Grammatica blok 5

Grammatica blok 5

Welkom!

Welkom bij de les grammatica blok 5!

 

Op deze wikiwijs krijg je stap voor stap herhaling over onderwerpen die we in de eerdere blokken al hebben behandeld. Vervolgens ga ik verder met nieuwe uitleg, namelijk wel of geen lijdend voorwerp en met voorzetsels.

 

Aan het einde van de les, dus ook aan het einde van deze wikiwijs kan je:

- de persoonsvorm in een zin vinden

- kun je de zinsdelen wwg, ond, lv benoemen

- kun je het voorzetsel in een zin herkennen en benoemen

Persoonsvorm

Voorkennis

Ga op zoek naar de persoonsvorm in de onderstaande zinnen. Klik steeds op de juiste persoonsvorm en de kikker gaat een sprongetje vooruit. 

Uitleg

Werkwoorden zijn doe-woorden. Een vorm van een werkwoord is bijvoorbeeld de persoonsvorm. De persoonsvorm kan je in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd schrijven.

 

Heel leuk de persoonsvorm, maar hoe vinden we die nou eigenlijk?

Wij maken gebruik van de tijdsproef om de persoonsvorm in een zin te vinden. Als de zin dus in de tegenwoordige tijd staat, dan zet je dit in de verleden tijd. En je kan het al raden, maar dit doen we andersom dus ook. Dan zet je de verleden tijd in de tegenwoordige tijd. Het werkwoord wat dus verandert, noemen we de persoonsvorm.

Een andere manier die je kunt gebruiken is door de zin vragend te maken. 

Voorbeeld zinnen:

 

1. De auto wordt voor de deur geparkeerd. (tegenwoordige tijd)

werkwoorden: wordt en geparkeerd

Zet nu de zin in de verleden tijd. -> De auto werd voor de deur geparkeerd.

Het werkwoord dat verandert: wordt -> werd

In de tegenwoordige tijd is de pv dus wordt en in de verleden tijd is het werd.

 

2. Het hotel werd grondig verbouwd. (verleden tijd)

Werkwoorden: werd en verbouwd

Zet nu de zin in de tegenwoordige tijd -> Het hotel wordt grondig verbouwd.

Het werkwoord dat verandert: werd -> wordt

In de verleden tijd is de pv dus werd en in de tegenwoordige tijd is het wordt.

Onderwerp

Voorkennis

Ga op zoek naar het onderwerp in de onderstaande zinnen. Lees eerst de zin en typ vervolgens het onderwerp in de hokjes. 

Uitleg

Het onderwerp is dus wie of wat iets doet, is of ondergaat.

Het onderwerp staat vaak ergens vooraan in een zin.

 

Regel: Wie/wat + persoonsvorm = onderwerp

 

Een andere manier om het onderwerp in een zin te vinden:

De zin vragen maken. Het onderwerp komt dan achter de persoonsvorm te staan.

 

Voorbeeldzinnen:

 

- Mijn zusje heeft chips gegeten.

1. Persoonsvorm: heeft

2. Onderwerp: wie/wat heeft? = mijn zusje

Mijn zusje is dus het onderwerp in deze zin

 

- Amber slaapt in haar boomhut.

Zin vragend maken: Slaapt Amber in haar boomhut?

Amber staat meteen achter de persoonsvorm, dus is Amber het onderwerp in de zin. De persoonsvorm is natuurlijk slaapt.

 

Maar hoe ga je het onderwerp nu vinden in een vraagzin???

Je kunt bij een vraagzin ook wie/wat + persoonsvorm stellen.

 

Voorbeeldzin:

 

- Komen Amber en Quinty morgen spelen?

Wie/wat komen?: Amber en Quinty

Amber en Quinty = onderwerp

Werkwoordelijk gezegde

Klik het werkwoordelijk gezegde aan in de onderstaande zinnen. Je hebt steeds de keuze uit een aantal antwoorden. 

Voorkennis

Uitleg

Nu we de persoonsvorm en het onderwerp hebben herhaald, gaan we verder met het werkwoordelijk gezegde.

Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in de zin.

Wat zijn ook alweer werkwoorden? Juist, dat zijn doe-woorden.

De persoonsvorm hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde.

Het werkwoordelijk gezegde kan uit één werkwoord bestaan, maar ook zeker uit meerdere werkwoorden.

 

Voorbeeld zinnen:

 

1. Vanmorgen heeft mijn moeder een beker laten vallen.

Pv: Heeft

Ow: Mijn moeder

Wwg: Heeft laten vallen

 

2. Morgen gaan wij lopen naar school.

Pv: Gaan

Ow: Wij

Wwg: Gaan lopen

Lijdend voorwerp

Wat was dat ook ook al weer?

We hebben aan het begin van het schooljaar geleerd dat er een manier is om snel het lijdend voorwerp te vinden. Dan stel je de volgende vraag:

Wie of wat + gezegde + onderwerp ?

Het lijdend voorwerp komt voor bij werkwoorden waarbij je twee vragen stelt. Zoals metselen, opblazen en lezen.

 

Om het lijdend voorwerp te kunnen vinden moeten we eerst het gezegde en het onderwerp vinden, maar hoe doen we dit ook al weer?

Gezegde: Dit zijn alle werkwoorden in een zin.

Onderwerp: Wie of wat + de persoonsvorm.

Ohja en de persoonsvorm konden we natuurlijk vinden door de zin vragend te maken of door de tijdsproef toe te passen!

 

Voorbeeldzin:

 

* De kat heeft een slang gevangen.

- Heeft de kat een slang gevangen?

Heeft: persoonsvorm

- Wie of wat heeft?

De kat: onderwerp

- Alle werkwoorden in de zin.

Heeft gevangen: werkwoordelijk gezegde

- Wie of wat heeft de kat gevangen?

Een slang: lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp in de zin is dus: een slang

Nieuwe uitleg

Soms lijkt een zinsdeel een lijdend voorwerp, maar is dat het niet. 

Voorbeeld: Cheyenne loopt twee uur. 

Het zinsdeel twee uur in de zin 'Cheyenne loopt twee uur' geeft antwoord op de vraag: hoelang? Deze vraag stel je niet als je op zoek bent naar het lijdend voorwerp.

 

Als je op zoek gaat naar het lijdend voorwerp letten we altijd op het bouwplan van de basiszin. 

Er zijn twee manieren waarom je kan zien dat een zin geen lijdend voorwerp heeft:

1. Als de basiszin uit twee zinsdelen bestaat. Oftewel er is niets of niemand nodig bij de handeling, dan is er geen lijdend voorwerp. 

2. Als er geen antwoord is op de vraag: wie of wat + gezegde + onderwerp? Dan is er ook geen lijdend voorwerp in de zin. 

 

Als het werkwoord een bouwplan heeft waarbij de basiszin uit drie zinsdelen bestaat, dan is er wel sprake van een lijdend voorwerp. Dan is er ook een antwoord op de vraag: wie of wat + gezegde + onderwerp? 

LET OP: zinsdelen die maten, gewichten en afstanden aangeven zijn nooit een lijdend voorwerp!

 

Even oefenen!

Geef in de onderstaande zinnen het lijdend voorwerp aan. Je kunt steeds kiezen uit een aantal antwoorden. 

Voorzetsel

Nieuwe uitleg

Wat zijn voorzetsels?

Zetsels die je ergens voorzet zou een logisch antwoord zijn, maar dit is niet wat voorzetsels zijn. Wat zijn het dan wel?

Voorzetsels zijn woorden die voor een lidwoord of zelfstandig naamwoord kunnen staan.

De lidwoorden: de, het en een

Zelfstandig naamwoord: dit zijn namen voor mensen, dieren, planten en dingen. Je kunt er een lidwoord voor zetten, dus de, het of een.

Voorzetsels helpen om een plaats, richting of tijd aan te geven.

Voorbeelden van voorzetsels: van, na, met, tegen, achter, in, naast, langs en tijdens.

 

De meeste voorzetels kun je invullen voor bepaalde woorden: '... de kamer', '...het feest' en '...het bureau.

 

Voorbeelden:

- Tijdens het feest zat mijn hond onder het bureau in zijn kamer.

- De scooter staat voor het huis.

- Hij ligt achter de containers.

 

Een voorzetsel staat nooit los in een zin! Het is altijd een onderdeel van een zinsdeel.

Voorbeeld: In de schuur | staan | onze scooters | naast de fietsen van mijn zusje.

 

LET OP:

Voorbeeld: De verkoper | pakt | het cadeau | in.

In is nu geen voorzetsel, maar waarom niet? Het woordje in hoort bij pakt, want het hele werkwoord is inpakken. In is dus geen apart zinsdeel en dus geen voorzetsel. Zoals je kan zien heeft deze zin drie zinsdelen.

Kennisclip

Voorzetsel

Snap ik alles?

Geef in de onderstaande zinnen steeds het voorzetsel aan. 

Is het gelukt met het maken van de oefening?

Als je er minder dan vijf goed hebt, raad ik aan om nogmaals de uitleg goed door te lezen en de kennisclip te bekijken voor wat extra uitleg. Het is helemaal niet erg dat je het nog niet gelijk helemaal begrijpt, want het is een nieuw onderwerp. Doe rustig aan en vraag anders om hulp bij mij.  Hierna mag je door naar de eindtoets.

Heb je er vijf of meer goed? Heel goed gedaan, je mag door met het maken van de eindtoets.

Even oefenen!

Jullie zijn aangekomen bij het laatste onderdeel, yippiee. Zoals jullie net gelezen hebben, ging het over het voorzetsel. Jullie gaan nu een oefening maken over het voorzetsel. De bijbehorende opdracht ga je maken via Quizlet. 

 

Wat?: De opdrachten van Quizlet over het voorzetsel, kies rechts onderin voor de leermethode test!

Hoe?: Zelfstandig

Hulp?: De docent, steek een vinger in de lucht en dan kom ik je helpen

Tijd?: -

Uitkomst?: De opdrachten zijn af

Klaar?: Ga door naar de eindtoets

Eindtoets

Jullie mogen de eindtoets gaan maken!

Klaar met de eindtoets?

Dan mogen jullie nu de evaluatie in gaan vullen!

Evaluatie

Wat vonden jullie ervan?

Helemaal klaar?

Dan mogen jullie nog even wat voor jezelf gaan doen. 

Bronnen

Berg, H. L. D., & Plug, G. (2016). Op Niveau Nederlands 2 vmbo-bk Leeropdrachtenboek (2de editie). ThiemeMeulenhoff bv.

 

  • Het arrangement Grammatica blok 5 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Cheyenne Baanvinger
    Laatst gewijzigd
    2022-04-12 15:18:19
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    2vzw1
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur 0 minuten

    Bronnen

    Bron Type
    Voorzetsel
    https://youtu.be/knoLpU4eASk
    Video
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Voorzetels

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.