Was isst und trinkst du in einem Tag?
Ga na wat jij allemaal in een dag eet en drinkt. Vul het eetdagboek voor een hele dag in en geef een zo uitvoerig mogelijke beschrijving van wat je gegeten en gedronken hebt.
Aufgabe 1 allein: Vul in het Arbeitsbuch het eetdagboek in voor één dag. Gebruik onderstaande zinnen.
Redemittel
In de woordenlijsten van de levels 1 t/m 6 vind je veel woorden die met eten en drinken te maken hebben. Hieronder vind je nog een aantal woordjes en zinnen die je voor je eetdagboek kunt gebruiken.
Eten |
Essen |
Drinken |
Trinken |
Ik heb gegeten |
Ich habe gegessen |
Ik heb gedronken |
Ich habe getrunken |
1 stuk / 2 stukken |
Ein Stück/2 Stücke Obst |
Een glas/glazen |
Ein Glas / 2 Gläser |
1 portie |
Eine Portion / 2 Portionen |
Een flesje / flesjes |
Eine Flasche / 2 Flaschen |
Een bord |
Ein Teller |
Een beker/bekers |
Ein Becher / 2 Becher |
Vers |
Frisch |
Een blikje/blikjes |
Eine Dose / 2 Dosen |
Met appelmoes/mayonaise/ketchup/ |
Mit Apfelmuss/Mayo/Ketchup |
Zonder/met suiker |
Ohne/mit Zucker |
Broodbeleg |
Brotbelag |
Koolzuur/prik |
Kohlensäure |
Gekookt / gebakken |
Gekocht / gebacken |
(Multi)vitamine |
(Multi)vitamin |
Vegetarisch / veganistisch |
Vegetarisch / vegan |
Sap |
Saft |