SE2 - Parlementaire democratie - vwo

SE2 - Parlementaire democratie - vwo

Infographic

Introtekst Parlementaire democratie

Planner

Planning

Week 1

Introductietekst lezen. 1a + 1b: dictatuur en democratie (lezen + maken)

Week 2

2a. (lezen) + 3a, 3b (lezen + maken)

Week 3

4. (lezen) + eindopdracht (lezen) + start bronnenonderzoek voor de podcast

Week 4

Deel 1 van het script voor de podcast maken (kijk in de opdracht wat deel 1 precies is)

Week 5
Deel 2 van het script voor de podcast maken
Week 6       
Script afmaken en voor feedback aan WCA voorleggen (tijdens de blox, niet via Teams).
Week 7
Opnemen podcast

Week 8

Inleveren eindopdracht op deadline day 19 december

Lezen

Introtekst Parlementaire democratie

De komende periode ga je aan de slag met het maatschappijleer onderdeel parlementaire democratie. Als burger van Nederland is het belangrijk dat je weet hoe ons politiek systeem werkt. Dit is belangrijk, omdat wij in Nederland ook invloed uit kunnen oefenen op dit systeem. Het is dus belangrijk dat wij weten hoe onze democratie werkt.

In de vorige periode heb je geleerd hoe de Nederlandse rechtsstaat in elkaar steekt en welke dilemma’s hierbij komen kijken. Als je rechtszekerheid geregeld is (je leeft immers in een rechtsstaat) dan is een volgende stap dat burgers mee kunnen spreken en bepalen over het bestuur van een land. Politiek gaat over hoe een land bestuurd wordt en welke keuzes daarin gemaakt worden. We kijken in dit onderdeel naar de verschillen tussen een dictatuur en een democratie. We kijken naar hoe ons systeem werkt, van een stem van de burger tot uiteindelijk een politiek besluit. We kijken naar de verschillende bestuursniveaus waar wij in Nederland mee te maken hebben. En tot slot kijken we naar de dilemma’s en problemen waar de democratie mee te maken heeft.

Je sluit dit onderdeel af door het maken van een podcast. In deze podcast bespreek je hoe de democratie werkt en welke dilemma’s er bestaan rondom de democratie. Het cijfer voor dit onderdeel is opgebouwd uit verschillende opdrachten (20%) en de podcast (80%).

1. Dictatuur en democratie

1a. Lezen

Dictatuur en democratie

Als we de wereld van vandaag bekijken dan zien we een wereld vol met staten. We noemen een gebied een staat wanneer het aan een de volgende 3 kenmerken voldoet:

  • een eigen grondgebied;
  • een eigen volk;
  • een eigen onafhankelijk gezag.

In een land als Nederland is het heel duidelijk wat wel en wat niet onder de Nederlandse staat valt. In veel andere landen is dit niet altijd zo duidelijk, denk bijvoorbeeld aan Afghanistan waar de regering niet de macht heeft over het volledige grondgebied, maar waar ook gebieden worden bezet door rebellen of andere groeperingen.
Staten worden door een onafhankelijk gezag bestuurd. Het besturen van een land en het maken van keuzes over dit bestuur noemen we politiek. Het wereldwijde politieke landschap kan je grofweg onderverdelen in autoritaire regimes (dictaturen) en democratieën.

Dictatuur

Een dictatuur is een land waar het volk geringe invloed heeft op de politieke besluitvorming en daarnaast weinig politieke en persoonlijke rechten heeft. Afgaande op de ‘Democracy Index’ van The Economist is iets meer dan de helft van de landen op de wereld dictatoriaal. Niet al deze landen kennen dezelfde dictatoriale bestuursvorm.
Er zijn verschillende soorten dictaturen, waaronder:

  • koninklijke dictaturen waar de macht van generatie op generatie tussen dezelfde familie overgaat (bv. Thailand of Marokko);
  • ideologische dictaturen waar het land wordt bestuurd vanuit een ideologie (verzameling aan ideeën hoe de wereld eruit hoort te zien) zoals bijvoorbeeld het communisme (bv. Noord-Korea of China);
  • Militaire dictaturen waar het leger de macht in handen heeft (bv. Soedan of  Myanmar);
  • Religieuze dictaturen waar op basis van een staatsgodsdienst geregeerd wordt. Bijvoorbeeld de islam of het boeddhisme (bv. Iran of Bhutan).

Al deze verschillende vormen van dictaturen hebben een aantal zaken gemeen met elkaar.

  • Er is nauwelijks politieke vrijheid, burgers bepalen niet wie er aan de macht is;
  • grondrechten zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van media of vrijheid van godsdienst zijn meestal niet aanwezig;
  • de 3 machten (trias politica) zijn niet van elkaar gescheiden, maar de macht ligt bij een kleine groep mensen;
  • de overheid gebruikt geweld tegen haar bevolking om de macht in handen te houden.


Het leven in een dictatuur verschilt erg van land tot land. In sommige landen betekent dit voor de burgers dat ze zich vooral niet met politiek bezig moeten houden, maar dat ze verder een normaal leven kunnen leiden, maar in andere landen kan het zo zijn dat alle facetten van je leven (werk, school, sport, informatie en soms zelfs de mensen met wie je omgaat) worden gecontroleerd door de overheid.

 

Democratie

Wij kijken in dit hoofdstuk vooral naar de democratie. Het woord democratie stamt uit het Grieks (demos: volk en kratein: heersen) letterlijk betekent het dus: het volk heerst. In het Athene uit de Griekse oudheid betekende democratie ook letterlijk dat burgers bij centrale volksvergaderingen mochten stemmen over wetten en benoemingen van belangrijke publieke functies.
Tegenwoordig zijn democratieën niet meer direct, maar representatief. Dit betekent dat de burgers van een land volksvertegenwoordigers kiezen die voor hun belangen opkomen. Zo kiezen wij (de burgers) in Nederland eens in de 4 jaar de leden van de Tweede Kamer die vervolgens onze stem vertegenwoordigen in de politieke besluitvorming.
Vormen van directe democratie bestaan nog wel in verschillende landen via een zogenaamd referendum. Dit betekent dat de bevolking mag stemmen over belangrijke onderwerpen. In Nederland is het referendum helemaal afgeschaft, maar in andere landen zoals bv. Zwitserland wordt er veel gebruik gemaakt van referenda.  
Nederland is een parlementaire democratie. Dit betekent dat het volk heerst door middel van het kiezen van volksvertegenwoordigers die voor hun de politieke besluiten nemen. Wij kiezen dus de personen die namens ons in de Tweede Kamer zitten.
Wanneer we spreken van ‘het parlement’ of de ‘Staten-Generaal’ dan hebben we het over de Eerste Kamer en Tweede Kamer die in Nederland dus door het volk gekozen worden. Namens het volk leiden zij het land voor 4 jaar en kunnen vervolgens op basis van de resultaten van de afgelopen 4 jaar ’weggestemd’ worden of juist opnieuw worden gekozen voor de komende 4 jaar.

Leven in een democratie gaat over meer zaken dan alleen het nemen van besluiten over hoe een land geregeerd wordt. Dat burgers de leiders kiezen is een belangrijk onderdeel van democratie, maar zeker niet het enige.

Een goed functionerende democratie voldoet in ieder geval ook aan de volgende kenmerken:

  • Burgers hebben politieke vrijheid (mogen een partij oprichten en vrij stemmen);
  • Burgers hebben individuele vrijheden en grondrechten zoals bv. vrijheid van meningsuiting;
  • Er is sprake van een functionerende rechtsstaat (wat daarbij hoort heb je in de vorige periode geleerd);
  • Er is persvrijheid en een divers aanbod aan kritische media.

Zowel bij democratie als bij dictatuur is het dus zo dat een samenleving veel verschillende kenmerken heeft die maken dat het een democratie of een dictatuur is. Het is zelfs bij veel landen zo dat je kan bediscussiëren of ze een democratie of dictatuur zijn, omdat deze kenmerken nogal door elkaar heen kunnen lopen en ook snel kunnen veranderen. Van Nederland kunnen we wel echt zeggen dat het een volwaardige democratie is.

1b. Verwerking

https://nos.nl/artikel/2205888-verkiezingen-in-aantocht-rusland-wacht-op-poetin

  1. In dit artikel wordt gesproken over verkiezingen in Rusland. Is Rusland, omdat het verkiezingen houdt een democratie? Leg uit waarom wel of waarom niet.
     
  2. ‘’In Nederland is de bevolking de baas’’.
    Geef een argument voor en een argument tegen bovenstaande uitspraak.

  3. Er wordt gesproken over directe democratie. Het referendum is een veel voorkomend voorbeeld van directe democratie.
    A. Geef 2 voordelen en 2 nadelen van het referendum.
    Let op: zoek de voor- en nadelen op via Google en noteer je bronnen (minimaal 2).

    B. Leg in ongeveer 100 woorden uit of jij voor of tegen het referendum bent.

2. Parlement en regering

2a. Lezen

In het vorige onderdeel heb je geleerd dat Nederland een democratie is. In dit stuk gaan we verder inzoomen op hoe ons politieke bestel werkt. Wij doorlopen het proces van verkiezingen tot aan bestuur stap voor stap.

Verkiezingen

Nederland is dus een democratie, omdat wij als burgers (boven de 18 jaar) mogen stemmen op de Tweede Kamer. De burgers kiezen tussen politieke partijen en daarnaast kiezen ze ook een persoon uit deze partij (klik voor een voorbeeld van een stembiljet hier). In totaal zijn er 150 verkiesbare plekken (zetels) in de Tweede Kamer. Na de verkiezingen wordt het totaal aantal stemmen geteld en gedeeld door 150 zetels, hier komt een getal uit dat het aantal stemmen per zetel weergeeft, de kiesdeler. De kiesdeler verschilt per keer, maar ongeveer 70.000 stemmen levert 1 zetel in de Tweede Kamer op.

 

Formatie

Na de verkiezingen zijn de zetels in de Tweede Kamer verdeeld (zie plaatje voor de huidige zetelverdeling). Nu gaan de partijen in de Tweede Kamer samen kijken naar wie er kunnen gaan regeren, dit proces noem je de formatie. In Nederland hebben wij een meerpartijenstelsel, dat betekent dat wij in de praktijk nooit één partij hebben die meer dan de helft van de zetels heeft (minstens 76 dus). De grootste partij bij de laatste verkiezingen (de VVD) heeft in totaal 34 zetels, dus bij lange na geen meerderheid in de Tweede Kamer.
Partijen die samen een regering gaan vormen willen graag een meerderheid in de Tweede Kamer (minimaal 76 zetels), omdat ze dan bij stemmingen over wetten of beleid hun keuze door kunnen voeren. Het proces van de formatie blijkt vaak lastig, omdat partijen met uiteenlopende opvattingen samen moeten werken en tot compromissen moeten komen. Een compromis is een overeenkomst tussen partijen waarbij alle partijen wat moeten toegeven.
De formatie eindigt, wanneer verschillende partijen die bij elkaar opgeteld minimaal 76 zetels hebben, een regeerakkoord tekenen. In dit regeerakkoord staan afspraken over wat deze partijen in de komende 4 jaar willen bereiken en doen in Nederland. De partijen verdelen ook samen de ministersposten. Vaak levert de grootste partij de minister-president en komen de andere ministers uit alle meeregerende partijen. De partijen die samen de regering vormen noemen we de coalitie en de partijen die niet in de regering zitten noemen we de oppositie.

 

Regering en kabinet

Wanneer er in het nieuws over politiek gesproken wordt hoor je vaak de termen kabinet en regering. Deze twee termen lijken op elkaar, maar zijn niet hetzelfde. De regering bestaat uit de koning en alle ministers. Het kabinet bestaat uit alle ministers en alle staatssecretarissen.
Een staatssecretaris heeft een deel van de taken van de minister onder zich (bv. de minister van financiën heeft een staatssecretaris die over belasting gaat). In de praktijk worden de termen regering en kabinet door elkaar heen gebruikt.
De regering (of het kabinet) is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het beleid en de wetten in Nederland. We hebben op dit moment in Nederland 12 verschillende ministeries met in totaal 16 ministers en 8 staatssecretarissen (deze getallen kunnen per regeerperiode verschillen).
Wij hebben in Nederland de volgende ministeries:

  • ministerie van algemene zaken;
  • ministerie van binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties;
  • ministerie van buitenlandse zaken;
  • ministerie van defensie;
  • ministerie van economische zaken en klimaat;
  • ministerie van financiën;
  • ministerie van infrastructuur en waterstaat;
  • ministerie van justitie en veiligheid;
  • ministerie van landbouw, natuur en voedselkwaliteit;
  • ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap;
  • ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid;
  • ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport.

 

Op al deze ministeries zijn 1 of meerdere ministers verantwoordelijk voor het uitvoeren van het beleid. Zo is de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap verantwoordelijk voor het middelbaar onderwijs. Hij stuurt als hoofd van het ministerie de ambtenaren aan die ervoor zorgen dat het onderwijsbeleid goed wordt uitgevoerd. Een minister krijgt in principe het vertrouwen van het parlement (Eerste Kamer en Tweede Kamer) dat hij zijn werk goed doet, dit noem je de vertrouwensregel. Wanneer er toch iets niet goed gaat volgens het parlement kan het parlement de minister vragen om uitleg.

 

Tweede Kamer en Eerste Kamer

Het werk van een minister wordt door de Tweede Kamer gecontroleerd. Als dus blijkt dat er zaken niet goed gaan moet de minister verantwoording afleggen aan de Tweede Kamer, die namens het volk de regering controleert. Het kan zelfs zo zijn dat een meerderheid van de Tweede Kamer het vertrouwen opzegt in de minister of zelfs in de hele regering, dan moet deze minister of het hele kabinet aftreden.
De Tweede Kamer heeft twee hoofdtaken namelijk de regering controleren (wat hierboven besproken is) en wetten maken (ook wel wetgeving).
De wetgevingstaak van de Tweede Kamer houdt in dat zij moeten stemmen over wetten en deze goedkeuren. De Tweede Kamer mag ook nieuwe wetsvoorstellen bedenken (initiatiefrecht), ze mogen wijzigingen aanbrengen in de wetsvoorstellen van ministers (recht van amandement) en ze mogen meebeslissen over de rijksbegroting (budgetrecht), dit zijn de inkomsten en uitgaven van de overheid.
De Eerste Kamer heeft veel taken die vergelijkbaar zijn met de taken van de Tweede Kamer. De hoofdtaken van de Eerste Kamer zijn het controleren van de regering (net als de Tweede Kamer) en het aannemen of verwerpen van wetsvoorstellen. Verschil is dat de Eerste Kamer geen nieuwe wetsvoorstellen mag doen, of wijzigingen aanbrengen, ze mogen de wetsvoorstellen alleen als geheel verwerpen of aannemen.

 

Hoe komt een wet tot stand?

Je hebt in de module rechtsstaat al geleerd dat de wetgevende macht in Nederland ligt bij het parlement oftewel de Eerste en Tweede Kamer. Zonder de goedkeuring van de twee ‘Kamers’ is het niet mogelijk om een wet aangenomen te krijgen in Nederland. Echter is er in Nederland geen heel strikte scheiding van machten, maar meer een spreiding van machten. Een minister, onderdeel van de uitvoerende macht, mag namelijk ook wetsvoorstellen indienen. Hiermee begeeft een minister zich op het gebied van de wetgevende macht en is de macht dus niet strikt gescheiden. In de praktijk is het zelfs zo dat ministers het merendeel van de wetsvoorstellen doen (en niet de Tweede Kamer).

Het wetgevingsproces gaat eigenlijk via een aantal stappen. Aan de hand van een voorbeeld leg ik het uit.

  1. Er is een maatschappelijk probleem.
    BV: Vuurwerkoverlast kost de samenleving teveel geld.
     
  2. Een minister (meestal) of Tweede Kamerlid maakt een wetsvoorstel.
    Wetsvoorstel: een totaalverbod voor consumentenvuurwerk boven categorie 1 moet worden ingesteld.
     
  3. De Tweede Kamer debatteert over het voorstel.
    Sommige partijen zijn voor het voorstel en andere zijn tegen. Er wordt gedebatteerd over het wetsvoorstel.
     
  4. Tweede Kamerleden dienen amendementen in.
    Tweede Kamerleden kunnen wijzigingen aanbrengen in het wetsvoorstel. Bijvoorbeeld dat een bepaalde soort vuurwerk nog wel verkocht mag worden.
     
  5. De Tweede Kamer stemt over de amendementen en het definitieve wetsvoorstel.
    Een meerderheid moet voor het wetsvoorstel zijn. Dit betekent minimaal 76 (vd 150) Kamerleden moeten voor stemmen.
     
  6. De Eerste Kamerleden stemmen over het wetsvoorstel. Zij mogen de wet niet aanpassen.Een meerderheid moet voor het wetsvoorstel zijn. Dit betekent minimaal 38 (vd 75) Kamerleden moeten voor stemmen.
     
  7. De Koning en de verantwoordelijke minister ondertekenen het wetsvoorstel.
    Het ondertekenen van de Koning is meer ceremonieel, maar voor een geldige wet moet dit wel gedaan zijn.
     
  8. De wet wordt gepubliceerd op internet. Hiermee is de wet automatisch van kracht.
    Het Staatsblad wordt gebruikt om wetten openbaar te maken. Tegenwoordig gebeurt dit via de site: www.officielebekendmakingen.nl.

3. Verschillende bestuursniveaus

3a. Lezen

Wanneer we over democratie in Nederland spreken denken we vaak aan de Tweede Kamer en het landelijk bestuur. Wij hebben als burgers van Nederland echter invloed op veel meer bestuurslagen. Die ook veel invloed op ons dagelijks leven (kunnen) hebben. Als burgers van Nederland mogen wij meestemmen over:

  • de gemeente;
  • de provincie;
  • de Europese Unie;
  • de waterschappen.

 

Gemeente

In totaal zijn er in Nederland zo’n 352 verschillende gemeenten. Elke dag hebben we te maken met ons eigen gemeente waar we wonen. Zo zorgt de gemeente ervoor dat ons vuilnis wordt opgehaald, er voldoende winkels en basisscholen rondom ons huis zijn en dat de verkeerssituatie rondom ons huis veilig is. De gemeente heeft ook zogenaamde medebewindstaken. Dit betekent dat ze namens de landelijke overheid (het Rijk) bepaalde taken uitvoert zoals bijvoorbeeld het verstrekken van paspoorten en identiteitskaarten.

In iedere gemeente wordt de gemeenteraad gekozen door haar eigen inwoners. Net als in de landelijke politiek kiezen de burgers om de 4 jaar. Ze kunnen dan stemmen op landelijke politieke partijen (zoals bv. PVV, VVD, PvdA, GroenLinks), maar ook op lokale partijen die alleen in die gemeente voorkomen. In de gemeenteraad zitten minimaal 9 en maximaal 45 raadsleden, dit hangt af van de grootte van de gemeente. De gemeenteraad kan je dus, omdat het direct gekozen is door de bevolking, vergelijken met de Tweede Kamer.
Naast de gemeenteraad spelen ook wethouders en de burgemeester een belangrijke rol. Het college van burgemeester en wethouders (college van B&W) vormt het dagelijks bestuur van de gemeente. Wethouders zijn net als ministers (maar dan op gemeenteniveau) verantwoordelijk voor 1 of meer beleidsgebieden. Per gemeente verschillen de beleidsgebieden, maar denk bijvoorbeeld aan onderwerpen als wonen, onderwijs, jeugd, verkeer en zorg & welzijn…

Net als in de landelijke politiek is het de rol van de gemeenteraadsleden om namens de bevolking het dagelijks bestuur (college van B&W) te controleren. Wanneer een wethouder zijn werk niet goed doet of wanneer een gemeenteraadslid uitleg wilt hebben over bijvoorbeeld de bouw van een basisschool dan moet de wethouder dus in de gemeenteraad verantwoording afleggen over zijn/haar keuzes.

Wat opvalt is dat veel zaken in de landelijke politiek en in de gemeentepolitiek overeen komen, maar op lokale schaal worden uitgevoerd (bevolking kiest, bestuurders leggen verantwoording af aan volksvertegenwoordigers).

De rol van de burgemeester is wel anders dan in de landelijke politiek. Zo wordt de burgemeester benoemd (officieel door de Koning, maar in de praktijk door de gemeenteraad en minister). Hij wordt dus niet gekozen door de bevolking. De burgemeester heeft een aantal taken in de gemeente. Hij is de voorzitter van het bestuur van de gemeente, het college van B&W. Daarnaast is hij voorzitter van de gemeenteraad en leidt dus de raadsvergaderingen. Hij mag niet meestemmen of meebeslissen in de gemeenteraad, maar wel deelnemen aan de vergadering.
De laatste taak van de burgemeester is voor de burger de meest zichtbare taak. De burgemeester is namelijk verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid in de gemeente. Om deze taak uit te kunnen voeren heeft de burgemeester het gezag over de politie en de brandweer. Bijvoorbeeld bij een voetbalwedstrijd waar rellen dreigen kan de burgemeester ingrijpen (zelfs zover gaan dat hij de wedstrijd verbiedt). Maar ook wanneer er bijvoorbeeld een grote brand woedt is de burgemeester verantwoordelijk voor de veiligheid van de omgeving.

 

Provincie

Nederland kent in totaal 12 provincies. Ook hier worden voor ons belangrijke besluiten genomen. Zo moet de provincie toezicht houden op een goede balans tussen natuur en bebouwing. Uitbreiding van industriegebieden, kantoorparken, landbouw gebied of juist behoudt van natuur behoort tot de taak van de provincie. De provincie houdt zich ook bezig met vervoer (openbaar vervoer, wegen, spoorwegen en scheepvaartverbindingen). Daarnaast is de provincie verantwoordelijk voor de naleving van milieuwetten. Zo moet zij zorgen voor een goede water-, lucht- en bodemkwaliteit.

Net als de gemeente en het Rijk is er een dagelijks bestuur en een volksvertegenwoordiging.
Als burger van de provincie wordt er om de 4 jaar gestemd op de provinciale staten. De leden van de provinciale staten (‘Tweede Kamer leden van de provincie’) controleren op hun beurt de gedeputeerde staten. Deze gedeputeerde staten bestaan uit gedeputeerden en de commissaris van de Koning. Hetzelfde principe van een dagelijks bestuur (gedeputeerde staten) dat wordt gecontroleerd door een volksvertegenwoordiging (provinciale staten) zie je dus in alle bestuurslagen terug.

In onderstaand schema zie je duidelijk welke bestuursorganen met elkaar overeenkomen.

Schema bestuur in
Nederland

Dagelijks bestuur

Gekozen volksvertegenwoordiging

Het Rijk (landelijk)

Regering
- Koning

- ministers

Tweede Kamer

De provincie

Gedeputeerde staten
- commissaris van de Koning
- gedeputeerden

Provinciale staten

De gemeente

College van B&W
- Burgemeester
- Wethouders

Gemeenteraad

 

Waterschappen

 

Europese Unie

Als Nederlanders wonen wij in het land Nederland. Daarnaast hebben wij een Nederlands paspoort, spreken wij de Nederlandse taal en voelen wij ons Nederlanders. Niet vaak hoor je mensen zeggen ‘ik ben Europeaan’. Ondanks het gevoel meer Nederlander dan Europeaan te zijn hebben wij veel gemeen met veel andere inwoners van Europa. Zo delen wij een geschiedenis, onze culturen lijken in veel opzichten sterk op elkaar en veel van ons leven in de Europese Unie (EU).
Het leven in de EU heeft net als alle andere bestuurslagen veel invloed op ons dagelijks leven. Zo houdt de EU zich onder andere bezig met: landbouw en visserij, handel (binnen de EU, maar ook naar buiten) en milieu.

Geschiedenis van de EU

In 1951 werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht, de eerste voorloper van de EU. Vlak na de verwoestende Tweede Wereldoorlog vonden een aantal Europese leiders dat het nu echt anders moest. Het idee was dat wanneer je samenwerkt met elkaar en goede afspraken maakt over de verdeling van welvaart je minder reden hebt om oorlog met elkaar te voeren. De EGKS is opgericht door 6 landen (Frankrijk, Duitsland, Italië, België, Nederland en Luxemburg). De Europese samenwerking leverde de lidstaten veel welvaart op, waardoor steeds meer landen zich aan wilden sluiten. Voor de nieuwe lidstaten golden wel een aantal eisen. Zo moesten ze democratisch gekozen leiders hebben en moest corruptie worden teruggedrongen. Het gevolg was dat veel Europese landen zich omvormden van dictatuur naar democratie en dat corruptie in veel landen sterk terug werd gedrongen.
In 1992 werden met het verdrag van Maastricht de Europese Unie in zijn huidige vorm opgericht. Ook werd de Economische en Monetaire Unie opgericht (EMU), wat zorgde voor de invoering van de Euro. Inmiddels telt de Europese Unie 27 lidstaten uit alle uithoeken van het Europese continent. Sinds begin 2021 heeft het eerste land de EU ook weer verlaten, in een referendum stemde het Engelse volk voor uittreding uit de EU, de zogenaamde Brexit.

 

Bestuur in de EU

Het Europese bestuur zit door de vele verschillende landen die samenwerken een stuk complexer in elkaar dan het nationale bestuur van de lidstaten. Per bestuursorgaan wordt hieronder uitgelegd wat deze precies doet.

De Europese Commissie is het dagelijks bestuur van de Europese Unie. Alle lidstaten leveren één eurocommissaris die allemaal hun eigen beleidsterrein hebben, eigenlijk net als nationale ministers dus. Frans Timmermans (foto) is momenteel de Nederlandse eurocommissaris en gaat over het klimaat. De Europese Commissie zorgt dat het beleid wordt uitgevoerd, zij geeft leiding aan de Europese ambtenaren en doet voorstellen voor nieuwe Europese wet- en regelgeving.

Deze nieuwe wet- en regelgeving wordt door het Europees Parlement (EP) gewijzigd, aangenomen of afgewezen. Om de 5 jaar mogen de ongeveer 500 miljoen burgers in de EU stemmen op het Europees Parlement. Er zijn 751 zetels te verdelen. De Europese burgers stemmen op partijen. Deze partijen zijn samenwerkingen van nationale partijen uit verschillende landen. Zo werkt het Nederlandse CDA samen met partijen met vergelijkbare opvattingen uit andere landen en komen die samen tot één partij in het Europees Parlement. Er is ook nagedacht over wie uit welk land moet komen in het Europees Parlement. Dit gebeurt op basis van het aantal inwoners van een land. Zo heeft Nederland 26 van de 751 zetels in het Europees Parlement.

Tot nu toe lijkt het bestuur eigenlijk heel erg op dat van Nederland, er is een parlement en een dagelijks bestuur. De Europese Commissie doet een wetsvoorstel en het Europees Parlement bepaalt of ze het hiermee eens is en stemt erover. Nu moet echter de Raad van Ministers hier ook nog uitspraak over doen. De Raad van Ministers bestaat uit de ministers uit alle verschillende lidstaten. Dus op het moment dat de wetgeving over landbouw gaat komen alle ministers van landbouw uit de 27 lidstaten bij elkaar om hierover te oordelen. Wanneer één lidstaat het niet eens is met het wetsvoorstel gaat het hele voorstel niet door, alle lidstaten moeten voor een plan stemmen voordat het plan aangenomen wordt. De Raad van Ministers heeft dus naast de Europese Commissie en het Europees Parlement een wetgevende taak.

Ook is er nog de Europese Raad. Deze raad bestaat uit alle regeringsleiders van de lidstaten (voor Nederland op dit moment dus Mark Rutte). Deze Europese Raad zet de hoofdlijnen uit voor de richting die de EU op wilt. Wanneer er bijvoorbeeld een vluchtelingencrisis is komen de regeringsleiders bij elkaar en proberen ze gezamenlijk tot een Europese oplossing te komen.

Als laatste is er het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dit is de rechtsprekende macht. Het Europese Hof moet ervoor zorgen dat de Europese regels in alle landen hetzelfde worden geïnterpreteerd en toegepast. Het moet niet uitmaken in welke lidstaat je bent of woont, de Europese regels moeten voor burgers en organisaties overal hetzelfde zijn. Uitspraken van het Europese Hof gaan boven uitspraken van de nationale rechter. Ook controleert het Hof of Nederlandse rechters de Europese wetgeving wel goed toepast. Wanneer er een zaak aangespannen wordt tegen de Europese Commissie wordt deze in hoger beroep ook behandeld door het Europese Hof.

 

Voor of tegen

In heel Europa zijn voorstanders van de EU en tegenstanders van de EU. Ook zijn er heel veel verschillende visies op hoe de EU zich zou moeten ontwikkelen. Zo wordt er weleens gesproken over een Europees leger of een Europese grondwet, maar er zijn ook mensen die vinden dat landen in de EU vooral economisch moeten samenwerken en er zijn zelf mensen die vinden dat de EU in zijn geheel geen goed idee is.

Kritiek die vaak gegeven wordt op de EU is dat er een democratisch tekort is. De burgers hebben weinig te zeggen over de gang van zaken in de EU. Om de 5 jaar stemmen de burgers op het Europees Parlement, maar uiteindelijk heeft de (niet door de burgers gekozen) Raad van Ministers het laatste woord over het uit te voeren beleid. De macht ligt dus niet zozeer bij het volk, maar meer bij de bestuurders.

Ook is er kritiek op het vrije verkeer van personen in de EU. Dit zorgt ervoor dat werknemers (voornamelijk) uit Oost-Europa voor een lager loon werk kunnen doen in West-Europa. Ook is het gevolg van vrij verkeer van personen dat migranten die bijvoorbeeld in Griekenland Europa binnenkomen zonder problemen naar bv. Nederland kunnen reizen. Het hebben van een gezamenlijke buitengrens vraagt ook om gezamenlijk beleid op het gebied van migratie, maar met 27 landen met allemaal hun eigen belangen en problemen is het vaak moeilijk om tot goede afspraken te komen.

Uiteraard zijn er ook veel argumenten voor een sterke EU te bedenken. Zo vinden veel mensen dat wij als individuele landen in de EU niet zoveel kunnen stellen tegenover de VS, China of Rusland, maar dat wij als gezamenlijk blok meer macht kunnen uitoefenen op de wereld. Ook zeggen voorstanders dat bv. de milieuproblematiek alleen maar opgelost kan worden door goed samen te werken in de EU. Als laatste en misschien wel belangrijkste argument: binnen de EU is er nooit meer oorlog geweest. De oprichting was in de periode na de Tweede Wereldoorlog met het idee, nooit meer oorlog. Met vrede op het Europees continent is iedereen beter af.

 

 

3b. Verwerking

  1. Schrijf in 200 woorden of jij voor of tegen de EU bent. Gebruik voorbeelden uit de praktijk (zaken die gebeurd zijn/voorgevallen zijn) die onderbouwen waarom jij voor of tegen bent. 

Zorg dat je bovenstaande opdracht in Seesaw post met een link hiernaar in Egodact.

4. Problemen en dilemma’s rondom democratie

4a. Lezen

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar verschillende uitdagingen, problemen en dilemma’s rondom democratie. Wereldwijd merken we dat het verkrijgen van een democratie een lastig en kwetsbaar proces is. Maar als een land eenmaal een democratie is blijkt het ook lastig om dit zo te houden. Hiervoor zijn verschillende redenen welke wij bespreken in dit onderdeel.

Op 6 januari 2021 werd door aanhangers van oud president Trump van de Verenigde Staten het Capitool bestormd, de plek waar de Amerikaanse ‘Eerste en Tweede Kamer’ zetelen. Trump aanhangers waren het niet eens met de verkiezingsuitslag en braken in bij het parlementsgebouw. Het niet erkennen van een verkiezingsuitslag is een verstoring van het democratische proces. Het volk heeft bepaald wie de leiders moeten zijn voor de komende jaren, hier moeten alle partijen zich naar schikken.De bestorming van het Capitool was een spannend moment voor democratieën wereldwijd. Dat dit zover heeft kunnen komen zijn verschillende redenen voor. Hieronder bespreken we een aantal zaken die de democratie in gevaar brengen.

 

Media in de democratie.

In een democratie mogen burgers kiezen wie hun leiders zijn. Wanneer ze na een regeerperiode merken dat ze deze leider toch niet zo goed vinden kunnen burgers een andere keuze maken.
Het maken van een goede keuze vraagt om het hebben van goede informatie over de te kiezen kandidaten. Als burgers hebben wij de media nodig om kritisch te kijken naar de kandidaten waar wij op kunnen stemmen. Wanneer zij zaken goed doen moeten wij hierover kunnen lezen, maar ook als er zaken niet goed gaan moeten de media hierover berichten.
Het is dus belangrijk dat media vrij zijn (geen duidelijke voorkeur hebben voor een kandidaat). Helaas zien we in veel democratieën terug dat de media steeds meer in handen vallen van de leiders. Hierdoor kan een leider bepalen wat er over hem of over zijn medekandidaten gepubliceerd wordt. De informatie die dan tot de burgers komt is niet objectief, maar is er op gericht om het belang van één persoon of groep te dienen. Bijvoorbeeld in het EU-land Hongarije waar Viktor Orban aan de macht is zijn de grootste media volledig in handen van de partij van Viktor Orban. De berichtgeving die de bevolking bereikt is dus zeer eenzijdig en pro Orban, echt een goede keuze kunnen de burgers aan de hand van die informatie dus niet maken.

Ook zijn social media een gevaar voor het voortbestaan van de democratie. In de Netflix documentaire The Social Dilemma wordt goed uitgelegd hoe gebruikers van social media in een filterbubbel terecht komen. Deze video van NOSop3 legt goed uit hoe zo’n filterbubbel werkt. Als jij via YouTube weleens een video hebt gekeken over opwarming van de aarde is de kans groot dat er meer video’s over dit onderwerp worden voorgesteld aan jou. Wanneer je hierop verder klikt krijg je mogelijk ook een video over de klimaatmars te zien en misschien ook wel een video over Jesse Klaver van GroenLinks. Hetzelfde geldt dat wanneer je een video over de Islam aanklikt de kans groot is dat je binnen een paar clicks bij de PVV van Geert Wilders uitkomt en mogelijk zelfs een aantal complottheorieën over de deep state jouw tijdlijn bereiken. Er wordt je dus door het algoritme van YouTube hele specifieke informatie aangeboden, maar er wordt ook vooral een enorme blinde vlek gecreëerd voor andere meningen of visies op de wereld.
Dit is ook massaal gebeurd tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2020 waar Trump aanhangers via social media en het Twitteraccount van Donald Trump zelf werden gebombardeerd met berichten over fraude tijdens de verkiezingen. Dit vergroot het wantrouwen van Amerikanen in de democratie.

Het belang van juiste, goed gebalanceerde informatie is dus heel groot voor het voortbestaan en functioneren van de democratie.

Kijk- en luistertips over dit onderwerp:
The Social Dilemma (Netflix)
In deze documentaire wordt duidelijk uitgelegd hoe social media werken en welke gevaren hierin schuilen.

The Great Hack (Netflix)
In deze documentaire wordt het verhaal verteld van Cambridge Analytica, dit is het bedrijf dat met behulp van social media en big data veel invloed had in de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016.

 

The Joe Rogan Experience (Spotify)
In deze podcast spreekt Joe Rogan met Tristan Harris en Daniel Schmachtenberger. Beiden werken mee aan de documentaire The Social Dilemma en gaan hier nog wat dieper in op het gevaar en de toekomst van social media. De podcast duurt wel 3 uur en is in het Engels, maar absoluut de moeite waard.

 

 

Belang van de trias politica

Jullie hebben al gemerkt dat het bij maatschappijleer veel over de trias politica gaat. In dit systeem is de macht gescheiden. Dit is van groot belang voor de . De 3 machten (wetgevend, uitvoerend, rechtsprekend) zijn van elkaar gescheiden of in ieder geval (zoals in Nederland) gespreid. In het Nederlandse systeem zie je dat politici, maar ook rechters de trias politica meestal respecteren. In andere landen, de EU-lidstaat Polen is hiervan een goed voorbeeld, wordt de trias politica langzaam afgebouwd. Rechters worden (meestal) benoemd door de uitvoerende macht (de regering). Deze rechters bepalen of men zich aan de wet houdt en beoordelen vaak ook of de wetten niet tegen elkaar indruisen. In Polen, maar ook bijvoorbeeld in de VS, benoemt de regering rechters die meestemmen met de leiders. Dit zorgt ervoor dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht kleiner wordt. De regering vergroot zo haar macht en breekt zo de machtsbalans van de trias politica af. Dit maakt het makkelijker voor een regeringspartij of president om wetten ongeldig te laten verklaren, terwijl dit volgens de trias politica absoluut niet de taak is van de uitvoerende macht.

 

Representativiteit vs. representatie

In een democratie moet een deel van de macht bij de burgers liggen. De volksvertegenwoordigers in de Eerste Kamer en Tweede Kamer worden gekozen door het volk en moeten dus ook de mening van hun achterban vertolken. Aan de hand van de stemmen wordt de zetelverdeling in het parlement gemaakt. Je kunt dus stellen dat de parlementariërs representatief zijn voor de stemmen van het volk. Echter is het representeren van deze stemmen lastiger. Een politicus doet in de aanloop naar de verkiezingen harde en duidelijke uitspraken, maar zal moeten samenwerken en dus niet altijd waar kunnen maken wat hij of zij beweert in aanloop naar de verkiezingen. Zo zei Geert Wilders in 2012 dat de PVV absoluut de AOW-leeftijd niet wilde verhogen naar 67, maar gaf hij deze harde eis na de verkiezingen op.
Ook wilde Jesse Klaver van GroenLinks in de aanloop naar de verkiezingen van 2020 alle jongeren 10.000 euro startkapitaal geven, maar is het ook maar zeer de vraag of hij dit waar zou kunnen maken. Toch zijn er mensen die echt op Geert Wilders of Jesse Klaver stemmen vanwege deze beloftes, maar ze kunnen de belofte uiteindelijk niet inlossen. Wanneer politici gekozen zijn in het parlement maken ze dus veel meer hun eigen afwegingen en representeren ze niet per se 4 jaar lang de mening van hun kiezers. De invloed van burgers kan je daardoor dus in sommige gevallen ook gering noemen.

Participatie

Deelname van burgers aan de democratie is van belang. In Nederland kan iedereen stemmen of zich verkiesbaar stellen. In sommige landen is het zelfs verplicht om te gaan stemmen. In België kan je een boete krijgen wanneer je niet komt stemmen. In Nederland verplichten we het niet, en komt tussen de 75 en 80 procent van de mensen stemmen bij Tweede Kamer verkiezingen. Bij andere verkiezingen is de opkomst vaak een stuk lager.

Participatie in de democratie kan veel verder gaan dan alleen stemmen op de volksvertegenwoordigers. Zo kunnen er ook referenda worden gehouden of burgers zelfs nog actiever worden betrokken bij de besluitvorming. Tegenstanders van meer participatie opperen dat burgers vooral vanuit eigen belang zullen kiezen en niet het algemeen belang centraal zullen stellen. Ook zeggen tegenstanders dat veel van de problemen waarover politici moeten besluiten te complex zijn voor burgers om te begrijpen, hier moet je volgens hen voltijd mee bezig zijn, zoals Tweede Kamerleden.
Voorstanders opperen op hun beurt dat ook bestuurders (gekozen politici) vaak vanuit eigen belang redeneren. Ze denken ook dat burgers beter kunnen accepteren dat zaken anders lopen dan zij willen wanneer ze hier zelf over mee hebben gesproken en onderdeel zijn van de besluitvorming.

Participatie is vanzelfsprekend belangrijk in een democratie. De mensen die niet gaan stemmen in een democratie worden ook niet gehoord, hun mening is dan niet vertegenwoordigd in de politiek. De vraag, hoe ver men moet gaan met de participatie van burgers, zal onderdeel van discussie blijven.

Eindopdracht

Het onderdeel parlementaire democratie ga je afsluiten met een uitgebreide podcast. Deze podcast neem je op voor luisteraars van het Jeugdjournaal. Probeer dus je taalgebruik aan te passen op deze doelgroep. De informatie die je geeft is te moeilijk voor kijkers van het Jeugdjournaal, daar hoef je dus minder rekening mee te houden.


De podcast bestaat uit twee delen.

  1. Jullie vertellen inhoudelijk wat je hebt geleerd in de tekst van deze quest. Dit doe je aan de hand van de volgende punten:
  • De verschillen tussen een dictatuur en een democratie.
  • Het proces na de verkiezingen in Nederland (zoals besproken bij het kopje parlement en regering).
  • Verschillende bestuursniveaus. Je noemt ze allemaal, maar bespreek alleen de gemeente en de Europese Unie uitgebreider.
  • Problemen en dilemma’s rondom democratie. Hier kies je er 1. Deze bespreek je. Je haalt ook een praktijkvoorbeeld aan waar dit uit blijkt. Zoek bijvoorbeeld via Google Nieuws naar een land of situatie waarin één van deze dilemma’s naar voren komt. Zorg dat het probleem duidelijk wordt, maar dat je ook laat zien dat je nadenkt over de oplossing.
  1. In deel twee ga je de luisteraars informeren over de deliberatieve democratie. Hiervoor moet je je eerst verdiepen in het onderwerp. Doe dit door bronnen te raadplegen op het internet. Je kan zelf op zoek gaan, maar raadpleeg ook één van de onderstaande bronnen.

    In dit deel van de podcast moeten de volgende zaken minimaal terugkomen:
  • Wat is de deliberatieve democratie?
  • Wat zijn de voordelen van de deliberatieve democratie?
  • Noem 1 geslaagd voorbeeld van deliberatieve democratie ergens op de wereld, en vertel inhoudelijk waar dat over ging.

 

Een aantal voorbeeldbronnen zijn:
Peil het volk een terwijl het denkt, David van Reybrouck, 2013, de Correspondent (Artikel lezen)

Meer dan een inspraakavond, beter dan een referendum: met deze democratische vernieuwing kan de burger zélf beleid maken, Jelmer Mommers & Eva Rovers, 2020, de Correspondent (Artikel lezen)

Leuk, gelote burgers beleid laten maken, maar hoe dan? Rutger Bregman en Jesse Frederik spreken met Eva Rovers, 2022, de Correspondent (Podcast luisteren)

 

Je host echt een podcastshow. Die voldoet aan de volgende eisen:

  • Je maakt de show in duo’s. Je bent allebei net zoveel te horen;
  • De podcast duurt tussen de 7 en 12 minuten;
  • Jouw show heeft een naam en heeft duidelijk een begin. Waar je de luisteraars welkom heet, de naam van je podcast noemt en vertelt waar je over gaat spreken. Aan het eind van de podcast sluit je duidelijk af met een conclusie van de podcast;
  • Je bedenkt ‘luisteraarsvragen’. Dit zijn minimaal 3 vragen die je beantwoord in een apart onderdeel van de podcast. Je bedenkt deze vragen zelf;  
  • Je schrijft een script waarin je de tekst helemaal uittypt. Deze lever je in voordat je begint met het opnemen van de podcast. Zo voorkomen we dat je veel moeite steekt in het opnemen van de podcast en dat het niet goed blijkt te zijn. Lever dus eerst het script in voordat je gaat opnemen.

 

Ideeën

  • Interview iemand over de democratie (geen medeleerling!);
  • Bedenk een item waar je een liedje luistert wat past bij het onderwerp (vaak ter afsluiting). De tijd van het liedje telt niet mee voor de minimumtijd die de podcast moet duren.

 

Tips

  • Gebruik Garage Band op je iPad.
  • Zoek een rustige locatie om uiteindelijk op te nemen.
  • Doe een geluidscheck, is het goed hoorbaar voor de luisteraar?

Leerdoelen en hulpmiddelen

Leerdoelen Parlementaire democratie:

  • de leerling kan uitleggen hoe de structuur van de Nederlandse democratie eruit ziet;
  • de leerling kan de structuur van de verschillende bestuursniveaus van de Nederlandse representatieve democratie uitleggen;
  • de leerling kan de verschillen benoemen tussen verschillende democratische systemen;
  • de leerling is zich bewust van de factoren die van invloed zijn op politieke participatie in de democratie;  
  • de leerling kan de dilemma’s benoemen die komen kijken bij het Nederlands parlementair systeem;
  • de leerling kan de structuur van de Europese Unie benoemen en de gevolgen hiervan voor burgers van de EU.

 

In het bestand 'beoordelingsrubric parlementaire democratie' vind je de rubric waarmee het werk beoordeeld wordt. De rubric is handig om te controleren of je hebt voldaan aan de eisen.

  • Je maakt de opdrachten individueel en levert dus ook je eigen producten in. Tenzij er anders vermeld staat in de opdracht.
  • Alle opdrachten moeten uiterlijk 20 december in mijn bezit zijn.
  • Wanneer het werk 1 (school)werkweek te laat wordt ingeleverd gaat er 1 punt af.
  • Wanneer het werk 2 (school)werkweken te laat wordt ingeleverd gaan er 2 punten af.
  • Wanneer er na werk 2 (school)werkweken niks is ontvangen wordt het cijfer automatisch een 1.
  • Bovenstaande is volgens de regeling in het PTA.
  • Het arrangement SE2 - Parlementaire democratie - vwo is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2023-11-07 10:06:32
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit onderdeel is een havo-examenonderdeel over de eindterm rechtsstaat.
    Leerinhoud en doelen
    Burgerschapsvorming;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, leerlijn, rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Herbert Vissers eXplore. (2023).

    SE2 - Parlementaire democratie - havo

    https://maken.wikiwijs.nl/183322/SE2___Parlementaire_democratie___havo

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.