Voor de industriële revolutie was scholing vooral weggelegd voor kinderen en volwassenen uit rijke gezinnen; handelaren en adel hadden genoeg geld en bewegingsvrijheid om hun families naar universiteiten te sturen. Dit alles veranderde met de opkomst van de industriële economie.
De industriële economie vereiste vooral twee dingen; Vele arbeiders om de machines te opereren, en die arbeiders moesten op hun beurt weer kunnen lezen, schrijven en rekenen om die machines juist te kunnen gebruiken. Arbeiders in deze vaardigheden onderwijzen was dus van belang voor de economische groei.