Startpagina
Deze website kan je gebruiken ter ondersteuning bij het thema stevigheid en beweging basisstof 1 tot en met 3. Je kan hier extra oefen opdrachten en uitleg vinden. Dit alles kan je gebruiken om jezelf goed voor te bereiden op de toets.
Wat ga je doen?
Via deze website ga jij je voorbereiden op de toets.
Hoe ga je dit doen?
Stap 1: Lees bij elke opdracht de teksten en bekijk de filmpjes.
Stap 2: Ga naar het tabblad 'Oefeningen'. Maak de oefeningen die staan bij de baisstof die jij wilt oefenen.
Stap 3: Je gaat eerst de tekst lezen en leren. Daarna ga je de oefeneningen maken die daarbij horen.
Stap 4: Maak de oefentoets door naar het tabblad 'Oefentoets' te gaan. Door de oefentoets te maken krijg je inzicht in je kennis.
Heb je hulp nodig?
Voor vragen kan je terecht bij je docent. Dit kan je doen tijdens de les of via een bericht in Somtoday.
Lesmateriaal thema 4
Basisstof 1: Het skelet
Wat kan ik straks?
- Ik ken de delen van het lichaam.
- Ik kan de botten van het skelet benoemen in een afbeelding.
- Ik kan de functies van het skelet benoemen.
Hoofd, romp en ledematen:
Hoofd, romp en ledematen zijn delen van je lichaam. De ledematen zijn je armen en je benen. (Zie afbeelding 1).
Het skelet:
In afbeelding 2 zie je een skelet. Een skelet wordt ook wel het geraamte van een mens genoemd. Het skelet van een volwassen persoon bestaat uit ongeveer 206 botten. Een ander woord voor botten is beenderen. Door het skelet kan je lichaam rechtop staan.
De ellepijp en het spaakbeen:
De ellepijp en het spaakbeen liggen naast elkaar in de onderarm. Deze twee botten zijn best lastig uit elkaar te houden. Onthoud dat de ellepijp ligt aan de kant van de pink. Denk bij ellepijp aan de p van pijp en aan de p van pink. Het spaakbeen zit vast aan de kant van de duim.
De schedel:
De botten in je hoofd samen zijn de schedel. Bij de schedel horen ook de bovenkaak en de onderkaak. De schedel wordt gedragen door de wervelkolom. Een ander woord voor wervelkolom is ruggengraat. De wervelkolom bestaat uit verschillende delen; halswervels, borstwervels en de lendenwervels. Onder de lendenwervels zit het heiligbeen. Aan het heiligbeen zit het staartbeen (stuitje) vast. Deze zijn met elkaar vergroeid. (zie afbeelding 3).
Borstkast, schoudergordel en bekken:
De borstwervels, de ribben en het borstbeen vormen samen de borstkas. De schouderbladen en de sleutelbeen vormen samen de schoudergordel. De heupbeenderen en het heiligbeen vormen samen de bekkengordel of het bekken.
De functies van het skelet:
Het skelet heeft 4 functies.
- Stevigheid. Het skelet geeft stevigheid aan je lichaam. Zonder skelet zou je in elkaar zakken.
- Bescherming. Het skelet zorgt voor besckerming van je organen. De borstkas beschermt het hart en je longen, de schedel beschermt de hersenen.
- Beweging. Het skelet maak beweging mogelijk. De meeste botten van je skelet zijn zo met elkaar verbonden dat ze kunnen bewegen. Met de spieren die aan de botten vastzitten, kun je bewegen.
- Vorm. De botten geven vorm aan het lichaam. De schedel geeft bijvoorbeeld de ronde vorm aan je hoofd.
Basisstof 2: Botten
Wat kan ik straks?
- Ik kan de kenmerken van bot en kraakbeen noemen.
- Ik kan beschrijven hoe de samenstelling van botten verandert tijdens het leven.
Bot:
Botten bestaan uit kalk en lijmstof. Kalk is erg hard en zorgt voor stevigheid. Lijmstof zorgt ervoor dat een bot een beetje buigzaam blijft. Daardoor breekt een bot minder snel.
Kraakbeen:
In je lichaam komt ook kraakbeen voor. In kraakbeen zit veel lijmstof en weinig kalk. Daardoor is kraakbeen stevig, maar toch buigzaam. Het zit bijvoorbeeld in je neus, in je oorschelpen en tussen je ribben en je borstbeen. Ook tussen de wervels van de wervelkolom zit kraakbeen. In afbeelding 1 is het kraakbeen in de borstkas en de wervelkolom blauw gekleurd.
De samenstelling van botten verandert:
Een baby kan gemakkelijk zijn eigen tenen in zijn mond steken (zie afbeelding 2). Dat komt doordat het geraamte van een baby vooral bestaat uit kraakbeen. Tijdens de groei van een baby wordt dit kraakbeen vervangen door bot.
De botten van kinderen bevatten nog veel lijmstof. Bij het ouder worden neemt de hoeveelheid lijmstof in de botten af. De hoeveelheid kalk neemt toe. De botten worden daardoor steeds minder buigzaam. Bij oudere mensen breken de botten gemakkelijker dan bij jonge mensen.
Baisstof 3: Beenverbindingen
Wat kan ik straks?
- Ik kan de 4 beenverbindingen beschrijven.
- Ik kan de bouw van een gewircht beschrijven.
- Ik ken het verschil tussen een kogelgewricht en een scharniergewricht.
Beenverbindingen:
Botten kunnen op vier manieren met elkaar verbonden zijn:
• vergroeid
• met een naad
• met kraakbeen
• met een gewricht
Zonder beweging:
Het heiligbeen bestaat uit wervels die met elkaar vergroeid zijn (zie afbeelding 1). Ook het staartbeen bestaat uit vergroeide wervels. De botten van de schedel zitten aan elkaar vast met naden (zie afbeelding 2). Tussen vergroeide botten en botten die met naden aan elkaar zitten, is geen beweging mogelijk.
Fontanellen:
In afbeelding 3 zie je de schedel van een baby. Bij baby’s zit er nog ruimte tussen de naden van de schedelbeenderen. Zo’n ruimte heet een fontanel. Door deze ruimte is er bij baby’s een beetje beweging tussen de botten mogelijk. In het eerste levensjaar groeien de fontanellen dicht. Zo ontstaan de naden.
Met beweging:
Sommige botten zijn door kraakbeen met elkaar verbonden. In afbeelding 4 zie je een deel van de wervelkolom. Tussen twee wervels zit een schijfje van kraakbeen. Door dit kraakbeen kunnen de wervels een beetje bewegen en kun je je rug buigen.
Ook tussen de ribben en het borstbeen zit kraakbeen. Tussen de ribben en de wervels zit een gewricht. Door het kraakbeen en de gewrichten kan je borstkas groter en kleiner worden als je ademhaalt.
De bouw van een gewricht:
Een gewricht is een verbinding tussen twee botten (zie afbeelding 5). Door een gewricht kunnen de botten gemakkelijk bewegen. Het ene bot heeft een gewrichtskogel, het andere bot een gewrichtskom. De gewrichtskogel kan bewegen in de gewrichtskom. Op de kop van elk bot zit een laagje kraakbeen (zie afbeelding 6). Hierdoor kunnen de botten soepel bewegen en slijten ze niet zo snel.
Gewrichtskapsel en gewrichtssmeer:
De twee botten van een gewricht zitten aan elkaar vast met het gewrichtskapsel. Het gewrichtskapsel houdt de botten op hun plaats. Bij sommige gewrichten zitten er ook stevige kapselbanden om het gewricht heen (zie afbeelding 7). De kapselbanden helpen om de botten op hun plaats te houden.
De binnenkant van het gewrichtskapsel geeft gewrichtssmeer af. Dat is een stroperige vloeistof die werkt als een soort smeervet. Hierdoor kunnen de botten soepel bewegen.
Twee typen gewrichten:
Met sommige gewrichten kun je bewegingen maken in verschillende richtingen, bijvoorbeeld met het schoudergewricht. Ook een draaiende beweging is mogelijk (zie afbeelding 8.1). Andere gewrichten bewegen maar in één richting, bijvoorbeeld het gewricht tussen twee vingerkootjes (zie afbeelding 8.2).
Kogelgewricht en scharniergewricht:In de schouder zit een kogelgewricht. Bij een kogelgewricht draait de gewrichtskogel van het ene bot in de gewrichtskom van het andere bot (zie afbeelding 9). Daardoor is beweging in verschillende richtingen mogelijk. Tussen de vingerkootjes zit een scharniergewricht. Daarbij beweegt het ene bot als een scharnier ten opzichte van het andere bot. Je kunt alleen een beweging heen en terug maken.
Oefeningen
Botten van het skelet
Je gaat met deze opdracht oefenen hoe de botten van het skelet heten.
Bouw van een gewricht
Met deze opdracht ga je de onderdelen van het gewricht en de daarbij behorende functies oefenen.
Beenverbindingen
Met deze opdracht ga je de 4 verschillende beenverbindingen oefenen.
Dierlijk skelet
Met deze opdracht ga je het skelet van een hond oefenen.
Oefentoets
De oefentoets over thema stevigheid en beweging is via lessonup. Log eerst in en begin daarna pas aan de oefentoets. Ben je klaar? Vraag bij je docent naar jouw resultaat.
Oefentoets Thema 4 Stevigheid en beweging