Dieses Thema werden wir uns mit Essen und Trinken beschäftigen. Es ist natürlich wichtig, wenn ihr in Deutschland seid, dass ihr Essen und Trinken in einem Restaurant bestellen könnt. Also werden wir viele Dialoge lernen und am Ende dieses Thema bekommt ihr wieder einen neuen Kenntnisstest und eine mündliche Prüfung.
Thema Essen und Trinken
Planung Thema 3
Auf diese Seite findet ihr die Wochenplanung von Thema 3:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Aufgabe 1 allein: Ga naar je Arbeitsbuch naar Vorwissen aktivieren van Level 1 en verdeel bovenstaande woordenlijst onder Obst und Gemüse.
möchten und mögen
In het Duits zijn er bij het bestellen van eten en drinken twee belangrijke werkwoorden, die niet helemaal verlopen als andere werkwoorden en die te maken hebben bij het bestellen van eten en drinken.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Op het einde van dit thema wordt je spreekvaardigheid getest. Daarbij wordt je natuurlijk beoordeeld op de uitspraak.
Bij dit onderdeel gaan we aan de slag met het leren van de uitspraak voor verschillende letters in het Duits. Probeer ontzettend goed op te letten, want niet alle letters/ lettercombinaties in het Duits klinken hetzelfde als in het Nederlands.
Zie de Tabel hieronder voor de verschillen tussen Duits en Nederlands.
Vokabel
Deutsche Aussprache
Beispiele
Ton
a
a
Arm, Arzt, Waren
o
o
Holen, Problem, Ohr
e
e
Elf, legen, Ehren
i
i/ie
sieht, Milch, Iris
u
oe
Hut, Putz, Rutsch
y
uu
Type, Hypothese, Pyramide
ä
e/ee
Lärm, Äpfel, zählen
ö
eu
Hör, können, nötig
ü
uu
Tür, Kostüm, Küche
au
au
Baut, Lauch, Haus
äu
oi
Häuser, Läufer, Gebäude
eu
oi
Leute, Euro, euch
ei
ai
mein, klein, leiter
s
z
Reis, Ameise, leise
z
ts (hard)
Zirkus, Zeh, Zunge
c
ts (zacht) / k
Cello, Computer, Clown
ch
ch zacht (bij i/e)
Milch, brich, Licht
ch
ch hard (bij a/au/o)
Bauch, Lach, brach
sch
sj
Schule, Rutsch, Schmutzig
Vorlesen verbessern
Aufgabe 1 Zusammen: Der Lehrer liest einen Text vor. Der Text steht im Arbeitsbuch. Markiere die Wörter, die der Lehrer falsch ausspricht/vorlest. In fast jedem Satz befindet sich ein Fehler.
Fragment Obst und Gemüse
Welche unterschiede suchen sie aus?
Welche Gemüse essen wir auch rau (nicht gekocht)? Nenne mindestens zwei Gemüse!
Apfel baum muss mann jedesmal neu pflanzen? Ja oder nein!
Gemüse pflanzt man nicht jedes Jahr. Stimmt es?
Was kann er nicht mehr sehen?
Woher komen Wassermelonen?
Was ist man lieber rau (ungekocht)?
Grammatik Wiederholung
De belangrijkste grammatica voor dit jaar hebben we in de afgelopen weken al besproken. In dit thema volgt nog een klein nieuw onderdeel. Daarom gaan we in dit thema regelmatig de grammatica van het voorgaande thema herhalen.
Aufgabe 1 allein/Wiederholung: Mache folgende Aufgabe und sorge für eine Score von mindestens 60%.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
1. Waarom koopt Matthias zoveel cola?
● Hij vind cola heel lekker
● Hij kan dan goed slapen
● Voor een onderzoek, hij wil het geheime recept achterhalen
2. Hebben de twee verschillende cola’s dezelfde ingrediënten?
●Ja
●Nee
3. Welke kleur beker heeft de originele cola ?
● Gelb
● Grün
● Blau
4. Hoeveel (proef)personen herkennen de cola de ze zelf drinken?
● iedereen vond zijn favoriete smaak (Cola).
● minder dan de helft van de mensen.
● meer dan de helft van de mensen.
5. Hoeveel liter cola drinken de Duitsers elk jaar?
● 17,66
● 17,6
● 7,6
6.Wat gaan doktor Stephan en Matthias zelfmaken/produceren?
● original Cola
● Cola en andere drankjes
● hun eigen Cola
6. Wat zijn de drie belangrijke ingrediënten?
● Water, suiker en kleurstoffen
● Water, suiker en cafeïne
● water, suiker en Kaffee
7. Wat is nog een belangrijke ingrediënt naast de 3 hoofdingrediënten?
● Phosphor
● Phosphorsäure
8. Welk kleur voegen ze nog in hun eigen Cola?
● schwarz
● Zucker color
9. Hoeveel aromas gebruikt doktor Stephan in hun eigen Cola?
● 1-5
● 6-7
● 8-9
10. Wat mist doktor Stephan bij hun eigen Cola
● Prik
● Aroma
● Zuur
11. Vinden de proefpersonen de zelfgemaakte Cola lekker en lijkt het op de echte Cola?
● lekker en het lijkt op de echte
● zoet, lekker en het is original Cola
Können und Wollen
Aufgabe 1 Zusammen: Wir nehmen die neue Verben können und wollen durch.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Natuurlijk kan het bij een restaurant voorkomen dat je het eten niet helemaal op krijgt of dat het zelfs iets te wenig was. Het is dan netjes uit te leggen, waarom je het eten bijvoorbeeld niet hebt kunnen opeten of als je nog wat extra wilt bestellen. Met de woorden viel en wenig kom je hopelijk best wel ver.
viel
mehr
am meisten
wenig
weniger
am wenigsten
Es war zu viel für mich.
Es war leider etwas zu wenig.
Können wir mehr Pommes frites bestellen?
Das sind aber wenig Pommes Frites.
Etwas weniger Käse wäre Super.
We hebben het alleen nog niet gehad over het woordje te. Bij eten en drinken kan het namelijk zijn dat je iets te veel hebt besteld. In het Duits wordt het woordje te bijna altijd vertaald met het woord zu.
Je gebruikt het dus als je aan wilt geven dat is te veel is of juist iets te weinig.
Ich habe zu viel Pommes frites gegessen.
Ich habe zu wenig Pommes frites bekommen.
Aufgabe 1 allein: Mache in Arbeitsbuch die Aufgabe von Level 2.
Esstagebuch
Was isst und trinkst du in einem Tag?
Ga na wat jij allemaal in een dag eet en drinkt. Vul het eetdagboek voor een hele dag in en geef een zo uitvoerig mogelijke beschrijving van wat je gegeten en gedronken hebt.
Aufgabe 1 allein: Vul in het Arbeitsbuch het eetdagboek in voor één dag. Gebruik onderstaande zinnen.
Redemittel
In de woordenlijsten van de levels 1 t/m 6 vind je veel woorden die met eten en drinken te maken hebben. Hieronder vind je nog een aantal woordjes en zinnen die je voor je eetdagboek kunt gebruiken.
Eten
Essen
Drinken
Trinken
Ik heb gegeten
Ich habe gegessen
Ik heb gedronken
Ich habe getrunken
1 stuk / 2 stukken
Ein Stück/2 Stücke Obst
Een glas/glazen
Ein Glas / 2 Gläser
1 portie
Eine Portion / 2 Portionen
Een flesje / flesjes
Eine Flasche / 2 Flaschen
Een bord
Ein Teller
Een beker/bekers
Ein Becher / 2 Becher
Vers
Frisch
Een blikje/blikjes
Eine Dose / 2 Dosen
Met appelmoes/mayonaise/ketchup/
Mit Apfelmuss/Mayo/Ketchup
Zonder/met suiker
Ohne/mit Zucker
Broodbeleg
Brotbelag
Koolzuur/prik
Kohlensäure
Gekookt / gebakken
Gekocht / gebacken
(Multi)vitamine
(Multi)vitamin
Vegetarisch / veganistisch
Vegetarisch / vegan
Sap
Saft
Possesivpronomen
Bij het vorige thema hebben we geleerd hoe we een moeten vertalen in het Duits.
Bij dit onderdeel ga je leren hoe je de bezittelijke voornaamwoorden moet vervoegen in het Duits. Dit lijkt veel op de vervoeging van een in het Duits.
Bekijk onderstaande rijtje:
Nederlands
M/O
V/MV
mijn
mein
meine
jouw
dein
deine
zijn
sein
seine
haar
ihr
ihre
onze
unser
unsere
jullie
euer
eure
hun
ihr
ihre
Uw
Ihr
Ihre
geen
kein
keine
Aufgabe 1 allein: Maak de onderstaande opdracht met de Possessivpronomen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bij dit level gaan we aan de slag met enkele letters, die niet zo snel voorkomen in het Nederlands, maar wel veel in het Duits. Het gaat hier namelijk om de Ä - Ö - Ü. Deze letters komen vaak voor in het Duits en klinken weer net iets anders.
Niederländische Klang
Deutsche Klang
e/ee
Ä
eu
Ö
uu
Ü / Y
überhaupt
Äpfel
hören
lärm
Kühe
Mädchen
trösten
Aufgabe 1 zusammen: Öffne dein Arbeitsbuch und höre die Aussprache deiner Experten zu. Fülle die Nummer auf den richtigen Platz in der Tabelle ein.
Wiederholung der/die/das + ein Gruppe + Possessivpronomen
Bij het vorige thema hebben we geleerd dat het ontzettend belangrijk is om te weten of enkele woorden mannelijk/vrouwelijk/onzijdig zijn. Dat hebben we op twee verschillende manieren kunnen leren.
Der/Die/Das stappenplan:
Stap 1:
Eindigt woord op -chen of -lein = o
Stap 2:
Het woord staat voor een mannelijk figuur = M
Het woord staat voor een vrouwelijk figuur = V
Stap 3:
Het woord eindigt op: -heit, -keit, -schaft, -ung, -ei, -ik, -ion, -tät, -ur = v
Stap 4:
Het woord eindigt op -e = vaak V
Stap 5:
Dagen, maanden, seizoenen, natuurverschijnselen en windrichtingen = M
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
twee voorzetsels die beide belangrijk kunnen zijn bij het bestellen van eten of drinken.
Aufgabe 1 zusammen: Luister naar de volgende liedjes en probeer te achterhalen wat de betekenis is van de woorden mit en ohne. In de namen van beide liedjes zitten al beide woorden.
Aufgabe 2 allein: Maak de volgende opdracht en kijk of je weet wanneer je mit of ohne moet gebruiken.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Tijdens het mondeling op het einde van dit thema wordt natuurlijk de uitspraak beoordeelt. Gedurende het mondeling zullen wij goed letten op de uitspraak van verschillende woorden.
Bij dit onderdeel gaan we het hebben over de verschillende S klanken.
Niederländisch
Deutsche Klang
S
Z
Z
TS
ß
ss
SCH
SJ
Schokolade
Apfelschorle
Zitrone
Zucchini
schlagsahne
Soße
Klöße
Ich möchte gerne eine warme Schoko mit Sahne.
Was findest du leckerer Zucchini oder Zitrone.
Die Soße finde ich zu heiß.
Die Schule zerbricht die Schulcode.
Der Zahnarzt zieht die Zähne im Zahnarztzimmer mit den Zahnarztzangen.
Aufgabe 1 Spiel: Luister naar de expert. Deze noemt enkele woorden op met verschillende s-klanken. Geef in je Arbeitsbuch met het nummer dat de Expert benoemd aan onder welke categorie het woord valt.
Plaats het nummer bij de juiste kolom.
SP
ST
Deutsche Würste
Deutsche Würste sind über die ganze Welt bekannt, und sind wichtig für die Deutsche Kultur.
Welche kennt ihr schon?
Schreibauftrag über Deutsche Würst
Aufgabe 1 Gruppe (2 Personen):
Je gaat een stukje in het Duits schrijven, waarin je vertelt welke Duitse worsten het beste zijn en waarom
- Probeer zo veel mogelijk bijvoeglijk naamwoorden te gebruiken om een mooie omschrijving te krijgen
- Gebruik de trappen van vergelijking:
viel
mehr
Am meisten
wenig
weniger
Am wenigsten
saftig
saftiger
Am safstigsten
lecker
leckerer
Am leckersten
scharf
schärfer
Am schärfsten
groß
größer
Am größten
klein
kleiner
Am kleinsten
lang
länger
Am längsten
knusprig
knuspriger
Am knusprigsten
würzig
würziger
Am würzigsten
trocken
trockener
Am trockensten
Kijk even goed naar deze voorbeeldzinnen, zodat je daar ook woorden uit kan gebruiken. Let op de dikgedrukte woorden en zoek eventueel nog op wat ze betekenen.
Ich esse kein Fleisch, also esse ich nur Veggie-Würste.
Die Vegetarische Wurst ist besser als die Fleischwurst
Eine lange, saftige, krumme, warme Weißwurst ist leckerer als eine kleine, trockene, knusprige, schwarze, schärfe Nünberger Rostbratwurst.
Vegane Würste sind oft aus Soja. Fleischwürste sind oft aus Schweinefleisch.
Eine Currywurst wird mit leckere, schärfe, würzige Currysoße gegessen.
Eine große Blutwurst mag ich sehr, aber einen Landjäger mag ich am meisten.
Worsten die je kan gebruiken (zoek wel even wat informatie erover op als je deze nog niet kent):
- Die vegane Wurst
- Die vegetarische Wurst
- Bratwurst
- Currywurst
- Bockwurst
- Landjäger
- Nürnberger Rostbratwurst
- Thüringer
- Knackwurst
- Weißwurst
- Lange Rote
- Blutwurst
Wiederholung Possessivpronomen
Bij Level 2 heb je het nieuwe Grammatica onderdeel de Possessivpronomen oftewel de bezittelijke voornaamwoorden geleerd. Hieronder vind je een opdracht om hier mee te oefenen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Lees de volgende kleine tekstjes en beantwoord de vragen.
Barbara
Mein Lieblingsessen ist Pizza. Ich kann auch eine Pizza machen. Mein Papa sagt, dass meine Pizzas sehr gut sind. Ich mag keinen Käse. Daher ist auch kein Käse auf meinen Pizzas. Wenn wir in Restaurant gehen, bestelle ich immer Backhendl und ein Eis. Mein Lieblingsgeschmack ist Erdbeere. Wir trinken gerne Cola. Wenn wir eine Party machen, dann trinken wir sehr viel Cola.
Jakob
Ich mag kein Gemüse. Mama sagt immer zu mir, ich soll Karotten essen. Sie sagt, dass sie gesund für mich sind. Aber ich hasse sie. Ich esse nur Kartoffeln. Kartoffeln sind mein Lieblingsgemüse. Ich mag sie als Pommes frites oder als Bratkartoffeln. Ich esse oft Pommes frites in einem Schnellimbiss. Ich trinke viel Milch, aber ich mag keinen Saft oder Cola. Aber man kann nicht gut einen Hamburger oder Hünchen essen und Milch dazu trinken. Deshalb trinke ich dazu Wasser.
Willi
Ich mag alle Arten von belegtem Brot, Käsebrot, Wurstbrot, Butterbrot oder Marmeladebrot. Und ich mag Würstchen mit Senf. Meine Mutter kocht oft Spaghetti. Dieses Essen mag ich besonders gern. Was ich nicht mag ist Schokolade. Ich hasse sie. Und mein Lieblingsgetränk? Also, ich mag Saft und Mineralwasser.
Susi
Ich liebe Tomaten und Erbsen. Tomaten sind immer auf meiner Pizza oder im Salat. Wir haben Erbsen in unserem Garten und noch viel mehr anderes Gemüse wie Bohnen, Karotten, Zwiebel, Spinat und Radieschen. Ich esse weder Fleisch noch Fisch. Ich denke, dass es nicht richtig ist, Tiere zu essen. Meine Lieblingssüßigkeiten sind Torten und Kekse. Natürlich esse ich auch viel Obst wie Äpfel, Birnen, Bananen, Orangen oder Himbeeren.
Beantworte die folgenden Fragen auf deutsch!
Wer mag kein Gemüse?
Barbara kann eine gute ........... machen.
Was ist Jakobs Lieblingsgemüse?
Was isst Susi immer auf einer Pizza oder in einem Salat?
Barbara mag Eis mit ............. Geschmack.
Welche Süßigkeiten isst Susi sehr gerne?
Was trinkt Jakob nicht gerne?
Was mag Willi gar nicht essen?
Wo isst Jakob oft Pommes frites?
Was isst Susi nicht?
Plaats de volgende begrippen onder het juiste kopje:
Ich mag ..................... und ............................
Meine Mama sagt, dass ..........................
In der Schule esse ich oft ......................... und ...........................
Ich mag keine ......................... und ...........................
Mein Lieblingsgetränk ist ...............................
Ich denke, dass ............................. gesund für mich sind.
müssen und sollen
De laatste twee werkwoorden, die we nog met elkaar doornemen zijn de volgende.
müssen = moeten
sollen = moeten
müssen
sollen
ich
muss
soll
du
musst
sollst
er/sie/es
muss
soll
wir
müssen
sollen
ihr
müsst
sollt
sie/Sie
müssen
sollen
Het verschil:
Ich muss Hausaufgaben machen.
Du sollst den Film ins Kino (bioscoop) sehen.
Müssen = moeten (verplicht, het kan niet anders)
Sollen = moeten (advies, raad gevend)
Deze twee vormen lijken ontzettend veel op elkaar en mag je dus door elkaar halen, tenzij een van de twee overduidelijk naar voren komt.
Muss ich Hausaufgaben machen?
Soll ich Hausaufgaben machen?
Aufgabe 1 allein: Maak onderstaande opdracht met müssen en sollen. Let op het einde goed op of het raadgevend is of een verplichting.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Op hoeveel graden worden de cacaobonen geroosterd?
Wat voor soort cacaobonen gebruikt deze fabriek in Erfurt?
Wat voor product hebben ze bij de chocola gedaan?
Hoeveel repen chocola worden er per uur in de fabriek geproduceerd?
Frühstück Memory
Level 5 das Lasagne Desaster
Wörterliste Level 5
der Kühlschrank
die Gewürze
der Topf
der Ofen
der Tisch
das Besteck
die Tür
der Teller
der Stuhl
das Obst
das Brot
voll
leer
die Gabel
der Löffel
der Messer
kochen
kalt
heiß
scharf
die Lasagne
die Soße
die Suppe
lecker
Das Lasagne-Desaster
Hier vind je het boekje "Das Lasagne-Desaster". Lees het verhaal en maak de bijbehorende opdrachten. De antwoorden worden in de les besproken.
Mocht je lezen in een boek fijner vinden, kun je dit altijd aangeven. Op school liggen namelijk een anatal exemplaren.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bij dit onderdeel gaan we een spel spelen met de uitspraak. We hebben bij het oefenen van de uitspraak al een aantal verschillende tongbrekers gezien. Voor dit onderdeel heb ik een hele lijst met allerlei verschillende tongbrekers verzameld. Jullie gaan deze proberen uit te spreken.
Aufgabe 1 Spiel: Open het spel in een groepje van drie tot vijf personen. Om de beurt probeert één iemand van het groepje een random tongbreker uit te spreken. (Maak dus gebruik van een random nummer generator). Als het lukt krijgt deze de tongbreker op zijn of haar naam te staan. Na een tijdje stopt het spel en wint degene met de meest uitgesproken tongbrekers.
Viel Spaß
Level 6 Vorbereitung
Speisekarte machen!
Aufgabe 1 Gruppe von 2 Personen:
Jullie gaan in tweetallen aan de slag met het maken van een Speisekarte (menukaart) in het Duits. Het duo dat uiteindelijk de beste Speisekarte heeft gemaakt, zal tijdens het mondeling in gebruik genomen worden.
De eisen voor de Speisekarte zijn als volgt (natuurlijk alles in het Duits):
Bedenk een naam voor je Restaurant.
Maak een lunchsectie met 5 verschillende gerechten: Geef per gerecht de basisingrediënten aan.
Maak een voorgerechtensectie met 3 verschillende gerechten: Geef per gerecht de basisingrediënten aan.
Maak een hoofdgerechtensectie met 6 verschillende gerechten: Geef per gerecht de basisingrediënten aan.
Maak een nagerechtensectie met 4 verschillende gerechten: Geef per gerecht de basisingrediënten aan.
Maak een drankkaart met tenminste 12 drankjes.
Probeer je Speisekarte natuurlijk ook mooi aan te kleden.
Handige woorden voor de Speisekarte:
die Lunchkarte
das Vorgericht
das Hauptgericht
der Nachtisch
Video Gast und Kellner
Gast und Kellner
Aufgabe 1 Allein: Lese den Text und beantworte die Fragen!
Als eindopdracht van dit Thema gaan jullie in tweetallen een mondeling voeren met de expert. Jullie spelen dan een restaurantsituatie na.
Wat kun je doen om te leren:
Leer de woorden van alle levels.
Leer de zinnen die bij de Redemittel en Dialoge staan in Level 6.
Probeer een restaurantgesprek na te spelen met je klasgenoten als oefening.
Grammatikliste
haben
sein
ich
habe
bin
du
hast
bist
er/sie/es
hat
ist
wir
haben
sind
ihr
habt
seid
sie/Sie
haben
sind
M/V/O Stappenplan:
Stap 1:
Eindigt woord op -chen of -lein = o
Stap 2:
Het woord staat voor een mannelijk figuur = M
Het woord staat voor een vrouwelijk figuur = V
Stap 3:
Het woord eindigt op: -heit, -keit, -schaft, -ung, -ei, -ik, -ion, -tät, -ur = v
Stap 4:
Het woord eindigt op -e = vaak V
Stap 5:
Dagen, maanden, seizoenen, natuurverschijnselen en windrichtingen = M
Stap 6:
Kun je er in het Nederlands het voorzetten = O
Stap 7:
Geen van bovenstaande = leer de woordjes
m
v
o
mv
de/het
der
die
das
die
een
ein
eine
ein
(k)eine
Possessivpronomen:
Nederlands
M/O
V/MV
mijn
mein
meine
jouw
dein
deine
zijn
sein
seine
haar
ihr
ihre
onze
unser
unsere
jullie
euer
eure
hun
ihr
ihre
Uw
Ihr
Ihre
geen
kein
keine
Präsens:
na stam (fe)
stam op d/t
stam op s klank (s/z/x/ß/sch)
ich
+e
du
+st
+est
+t
er/sie/es
+t
+et
wir
+en
ihr
+t
+et
sie/Sie
+en
Modalverben:
zou graag willen
aardig/lekker vinden
mogen
weten
kunnen
willen
moeten
moeten
ich
möchte
mag
darf
weiß
kann
will
muss
soll
du
möchtest
magst
darfst
weißt
kannst
willst
musst
sollst
er/sie/es
möchte
mag
darf
weiß
kann
will
muss
soll
wir
möchten
mögen
dürfen
wissen
können
wollen
müssen
sollen
ihr
möchtet
mögt
dürft
wisst
könnt
wollt
müsst
sollt
sie/Sie
möchten
mögen
dürfen
wissen
können
wollen
müssen
sollen
Vorstadtkrokodile 1
Einführung
Wir werden mit der Klasse den Film "Vorstadtkrokodile" schauen. Zwischendurch und am Ende gibt es einige Aufgaben.
Aufgabe 1 allein:
Bekijk de voorkant van de DVD en lees de titel.
A: Waarover denk je dat deze film gaat?
B: Hoe denk je dat deze personen met elkaar in verbinding staan?
C: Welke betekenis denk je dat de titel heeft?
2. Fragen bei Szene 1 bis 13:00
A: Wat moet iemand doen om lid te kunnen worden van de “Clique”?
B: Waarom hoefde Maria de “Mutprobe” niet te doen?
C: Wat gebeurt er met Hannes als hij de “Mutprobe”uitvoert?
3. Fragen bei Szene 2 bis 24:07
A: Waarom komt Hannes naar het huis van Kai?
B: Wat vindt de moeder van Kai van zijn 157 vrienden? Leg uit waarom ze dit vindt.
C: Welke deal wil Kai’s moeder maken en waarom?
4. Fragen bei Szene 3 bis 42.41
A: Wat is er gebeurd met het clubhuis van de Krokodillen?
B:Waarom roept Hannes de hulp van Kai in?
C: Waarom vindt Hannes moeder dat ze zich niet kan opgeven voor de toets?
5. Fragen bei Szene 4 bis 55:19
A: Waarom wordt Hannes boos in deze scene?
B: Waarom hebben Kai en zijn moeder ruzie?
C: Waarom heeft Hannes ruzie met de rest van de Krokodile?
6. Fragen bei Szene 5 bis 1.08.00
A: Waarom is er ruzie tussen de ouders van Kai?
B: Hoe komt het weer goed tussen de krokodillen?
C: Hoe komen de Krokodillen erachter dat er al aangifte gedaan is?
7. Fragen bei letzte Stück
A: Waar is de vader van Hannes gebleven?
B: Heeft Hannes een antwoord op deze vraag van Kai: Ist es darum, dass du nur dichselbst vertrauen kannst? Waarom of waarom niet?
C: Hoe komt het dat Kai in een rolstoel zit?
Aufgabe 2 individuell:
Maak een lijstje van tenminste 5 castleden van de film en beschrijf bij die personen hoe ze eruit zien en wat voor gedrag ze tonen in de film. In het Duits natuurlijk.
Het arrangement Deutsch Schuljahr 2 Thema 3 Essen und Trinken is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Gemüse und Obst
möchten und mögen
Haben und Sein
Präsens Wiederholung
Können und Wollen
Possessivpronomen
Possessivpronomen Ausbreitung
Vertaal het woord dat tussenhaakjes staat!
Mit oder Ohne
dürfen und wissen
Wiederholung Possessivpronomen
Müssen und Sollen
Modalverben stap 1
Modalverben Stap 2
Modalverben Stap 3
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.