leerkracht. Na goedkeuring rent leerling twee naar het beginpunt en start het proces weer opnieuw.

 

Wie van de drie?

Je hebt nodig:

- De woordkaarten van dit thema

- Een Kleurenmonster knuffel

Het Kleurenmonster heeft honger. Wat gaat hij opeten? Leg drie woordkaarten in de kring en hak een van de woorden in stukjes. Vraag de kinderen welke woordkaart daar bij hoort. Laat een kind het Kleurenmonster die kaart weghalen en leg een nieuwe woordkaard op de plek. Zeg nu het volgende woord in stukjes en geef het Kleurenmonster weer aan iemand anders. Ga door totdat hij genoeg gegeten heeft.

 

Potjes met emoties:

Je hebt nodig:

- Kleurenmonsters of gekleurde potjes

- Teldopjes

Zet de verschillende kleuren Kleurenmonsters in de kring.

Neem een teldopje en vertel de kinderen aan welk Kleurenmonster je deze gaat geven.

Zeg dit woord in losse klanken of klankgroepen, bijv. r-oo-d.

De kinderen geven het teldopje vervolgens aan het juiste Kleurenmonster.

 

Woorden hakken en plakken:

Je hebt nodig:

- Woordkaarten

- Dopjes of getalkaarten

Klap de woorden op de woordkaarten, in lettergrepen en laat de kinderen raden welk woord het is. Gebruik hier alleen de klankzuivere woorden voor. Laat de kaarten daarna bij het juiste aantal leggen. Dit kunnen bijvoorbeeld dopjes of getalkaarten zijn (of houd het simpeler en laat ze sorteren op lange of korte woorden).

Draai het ook eens om en laat de kinderen de lettergrepen weer verbinden tot woorden of vraag om een kaart waarbij je bijv. twee keer moet klappen.

 

Wat/wie is het?

Je hebt nodig:

- Leg een aantal kleuren in de kring.

Zeg één van de woorden in losse klanken, de kinderen raden om welke kleur het gaat.

 

Harry Hak en Pietje Plak:

Je hebt nodig:

- De handpoppen Harry Hak en Pietje Plak.

- Woordkaarten, behorende bij dit thema

Harry hak heeft woorden in stukjes of letters gehakt.

De kinderen helpen Pietje Plak om ze weer aan elkaar te plakken.

Gebruik de woorden van de woordkaarten bij het thema.

Draai de rollen ook eens om en laat de kinderen Harry Hak helpen om de woorden in letters of lettergrepen of de zinnen in woorden te hakken, klappen, stappen of springen.

Visuele waarneming Kring activiteiten

Kleuren

 

Mengen (1):

Je hebt nodig:

- Een fles met water

- Ecoline

Wat gebeurt er als kleuren in de war raken? Ga dit met de kinderen onderzoeken door te gaan mengen in een fles met water en ecoline.

 

Mengen (2):

Je hebt nodig:

- Verf

- Papier

- Een afsluitbare zak

Doe twee kleuren verf in een afsluitbare zak en laat de kinderen de verf al knijpend vermengen tot een nieuwe kleur. Laat ze daarna met een wattenstaafje aan de buitenkant van de zak een Kleurenmonster tekenen. Als variatie kun je de zak ook vullen met haargel of behangplak en kleurstof en/of glitters toevoegen. Ideaal voor kinderen die verf vies vinden!

 

Ik zie, ik zie wat jij niet ziet...

Je hebt nodig:

-

Speel het spel: Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en de kleur is...

Kunnen de kinderen raden wat jij in gedachte hebt?

 

Kleuren toveren...

Je hebt nodig:

- Glazen potjes met water en aan de binnenkant van het deksel een druppel verf.

De kinderen denken aan iets fijns, droevigs, spannends enz... Vervolgens schudden ze het bijbehorende potje en dan is het water de kleur bij het gevoel geworden.

 

Zoek het Kleurenmonster:

Je hebt nodig:

- Een kleurendobbelsteen.

- Kleurenmonsters in verschillende kleuren

Afhankelijk van de kleur die de kinderen gooien gaan ze op zoek gaan naar een Kleurenmonster, die verstopt is in de klas.

 

Kleurenopdrachten:

Je hebt nodig:

- Een pot met kleurendopjes in dezelfde kleur.

Laat de kinderen een pot zien waar dopjes van dezelfde kleur in zitten. Bijv. groen. Vervolgens geef je opdrachten. Steeds wanneer de kinderen deze goed beantwoorden mogen zij een groen dopje bij het Kleurenmonster leggen.

Voorbeelden van opdrachten:

  • Noem 5 groene dingen, die je buiten ziet.

  • Noem 5 groene dingen, die je binnen ziet.

  • Noem 5 groene groenten.

  • Noem 5 groene soorten fruit.

  • Wijs vijf kinderen aan die iets groens aan hebben.

 

Kleurenkaarten:

Je hebt nodig:

- Kleurenkaarten van de Kleurenmonsters. Je vindt ze hier.

Deze kleurenkaarten kun je bij de verschillende suggesties gebruiken.

untitled image

untitled image

untitled image

untitled image

untitled image

untitled image

Kleuren mikken:

Je hebt nodig:

- De kleurenkaarten

- Hoepels of stoepkrijt

- Pittenzakken

Leg hoepels neer of teken cirkels met stoepkrijt. Leg afbeeldingen van verschillende kleuren Kleurenmonsters in de hoepels. De kinderen krijgen een pittenzakje en gaan om de hoepels/cirkels heen staan. Noem nu een kleur. De kinderen proberen hun pittenzak in de juiste hoepel te mikken. Wie had het goed?

 

Kleurenmemory:

Je hebt nodig:

- De kleurenkaarten van het Kleurenmonster (voor ieder kind eentje).

De kinderen verstoppen allemaal een kleurenkaart achter hun rug.

Noem de naam van een kind. Hij/zij laat zijn/haar Kleurenmonster zien en benoemt de kleur. Hierna noemt hij een andere naam. Ook dit kind laat zijn Kleurenmonster zien.

Hebben de Kleurenmonsters dezelfde kleur, dan mag het kind nog een naam noemen.

Hij/zij mag net zo lang doorgaan totdat hij/zij op een andere kleur stuit. Dan wordt er geteld hoeveel Kleurenmonsters hij heeft gevonden. Daarna begint het spel opnieuw en mag degene die de andere kleur liet zien beginnen.

 

Geheugenspelletje:

Je hebt nodig:

- Kleurenkaarten van het Kleurenmonster

Bedek allerlei kleine voorwerpen met de verschillende kleuren Kleurenmonsters.

Een kind benoemt een kleur en een ander kind tilt de bijbehorende kleurenkaart op.

Wat ligt er onder? Ga zo verder. Speel daarna een geheugenspelletje.

Noem een voorwerp. Wie weet onder welk Kleurenmonster deze ligt?

 

Sorteerspel:

Je hebt nodig:

- Een Kleurenmonsterknuffel

- Gekleurde cirkels of dopjes (of andere gekleurde voorwerpen)

Leg het Kleurenmonster in de kring. Hij is in de war en zit tussen gekleurde cirkels of dopjes. Hoe zouden we hem kunnen gaan helpen?

Mochten de kinderen niet zelf met het idee komen, vertel dan dat je zelf ook een idee hebt. We kunnen de cirkels/dopjes op kleur sorteren.

Deel de cirkels/dopjes onder de kinderen uit en laat ze in groepjes bij elkaar gaan staan.

untitled image

untitled image

Detail-geheel

 

Zoek het Kleurenmonster!

Je hebt nodig:

- Een whiteboard marker

- Een sponsje

De kinderen mogen niet kijken. Teken ergens in de klas met een whiteboard marker een Kleurenmonster (bijvoorbeeld op de deur). Ogen open. Wie ziet het 't eerst?

Visueel geheugen

 

Levend memory:

Je hebt nodig:

- Afbeeldingen van Kleurenmonsters in tweevoud.

Je kunt ook levend memory spelen. Speel dit steeds met een deel van de klas.

Geef elk kind een afbeelding. Daarna mogen ze rondlopen en zoeken ze met een high five een ander kind op. Ze bekijken samen hun plaatje.

Hebben ze niet hetzelfde plaatje, dan lopen ze verder en gaan ze op zoek naar een ander kind. Kunnen de kinderen de plaatjes vinden, die bij elkaar horen?

* Variatie: Speel het spel in de kring: De kinderen verstoppen allemaal een memorykaartje achter hun rug. Noem de naam van een kind. Hij/zij laat zijn/haar kaartje zien en benoemt het. Hierna noemt hij een andere naam. Ook dit kind laat zijn kaartje zien. Zijn de kaartjes hetzelfde dan mag het kind nog een naam noemen. Hij/zij mag net zo lang doorgaan totdat hij/zij op een ander plaatje stuit. Dan wordt er geteld hoeveel plaatjes hij heeft gevonden. Daarna begint het spel opnieuw en mag degene die het andere plaatje liet zien beginnen.

 

Buitenmemory:

Je hebt nodig:

- Afbeeldingen in tweevoud.

Je kunt memory ook buiten spelen. Verstop de afbeeldingen op het plein en laat de kinderen in tweetallen samenwerken. Geef de kinderen opdracht om al rennend, hinkelend, zwaaiend enz....op zoek te gaan naar hun eigen plaatje. Deze nemen ze mee terug en bekijken ze. Hoort het niet bij hun eigen plaatje, dan leggen ze deze op dezelfde plek weer terug. Als de plaatjes wel bij elkaar horen, dan mogen ze gaan zitten.

 

Kimspel:

Je hebt nodig:

- Kleurenmonsters (knuffels of afbeeldingen)

Leg de Kleurenmonsters in de kring.

De kinderen doen vervolgens hun ogen dicht en je haalt er eentje weg.

Zien ze welke er verdwenen is? Je kunt ook een leerling even naar de gang sturen.

* Variatie: Leg woordkaarten in de kring. Steeds eentje meer.

Kunnen de kinderen benoemen welke kaarten er liggen?

 

In de war, uit de war:

Je hebt nodig:

- Een gekleurde bal

Ga in de kring staan en gooi de bal naar iemand. Vertel dat het een kleur is uit het emotiepotje van het Kleurenmonster. Dit kind gooit de bal weer naar iemand anders.

Dit herhaal je in totaal vijf keer. Als de bal weer terug is vraag je of de kinderen dezelfde volgorde nog weten. Kunnen de kinderen op die manier het kleurenpotje van het Kleurenmonster uit de war halen? Maak het moeilijker door het tempo wat op te voeren en/of de tweede keer de kring door elkaar te zetten.

Tastontwikkeling

 

Op de rug tekenen:

Je hebt nodig:

- Rustige muziek.

Laat de kinderen in tweetallen zitten. Het ene kind gaat met zijn rug naar het andere kind zitten. Zet een rustig muziekje op. Vertel dat het Kleurenmonster lekker rustig in zijn hangmat op het strand ligt en laat het ene kind bij het andere kind met zijn vinger de zon op de rug tekenen totdat de muziek stopt. Hierna wisselen de kinderen.

 

Lekker relaxen en kalm worden!

Je hebt nodig:

- Een dekbedovertrek en/of een kussensloop

- Vulling, zoals de ballen van een ballen bad, ballonnen, krantenproppen, plastic flessen, stro, schuimrubber, rijst, spliterwten enz.

Vul het dekbedovertrek en sluit het daarna (met klittenband of een rits) af.

Zo ontstaat er een bijzondere lig plek voor de kinderen, waar ze even kunnen uitrusten of een boekje kunnen lezen. Wissel het materiaal regelmatig af. Elk materiaal voelt anders aan. Verklein het dekbed eventueel met een naaimachine, zodat je minder vulling nodig hebt (of kies voor een peuterdekbed). Voor kleinere vulling gebruik je een kussenhoes.

 

Voelspel:

Je hebt nodig:

- Neem verschillende voorwerpen, passende bij het thema of materialen, zoals gekookte pasta, bubbeltjesplastic, ongekookte rijst, bloem, kranten, wol, (lauw) water, natte sponzen, borstels, een plumeau enz.

- Een voeldoos/-kleed of zak. Je kunt ook een teiltje nemen en er een vuilniszak met een klein gat aan een lijn voor hangen.

Bekijk ze met de kinderen. Welke vorm hebben ze? Welke hebben dezelfde vorm?

Stop een voorwerp in een voeldoos, onder een kleed of in een zak. Eén kind mag komen en voelen. Terwijl het kind voelt, omschrijft het aan de groep hoe het voorwerp voelt.

Wat zou het zijn? Zet de voeldoos ook eens in een hoek van de klas, de kinderen kunnen er dan tijdens de werkles mee spelen.

Sociale vaardigheden (activiteiten die te doen zijn met meerdere kinderen)

Activiteiten: Elkaars naam leren kennen

 

Namenspel:

Je hebt nodig:

- Een Kleurenmonsterknuffel.

Laat de kinderen in de kring de knuffel overgooien. Voordat ze de knuffel gooien zeggen ze eerst de naam van het kind waar de knuffel naar toe gaat.

Lukt het om de knuffel niet te laten vallen?

Activiteiten: Jezelf presenteren/voorstellen

 

Hallo!

Je hebt nodig:

-

De kinderen lopen als een Kleurenmonster door elkaar in de ruimte. Op een teken (bijvoorbeeld klappen in de handen) staan de kinderen stil en kijken naar de begroetingsvorm die je voordoet. Geef bijvoorbeeld een hand. Daarna lopen de kinderen. Als ze nu iemand tegenkomen begroeten ze de leerling op deze manier en noemen daarbij eventueel elkaars naam. Bij iedere opdracht kun je ook een andere plaats verzinnen waar de kinderen zich bevinden: in een hangmat, in de tuin, op school enz.

Activiteiten: Verschillen en overeenkomsten

 

Ga staan als...

Je hebt nodig:

-

Maak als leerkracht zinnen die steeds beginnen met ‘Ga staan als je…’. De kinderen gaan vervolgens staan als die zin voor hen geldt. Daarna mogen ze weer gaan zitten.

Mogelijke opdrachten: Ga staan als je…

  • favoriete kleur blauw is

  • vandaag blij bent

  • verdrietig wordt van cadeautjes

  • rustig wordt van muziek

Enzovoort.

Bespreek met de kinderen na wat hen is opgevallen.

Activiteiten: Vertrouwen

 

Kalm in de hangmat:

Je hebt nodig:

-

Laat de kinderen in een cirkel staan. Een kind is het groene Kleurenmonster en staat in de cirkel. Hij laat zich rustig achterover in zijn hangmat vallen met het vertrouwen dat hij opgevangen wordt.

 

Activiteiten: Samenwerken

 

Elkaar helpen:

Je hebt nodig:

- Een Kleurenmonsterknuffel

De kinderen moeten in tweetallen een Kleurenmonster naar de overkant brengen zonder deze vast te houden. Welk tweetal krijgt dit als eerste voor elkaar?

 

Een wirwar aan emoties:

Je hebt nodig:

- Wol

Maak met touw een hindernisbaan en laat de kinderen hierbij zoveel mogelijk helpen.

Als het parcours eenmaal is uitgezet kan het spel beginnen. Het is de bedoeling dat ieder kind de overkant haalt zonder de draden te raken. De kinderen moeten samenwerken door elkaar zo goed mogelijk aanwijzingen te geven.

 

Samenwerken:

Je hebt nodig:

- Een Kleurenmonsterknuffel (of een klein gekleurd voorwerp)

Twee kinderen houden de knuffel vast door het elk met een wijsvinger vast te houden.

Door de spanning blijft de knuffel hangen.

Hierna leggen ze samen een parcours af. Lukt dit zonder de knuffel te laten vallen?

 

In het potje!

Je hebt nodig:

- Touw, tape of afzetlint

De kinderen zijn Kleurenmonsters en moeten passen in een vooraf gestelde kleine ruimte: het kleurenpotje. Zet de ruimte af met touw, tape of afzetlint.

Je kunt de ruimte steeds kleiner maken.

 

Uit de war:

Je hebt nodig:

- Wol.

Span een draad om twee kinderen heen. De kinderen helpen elkaar om weer los te komen.

 

 

 

 

 

 

Filmpjes

Weet jij wat voor Emoties er bestaan? / Deze puddings laten je het dolgraag zien

Bestanden

Gebaren Boos

Boos

Kwaad

Ruzie

Sorry

Zandkasteel verdriet

Kleurenmonster verhaal met gebaren

Leespraat

.

Digibord lessen

Tiny tap emoties herkennen (alleen te spelen op een computer)

Herken de emoties, beantwoord de vragen met de duimpjes

Woordenschat uitbreiden over emoties (moeilijk)

Hoe zou jij je voelen?
Plaatjes met gebeurtenissen en dan de vraag hoe zou jij je dan voelen

Gevoelens (leuk)
Gevoelens, vragen over welke ster welk gevoel heeft

Spelletje over de kleurenmonsters

Getalbeeld met kleurenmonsters

Kleurenmonster plaatsbepaling (moeilijk)
Op, in, naast, achter, links en rechts

Kleurenmonster Blijdschap