Les 1: Definities en vormen
Definities van termen
Economie is de sociale wetenschap die zich bezig houdt met de keuzes en het gedrag van mensen in de context van handel. Deze gedragingen worden in de economie geuit in de vorm van geld, arbeid en handel.
Financiën zijn onderdeel van de economie. Hoewel deze termen wisselvallig gebruikt worden, betekenen zij echt andere dingen. Waar economie gaat over gedrag en keuzen, gaat financiën meer nadrukkelijk over de functie van geld. Denk hierbij aan mogelijkheden tot uitgeven, sparen en lenen.
Liberalisme is de politieke ideologie die stelt dat mensen (zoveel mogelijk) vrij moeten zijn om eigen keuzen te maken. Mensen die liberaal zijn ingesteld zullen daarom ook groot voorstander zijn van een economie waarbij consumenten en bedrijven vrij zijn om zoveel mogelijk zelf te bepalen wat zij produceren, kopen en wat een goede prijs voor die producten zijn.
Socialisme is de politieke ideologie die stelt dat een vrije markt waarbij individuen de productiemiddelen bezitten ongelijke samenlevingen creëren, waarbij de armen, arm blijven en de rijken enkel rijker worden. Mensen die socialistisch zijn ingesteld zijn daarom groot voorstander van sterke overheidsinstanties die de economie bij kunnen sturen, of zelfs volledig controleren.

Image by DryRot, from https://www.flickr.com/photos/7831183@N06/2400610219
Economische vormen
Hoewel je misschien gewend bent dat de economie "gewoon" werkt zoals je gewend bent, moet benadrukt worden dat hoe een economie werkt een (on)bewuste keuze is. In de moderne geschiedenis zien we twee voorbeelden van hoe een economie ingedeeld kan worden.
In een Vrije markteconomie zijn individuen en bedrijven vrij om zelf te bepalen wat zij produceren en hoeveel hun goederen of diensten waard zijn. De waarde van goederen of diensten wordt dan bepaald door de markt. De uiteindelijke prijs voor goederen en diensten ligt dan ergens tussen wat een producent graag zou willen verdienen aan zijn product en wat een consument ervoor bereid is om te betalen. In een vrije markteconomie hebben overheden wel invloed, maar is deze redelijk beperkt.
De grondleggers van deze manier van economie bedrijven zijn figuren als Adam Smith, John Locke en Milton Friedman. Zij waren ook Liberalen.
In een Planeconomie zijn individuen en bedrijven niet vrij om zelf vraag en aanbod te bepalen. De overheid heeft in een planeconomie (zo goed als) complete controle over de economie: Wat er geproduceerd wordt, hoeveel, wat het product kost en zelfs de vraag naar het product wordt dan vastgesteld door de overheid. Deze economische vorm werd toegepast in de Sovjet-Unie tussen 1945 en 1989 en is na de val van de Unie in de vergetelheid geraakt.
Het idee van de planeconomie komt voort uit het socialisme, met als doel om ongelijkheid in de samenleving tegen te gaan.
Les 2: Sociaal werk in de economie
Geschiedenis
Voor de industriële revolutie was scholing vooral weggelegd voor kinderen en volwassenen uit rijke gezinnen; handelaren en adel hadden genoeg geld en bewegingsvrijheid om hun families naar universiteiten te sturen. Dit alles veranderde met de opkomst van de industriële economie.
De industriële economie vereiste vooral twee dingen; Vele arbeiders om de machines te opereren, en die arbeiders moesten op hun beurt weer kunnen lezen, schrijven en rekenen om die machines juist te kunnen gebruiken. Arbeiders in deze vaardigheden onderwijzen was dus van belang voor de economische groei.
Onderwijs en de Economie in de 21e eeuw
Deze relatie tussen het onderwijs en de economie houdt tot de dag van vandaag stand: Basisscholen en middelbare scholen werken met curricula opgesteld vanuit de overheid, en opleidingsscholen bieden opleidingen aan waarvan de inhoud in grote mate bepaald is door de vraag vanuit het werkveld waarin zij zich specialiseren. Toch veranderd het onderwijs en wat je daar leert enorm ten opzichte van tien tot twintig jaar geleden. Hoe kan dat dan?
De belangrijkste reden voor deze veranderingen zijn de veranderende economie. Waar vroeger veel mensen in de industriële sector werkte (waar mensen producten maken zoals auto’s, meubels e.d.), werken steeds meer mensen in de dienstensector (waar mensen diensten leveren zoals advies, onderwijs, het bijhouden van de financiën e.d.). Omdat mensen ander werk doen, hebben zij ook andere vaardigheden nodig.
21st Century Skills
De dienstensector vormt een steeds groter onderdeel van de economie, en de komst van automatisering zal (waarschijnlijk) in onze levensloop een hoop banen laten verdwijnen. Toch is automatisering niet voor elke baan in elk werkveld even gevaarlijk: Banen die onregelmatige taken, creatief en kritisch denken vereisen lopen minder risico op automatisering van banen die dat niet doen.
Om beter in te kunnen spelen op de vaardidheden die een toekomstige baan vereist, is er een verschuiving plaats aan het vinden binnen het onderwijs om meer nadruk te leggen op zogenoemde 21st century skills: Vaardigheden die burgers en werknemers nodig hebben om volledig mee te kunnen doen aan de economie en maatschappij van de 21e eeuw. Voorbeelden van deze 21e -eeuwse vaardigheden zijn mediawijsheid, ICT-vaardigheden, sociale & culturele vaardigheden en samenwerken.

Onderwijsniveau en welvaart
Het is geen geheim dat leerlingen die beter presteren in het onderwijs, hogere diploma’s halen en beter betaalde functies kunnen vervullen. Toch gaat het verschil in levenskwaliteit veel verder dan alleen inkomen: De kwaliteit van leven gaat er in vrijwel alle opzichten op vooruit. Ten opzichte van laaggeschoolden ervaren hoogopgeleiden een betere gezondheid, een hoger vertrouwen in mensen en instituties en een grotere tevredenheid in hun werk.
Het behalen van een zo hoog mogelijk onderwijsniveau is dus niet alleen van belang voor het toekomstig inkomen van een leerling, maar ook voor diens kwaliteit van leven.
Les 3: Sociale Stratificatie
Definities van termen
Sociale stratificatie is het indelen van de maatschappij op een fundamenteel ongelijke manier op basis van bepaalde kenmerken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een indeling op basis van gender, religieuze overtuiging, etniciteit of inkomen.
In de meeste moderne samenlevingen is het zo dat stratificatie met name gebeurt op basis van inkomen; mensen die veel geld verdienen staan aan de top van de maatschappij en mensen die niets verdienen onderaan de maatschappelijke ladder.
Een samenleving die haar bevolking onderverdeeld op basis van inkomen noemen wij een klassenmaatschappij. Een klassenmaatschappij kent een onderklasse, een middenklasse en een bovenklasse.
Een samenleving verdelen op basis van inkomen heeft niet alleen effect op hoeveel mensen verdienen en waar zij toegang tot hebben, maar ook op hoe wij cultureel kijken naar werk, status en inkomen. Werk en diploma’s met een hoog aanzien geven toegang tot werk met hoog inkomen, en hoog inkomen wordt vaak geassocieerd met positieve kwaliteiten. Hetzelfde principe werkt natuurlijk ook de andere kant uit; lagere diploma’s en laaggeschoold werk bieden vaak een lager inkomen, en lage inkomens en geldproblemen worden vaak geassocieerd met kwalijke persoonlijke kwaliteiten.
In de context van sociaal werk is het belangrijk om zulke opvattingen te begrijpen en deze kritisch te analyseren tijdens je werk: Is een leerling echt lui, of heeft deze ook te maken met economische factoren thuis en in de wijk die diens leren of sociale omgang belemmeren? Wat kan jij / het team doen om dit soort problematiek binnen de schoolmuren te verminderen? Welke tools moet je gaan aanbieden?
Les 4: Arbeidsvoorwaarden