De komende tijd ga je aan het werk met het hoofdstuk licht. Dit hoofdstuk gaan we net iets anders doen dan anders, we gaan het via digitaal lesmateriaal doen. Elke kop bestaat uit subkoppen die samen 1 onderwerp ondersteunen, wanneer alle subkoppen doorgewerkt zijn ben je klaar voor de diagnostische toets.
Als je 60% van de toets goed hebt heb je een voldoende. Maak een screenshot van het bewijs dat je aan het einde van de toets krijgt en lever dit in op magister.
De toets, tekenopdrachten en test je zelf van dit hoofdstuk werkt zoals altijd
Licht, hoofdstuk 5
Licht maakt alles om ons heen zichtbaar. Zonder licht zou je niets zien! Licht bepaald in grote mate je dagindeling en je gedrag en hebben grote invloed op jouw emoties. Zonder licht zou het leven maar donker zijn.
Maar wat is licht nu eigenlijk? Hoe ontstaat kleur? Dankzij onderzoek is er inmiddels heel veel bekend over licht. Dit onderzoek heeft ook veel opgeleverd. Licht kun je zo manipuleren dat bijvoorbeeld hele kleine voorwerpen en voorwerpen op hele grote afstand zichtbaar worden.
In dit thema ga je licht onderzoeken.
Licht, schaduw en spiegels
De politie kan onder de auto kijken met een spiegel, je kan namelijk om een hoekje kijken met een spiegel. In deze paragraaf leer je hoe dit werkt
Directe lichtbronnen
Een lamp zend licht uit, wanneer je hier naar kijkt valt dit licht op je oog en kan je de lamp zien. In dit geval noemen we de lamp een direct lichtbron. Directe lichtbronnen produceren licht.
Wil je meer uitleg over directe lichtbronnen, indirecte lichtbronnen en diffuuse weerkaatsing bekijk dan de video van Meneer Wietsma
Indirecte lichtbronnen
Naast directe lichtbronnen hebben we ook nog indirecte lichtbronnen. Dit zijn objecten die je kan zien omdat ze het licht weerkaatsen, het licht dat weerkaatst en dan op je oog valt zorgt ervoor dat we deze voorwerpen kunnen zien. Omdat het licht niet direct uit het voorwerp komt noemen we dit dan dus een indirecte lichtbron.
Wil je meer uitleg over directe lichtbronnen, indirecte lichtbronnen en diffuuse weerkaatsing bekijk dan de video van Meneer Wietsma
Diffuuse terugkaatsing
Afbeelding 3: Diffuse terugkaatsing
Een voorwerp weerkaatst niet al het licht dat er op valt. Het licht word gedeeltelijk geabsorbeerd, dit betekend dat een deel van het licht wordt op genomen door het voorwerp, en een deel wordt diffuus teruggekaatst. Diffuse terugkaatsing betekend dat de lichtbundel die op het voorwerp valt zo wordt weerkaatst dat het alle richtingen op gaat, dus niet alleen richting je oog.
Wil je meer uitleg over directe lichtbronnen, indirecte lichtbronnen en diffuuse weerkaatsing bekijk dan de video van Meneer Wietsma
Schaduw
Wanneer er ergens weinig licht op komt te vallen omdat een voorwerp het absorbeert noemen we dit schaduw. Hoe schaduw ontstaat staat aangegeven in de afbeelding hiernaast.
Afbeelding 4:
Zo ontstaat schaduw
In de afbeelding zie je ook de randstralen, dit zijn de lichtstralen die net niet door het voorwerp tegen gehouden worden. In het gebied tussen de randstralen ontstaat de schaduw
Spiegels en spiegelbeelden
Spiegels
Een spiegel bestaat uit een glasplaat waar een dun
Afbeelding 6:
Spiegelende terugkaatsing
laagje metaal op is aangebracht. Het metaal reflecteert het licht erg goed, ongeveer 80% van de lichtstralen worden gereflecteerd. Het materiaal is zo glad dat het licht niet diffuus terug gekaatst wordt maar spiegelend. Deze spiegelende terugkaatsing wilt zeggen dat de lichtbundel die uit één richting komt ook in een richting wordt weerkaatst. De lichtbundel, een groep van meerdere lichtstralen, blijft dus de vorm behouden. In de afbeelding hiernaast kan je zien hoe de bundel de vorm blijft houden na een spiegelende weerkaatsing.
spiegelende terugkaatsing tekenen
In de afbeelding hier naast zie je hoe een spiegel
Afbeelding 7:
Hoek van inval = hoek van terugkaatsing
één enkele lichtstraal weerkaatst. Op de plaatst waar de lichtstraal de spiegel raakt, is de normaal getekend. De normaal is een stippellijn die loodrecht op de spiegel, dit betekend dat hij een hoek van 90 graden maakt met de spiegel. De rode lijn met de pijl er in is de lichtstraal, de pijl geeft de richting van het licht aan.Ook staan in de afbeelding twee hoeken aan gegeven, de hoek van inval (∠i) en de hoek van terugkaatsing (∠t). De hoek van inval is de hoek tussen de lichtstraal die naar de spiegel toe gaat en de normaal en de hoek van terugkaatsing is de hoek tussen de normaal en de lichtstraal die van de spiegel af gaat.
De hoek van inval en de hoek van terugkaatsing zijn altijd gelijk aan elkaar, voor een spiegel geld dus: hoek van inval = hoek van terugkaatsing, \(∠i = ∠t\).
Spiegelbeelden zien
Als je naar een voorwerp kijkt in de spiegel, lijkt het
Afbeelding 8:
Een echt en een vituele tandenborstel
alsof dit voorwerp achter de spiegel staat. Het beeld dat je dan ziet van het voorwerp is het spiegelbeeld. Een spiegelbeeld is een virtueel beeld dat wilt zeggen dat je het wel kan zien maar het niet echt op die plek is, zo lijkt het dat je voorwerp achter de spiegel is maar eigenlijk is hij er voor. In de afbeelding hier naast zie je een voorbeeld van hoe je een virtueel beeld kan tekenen. De lijn die een punt met zijn spiegelbeeld verbind teken je loodrecht op de spiegel. De afstand tussen het object en de spiegel is het zelfde als de afstand tussen de spiegel en het spiegelbeeld, zo weet je waar je de punten van je tekening moet plaatsen.
Teruggekaatste lichtbundel tekenen
Weerkaatste lichtbundel
Met behulp van de spiegelwet kan je een tekening maken van hoe de lichtbundel weerkaatst wordt. voor de weerkaatsing van de lichtbundel teken je de twee buitenste stralen. Je kunt de teruggekaatste bundel ook tekenen met behulp van het spiegelbeeld van de lichtbron. Het tekenen van de lichtbundel met het spiegelbeeld van de bron is hier onder afgebeeld.
Stappenplan
Teken P' (het spiegelbeeld van de lichtbron)
Teken de twee buitenste lichtstralen naar de rand van de spiegel
Teken de stralen verder alsof ze uit punt P' komen
kleur het gebied tussen de stralen in.
Het ingekleurde gebied is je lichtbundel
Afbeeling 9:
Zo teken je de teruggekaatste bundel
Gezichtsveld
Op de zelfde manier als dat je de teruggekaatste lichtbundel tekent kan je ook het gezichtsveld van de spiegel tekenen. Het gezichtsveld is het licht dat de spiegel weerkaatst en je daardoor kan zien in de spiegel. Let hierbij wel op dat de richting van het licht andersom is dan bij de lichtbron, het licht gaat van het voorwerp naar het oog van de waarnemer.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Pim draag vandaag een wit shirt met blauwe tekst erop. Op school gaan ze oefenen voor een toneelstuk, en daar worden verschillende kleuren licht bij gebruikt. Zodra het blauwe licht op Pim zijn shirt komt te schijnen, lijkt zijn shirt opeens blauw en is de tekst niet meer leesbaar. Met verschillende kleuren licht kan je op deze manier veel bijzondere effecten bereiken.
Het spectrum
Afbeeling 12:
zo maak je een spectrum
Wanneer het heeft geregend en er tegelijkertijd de zon schijnt, dan kan je een regenboog zien. Wanneer je hiernaar kijkt zie je een hele reeks van verschillende kleuren. Het licht van de zon wordt namelijk gesplitst, en zo ontstaan de kleuren rood, oranje, geel, groen, blauw en violet (paars). Deze verschillende kleuren bij elkaar noem je het spectrum. De kleuren zelf noem je spectraalkleuren. Deze spectraalkleuren zijn zuivere kleuren, wat betekent dat ze niet verder gesplitst kunnen worden.
In de afbeelding hiernaast zie je een voorbeeld hoe je zo’n spectrum zelf kan maken. Dit kan je namelijk doen door middel van een prisma: een stuk glas in de vorm van een driehoek. Deze prisma splitst een bundel van wit licht in de verschillende kleuren welke ook in de regenboog zitten.
Je kan dit proces ook andersom doen. Wanneer je alle spectraalkleuren gaat samenvoegen, krijg je namelijk weer het witte licht. Wit licht valt dus niet onder een eigen kleur, maar is een mengsel van de verschillende spectraalkleuren.
Wil je nog een korte uitleg over de werking van een prisma kijk dan de video over het prisma
Wil je nog een herhaling over het zien van kleuren kijk dan eens naar de video van Clipphanger.
Kleuren zien
Wanneer je het shirt van afbeelding 13 overdag bekijkt met daglicht, dan zie je dat het een rood shirt is. Dit komt doordat er vooral rood licht wordt teruggekaatst door het shirt. Alle andere kleuren worden namelijk door het shirt geabsorbeerd. Wanneer de weerkaatsing van het rode licht jouw ogen bereikt, zie jij dus de rode kleur van het shirt.
Afbeelding 13:
Een rood met wit shirt in wit licht en in roodlicht
Eigenlijk weerkaatst het shirt niet alleen het rode licht, maar ook een beetje geel en oranje. Dit kan je voornamelijk zien wanneer je met een spectroscoop naar het shirt zal kijken. Met deze spectroscoop zie je namelijk alle kleuren van het licht dat weerkaatst wordt, en kan je zien dat het rode wat je ziet eigenlijk een mengkleur is. Wanneer je geen spectroscoop gebruikt zal je alleen maar de kleur rood zien, want jouw ogen kunnen het verschil niet zien tussen de zuivere rode kleur en de mengkleur rood.
Als je rood licht op het rode shirt laat schijnen, zal je het shirt nog steeds als rood zien. Dit verandert wanneer je in plaats van rood licht, er blauw licht op laat schijnen. Wanneer er blauw licht op het shirt gaat schijnen, zal het grootste gedeelte geabsorbeerd worden en zal er dus maar weinig kleur weerkaatst worden. Het gevolg hiervan is dat het shirt er nu zwart of donkergrijs uit zal zien in plaats van rood, aangezien er geen rood licht weerkaatst kan worden.
Wil je nog een herhaling over het zien van kleuren kijk dan eens naar de video van Clipphanger.
Ultraviolet licht
Naast licht zendt de zon ook ultraviolette straling (uv-straling) uit. Wanneer je het spectrum van het zonlicht bekijkt, zal je deze uv-straling terugvinden naast de kleur violet. Het woord ‘ultraviolet’ betekent namelijk letterlijk ‘voorbij het violet’. Mensen kunnen deze ultraviolette straling niet zien, maar er zijn sommige dieren die dit wel kunnen.
Afbeeling 14:
Een mannetjes en een
vrouwtjeskoolwitje: zie jij het verschil
Zo kunnen bijvoorbeeld koolwitjes (een soort vlinder) deze uv-straling wel waarnemen. Wanneer wij naar koolwitjes kijken, zullen we niet zoveel verschil zien tussen mannetjes en vrouwtjes als je alleen naar de kleur kijkt. Ze zien er namelijk voor onze ogen even wit uit. Maar voor de vlinders zelf zit er een groot verschil tussen de kleuren van mannetjes en vrouwtjes. Vrouwtjes zullen namelijk de uv-straling weerkaatsen, en mannetjes absorberen deze juist. Op deze manier kunnen de vlinders makkelijk zien of ze te maken hebben met een mannetje of een vrouwtje.
Naast dat de zon uv-straling uitzendt, zijn er ook verschillende lampen die uv-straling kunnen uitzenden. Dit zijn de uv-lampen. Deze lampen lijken een beetje blauw licht te geven, maar eigenlijk zenden ze voornamelijk uv-straling uit. Deze lampen worden vooral gebruikt in zonnebanken, blacklights en vliegenvangers.
Afbeelding 15:
Twee bankbiljetten worden gecontroleerd onder een uv-lamp
Uv-straling kan er ook voor zorgen dat bepaalde stoffen gaan oplichten wanneer er met deze uv-straling op geschenen wordt. Wanneer een stof hierdoor gaat oplichten, noem je dat fluoresceren. De stof zal namelijk de uv-straling absorberen en als resultaat daarvan zal de stof zichtbaar licht afstoten. Deze fluorescerende stoffen worden onder andere toegepast in tl-buizen. Ook op bankbiljetten zijn fluorescerende stoffen gebruikt. Hiervoor hebben ze speciale inkt gemaakt welke onder een uv-lamp goed zal oplichten. Door het gebruik van deze fluorescerende inkt zal het minder makkelijk zijn om een bankbiljet na te maken.
In de zomer zorgt uv-straling er ook voor dat je huid kan gaan verkleuren. Hier kan je bruin mee worden wanneer je verstandig zont, of rood door worden wanneer je verbrandt doordat er een overdosis straling op je lichaam is gekomen. Het is verstandig om altijd voorzichtig te zijn als je gaat zonnen, want wanneer je verbrandt doet dit niet alleen pijn, maar het zorgt er ook voor dat je meer kans hebt op huidkanker.
Om de overdosis straling tegen te gaan kan je bijvoorbeeld zonnebrandcrème gebruiken. Door deze crème zal je namelijk een stuk minder snel verbranden. Er zijn verschillende beschermingsfactoren welke op de verpakking staan aangegeven. De beschermingsfactor geeft aan hoeveel keer zo lang je in de zon kan blijven. Als je zonnebrandcrème hebt met factor 10, zal je dus 10 keer zo lang in de zon kunnen zitten zonder te verbranden. Wanneer je bijvoorbeeld normaal maar 5 minuten in de zon kan zitten zonder te verbranden, zal dat nu verlengd worden naar 50 minuten.
De zon zendt dus normaal licht en ultraviolette straling uit. Maar er is nog een derde soort straling dat de zon uitzendt: infrarode straling (ir-straling). Deze ir-straling kan je in het spectrum terugvinden naast de kleur rood. Infrarood betekent namelijk letterlijk voor het rood.
Afbeeling 16:
Een thermogram van de hand van een roker: wat valt je op?
Voorwerpen om jou heen zenden ook ir-straling uit. Wanneer de temperatuur van het voorwerp hoog is, zal er meer ir-straling uitgezonden worden dan wanneer de temperatuur laag is. Ir-straling wordt daarom ook wel warmtestraling genoemd en deze kan je fotograferen met speciale infraroodcamera’s. Wanneer je zo’n foto neemt, heet het plaatje een warmtebeeld of thermogram (Voorbeeld hier naast).
Je hebt ook bepaalde sensoren welke gevoelig zijn voor ir-straling. Dat zijn de zogenaamde infraroodsensoren. Deze sensoren worden heel vaak gebruikt voor inbraakalarmsystemen en in buitenlampen die automatisch aangaan. Wanneer je dan in de buurt van een ir-sensor komt, zal de
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Lenzen kom je overal tegen, ze kunnen beelden maken en licht buigen. Maar pas op! sommige lenzen kunnen brandwonden veroorzaken. Hoe een lens werkt leer je nu
Lenzen
Lenzen zijn schijven of blokken van glas of kunststof. Lenzen hebben heel veel verschillende toepassingen, je kan ze vinden in: brillen, fototoestellen, beamers, verrekijkers en in de les van je mobiel. Het nut van een lens is dat ze de richting van het licht kunnen veranderen, dit noem je het breken van het licht.
Er zijn positieve lenzen en negatieve lenzen. positieve lenzen zijn in het midden dikker dan aan de randen en worden daarom ook wel bolle lenzen genoemd. Een voorbeeld van een bolle lens staat op afbeelding 16. Negatieve lenzen zijn in het midden juist dunner dan aan de randen, daarom worden ze ook holle lenzen genoemd. Een voorbeeld van de holle lens staat op afbeelding 17.
Afbeelding 16:
Een bolle lens Afbeelding 17:
Een holle lens
Lichtbreking bij positieve lenzen
Afbeelding 18:
Zo breekt een positieven lens evenwijdig licht
Met een positieve lens, een bolle lens, kun je een evenwijdige lichtbundel, zoals zonlicht, naar één punt laten bewegen. Wanneer je dit doet met een lesn noem je de lens een brandglas. Hiernaast staat getekend hoe een lichtbundel gebroken wordt wanneer het door een bolle lens heen beweegt. De lijn in het midden van de bundel en door het centrum van de lens moen je de hoofdas. Wanneer een lichtbundel door een bolle lens gaat zal het afbuigen naar de hoofdas toe. Dit noem je een convergente lichtbundel.
Het punt waar de lichtstralen bij elkaar komen op de hoofdas, heet het brandpunt. Als je het brandglas op de juiste manier in het zonlicht plaatst kan je het brandpunt precies op een vel papier kunnen laten vallen. Wanneer dit het geval is zal het vel papier gaan branden, vandaar de naam brandpunt. Het brandpunt geef je aan met de hoofdletter F in een tekening. De kleine letter f is de brandpuntsafstand dit is de afstand tussen de lens en het brandpunt.
Afbeelding 19:
Een positieve lens heeft een convergerende werking
De convergerende werking van de lens zorgt er voor dat de lichtstralen afgebogen worden richting de hoofdas. De sterkte van de lens bepaals hoe ver de lens de stralen af buigt. Hoe sterker de lens, hoe groter de hoek van afbuiging.
Afbeelding 20:
Zo breekt een negatieve lens evenwijdig licht
In afbeelding 20 is getekend hoe een evenwijdige lichtbundel wordt gebroken door een negatieve lens. Achter de lens beweegt de lichtbundel uit elkaar, dit noem je divergeren. Het is dus een divergente lichtbundel.
Een negatieve lens heeft geen prandpunt waar de stralen bij elkaar komen. Er is wel een punt waar de stralen vandaan lijken te komen. Dit het het brandpunt van een negatieve lens. In afbeelding 20 is het brandpunt ook getekend. Om aantegeven dat een brandpunt zich voor de lens bevind en niet er achter zetten we een min voor de brandpuntsafstand.
Een negatieve lens heeft een divergerende werking. De lichtstralen die op de lens vallen worden afgebogen, weg van de hoofdas. Als je de lichtstalen in stippellijn door zou tekenen kan je goed zien hoe de stralen af worden gebogen, dit is getekend in afbeeldin 21. Hoe sterker de lens is, hoe groter de divergerende werking is. Dit betekend dat de lichtstralen verder van de hoofas worden afgebogen.
Afbeelding 21:
Een negatieve lens heeft een divergerende werking
Met positieve lenzen kan je voorwerpen afbeelden op een scherm, maar we hebben het niet over een beeldscherm in dit geval. Denk aan het smartboard, het voorwerp is een klein schermpje in de projector. het scherm is het bord zelf. Het licht dat het schermpje in de projector uitzend gaat door een lens en word geprojecteerd op het scherm.
De camera in je telefoon werkt op de zelfde manier. Een len s in de camera beeld de wereld in het klein of op sensor. Deze sensor slaat de hoeveelheid licht van elke kleur op en zo krijg je een foto. Deze foto wordt daarna opgeslagen.
In beide gevallen worden lichtstralen verbogen en naar een scherm gericht. Een beeld waar de lichtstralen echt naartoe gebogen worden noem je een reeel beeld. Het beeld in een spiegel was virtueel, dus niet echt. Het beeld moet reeel zijn op geprojecteerd te kunnen worden op een scherm.
Een lampje L zendt licht uit in alle richtingen. De lichtstralen bewegen steeds verder uit elkaar. Met een positieve lens kun je deze stralen weer bij elkaar brengen naar één punt. Dit punt noem je het beeldpunt van L. Als je op de juiste afstand van de lens een scherm plaatst krijg je een scherp beeld van het lampje te zien.
Je kunt het beeldpunt vinden door een tekening te maken. Dat heet het beeldpunt construeren. Hiebij gebruik je twee speciale lichtstralen, de constructiestralen. Die stralen lopen altijd als volgt:
Constructiestraal 1 gaat door het midden van de lens en veranderd niet van richting.
Constructiestraal 2 loopt evenwijdig aan de hoofdas, wanneer deze de door de lens heen gaat buigt hij af naar het brandpunt van de lens.
De twee constructiestralen komen samen in het beeldpunt B. Alle lichtstralen die vanuit L op de lens vallen worden naar dit punt toe gebroken.
In de afbeelding hieronder zie je hoe je met de constructiestralen het beeld kan construeren.
Afbeelding 23: Zo construeer je het beeld van een voorwerp.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Als mensen niet goed zien hebben ze een bril nodig. De brilglazen zijn lenzen die ervoor zorgen dat een scherp beeld wordt waargenomen
De bouw van het oog
Je ziet de dingen om je heen doordat ze licht weerkaatsen naar je ogen. Het licht beweeht daarna door de doorzichtige delen van elk oog: Het gaat door het hoornvlies, de ooglens en het glasachtig lichaam. Ten slotte komt het licht op het netvlies terecht. (Afbeelding 26).
Afbeelding 26: Een oog in doorsnede
De combinatie hoornvlies-ooglens-glasachtig lichaam heeft dezelfde uitwerking als een positieve lens: het licht wordt zo gebroken dat er op het netvlies een scherp reëe; beeld ontstaat.
Het netvlies bevat een groot aantal lichtgevoelige zintuigcellen. Als er licht op de zituigcellen valt geven die cellen elektrische signalen af. Deze signalen worden door de oogzenuw doorgegeven aan de hersenen. Wanneer je hersenen deze signalen ontvangen en verwerken, kan je zien.
De pupil is een opening in de iris (het gekleurde deel van je oog). In fel zonlicht is de iris breed en zijn je pupillen klein. Zo komt er niet te veel licht op je netvlies. In het schemerdonker is de iris smal en zijn je pupillen groot. Het kleine beetje licht dat er nog is, wordt dan zo goed mogelijk benut (afbeelding 27)
Afbeelding 27:
Een oog in helder licht en een oog in schemerdonker
accommoderen
Ook je ogen moeten kunnen scherpstellen. Maar je ogen hebben lens die kan verschuiven. De afstand tussen de ooglens en het netvlies (de beeldafstand) is steeds even groot. Dat je dichtbij en in de verte scherp kunt zien, komt doordat je ogen kunnen accommoderen: een kring van spiertjes rond de ooglens zorgt er voor dat de lens platter op boller wordt. Hoe boller de les gemaakt wordt, hoe sterker de lens. Hoe sterker de lens is, hoe meer het licht breekt.
Afbeelding 28:
het acommoderen van je oog
Als je naar een voorwerp in de verte kijkt, zijn je ooglenzen niet erg bol. Het licht dat in je ogen valt divergeert bijna niet. De ooglenzen hoeven niet erg sterk te zijn om het voorwerp scherp af te beelden. (afbeelding 28 a)
Als je naar een voorwerp kijkt dat vlakbij is, zijn je ooglenzen veel boller. Het licht dat in je oog valt divergeert dan behoorlijk. De bundel moet dan sterker worden gebroken dan bij een voorwerp in de verte. Je ooglenzen moeten nu vrij sterk zijn om een scherp beeld op het netvlies te vormen (afbeelding 28b).
Als je naar de dingen om je heen kijkt, ben je telkens aan het scherpstellen. Je ooglenzen veranderen voortdurend van vorm om je blik scherp te houden.
Bijziend en verziend
Veel mensen zien niet scherp. Hun ogen breken het licht te sterk of juist niet stek genoeg. Ze hebben een bril of contactlenzen nodig om dat probleem te corrigeren.
Als je bijziend bent zie je alleen scherp wat dichtbij is. Dingen die ver weg zijn kun je niet scherp zien. Dit komt doordat de ooglenzen te bol zijn. Het beeld van een voorwerp in de verte komt niet op maar vóór het netvlies terecht.
Iemand die bijziend is, heeft negatieve brillenglazen of contactlenzen nodig. Die laten het licht dat op het oog valt, iets divergeren. Daardoor vormt het beeld zich niet meer vóór maar precies op het netflies (afbeelding 29 links)
Afbeelding 29:
Bijziendheid en verzienheid wordt gecorrigeerd door lenzen
Als je verziend bent, kun je alleen dingen in de verte scherp zien. Voorwepen die vlakbij zijn, kun je niet goed zine. Dit komt doordat de ooglezen te zwak zijn. Het licht van een voorwerp vormt dan een beeld achter het netvlies.
Iemand die verziend is heeft positieve brillenglazen of contactlenzen nodig. Die zorgen ervoor dat het licht sterker wordt gebroken. Daardoor vormt het beeld zich niet meer achter maar precies op het netvlies (afbeelding 29 rechts).
Je kunt vaak zien wat voor glazen iemand in zijn bril heeft. Als iemand een bril draagt met positieve glazen, lijken zijn ogen groter dan in werkelijkheid. Dat komt doordat positieve glazen werken als een vergrootglas.
Bij een bril met negatieve glazen is het precies omgekeerd. De ogen van de drager zien er kleiner uit dan ze in werkelijkheid zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Het arrangement Licht voor Kader 3 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Dylan Sijpenhof
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2022-06-28 19:09:02
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Paragraaf 1
Opdrachten 20 tot en met 24
Opdrachten 25 tot en met 30
Opdrachten 34 tot en met 40
Opdrachten 42 en 43
Teken opdrachten
Opdrachten 53 tot en met 60
Opdrachten 61 tot en met 66
Oefenen voor paragraaf 1
Oefenen voor paragraaf 2
Oefenen voor paragraaf 3
Oefenen voor paragraaf 4
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.