Welkom bij de les!
Welkom allemaal bij deze gastles geschiedenis. Normaal gesproken hebben jullie geen gechiedenis, maar het leek mij en meneer Assarar leuk om jullie hiermee te laten kennismaken. Ook omdat dit mijn opleiding is. In deze les gaan wij het hebben over de industriële revolutie. Hierbij focussen wij op de opkomst van de industriële revolutie en de problemen die dit met de arbeiders meedroeg. Wij kennen allemaal fabrieken en alle producten die tegenwoordig in fabrieken worden geproduceerd. Maar hoe kwam dit tot stand? Daar gaan wij in deze les achter komen.
Lesdoelen
Aan het einde van deze les...
- ...kun je uitleggen hoe de productie van producten steeds sneller kon gaan
- ...kun je uitleggen waarom in de 19e eeuw de landbouwstedelijke samenleving veranderde in de industriële samenleving
- ...kun je uitleggen wat het kinderwetje van Van Houten inhoudt
- ...kun je uitleggen wat de sociale kwestie inhoudt en kun je hierbij een voorbeeld geven
- ... kun je uitleggen wat de sociale wetten inhouden en kun je hier een voorbeeld bij geven
In de padlet hieronder kunnen je alvast opschrijven wat je al van de industriële revolutie weten of waar jullie aan denken. Dit doe je door rechtsonder op het plusje (+) te klikken en iets op te schrijven.
Grote veranderingen
Landbouwrevolutie
De industriële revolutie was geen plotslelinge verandering, maar het duurde lang. In deze lange tijd kwamen er veel veranderingen op gang. De productie werd voorheen altijd door mensen met de hand gedaan. Het handwerk maakte plaats voor steeds meer machines die het werk overnamen. De productie werd gemechaniseerd. Deze machines werkten vaak op stoom en later op gas en elektriciteit.

Hierboven zie je mechanisatie vandaag de dag
De landbouwrevolutie begon in Groot-Brittanië rond het jaar 1750. De bevolking groeide steeds sneller en verdubbelde zelfs sinds 1500. Deze bevolkingsgroei betekent ook dat steeds meer mensen moeten eten, hierdoor moesten de boeren meer en sneller voedsel produceren. Om dit te bereiken voerden zij allerlei verbeteringen door in de productie: betere werktuigen, sterkere graansoorten, het gebruik van mest etc. Men werd ook rijker door de verbetering in de productie, want door de bevolkingsgroei kwam er meer vraag naar voedsel. Het geld dat men verdiende door de verkoop van voedsel, staken zij weer in verbetering van de productie. Dit noemen wij investeren. Daardoor gingen zij nog meer produceren en verdienen.
Stoommachines
De productie groeide niet alleen in de landbouw door vernieuwingen, maar ook in de textielnijverheid werden vernieuwingen uitgeprobeerd. Het oude spinnenwiel werd vervangen door houten machines. De spinmachines stonden in watermolens naast stromend water. Het water werd als energiebron gebruikt. Deze houten machines hielden niet lang stand, want rond 1800 werden zij al vervangen door stoommachines. Door het stoom konden de machines steeds meer textiel produceren. Dit kon allemaal dankzij de bevolkingsgroei worden verkocht. Hoe meer mensen, hoe meer er verkocht wordt. Hiermee gepaard gaat het maken van meer winst.
De energiebron voor stoommachines was steenkool. Het steenkool werd in water verhit en daardoor ontstond er stoom. De machines waren niet van hout, maar van ijzer. De reden hiervoor is dat het stoom dat gebruikt werd voor enorm veel druk op de machines zorgde. Hierdoor moesten de machines héél sterk zijn.
Door de opkomst van de stoommachine waren ook steenkoolmijnen, ijzerfabrieken en machinefabrieken nodig. De stoommachine werd ook wel de motor van de industriële revolutie genoemd.
Er kwamen niet alleen stoommachines uit voor de productie, maar ook vervoermiddelen werden op stoom gedreven. Vanaf 1830 kwamen de stoomtrein en stoomschip op. Door de komst van deze vervoersmiddelen ging de industrie nog sneller. Zo konden grondstoffen veel sneller naar de fabrieken worden vervoerd en konden de fabrieken makkelijker bij de consument komen. Voor de bouw van treinen, spoorwegen en stoomschepen nog meer fabrieken en mijnen nodig. De groei ging steeds sneller en sneller.
Hierboven zie je een stoommachine
De industriële samenleving
Verstedelijking
De komst van alle machines in de landbouw zorgde ervoor dat de werkgelegenheid in de landbouwsector afnam en groeide in de industriesector. De machines moesten immers gemaakt worden. Door deze verandering verhuisde meer dan de helft van de bevolking naar de steden. De landbouwstedelijke samenleving maakte in de 19e eeuw plaats voor de industriële samenleving. Doordat de mensen in de stad gingen wonen groeide de handel en transport ook, waardoor de dienstensector groeide. Door de industrialisatie groeide de bevolking sneller dan ooit te voren. Londen groeide van 900.000 tot 6,5 miljoen inwoners. Industrialisatie, verstedelijking (urbanisatie) en bevolkingsgroei versterkten elkaar. Door de bevolkingsgroei kwamen er steeds meer mensen om in de fabrieken te werken. Zij verdienden geld en konden producten kopen om hun leven te onderhouden. Mensen die op het platteland achterbleven en geen werk hadden door de mechanisering trokken ook naar de steden om in de fabrieken te werken. Hieruit onstonden steden rondom fabrieken. Voorbeelden hiervan zijn Manchester en Eindhoven.

Hierboven zie je een woonwijk die rondom een fabriek werd gebouwd
Arbeiders en burgers
De arbeidersbevolking groeide het hardst, maar de rijkdom en macht kwam in de handen van de burgerij. Daarom staat de 19e eeuw bekend als tijd van burgers en stoommachines. De adel bleef belangrijk, maar de burgerij leverde de meeste ondernemers en had de meeste invloed op de samenleving. De samenleving werd harder en zakelijker waar werknemer en werkgever elkaar niet persoonlijk kennen. Dit was heel anders als je het vergelijkt met de samenleving in de landbouwstedelijke samenleving. Daar werkten bazen en boeren met knechten die zij persoonlijk kenden en zich hier verantwoordelijk voor voelden. In de industriële samenleving ontstond een kapitalistische samenleving. Bedrijven wilden zo veel mogelijk winst maken, hierdoor werden arbeiders gedwongen veel en hard te werken voor een minimumloon. Tot slot leidde de industrialisatie tot vervuiling van het milieu. Door het gebruik van steenkool lagen steden vaak onder smog en waren veel gebouwen zwart van het roet.

Hier zie je de vervuiling door de fabrieken goed terug.
De sociale kwestie
Check
Na het lezen van de tekst en het bekijken van de video is het belangrijk om te checken of jullie de kern van de stof hebben begrepen. Om dit te doen klik je op de onderstaande link. Met behulp van de puzzel kun je controleren of je de kern van de stof hebt begrepen
https://puzzel.org/nl/matching-pairs/play?p=-Mth0-085cYKmWQXzgCp
Aan de slag!
Je kunt onderstaande mindmap als beginpunt nemen. Werk je mindmap vanuit hier verder uit. Maak zo veel mogelijk gebruik van afbeeldingen, kleur en linkjes.
Test jezelf! en evaluatie
Nu kunnen jullie controleren of jullie de les hebben begrepen. Maak onderstaande toets om te controleren in hoeverre jullie de stof beheersen. Ben je klaar met de toetsvragen? Beantwoord dan de evaluatie onderaan het document!
Begrippen
Mechanisatie: het vervangen van handarbeid door machines
Investeren: ergens geld aan uitgeven, zodat je hier later meer mee kan verdienen
Energiebron: iets dat energie lever, zoals steenkool of olie
Industriële revolutie: grote veranderingen in de manier van produceren, waarbij handarbeid wordt vervangen door machines
Industrie: nijverheid, productie uit de fabriek
Landbouwsector: het deel van de economie dat zich bezighoudt met de landbouw
Industriesector: het deel van de economie dat zich bezighoudt met industrie en mijnbouw
Industriële samenleving: samenleving waarbij de belangrijkste sector van de economie industrie is. Meer dan de helft van de bevolking woont in de steden
Dienstensector: het deel van de economie dat buiten landbouw, industrie en mijnbouw valt
Verstedelijking (urbanisatie): de groei van steden
Burgerij: een groep mensen die macht krijgt door hun baan, opleiding, vermogen etc.
Tijd van burgers en stoommachines: achtste tijdvak (1800-1900)
Werknemer: iemand die in (loon)dienst is bij een werkgever
Werkgever: iemand die anderen tegen betaling van loon in dienst heeft
Kapitalistische samenleving: samenleving waarin de productie gericht is op het maken van winst en de productiemiddelen in handen zijn van patriculieren (kapitalisten)
Milieu: de omgeving van de mens, zoals lucht en water
Bronnen
T-Pack onderbouwing