Nieuwe uitleg

Wat zijn voorzetsels?

Zetsels die je ergens voorzet zou een logisch antwoord zijn, maar dit is niet wat voorzetsels zijn. Wat zijn het dan wel?

Voorzetsels zijn woorden die voor een lidwoord of zelfstandig naamwoord kunnen staan.

De lidwoorden: de, het en een

Zelfstandig naamwoord: dit zijn namen voor mensen, dieren, planten en dingen. Je kunt er een lidwoord voor zetten, dus de, het of een.

Voorzetsels helpen om een plaats, richting of tijd aan te geven.

Voorbeelden van voorzetsels: van, na, met, tegen, achter, in, naast, langs en tijdens.

 

De meeste voorzetels kun je invullen voor bepaalde woorden: '... de kamer', '...het feest' en '...het bureau.

 

Voorbeelden:

- Tijdens het feest zat mijn hond onder het bureau in zijn kamer.

- De scooter staat voor het huis.

- Hij ligt achter de containers.

 

Een voorzetsel staat nooit los in een zin! Het is altijd een onderdeel van een zinsdeel.

Voorbeeld: In de schuur | staan | onze scooters | naast de fietsen van mijn zusje.

 

LET OP:

Voorbeeld: De verkoper | pakt | het cadeau | in.

In is nu geen voorzetsel, maar waarom niet? Het woordje in hoort bij pakt, want het hele werkwoord is inpakken. In is dus geen apart zinsdeel en dus geen voorzetsel. Zoals je kan zien heeft deze zin drie zinsdelen.