BuiteNLand H1 Landschappen

BuiteNLand H1 Landschappen

Welkom bij de EMC-les!

Introductie

Wat gaan we doen?

Deze Wikiwijs gaat je de komende periode meenemen door het hoofdstuk. Er zitten verschillende filmpjes, oefeningen en opdrachten in om de lesstof beter te begrijpen. Aankomende weken gaan jullie in het EMC-uur hiermee aan de slag en lopen we de modules door.

 

Waar gaat het hoofdstuk over?

Het hoofdstuk wat we deze periode behandelen is hoofdstuk 1 Landschappen. We zullen onderwerpen zoals het ontstaan van gebergtes en het veranderen van gesteente bespreken.

 

De Mount Everest is de hoogste berg ter wereld, namelijk 8848,5 meter hoog. De berg is miljoenen jaren geleden gevormd, maar ligt in een gebied waar er erg veel aardbevingen plaatsvinden. Door deze aardbevingen kan de berg zomaar een paar centimeter verzakken of verplaatsen. De aarde is dus constant in beweging en zal voor een lange tijd blijven veranderen.

Zal de Mount Everest voor altijd de grootste berg blijven of zal dit nog veranderen?

 

Klik op het pijltje rechtsonder om door te gaan naar de volgende pagina en te beginnen met de les!

Wat ken je al?

§1.1 Gebergten ontstaan, gebergten verslijten

Lesdoelen


Aan het einde van deze les:

  • Weet je de verschillen tussen een jong- en een oudgebergte.

  • Begrijp je hoe uit oceaanbodem en vulkanisme bergen kunnen ontstaan.

  • Kun je op een foto fossielen en het stollingsgesteente graniet herkennen.


Het ontstaan van gebergtes

Miljoenen jaren geleden bestond de aarde uit één continententpangea | Plein M Blog genaamd Pangea (Pan = geheel, gea = aarde). De continenten die we nu kennen lagen allemaal naast elkaar, maar door krachten vanuit de kern van de aarde zijn er breuken ontstaan. Hierdoor is de aarde nu verdeeld over 7 continenten. Bij het botsen van de platen zijn verschillende bergen ontstaan, bijvoorbeeld de Himalaya gebergte. Hier vind je de hoogste berg ter wereld, namelijk de Mount Everest.

 

Fossielen in de Himalaya

Als je goed hebt opgelet kon je in het vorige filmpje zien dat de Himalaya zo hoog is geworden doordat India tegen het land is gaan botsen. Voordat dit gebeurde is er eerst een stuk oceaanbodem onder de Euraziatische plaat geschoven. In deze oceaanbodem zaten allerlei resten van dieren en planten die met deze bodem in het gesteente zijn gaan zitten. Dit sedimentgesteente wordt samengedrukt en wordt omhoog geduwd. Hierdoor vind je dus fossielen in de Himalaya.

Een fossiel is namelijk een versteend overblijfsel of afdruk van plant of dier. De meeste dode dieren en planten worden nooit een fossiel. Dat komt omdat deze resten meestal al vergaan zijn voordat ze worden bedekt.

Alleen als de resten snel worden bedolven onder een laag sediment (modder, klei, zand) kunnen ze een fossiel worden. In het plaatje hiernaast zie je dat er een vis is gestorven en naar de bodem van de oceaan is gezonken. Beetje bij beetje wordt er steeds meer sediment over de dode vis gelegd door de zee en zal de vis steeds dieper in de bodem terecht komen. Vaak vergaan de zachte delen doordat deze verteren of wegrotten, maar de harde onderdelen (bijvoorbeeld het skelet) blijven vaak intact. Dit zal in het gesteente worden gevormd en is dit dan ook vaak nog goed te zien als je stenen openbreekt. Ook de afdrukken die je kan vinden van een schelp of dier in een gesteente wordt een fossiel genoemd.

Vaak worden fossielen gebruikt om de ouderdom (hoeveel jaar geleden het is) van de aardlaag te bepalen.

 

Maar hoe zijn fossielen nou in de Himalaya gekomen?

Dat komt doordat er bij het botsen van de Indische plaat en de Euraziatische plaat eerst een stuk oceaanbodem onder de aardplaat is geschoven. Nadat deze plaat er onder is gedoken, kwam India tegen Azië aan en is het gebergte dat was ontstaan, verandert in een plooiingsgebergte. De twee stukken land kwamen namelijk tegen elkaar en zijn gigantisch de hoogte in gegroeid. Hierdoor zijn dus ook delen van die oceaanbodem mee de bergen in geduwd en vind je nu dus veel fossielen in de Himalaya.

In het onderstaande filmpje kan je duidelijk zien hoe de botsing tussen de Indische en de Euraziatische plaat ervoor heeft gezorgd dat er zeefossielen in de bergen is gekomen. 

Kijkvraag: waarom ontstaan er in de Himalaya geen vulkanen?

 

 

Steen uit vulkanen

Ontstaan van een vulkaan

Bij een convergente plaatbeweging tussen een oceanische en continentale plaat, ontstaan er vulkanen. Convergente plaatbeweging betekent dat de twee platen naar elkaar toe bewegen. Doordat de continentale plaat lichter is dan de oceanische plaat, zal de oceanische plaat onder de continentele plaat duiken. Het gesteente dat onder de continentale plaat komt te liggen zal langzaam smelten. Dit vloeibare gesteente in de aardmantel noemen we ook wel magma. Dit zorgt voor extra gassen in de aardmantal waardoor er weer magma omhoog wordt gestuwd. Hierdoor ontstaat er een vulkaan. Zodra magma uit de vulkaan komt, noemt men dit lava.

Types of volcano - British Geological Survey


Magma

Magma vloeit uit de vulkaan en vormt langzaam een nieuwe laag op de vulkaan. De buitenkant van de laag zal afkoelen en komt er na het opnieuw vloeien van magma weer een nieuwe laag op de vulkaan te liggen. Dit proces zal vaak herhaald worden en ontstaan er dus langzaam onregelmatige lagen.

Van geologie naar bodem


Graniet

Het afkoelen van lava wordt stollen genoemd. Stollen betekent het overgaan van een vloeibare naar een vaste toestand. Vandaar dat dit ook een stollingsgesteente wordt genoemd. Zodra deze lagen steeds dikker worden, zal er steeds meer druk op het gesteente worden gezet en zal het gesteente worden samengeperst. Doordat dit proces langzaam verloopt komt er meer lucht in het gesteente en wordt er graniet gevormd. Graniet kan je herkennen aan de vlekjes die in de steen te vinden zijn en is bikkelhard. Naast vlekjes zie je vaak ook kristallen in het gesteente voorkomen.

Graniet - Wikipedia

 

Jong of oude gebergten


Jonggebergten


- hooggebergten
- hoge, scherpe toppen en diepe dalen
- nog niet helemaal versleten door erosie of verwering

- plooiingsgebergte

Zeem Met Jonge Dieren Rupicapra - Gratis foto op Pixabay


Oudgebergten


- middelgebergten
- afgeronde toppen
- weggesleten
- heuvelland

Bergen Achtergrond Natuur - Gratis foto op Pixabay

 

 

Opdrachten

Begrippen

Fossielen - versteend(e) overblijfsel of afdruk van plant of dier.

Plooiingsgebergte - gebergte waarbij het gesteente in plooien is geduwd.

Magma - vloeibaar gesteente onder de grond.

Stollingsgesteente - gesteente dat ontstaat wanneer magma stolt.

Graniet - stollingsgesteente met vlekjes als kenmerk

Hooggebergte - gebied met een hoogte van 1500 meter of meer boven zeeniveau.

Middelgebergte - gebied met een hoogteligging tussen de 500 en 1500 meter.

Heuvelland - gebied met een hoogte tussen de 200 en 500 meter.

Jong gebergte - een gebergte met veel reliëf en hoge toppen.

Oud gebergte - een gebergte met weinig reliëf en lage toppen.

Reliëf - hoogteverschillen in het landschap

§1.2 Gesteente verandert

Lesdoelen


Aan het einde van deze les:

  • Weet je het verschil tussen mechanische en chemische verwering en hoe die verwering werk
  • Begrijp je waarom het klimaat invloed heeft op de aarde en snelheid van verweringsprocessen.
  • Kun je aan de hand van een tekening uitleggen hoe grotten ontstaan.


Het Vrijheidsbeeld

10 Weetjes over het Vrijheidsbeeld in New York - Alletop10lijstjesIn New York kan je het Vrijheidsbeeld bewonderen. Dit standbeeld is op 4 juli 1884 geschonken aan de Amerikaanse ambassade in Frankrijk. Ter herinnering aan het samenwerkingsverband met Franktijk tijdens de Amerikaanse Revolutie. Hierna is het kunstwerk in stukken naar New York vervoerd en is het opnieuw in elkaar gezet. Het Vrijheidsbeeld, in het Engels 'Statue of Liberty', is een koperen beeld van 93 meter hoog met een glimmende roodbruine gloed. Toch?

 

Kennisclip Het veranderen van gesteenten


Verwering

Er zijn verschillende soorten manieren waarop gesteente kan afbrokkelen. In het onderstaande filmpje worden deze vormen uitgelegd.

 

 

Kalksteen


Grotten in Zuid-Limburg

Kalksteen ontstaat door de ophoping van kalkhoudende overblijfselen van in zee levende organismen (bijvoorbeeld schelpen). Door de Maas is er veel water door Limburg komen stromen en heeft dit banen in de ondergrond gemaakt. Plantenwortels hebben dit water in de ondergrond wat zuurder gemaakt, waardoor kalksteen oplost. Kalksteen lost sneller op in zuur dan de meeste gesteenten. Hierdoor seipelt het water langs gangen door het gesteente waardoor er nog meer kalksteen oplost. Na een lange tijd ontstaan er steeds grotere gaten in het gesteente en ontstaan grotten. Op een gegeven moment zal een groot deel van het kalksteen opgeslot en blijven alleen andere gesteentes over. Dit zie je ook terugkomen in karstgebieden waarbij alleen hard gesteente is overgebleven en de rest is gaan dalen.

 

 

In de linker afbeelding zie je ook gesteente aan de plafonds hangen en op de grond staan. Dit komt voor in druipsteengrotten.


Stalactieten

Stalactieten zijn pegels aan het plafond van een grot van kalksteen. Het grondwater dat door het plafond naar beneden sijpelt, blijf in de vorm van een druppel aan het plafond hangen. Hierdoor blijft er een minuscuul mineraaldeeltje hangen en valt de druppel naar beneden. Dit herhaalt zich bij bij de volgende duppels en vormt na jaren een pegel.


Stalagmieten

Stalagmieten ontstaan uit water dat van pegels (stalactieten) afdruipt van het plafond van een grot. De druppel van de stalactiet valt op de grond en zorgt ervoor dat er weer mineraaldeeltjes achterblijven op de grond. Dit herhaalt zich bij bij de volgende duppels en vormt na jaren een kegel op de grond).

Als het proces zich lang genoeg voortzet, kunnen stalactieten en stalagmieten aan elkaar groeien.

Statue of Liberty


Het Vrijheidsbeeld

In de afbeelding hiernaast zie je dat het Vrijheidsbeeld groen is geworden. Dit is niet geverfd, maar is door een chemische reactie met lucht (en het koperenbeeld) van kleur veranderd. De koperlaag is op het standbeeld bevestigd om het onderliggende materiaal te beschermen tegen aantasting. De koperlaag zorgt ervoor dat het standbeeld lang heel blijft en niet zal verweren of uit elkaar zal vallen. Dit is dus nog duurzaam ook. 

Opdrachten

Begrippen

Verwering - het afbrokkelen van gesteente.

Mechanische verwering - verwering waarbij gesteente verbrokkelt zonder dat de samenstelling verandert.

Vorstverwering - vorm van mechanische verwering waarbij water in de spleten van het gesteente telkens bevriest en weer ontdooit.

Biologische verwering - verwering van gesteente door de werking van de wortels van planten en bomen.

Chemische verwering - verwering van gesteente door de werking van zuurstof en vocht.

Kalksteen - sedimentgesteente uit samengeperste schelpen.

Karstgebied - gebied dat gekenmerkt wordt door het oplossen van grote volumes aan kalksteen. 

§1.3 Gesteente wordt verplaatst

Lesdoelen


​Aan het einde van deze les:

  • Weet je wat massabewegingen zijn.

  • Begrijp je dat door verwering en erosie gebergten worden aangetast en grind, zand en klei ontstaan.

  • Kun je een rivierdal en een gletsjerdal herkennen aan de hand van kenmerken op een foto.


Gesteente verplaatst

Op een aantal plaatsen in Drenthe kan je Hunebedden vinden. Hunebedden zijn de oudste monumenten van Nederland. Deze stenen wegen rond de 20 ton en zijn er natuurlijk niet zomaar gekomen. Ze hebben een hele weg afgelegd voor ze hun (tot nu toe) eindbestemming in Nederland hebben gevonden. Hunebedden zijn volgens de theorie resten van prehistorische grafkamers. Maar waar komen deze stenen eigenlijk vandaan? 

Massabewegingen

Als er gesteente door verwering afbrokkelt en van een berg naar beneden rolt, noemt men dat een massabeweging. Een massabeweging is het lang naar beneden bewegen van gesteente onder invloed van zwaartekracht. De manier van de massabeweging is afhankelijk van de helling en hoe groot het gesteente is. Als de helling erg steil is, zullen de stenen sneller naar beneden rollen, schuiven of vallen. Onderaan de helling zal het materiaal opstapelen en ontstaat er een puinhelling.

 

 

Erosie en gletsjers


Erosie

De uitschurende werking van stromend water, wind of ijs heet erosie. Doordat stenen in de rivier met elkaar botsen en langs elkaar schuren raken de stenen langzaam afgerond. Hierdoor ontstaat er in de bovenloop van de rivier grind.

 

 


 

Zand en Klei

Al dat gesteente wordt uiteindelijk zo klein dat je de korrels niet eens meer met het blote oog kan zien. Die kleine steentjes grind worden namelijk alleen maar kleiner en kleiner naarmate ze verder door het landschap worden vervoerd. Uiteindelijk zijn de twee soorten korrels die je nog met het blote oog kan zijn grind en zand. Klei daarentegen is een korrel die je alleen met een microscoop kan zien. De korrels zijn zo klein geworden dat dit dus niet zichtbaar is voor het blote oog.

 


Gletsjers

Gletsjers zijn ijsmassa's die langzaam naar beneden bewegen door het zware gewicht. Sneeuw hoopt zich op en wordt door de druk omgezet in ijs in de firnbekkens (komvormig gebied).

 

Als de gletsjer smelt en zich terugtrekt in de bergen, zal het U-dal dat uitgesneden is, zich gaan vullen met zeewater. Hierdoor ontstaat er Fjorden.

Hunebedden

De bergen in Finland zijn uitgehold door de gletsjers. In de voorlaatste ijstijd (Saalien) zijn deze gletsjers zelfs tot aan Drenthe gekomen. Door de kracht van de gletsjers werden er enorme stukken steen vanuit de bergen meegenomen en zijn deze in Drenthe afgezet. Hierdoor vind je dus deze enorme stenen (de Hunebedden) ook in Nederland terwijl hier helemaal geen grote bergen zijn. De hunebedden zijn echter wel nog verplaatst door de mens, maar je vindt in Nederland nog genoeg reusachtige zwerfstenen.

 

Opdrachten

Begrippen

Massabewegingen - het langs een helling naar beneden bewegen van gesteente onder invloed van zwaartekracht.

Grind - door rivierwater afgeronde stenen.

Bovenloop - het begin van de rivier, oftewel het bovenste deel dat meestal in de bergen stroomt.

Gletsjers - ijsmassa's die langzaam naar beneden bewegen.

Firnbekkens - komvormig gebied in de bergen waar zich sneeuw ophoopt en in ijs wordt omgezet.

Fjorden - een U-vormig dal dat is volgelopen met zeewater.

Zand - de kleine korreltjes gesteente die nog met het blote oog te zien zijn en ontstaan door verwering.

Klei - microscopisch kleine korreltjes ontstaan door verwering.

 

§1.4 Waar blijft alle grind, zand en klei?

Lesdoelen


​Aan het einde van deze les:

  • Weet je op welke manier zandbanken, duinen, een delta en een estuarium worden gevormd.

  • Begrijp je dat in een laagvlakte sedimentatie optreedt en dat uit samengeperste sedimenten na lange tijd sedimentgesteenten ontstaan.

  • Kun je met behulp van een foto de naam en een aantal kenmerken van sedimentgesteente benoemen.


Sedimentatie

 

Bovenloop, middenloop en benedenloop

 

 

Ontstaan van de kust

Wat weet je van de Nederlandse kust? Druk op het plusje om al je kennis met je klasgenoten te delen! Je kan foto's, teksten en filmpjes in het overzicht zetten. 

 

Hoe ontstaan de duinen?

In het onderstaande filmpje wordt de opbouw van de duinen uitgelegd.

Kijkvraag: Waarom wordt er Helmgras in de duinen gepland?

Sedimentgesteente

Sedimentgesteente

 

Wanneer organische resten of verweringsmateriaal ophopen en wegzakken in de grond ontstaat er sedimentgesteente. Doordat ze in de grond wegzakken, zal er steeds meer druk worden uitgeoefend en zal het gesteente steeds meer in elkaar worden gedrukt tot een laag sediment gesteente.

Voorbeelden van sedimentgesteente zijn:

  • Zandsteen

Herken je aan de kleine lichtbruine korrels met vaak laagjes. Zandsteen ontstaat doordat zand wordt samengedrukt. 

  • Schalie

Herken je aan de verschillende dunne bruine laagjes. Schalie ontstaat doordat klei wordt samengedrukt. 

  • Kalksteen

Herken je aan de witte kalkachtige kleur. Hier zitten vaak nog resten van schelpen die veranderen in kalksteen. Hierbij worden schelpen en kalkhoudende resten van zeedieren samengedrukt. 

  • Conglomeraat

Herken je aan de verschillende kleuren en zie je vaak nog kleinere stenen in het gesteente. 

Opdrachten

Eindopdracht!

Je hebt nu al behoorlijk wat kennis vergaard van dit hoofdstuk. Om het nog spannender te maken gaan wij kijken naar de verschillende onderdelen die we in dit hoofdstuk zijn tegengekomen.

►Ga naar Edugis.nl
► Open de atlas
► Druk op "Kaartlagen" (zie plaatje van rechts)

 

Ga op zoek naar de welbekende vakantieplek "het Gardameer".

Tip dit ligt in het Noorden van Italië.

 

► Ga naar de zoekbalk genaamd "zoek een kaartlaag"
► Open de categorie "Natuur en Mileu" en voeg "reliëf" toe.

 

 

 

Eindtoets

Begrippen oefenen!

Quizlet

Quizlet

 

 

Begrippenlijst

Aanslibbingskust - Kust waarbij aangroei plaatsvindt door materiaal dat de zee en rivier aanvoeren.

Benedenloop - Laagste deel van een rivier bij de monding.

Biologische verwering - Verwering van gesteente door de werking van de wortels van planten en bomen.

Bodemerosie - Het verdwijnen van het vruchtbare, bovenste laagje van de grond.

Bovenloop - Het begin van de rivier, het bovenste deel dat meestal in de bergen stroomt.

Buitendijkse kant - Gebied buiten de dijk dat niet beschermd wordt tegen water.

Chemische verwering - Verwering van gesteente door de werking van zuurstof en vocht.

Dallandschap - Het landschap in Zuid-Limburg dat bestaat uit heuvels met rivierdalen.

Dekzand - Zand dat meteen na de Saale-ijstijd door wind is afgezet en dat in Hoog-Nederland nog aan het oppervlak ligt.

Delta - Nieuw land in zee dat ontstaat door sedimentatie waar een rivier in zee uitmondt.

Droogmakerij - Een meer dat door de mens droog is gelegd en daarna in gebruik is genomen.

Duin - Door de wind opgewaaide zandheuvel.

Erosie - De uitschurende werking van stromend water, wind of ijs.

Estuarium - Trechtervormige riviermonding ontstaan als gevolg van een sterke getijdenwerking.

Firnbekken - Komvormig gebied in de bergen waar zich sneeuw ophoopt en in ijs wordt omgezet.

Fjord - Een U-vormig dal dat is volgelopen met zeewater.

Fossiel - Versteend(e) overblijfsel of afdruk van plant en dier.

Gemaal - Een pomp waarmee polders worden drooggepompt.

Gletsjer - IJsmassa’s die langzaam naar beneden bewegen.

Graniet - Stollingsgesteente met vlekjes als kenmerk.

Grind - Door rivierwater afgeronde stenen.

Heuvelland - Gebied met een hoogte tussen de 200 en 500 meter.

Hooggebergte - Gebied met een hoogte van 1500 meter of meer boven zeeniveau.

Infiltreren - Proces waarbij water in de grond trekt.

Jong gebergte - Een gebergte met veel reliëf en hoge toppen.

Kalksteen - Sedimentgesteente uit samengeperste schelpen.

Karstgebied - Gebied dat gekenmerkt wordt door het oplossen van grote volumes aan kalksteen.

Klei - Microscopisch kleine korreltjes die ontstaan door verwering.

Kunstmest - Mest uit de fabriek.

Laagvlakte - Vlak gebied met een hoogte onder de 500 meter.

Löss - Grondsoort met een korrelgrootte iets kleiner dan zand, afgezet in de periode meteen na de Saale-ijstijd.

Magma - Vloeibaar gesteente onder de grond.

Massabeweging - Het langs een helling naar beneden bewegen van gesteente onder invloed van zwaartekracht.

Mechanische verwering - Verwering waarbij gesteente verbrokkelt zonder dat de samenstelling verandert.

Mergel - Soort kalksteen die veel in Zuid-Limburg voorkomt.

Mest - Uitwerpselen van dieren die gebruikt worden om akkers vruchtbaar te maken.

Middengebergte - Gebied met een hoogteligging tussen de 500 en 1500 meter.

Middenloop - Middelste deel van de rivier.

Oud gebergte - Een gebergte met weinig reliëf en lage toppen.

Plateau - Een vlak gebied dat hoger in het landschap ligt.

Plooiingsgebergte - Gebergte waarbij het gesteente in plooien is geduwd.

Polder - Stuk land, omgeven door dijken, waar de waterstand geregeld wordt.

Puinhelling - Helling die bestaat uit verbrokkeld gesteente.

Reliëf - Hoogteverschillen in het landschap.

Ringvaart - Kanaal rondom een polder, bedoeld om het overtollige water uit de polder af te voeren.

Saale-ijstijd - Voorlaatste koude periode in Europa waarin ijs vanuit Scandinavië tot halverwege Nederland is gekomen.

Sedimentatie - Proces waarbij korrels blijven liggen.

Sedimentgesteente - Gesteente dat ontstaat wanneer lagen sediment worden samengeperst.

Schalie - Sedimentgesteente dat ontstaat uit samengeperste klei.

Smeltwaterdal.- Een dal in de stuwwal ontstaan doordat smeltwater van de ijstong een stuk stuwwal erodeert.

Stollingsgesteente - Gesteente dat ontstaat wanneer magma stolt.

Strand - De grens tussen land en water waar zand zich ophoopt.

Stroomgebied - Het gebied dat afwatert op een rivier en haar zijrivieren.

Stuwwallen - Heuvels die ontstaan door de werking van ijstongen op het land.

Terp - Heuvel ter bescherming tegen overstromingen.

Turf - Gedroogd veen.

Veen - Een opeenhoping van dode plantenresten.

Verwering - Het verbrokkelen van gesteente.

Vorstverwering - Vorm van mechanische verwering waarbij water in de sleten van het gesteente telkens bevriest en weer ontdooit.

Vuursteen - Een meestal bruin glanzend gesteente dat veel in Zuid-Limburg voorkomt.

Wadden - De onbegroeide delen van een ondiepe zee (bijvoorbeeld de Waddenzee) die twee keer per dag droogvallen.

Zand - De kleine korreltjes gesteente die nog met het blote oog te zien zijn en ontstaan door verwering.

Zandbank - Ondiepe plaats in zee.

Zandsteen - Sedimentgesteente uit samengeperst zand.

Zwerfstenen - Grote en zware rotsblokken dat met het ijs meegekomen is.

Evaluatie


Geef je mening!

Je bent eindelijk bij het einde van de Wikiwijs! Het is nu aan jouw de taak om je ervaring te delen om ervoor te zorgen dat de Wikiwijs nog beter wordt. Vond je het leuk om hiermee aan de slag te gaan? Of was dit niet echt iets voor jou? Laat het weten in de evaluatie!

  • Het arrangement BuiteNLand H1 Landschappen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Jorien Willemse Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2022-06-27 13:56:02
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Wat weet je al?

    Eindtoets!

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.