Baisstof 3: Beenverbindingen

Wat kan ik straks?
- Ik kan de 4 beenverbindingen beschrijven.
- Ik kan de bouw van een gewircht beschrijven.
- Ik ken het verschil tussen een kogelgewricht en een scharniergewricht. 

Beenverbindingen:
Botten kunnen op vier manieren met elkaar verbonden zijn:
• vergroeid
• met een naad
• met kraakbeen
• met een gewricht

Zonder beweging: 
Het heiligbeen bestaat uit wervels die met elkaar vergroeid zijn (zie afbeelding 1). Ook het staartbeen bestaat uit vergroeide wervels. De botten van de schedel zitten aan elkaar vast met naden (zie afbeelding 2). Tussen vergroeide botten en botten die met naden aan elkaar zitten, is geen beweging mogelijk.

Fontanellen:
In afbeelding 3 zie je de schedel van een baby. Bij baby’s zit er nog ruimte tussen de naden van de schedelbeenderen. Zo’n ruimte heet een fontanel. Door deze ruimte is er bij baby’s een beetje beweging tussen de botten mogelijk. In het eerste levensjaar groeien de fontanellen dicht. Zo ontstaan de naden. 

Met beweging:
Sommige botten zijn door kraakbeen met elkaar verbonden. In afbeelding 4 zie je een deel van de wervelkolom. Tussen twee wervels zit een schijfje van kraakbeen. Door dit kraakbeen kunnen de wervels een beetje bewegen en kun je je rug buigen.
Ook tussen de ribben en het borstbeen zit kraakbeen. Tussen de ribben en de wervels zit een gewricht. Door het kraakbeen en de gewrichten kan je borstkas groter en kleiner worden als je ademhaalt. 

De bouw van een gewricht:
Een gewricht is een verbinding tussen twee botten (zie afbeelding 5). Door een gewricht kunnen de botten gemakkelijk bewegen. Het ene bot heeft een gewrichtskogel, het andere bot een gewrichtskom. De gewrichtskogel kan bewegen in de gewrichtskom. Op de kop van elk bot zit een laagje kraakbeen (zie afbeelding 6). Hierdoor kunnen de botten soepel bewegen en slijten ze niet zo snel. 

Gewrichtskapsel en gewrichtssmeer:
De twee botten van een gewricht zitten aan elkaar vast met het gewrichtskapsel. Het gewrichtskapsel houdt de botten op hun plaats. Bij sommige gewrichten zitten er ook stevige kapselbanden om het gewricht heen (zie afbeelding 7). De kapselbanden helpen om de botten op hun plaats te houden.
De binnenkant van het gewrichtskapsel geeft gewrichtssmeer af. Dat is een stroperige vloeistof die werkt als een soort smeervet. Hierdoor kunnen de botten soepel bewegen. 

Twee typen gewrichten:
Met sommige gewrichten kun je bewegingen maken in verschillende richtingen, bijvoorbeeld met het schoudergewricht. Ook een draaiende beweging is mogelijk (zie afbeelding 8.1). Andere gewrichten bewegen maar in één richting, bijvoorbeeld het gewricht tussen twee vingerkootjes (zie afbeelding 8.2).  

Kogelgewricht en scharniergewricht:In de schouder zit een kogelgewricht. Bij een kogelgewricht draait de gewrichtskogel van het ene bot in de gewrichtskom van het andere bot (zie afbeelding 9). Daardoor is beweging in verschillende richtingen mogelijk. Tussen de vingerkootjes zit een scharniergewricht. Daarbij beweegt het ene bot als een scharnier ten opzichte van het andere bot. Je kunt alleen een beweging heen en terug maken.

https://www.youtube.com/watch?v=42pyeX4SD74

Spieren klokhuis https://schooltv.nl/item/het-klokhuis-spieren/#q=spieren