Deze module ga je onderzoek doen naar je eigen leefomgeving.
Hoe zien bijvoorbeeld steden eruit? En waarom zien die steden er zo uit? Is dat toeval of hebben mensen daar echt over nagedacht?
En hoe beleven de mensen die in Nederland wonen dat?
In een goede buurt voelt met zich prettig en veilig. Maar dit is niet overal het geval. Wat kan ervoor zorgen dat een stad of buurt aantrekkelijk is voor mensen, en welke gevolgen kan dit hebben voor de rest van de stad?
Hieronder nog een aantal afbeeldingen van bijzondere steden..
De nieuwe hoofdstad van Myanmar: Naypyidaw
Deze nieuw gebouwde stad is zo grotendeels onbevolkt. Zo lijkt de stad behoorlijk uitgestorven en de 10-baans snelweg is meestal zo goed als geheel verlaten.
De nieuwe hoofdstad van Brazilië: Brasiliá
Om het binnenland te stimuleren is de hoofdstad verplaatst naar een dunbevolkter gebied midden in het land. Het centrum met overheidsgebouwen is gebouwd als een vliegtuig.
In de 'cockpit' zitten de beleidsmakers. De vleugels zijn de kamerleden en ambtenaren, die het geheel dragend houden.
Een nieuw ontwikkelde stad in Maleisië: Forest City
Een stad vol groen. Op de grond bewegen de auto's zich voornamelijk. Daarboven zijn terrassen met bossen en parken. Hier bewegen de mensen. Zo waan je jezelf in een tropische omgeving, maar toch midden in de stad.
Wat ga je doen?
Je werkt de opdrachtenuit op je iPad.
Bij elke opdracht staat bij 'afronding' wat je in moet leveren.
Je maakt bijna altijd een screenshot of foto van de eindopdracht. Deze lever je in via Egodact/ Seesaw.
Je stuurt de coach ook een bericht via Teams als je iets hebt ingeleverd.
Planning
Planning periode 3
Week
Startdatum
Opdracht
1
08 januari
Opdracht: De stad van de toekomst
2
15 januari
Opdracht: Mijn eigen buurtprofiel
3
22 januari
Opdracht: Mijn eigen buurtprofiel
4
29 januari
Opdracht: Onveiligheid in wijken/ buurten
5
5 februari
Werken aan eindopdracht + SE-week:
presenteren eindopdracht (zie toetsrooster, exacte tijd wordt via de teamschat gedeeld)
6
12 februari
SE-week
7
19 februari
Krokusvakantie
Opdracht: De stad van de toekomst
Introductie
In de Nederlandse wetgeving komt de term 'stad' niet voor; de Nederlandse wet kent alleen de begrippen 'gemeente' en 'bebouwde kom'. Toch kent iedereen de ‘stad’ en iedereen kent het verschil tussen ‘stad’ en ‘platteland’.
Sinds 2005 wonen er meer inwoners van Nederland in de stad dan op het platteland. De stad kent meer voorzieningen, meer werkgelegenheid, meer kunst en cultuur. Tegelijkertijd kent de stad ook meer problemen met mobiliteit, milieuvervuiling, criminaliteit en veiligheid.
Hoe houden we de steden leefbaar en veilig? Kunnen slimme technologie en innovaties daarbij helpen? Hoe ziet de stad van de toekomst, in het jaar 2100 bijvoorbeeld, er dan uit?
Wat ga je leren?
Hoofdvraag
Wat zijn de ontwikkelingen in en van een stad en hoe beïnvloeden die de stad van de toekomst?
Deelvragen
Van wie is de stad nu eigenlijk en welke belangen spelen daarbij mee?
Hoe en wanneer spreken we van een 'creatieve stad'?
Waarom zijn in tal van (universiteits-)steden wetenschapsparken ontstaan?
Waarom zijn gemeenten overal publiek-private stedelijke samenwerkingsverbanden aangegaan voor de ontwikkeling van de stad?
Hoe kan slimme technologie gemeenten helpen?
Hoe kunnen we steden verduurzamen?
Begrippen
Ruimtelijke polarisatie
Creatieve stad
Duale arbeidsmarkt
Duurzame stad
Kenniseconomie
Publiek-private samenwerking
Science Parks (wetenschapspark)
Smart City
Zakelijke dienstverlening
Aan de slag
Stap 1 - Van wie is de stad?
Een stad is een complex geheel van panden met diverse functies of voorzieningen (woningen, winkels, restaurants, cafés, bioscopen, hotels, bibliotheken, scholen, banken, kantoren en bedrijven) en infrastructuur. Mensen wonen en werken in de stad, studeren er of komen er op bezoek. Sommigen wonen er hun leven lang, anderen zijn passanten voor korte of langere tijd. Iedereen heeft zijn eigen belang bij de stad, belangen die niet zelden botsen.
Drie voorbeelden:
Allereerst willen de meeste mensen een betaalbare woning. Wonen in de stad is populairder dan ooit. Halverwege de vorige eeuw leefde 30 procent van de wereldbewoners in de stad, nu is dat ruim over de helft en het blijft de komende decennia stijgen. De vraag naar woonruimte is enorm, je betaalt steeds meer voor minder vierkante meters. Bezitters van vastgoed profiteren, voor huurders wordt het telkens duurder.
Het winkelpubliek wil sfeervol winkelen en het liefst dicht bij de winkels parkeren. Maar parkeerplaatsen en straatmeubilair vragen ruimte en verkeer geeft overlast.
Het uitgaanspubliek veroorzaakt na sluitingstijd met regelmaat onrust en lawaai in het centrum van de stad en dat gaat ten koste van de nachtrust van bewoners.
Verdeling van woonruimte is vooral een kwestie van inkomen geworden. Mensen die het kunnen betalen, kopen of huren de duurdere huizen. De goedkopere woningen zijn voor de lagere inkomens, de jongeren en de migranten.
Het risico van ruimtelijke polarisatie ligt op de loer: als gemeenten en vastgoedbeheerders niet zorgen voor variatie in het woningaanbod, krijgen wijken een steeds minder gemêleerd karakter.
De groei van de steden ging gelijk op met de veranderingen in de arbeidsmarkt. In 1900 werkte zo’n 30% van alle werknemers in de landbouw. Nu is dat nog maar zo’n 3%.
In de dienstensector werkte in 1900 zo’n 33% van alle werkenden, nu ligt dat al op zo’n 70%. En de meesten van hen werken in de stad.
Dienstverlening
Bij dienstverlening moet je niet alleen denken aan mensen die een commerciële dienst leveren aan de consument, maar ook aan de zogenaamde zakelijke dienstverlening: dienstverlenende bedrijven die vooral hun diensten aanbieden aan bedrijven. Denk hierbij aan financiële dienstverleners, vervoer, horeca en handel, maar ook aan schoonmaakorganisaties, fotografen, beveiligers en ict-specialisten, reclame-, architecten- of ingenieursbureaus. Veel van dergelijke dienstverleners zijn kleine bedrijven met weinig werknemers.
Deze verschuiving naar de dienstverlening vraagt vooral kennis. Voor veel banen in de dienstensector moet je hoogopgeleid zijn. Verschuiving van landbouw naar industrie en vervolgens naar dienstenverlening is een verschuiving naar kenniseconomie. Naar een economie waarin kennis ook steeds beter betaald wordt, vergeleken met banen voor laagopgeleiden.
Deze tweedeling tussen banen voor laag- en hoogopgeleiden wordt een duale arbeidsmarkt genoemd.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Waar 30 tot 40 jaar geleden hoogopgeleide mensen uit de steden wegtrokken naar kleinere buurtgemeenten (suburbanisatie), is al een jaar of vijftien de omgekeerde trend gaande (re-urbanisatie).
In de jaren tachtig en negentig van de vorig eeuw vertrok veel industrie uit de steden. Grote fabrieken en bedrijfspanden kwamen lange tijd leeg te staan. Veel grote steden kwamen in de moeilijkheden, maar vierkante meters werden daardoor voor bedrijven wel goedkoop. Lang leegstaande panden werden gekraakt om er in te wonen, maar ook om er te werken.
De leegstand trok vooral hoogopgeleide werkenden in een creatief beroep, die mogelijkheden zagen een bedrijfje te starten. Dat gebeurde ook in Amsterdam.
Bekijk de video van 00.13 tot 5.32 min.
In het spoor van de Amerikaanse stadswetenschapper Richard Florida die veel geschreven heeft over de rol van de creatieve klasse, ontdekte men dat creatieven een motor waren achter de stedelijke economische ontwikkeling. Dat had twee oorzaken:
Creatieven wonen graag in de stad en geven relatief veel geld uit aan stedelijke voorzieningen.
Creatieven zoeken elkaar op en trekken veel bedrijven aan die zich graag in de buurt van de creatieven vestigen om kennis op te doen.
De stad werd een broedplaats van nieuwe ideeën. Gemeentebesturen stimuleerden die ontwikkeling met subsidies. Oude leegstaande bedrijfspanden werden niet direct gesloopt, maar vormden vrijplaatsen met weinig of geen regels, waarin creatieve bedrijven konden floreren.
De creatieve stad was geboren.
Amsterdam was in Nederland zo’n beetje de eerste, gevolgd door Rotterdam, Eindhoven, Utrecht, Arnhem, Nijmegen en Tilburg. Tegenwoordig tel je als stad niet mee als je jezelf geen creatieve stad kunt noemen; er is zelfs een UNESCO Creative City Network.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De Amerikaanse Stanford University zag het vlak na de Tweede Wereldoorlog als doel om zich in te spannen voor regionale economische ontwikkeling. De universiteit stimuleerde faculteitsleden en studenten om een bedrijf te beginnen. Zo ontmoetten Bill Hewlett en David Packard elkaar en daaruit ontstond uiteindelijk de computergigant HP.
Tegenwoordig zijn er veel startende bedrijven, ook wel 'Startup's' genoemd. Soms gaat dit samen met crowdfunding, waarbij de beginnende ondernemers geld vragen aan gewone burgers om een startkapitaal te krijgen. In ruil hiervoor krijgt de investeerder als eerste het product of een winstuitkering.
De stad Stanford werd het centrum van het bekende Amerikaanse Silicon Valley, waar zich allerlei bedrijven met een wetenschappelijke of technologische inslag hebben gevestigd. Denk aan Apple, eBay, Facebook, Google, Microsoft, Netflix en Tesla.
Overal ter wereld probeerde men het succes van Silicon Valley na te bootsen. In tal van regio’s en met name in universiteitssteden ontstonden er Science Parks, zogenaamde ‘kennisintensieve’ bedrijventerreinen, waar bedrijven - voor kennisuitwisseling - een nauwe band onderhouden met een of meer universiteiten.
Doel van deze bedrijventerreinen is om bedrijven te stimuleren om te ontwikkelen. Hier worden nieuwe ideeën geboren en nieuwe uitvindingen gedaan. Dit kan zorgen voor flinke economische groei bij een goed idee of uitvinding.
De meeste octrooiaanvragen (= jouw idee of uitvinding vastleggen en beschermen) komen uit de High Tech Campus Eindhoven. Er wordt hier dus veel ontwikkeld!
De eerste in Nederland was het Leiden Bio Science Park in 1984. De grootste, qua werkgelegenheid, is High Tech Campus in Eindhoven. Andere Nederlandse voorbeelden zijn:
Amsterdam Science Park
Utrecht Science Park
Kennispark Twente (Enschede)
Avantis (Heerlen)
Technopolis Innovation Park (Delft)
Steden staan positief tegenover de komst en aanwezigheid van een wetenschapspark en stellen bedrijven goedkoper grond ter beschikking om zich te kunnen vestigen.
Stap 4 - Publiek-private samenwerking
We hebben eerder al vastgesteld dat onze samenleving steeds complexer wordt en steeds meer kennis vraagt. Dat geldt ook voor gemeentebesturen en hun ambtenaren. De tijd dat een gemeente er alleen voor hoefde te zorgen dat je niet struikelt over scheefliggende tegels, is allang voorbij. We verwachten dat een gemeente bijvoorbeeld, als eindverantwoordelijke voor alles wat onder de grond ligt, een snel internet voor haar burgers mogelijk maakt.
Als eerste gemeente in Nederland beschikte Nuenen al in 2005 over een supersnel glasvezelnetwerk voor haar burgers. Dit netwerk werd aangelegd door Coöperatie OnsNet Nuenen, een samenwerkingsverband van de gemeente en de provider Edutel/OnsBrabantNet.
Zo’n samenwerking tussen overheid (publiek) en ondernemingen (privaat) noemen we een publiek-private samenwerking (PPS).
Er is geen gemeente meer te vinden die niet bij een of meer PPS-constructies betrokken is. De voorbeelden lopen van de aanleg van de nieuwe Noord-Zuidlijn in Amsterdam tot de bouw van een groot multifunctioneel centrum in Rotterdam Lombardijen.
De private onderneming kan doen waar het goed in is. De gemeente kan zich beperken tot haar kerntaken. Voor de eindgebruikers, de burgers, is het product dat de PPS oplevert meestal goedkoper.
De meeste gangbare vorm van PPS in Nederland is een DBFMO-contract: Design, Build, Finance, Maintain & Operate (Ontwerp, Bouw, Financiering, Onderhoud en Beheer).
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In de stad komt veel samen: mensen, goederen, werk, afval, energie, grondstoffen, water, kennis en cultuur. Steden worden steeds groter en gezondheid, veiligheid en duurzaamheid in de stad staan onder druk. Hoe kunnen we onze steden leefbaar, bereikbaar en veilig houden of maken? Een 'Smart City' kan helpen!
Een Smart City is een stad waarbij slimme technologie en ruimtelijke inrichting bij elkaar komen. Geen twee steden zijn dezelfde. De noden en uitdagingen zijn in elke stad anders. Elke stad heeft dus haar eigen kijk op het begrip ‘slimme stad’. Wat ze gemeen hebben is dat ze met behulp van ICT de problemen in de stad proberen aan te pakken.
De gemeente Brussel komt op haar website met enkele trefwoorden die een Smart City karakteriseren. De drie belangrijkste - naast slimme technologie - zijn:
Samenwerken: in een Smart City zitten de verschillende diensten niet in hokjes. Ze wisselen gegevens uit en werken aan gezamenlijke projecten om hun dienstverlening doeltreffender te maken en op de gebruikers af te stemmen en om tegelijk schaalvoordelen te realiseren.
Zuinig zijn: Smart Cities denken duurzaam; ze springen zuinig om met energie, water, grondstoffen, voeding en financiële middelen, om de welvaart in stand te houden in een wereld in verandering.
Innoveren: Smart Cities moeten inwoners, bedrijven en stadsdiensten aanmoedigen nieuwe manieren van organiseren, delen, communiceren en produceren te bedenken om de stedelijke dynamiek te stimuleren.
We geven drie voorbeelden van hoe slimme technologie een gemeente kan helpen:
Een derde van het verkeer in de stad is zoekverkeer. Een parkeer-app die automobilisten helpt een beschikbare parkeerplek te vinden, scheelt tijd en is goed voor de bereikbaarheid én het milieu in de stad.
De ondernemers van de Utrechtsestraat in Amsterdam organiseren gezamenlijk hun distributie en zorgen voor afvalbakken met een ingebouwde afvalpers. Daardoor komen er minder vrachtauto’s in de straat en hoeven afvalbakken vijf keer minder vaak geleegd te worden.
Het derde voorbeeld kun je halen uit de video "Glowing Lines" (lichtgevende verkeerslijnen).
Met deze lichtgevende verkeerslijnen heb je geen dure straatverlichting langs autowegen meer nodig en kun je toch veilig met een auto je weg in het donker vinden. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft samen met enkele steden, bedrijven en kennisinstellingen de ‘Nationale Smart City Strategie’ in het leven geroepen.
Stap 6 - De duurzame stad
Nog een stap verder dan de Smart Cities gaan de Sustainable Cities (Duurzame Steden). Ook hiervan bestaat geen eenduidige definitie. Het komt er in het kort op neer dat in een duurzame stad mens (People), milieu (Planet) en economie (Profit) met elkaar in evenwicht zijn, zodat we de stad niet uitputten.
Op 11 maart 2015 heeft de stad Amsterdam veel maatregelen vastgelegd in de 'Agenda Duurzaam Amsterdam', weergegeven in een infographic. Klik hier om de infographic te bekijken.
We noemen enkele maatregelen die je ook in de infographic kunt vinden.
Verkeer en transport:
Geen nieuwe parkeervergunningen voor te oude auto’s.
Milieuzone voor elektrische scooters (2015).
Milieuzone voor elektrische bestelwagens (2017) en vrachtwagens (2020).
Minstens 4000 oplaadpunten voor elektrische auto’s (2018).
Openbaar vervoer met emissievrije bussen (2026).
Energie:
Meer dan 102.000 gebouwen zijn aangesloten op stadsverwarming.
Minstens 12.000 huishoudens draaien op windenergie.
Minstens 80.000 huishoudens krijgen hun energie van zonnepanelen.
Driekwart van alle nieuwe gebouwen worden energieneutraal gebouwd.
Afronding
Je gaat nu afronden.
Dit betekent dat je bewijsmateriaal in gaat leveren.
In Egodact lever je het volgende in:
1 - de begrippenlijst van 'Samenvattend' (volgende stap)
2 - een printscreen van je resultaat van 'Eindopdracht A'
3 - de opdracht van 'Eindopdracht B'
Stuur de coach een berichtje in Teams als je dit hebt gedaan.
Samenvattend
Bij 'Wat ga je leren?' worden de volgende begrippen genoemd.
Geef zelf een omschrijving van deze begrippen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Hoe ziet de wereld er over vijftig of honderd jaar uit? Zijn de steden onbewoonbaar geworden door roet, fijnstof en eeuwige files? Of gaan we met elektrische, vliegende scooters of flyboards naar school en lachen we om de files van vandaag de dag?
Zijn onze binnensteden veiliger en groener geworden? Komt het voedsel in de steden nog steeds van het (steeds kleiner wordende) platteland of telen we ons voedsel op stadsboerderijen, op de daken van grote gebouwen? Zie je de stad van de toekomst al voor je?
Breng de stad van het jaar 2100 tot leven in woord en/of beeld. Daarbij gaan we uit van de situatie dat de stad van 2100 een duurzame stad is.
Gebruik je fantasie! Schets een (bouw)tekening, print een serie (bewerkte) foto’s, maak een PowerPoint- of Prezipresentatie of maak een maquette. Alles is mogelijk. Kijk in de Gereedschapskist voor ideeën.
Samen met je team (van twee tot vier leerlingen) ontwerp je een duurzame stad waarbij minstens twee van de volgende thema’s aan bod komen:
wonen
samenleven
mobiliteit en transport
communicatie
energie
innovatie
Beoordeling
Jullie docent zal de uitwerking van de Duurzame Stad beoordelen.
Daarbij wordt gelet op een aantal punten:
Hebben jullie een duidelijk beeld gegeven van een toekomstige stad uit het jaar 2100?
Is duidelijk zichtbaar dat het om een duurzame stad gaat?
Hebben jullie minstens twee van genoemde thema's erin verwerkt?
Is het eindproduct origineel en netjes uitgewerkt?
Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!
Optioneel - Examenvragen
Op deze pagina vind je examenvragen van ExamenKracht van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond.
Maak bij het beantwoorden ook gebruik van dat wat je al eerder geleerd hebt. Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw. Nadat je een vraag beantwoord hebt, kun je deze zelf nakijken en je score aangeven.
Binnenkort vind je hier meer examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.
Opdracht 1 (1 punt)
1 punt
Bekijk bron 1, 2 en 3.
Uit de bronnen blijkt dat het Veemarktkwartier in Tilburg probeert een bepald type bedrijven aan te trekken.
Geef een kenmerk van het Veemarktkwartier waardoor het een aantrekkelijke vestigingsplaats is voor bedrijven.
Opdracht 2 (1 punt)
Bekijk nogmaals bron 1, 2 en 3.
Geef een argument waarom het ruimtegebruik van de vreatieve industrie en de woonfunctie beter samengaan dan het ruimtegebruik van de traditionele industrie en de woonfunctie.
Opdracht 3 (1 punt)
Bekijk nogmaals bron 1, 2 en 3.
Uit bron 3 blijkt dat er in de herontwikkeling van het Veemarktkwartier samenwerking tussen de gemeente Tilburg en een projectontwikkelaar plaatsvindt.
Hoe wordt deze vorm van samenwerking genoemd?
Bronnen
Bron 1
Bron 2
Bron 3
Checkvragen - Antwoorden
Opdracht 1 (1 punt)
Voorbeelden van een juist kenmerk zijn:
− een sfeervolle buurt met historische panden
− Van oudsher wonen er veel kunstenaars in het Veemarktkwartier.
Opdracht 2 (1 punt)
Voorbeelden van juiste argumenten zijn:
− Bij creatieve industrie zijn er geen grote bedrijfsoppervlakten (in eigendom) noodzakelijk, dat is bij traditionele industrie wel het geval.
− Bij creatieve industrie vindt er geen grootschalig vervoer van goederen plaats, bij traditionele industrie wel.
− Bij creatieve industrie is er geen/nauwelijks vervuiling/overlast, terwijl dit bij traditionele industrie wel vaak het geval is.
Opdracht 3 (1 punt)
Publiek-private samenwerking
Opdracht: Mijn eigen buurt(profiel)
Introductie
Nederland kent duizenden verschillende buurten: doorsnee, bijzondere, leuke, ongezellige, drukke, rustige, groene buurten, buurten waar je fijn buiten kunt spelen of buurten waar je goed op moet letten op het drukke verkeer.
Je herkent vast al iets van wat je zojuist gelezen hebt uit je eigen buurt.
Ondanks alle verschillen kun je buurten toch goed met elkaar vergelijken, bijvoorbeeld als je kijkt naar inwoners, opleiding en salaris.
Dat is precies wat jullie gaan doen in deze opdracht: drie buurten met elkaar vergelijken.
Wat ga je leren?
In deze les stel je een buurtprofiel op aan de hand van enkele specifieke kenmerken. Daarbij vergelijk je een hele drukke buurt (Kinkerbuurt in Amsterdam met een dichtheid van 20.353 bewoners per km2) met een doorsnee en rustige dorpsbuurt (Kekerdom met een dichtheid van 1.239 bewoners km2) én met je eigen buurt.
Begrippen
Buurtprofiel
Woningkenmerken
naar ouderdom
naar eigendom
naar woningtype
naar onderhoud
Bewonerskenmerken
naar grootte van huishoudens
naar etniciteit
naar inkomen
naar gezinsfase
naar leeftijd
Wat ga je doen?
Activiteiten
Aan de slag
Stap 1
Je leert wat een buurtprofiel is en hoe je aan de hand van woningkenmerken en bewonerskenmerken een profiel kunt opstellen. Je oefent met de sites CBS-Statline en EduGIS om vragen te kunnen beantwoorden.
Stap 2
Je vergelijkt drie buurten met behulp van van genoemde sites op bepaalde woningkenmerken en je beantwoordt er vragen over.
Stap 3
Je vergelijkt de drie buurten nogmaals met behulp van genoemde sites maar nu op bepaalde bewonerskenmerken en je beantwoordt er vragen over.
Afronding
Samenvattend
Maak een begrippenlijst. Vergelijk deze met een klasgenoot.
Eindopdracht A
Maak de eindtoets.
Eindopdracht B
Maak een buurtprofiel over je eigen buurt.
Tijd
Voor deze opdracht staat een belasting van 6 SLU.
Aan de slag
Stap 1 - Buurtprofiel
Buurtprofiel: hoe kom ik aan de gewenste gegevens?
In deze opdracht gaan jullie je eigen buurt in kaart brengen voor een zogeheten ‘buurtprofiel’.
De begrippen ‘buurt’ en ‘wijk’ worden soms als synoniemen gebruikt, maar dat is niet terecht. De Van Dale Online omschrijft beide begrippen als:
Wijk = een deel van een stad of groot dorp
Buurt = een deel van een wijk
Nederland kent zo’n 355 gemeenten en elke gemeente is onderverdeeld in minstens één, maar meestal meer wijken. De meeste wijken zijn verder onderverdeeld in buurten.
Nijmegen bijvoorbeeld telt negen wijken die weer onderverdeeld zijn in 44 buurten. De wijk Nijmegen-Centrum telt maar twee buurten (Benedenstad en Stadscentrum), terwijl de wijk Dukenburg maar liefst negen buurten kent.
Met het begrip buurtprofiel bedoelen we een typering of karakterisering van een buurt aan de hand van woningkenmerken en bewonerskenmerken.
Woningkenmerken zijn kenmerken van de woningen in de buurt:
naar ouderdom
naar eigendom
naar woningtype
naar onderhoud
Bewonerskenmerken zijn kenmerken van mensen in de buurt:
naar grootte van huishoudens
naar etniciteit
naar inkomen
naar gezinsfase
naar leeftijd
Leuk zo’n buurtprofiel, denk je misschien, maar hoe kom ik aan gegevens over mijn buurt? Sommige gemeenten hebben (enkele) kenmerken op hun website staan, maar het beste ben je geholpen met de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en EduGIS, het platform voor geo-informatietechnologie in het onderwijs. Beide bronnen heb je verderop nodig.
CBS – Statline
In de StatLinetabel ‘Kerncijfers wijken en buurten’ van CBS zijn kerncijfers opgenomen over alle wijken en buurten in Nederland. Je kunt in Statline niet alle gemeenten, wijken en buurten tegelijk downloaden. Daarom geeft Statline de gegevens van één gemeente (Gooise Meren) als voorbeeld: StatLine
Om wijken en buurten van andere gemeenten te bekijken klik je op het filter-icoon naast ‘Wijken en buurten’ of ‘Onderwerp’.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
We vergelijken drie buurten met elkaar: jouw eigen buurt, het dorp Kekerdom in de gemeente Berg en Dal in Gelderland en de Kinkerbuurt in de gemeente Amsterdam. Deze buurten vergelijken we weer met de gemiddelden van Nederland. We beperken ons hier tot de woningkenmerken:
naar ouderdom
naar eigendom
naar woningtype
naar onderhoud
Ga naar Statlinevan CBS1 en pas de selectie zo aan dat je de drie buurten met elkaar kunt vergelijken en met de gemiddelden van Nederland.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
We vergelijken opnieuw deze drie buurten met elkaar: jouw eigen buurt, het dorp Kekerdom in de gemeente Berg en Dal in Gelderland en de Kinkerbuurt in de gemeente Amsterdam. Ditmaal kijken we naar de bewonerskenmerken:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je gaat nu afronden.
Dit betekent dat je bewijsmateriaal in gaat leveren.
In Egodact lever je het volgende in:
1 - de begrippenlijst van 'Samenvattend' (volgende stap)
2 - een printscreen van je resultaat van 'Eindopdracht A'
3 - de opdracht van 'Eindopdracht B'
Stuur de coach een berichtje in Teams als je dit hebt gedaan.
Samenvattend
Bij 'Wat ga je leren?' worden de volgende begrippen genoemd.
Geef zelf een omschrijving (en voorbeelden) van deze begrippen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je bent nu zelf aan zet! Je karakteriseert de buurt waar je zelf in woont.
In je buurtprofiel omschrijf, teken of verbeeld je op een of andere creatieve manier je eigen buurt (dus géén saaie opsommingen!). Daarin komen de onderstaande kenmerken naar voren die je heel gewoontjes of juist heel opvallend vindt:
Woningkenmerken
naar ouderdom
naar eigendom
naar woningtype
naar onderhoud
Bewonerskenmerken
naar grootte van huishoudens
naar etniciteit
naar inkomen
naar gezinsfase
naar leeftijd
Je kunt gebruikmaken van de sites waarmee je in deze opdracht gewerkt hebt: EduGIS en Statline.
Hoe je je onderzoeksresultaten vormgeeft, kun je zelf bepalen. Voor ideeën kun je kijken in de Gereedschapskist.
Beoordeling
Je docent zal je eindproduct over je eigen buurt beoordelen. Daarbij zal hij of zij letten op de volgende punten:
Heb je voldoende onderzoek gedaan naar woning- en bewonerskenmerken?
Wordt uit het resultaat duidelijk dat het je eigen buurt betreft?
Heb je de resultaten op een originele en creatieve manier verwerkt?
Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!
Soms voelen mensen zich onveilig op straat, in winkelcentra, in parken en op andere publieke plaatsen. Soms is dat terecht, bijvoorbeeld als in een buurt vrouwen worden lastiggevallen, zakkenrollers geregeld hun slag slaan of er af en toe een auto in brand wordt gestoken.
Maar vaak is het gevoel van onveiligheid niet gebaseerd op gebeurtenissen en is men bang voor dingen die waarschijnlijk niet zullen gebeuren. Als er echt iets aan de hand blijkt te zijn, komen gemeente, politie, buurtwerkers, bewoners zelf en andere mensen en instanties in actie om iets aan de gesignaleerde problemen rond veiligheid te doen.
Deze opdracht gaat over veiligheid in buurt of wijk.
Wat ga je leren?
Hoofdvraag
Waarom voelen sommige mensen zich niet altijd veilig in hun woonomgeving?
Deelvragen
Welke bewoners van buurt of wijk voelen zich niet veilig in hun woonomgeving?
Waar zijn deze bewoners vooral bang voor?
In hoeverre is hun gevoel van onveiligheid gebaseerd op echte gebeurtenissen?
Welke maatregelen kunnen worden genomen om dit gevoel weg te nemen of te verminderen?
Wie en welke instanties kunnen die maatregelen nemen of daaraan bijdragen?
Begrippen
woonomgeving
sociale (on)veiligheid:
overzichtelijkheid
toegankelijkheid
toezicht
objectieve (on)veiligheid
subjectieve (on)veiligheid
sociale cohesie
buurt- en wijkvoorzieningen
herstructurering
stadsvernieuwing
gentrificatie
Wat ga je doen?
Activiteiten
Vooraf
Voorkennis
Maak de instaptoets.
Aan de slag
Stap 1
Hier lees je hoe mensen zich (on)veilig kunnen voelen in een buurt of wijk, wat niet altijd hetzelfde is als daadwerkelijk (on)veilig zijn. Je leest over straatintimidatie, bekijkt een video en maakt oefeningen.
Stap 2
Bekijk een video over een buurt in Vlaardingen, waarin mensen zich onveilig voelen. Initiatieven zoals Burgernet en buurt- en wijkvoorzieningen kunnen de sociale cohesie versterken. Beantwoord er vragen over.
Stap 3
Naast kleinschalige aanpak van onveiligheid kunnen op grote schaal maatregelen worden genomen, zoals herstructurering, stadsvernieuwing of gentrificatie. Bekijk video's over deze maatregelen en beantwoord vragen.
Afronding
Samenvattend
Maak een begrippenlijst en vergelijk deze met een klasgenoot.
Eindopdracht A
Maak de eindtoets.
Eindopdracht B
Doe een veiligheidsonderzoek in een voor jou bekende wijk. Dit is een groepsopdracht.
Tijd
Voor deze opdracht staat een belasting van ongeveer 3 SLU.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je onveilig voelen is niet hetzelfde als onveilig zijn
Hoe veilig voel je je in je woonomgeving (je straat, het plein of het groen, de directe omgeving rond je huis)? Waarom voel je je veilig of juist onveilig?
Stel deze vragen aan mensen op straat in een willekeurige stad en je krijgt allerlei antwoorden. Vrouwen en meisjes zijn bang om lastiggevallen te worden, want sommige mannen vinden het leuk om vrouwen na te roepen, na te fluiten of aan te raken. Homoseksuele mannen en vrouwen, transgenders en migranten zijn bang om uitgescholden of mishandeld te worden omdat ze anders zijn of er anders uitzien.
Ambulancepersoneel, brandweerlieden en agenten lopen steeds meer risico aangevallen te worden door agressieve omstanders terwijl ze aan het werk zijn.
Oudere mensen zijn bang om beroofd of mishandeld te worden omdat ze zich niet goed kunnen verweren. En hoe veilig of onveilig voelen scholieren zich op straat?
Kijk naar de video, waarin voorbijgangers de vraag wordt gesteld: "Hoe veilig voel je je op straat?"
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De veiligheid op straat, of beter, in de openbare ruimte - de omgeving die voor iedereen toegankelijk is - heet sociale veiligheid. Dat is de mate waarin mensen zich beschermd voelen, en beschermd worden tegen overlast en gevaar door gedrag van anderen.
De mate waarin mensen zich beschermd voelen heet subjectieve veiligheid en de mate waarin mensen daadwerkelijk beschermd worden heet objectieve veiligheid.
Hoe veilig voelen mensen in Nederland zich op straat, in het centrum van een stad of in een café en als ze met het openbaar vervoer reizen? En hoe veilig zijn ze in werkelijkheid?
Lees het volgende artikel over Straatintimidatie. Daarin is een grafiek opgenomen met de resultaten van een onderzoek door de Erasmus Universiteit in Rotterdam over onveilige situaties op straat.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Sociale veiligheid in de openbare ruimte hangt af van:
de overzichtelijkheid van de buurt of wijk.
de toegankelijkheid van de buurt of wijk, de mate waarin je overal in de buurt of wijk kan komen.
het toezicht in de openbare ruimte, bijvoorbeeld door wijkagenten of camera’s. Toezicht betekent dat er op gelet wordt dat iedereen zich zo gedraagt dat anderen er geen last van hebben.
Stap 2 - Samenhang maakt veiliger
Wat doe je eraan als mensen zich in hun eigen omgeving, al dan niet terecht, onveilig voelen?
Om te beginnen kun je nagaan waarom dat het geval is.
Dat is bijvoorbeeld gedaan in de wijk Westwijk in Vlaardingen zoals je in deze video kunt zien.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Daarna worden de redenen waarom mensen zich onveilig voelen, aangepakt. Daarbij let men er vooral op dat de sociale cohesie van de buurt of wijk wordt verbeterd. Dat is de mate waarin mensen in de buurt of wijk deel uitmaken van een gemeenschap. Een middel hiertoe zou Burgernet kunnen zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De veiligheid (en de leefbaarheid in het algemeen) wordt ook groter door verbetering van buurt- en wijkvoorzieningen, zoals bijvoorbeeld buurthuizen, waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten en waar ze samen iets kunnen doen. Ook onderhoud, het in goede staat brengen of houden, van de openbare ruimte, helpt hierbij.
Lees de verkorte versie van een artikel over een voorbeeld hiervan in het tijdschrift Geografie:
Stedelijk veiligheid: kunst als innovatieve interventie
Kan kunst in de openbare ruimte bijdragen tot meer veiligheid? Dat is de vraag die studenten probeerden te beantwoorden door het uitvoeren van een project in een buurt in Utrecht-Noord, waar bewoners zich onveilig voelden. De studenten wilden weten of kunstvoorwerpen in de openbare ruimte door hun licht, beweging, kleuren of geur de gemoedstoestand van de bewoners in positieve zin kunnen beïnvloeden.
Eerst verkenden de studenten deze buurt en interviewden ze bewoners ervan. Daarbij werkten ze samen met kunstenaars, buurtbewoners en medewerkers van de gemeente. Daarna maakten kunstenaars een kunstvoorwerp voor de buurt en lieten dat aan bewoners zien. Die liepen er niet warm voor en wezen het zelfs af omdat ze weinig inspraak hadden gehad bij het ontwerp ervan. Om de buurtbewoners nauwer bij het project te betrekken, hielden de studenten, kunstenaars en ambtenaren een bijeenkomst voor buurtbewoners in een bouwkeet bij het winkelcentrum van de buurt. Tijdens die bijeenkomst mochten buurtbewoners niet alleen een ontwerp van het kunstvoorwerp kiezen, ook mochten ze de studenten vertellen waarom ze zich onveilig voelden en wat voor overlast ze in hun buurt ondervonden. “Door alle partijen te betrekken kreeg het kunstproject meer draagvlak en voelden mensen zich er onderdeel van,” volgens de auteurs van dit artikel.
Uiteindelijk viel de keuze van de buurtbewoners op een lichtprojectie die een donker gekleurde flat, die als onveilig werd ervaren, moest verlichten.
In Stap 2 hebben we het gehad over kleinschalige maatregelen voor de korte termijn voor het verhogen van de veiligheid in een buurt of wijk. Daarnaast kan een buurt of wijk in de loop van meerdere jaren veiliger, en in het algemeen leefbaarder worden door herstructurering, stadsvernieuwing of gentrificatie.
Bekijk onderstaande video's, die elk een van die manieren beschrijven waarop een buurt of wijk wordt heringericht.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je gaat nu afronden.
Dit betekent dat je bewijsmateriaal in gaat leveren.
In Egodact lever je het volgende in:
1 - de begrippenlijst van 'Samenvattend' (volgende stap)
2 - een printscreen van je resultaat van 'Eindopdracht A'
3 - de opdracht van 'Eindopdracht B'
Stuur de coach een berichtje in Teams als je dit hebt gedaan.
Samenvattend
Bij 'Wat ga je leren?' worden de volgende begrippen genoemd.
Geef zelf een omschrijving van deze begrippen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Jullie voeren in groepjes van twee of drie een onderzoek uit naar de sociale veiligheid in een buurt of wijk in je woonplaats.
Je moet dit doen door zelf naar de wijk te gaan en mensen aan te spreken. Bij voorkeur in op een druk 'verzamelpunt' in de wijk (supermarkt, sportschool etc.)
Mocht je op het platteland of in een dorp wonen, kies dan een buurt of wijk uit in een stad die je kent.
In het onderzoek moet je antwoorden zien te vinden op de volgende vragen:
Staat de buurt of wijk die je onderzoekt bekend als veilig of onveilig?
Waarom heeft die buurt of die wijk deze reputatie?
Is het terecht dat bewoners van de buurt of de wijk zich veilig voelen of juist onveilig?
Als er in de buurt of wijk plekken zijn waar mensen zich onveilig voelen, waar zijn de mensen daar dan bang voor?
Wie zijn daar bang?
Wat kunnen bewoners, de gemeente en andere instanties doen om ervoor te zorgen dat deze bewoners niet meer bang zijn?
Vind je dat de buurt of de wijk die je onderzoekt, toe is aan een opknapbeurt? Zo ja, waarom?
Wat moet er dan allemaal gebeuren om er een prettiger woonomgeving van te maken?
Maak van de uitkomsten van je onderzoek een rapport. Doe dat in geprinte vorm of als PowerPointpresentatie om verslag te doen. Hoe je dat kunt aanpakken, lees je hieronder in de Gereedschapskist.
Tips:
Maak voor het verzamelen van informatie voor je onderzoek gebruik van interviews, nieuwsmedia, Google Earth, Google Maps, wat je maar nodig vindt.
Kijk ook eens naar de vragenlijst op bureaubrekelmans. Deze vragenlijst kun je als geheel gebruiken of er goede vragen uit halen.
Beoordeling
Je docent zal je eindrapport beoordelen op de volgende punten:
Zijn op de vragen bij het onderzoek heldere en duidelijke antwoorden gegeven?
Is duidelijk om welke wijk het gaat en hoe de wijk bekend staat?
Is het rapport overzichtelijk en goed verzorgd?
Ondersteunen afbeeldingen of bewegende beelden (in het geval van een PowerPointpresentatie) het betoog goed?
Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.
Opdracht 1 (1 punt)
Bekijk bron 1, 2 en 3.
De foto’s in bron 2 zijn (in willekeurige volgorde) genomen in de buurten Nesselande, Oude Westen en Pendrecht.
Schrijf de letters A, B en C van de foto’s op je antwoordblad en zet achter elke letter de naam van de juiste buurt.
Opdracht 2 (1 punt)
Bekijk nogmaals bron 1, 2 en 3.
Geef een argument voor de gemeente Rotterdam om in probleemwijken een deel van de huurwoningen te veranderen in koopwoningen.
Opdracht 3 (2 punten)
Bekijk nogmaals bron 1, 2 en 3.
De gemeente Rotterdam wil in één van de drie buurten uit bron 3 investeren om de veiligheid van de buurt te verbeteren. Op basis van de score op de veiligheidsindex zou vooral Oude Westen in aanmerking komen voor deze investering. Toch zou ook gekozen kunnen worden om juist te investeren in Pendrecht.
Geef twee, uit de bron af te leiden, argumenten om te investeren in Pendrecht in plaats van in het Oude Westen.
Bronnen Bron 1
Bron 2
Bron 3
Checkvragen - Antwoorden
Antwoorden
Opdracht 1 (1 punt)
A - Oude Westen
B - Pendrecht
C - Nesselande
Opdracht 2 (1 punt)
Voorbeelden van een juist argument zijn:
− Het bouwen van koopwoningen trekt mensen met hogere inkomens aan en zij veroorzaken doorgaans minder overlast in wijken.
− Bewoners besteden doorgaans meer aandacht aan het onderhoud van hun woning / de leefbaarheid van de woonomgeving als ze in een koopwoning / een eigen huis wonen.
Opdracht 3 (2 punten)
Voorbeelden van juiste argumenten zijn:
− Pendrecht heeft van alle buurten het laagste percentage bewoners dat tevreden is over de eigen buurt.
− Pendrecht heeft relatief veel portiek- of galerijflats (die het toezicht niet bevorderen).
− Pendrecht heeft een lager percentage bewoners dat langer (dan 15 jaar) in de wijk blijft wonen dan het Oude Westen.
Eindopdracht: Posterpresentatie
Eindopdracht
Je gaat deze periode afronden door een poster te maken én deze te presenteren.
Je gaat een presentatie maken van een niet bestaande wijk in Nederland.
Voor deze wijk ga je gegevens 'genereren' (verzinnen dus) en daarbij uitleggen wat voor een soort wijk het is. Het is de bedoeling dat de door jou aangeleverde cijfers kloppen met wat voor een soort wijk het is. Dit kan je doen door je eerder gemaakte onderzoeken in deze quest als vergelijkingsmateriaal te gebruiken.
Wie
Je maakt de poster alleen of in tweetallen.
Wanneer
Je krijgt hier de laatste week in de les de tijd voor en de presentatie is in de SE-week (dan moet je poster dus ook af zijn).
Wat komt er in je poster (1) en presentatie (2)
-(1)- Poster
Titel
Hoe heet je wijk en waar in Nederland ligt jouw wijk?
Gegevens
Je verwerkt je gegevens in tabellen/ grafieken. Liefst iets wat goed wegkijkt natuurlijk
Woningkenmerken:
-hoe oud zijn de woningen?
-hoeveel procent zijn koopwoningen?
-wat voor soort woning is het?
-hoe goed zijn de woningen onderhouden?
Bewonerskenmerken
-hoe groot zijn de huishoudens?
-wat is de afkomst van de mensen?
-hoeveel verdienen de mensen gemiddeld per jaar?
-hoe oud zijn de mensen gemiddeld?
Hoe veilig is de wijk?
-hoeveel voorzieningen zijn er in de wijk?
-is er veel criminaliteit in de wijk?
-hoe mooi is de woonomgeving?
-hoe is het contact tussen de mensen onderling in de wijk?
Afbeeldingen
Hoe ziet de wijk er ongeveer uit?
Zoek wat beelden erbij van hoe de woningen, openbare ruimte etc. eruit ziet.
De poster mag op papier of digitaal zijn. Papieren versie:
-minimaal A3-formaat
-je mag beide kanten gebruiken Digitale versie:
-je mag twee 'schermen' gebruiken
-(2)- Presentatie
Je vertelt in je presentatie over:
of jij een rijke, arme of gemiddelde wijk hebt verzonnen
de cijfers die je hebt verzameld en wat deze te maken hebben met hoe rijk of arm jouw wijk is
je maakt af en toe een vergelijking met hoe het zou zijn in een tegenovergestelde wijk (dus: jij hebt een arme wijk met een laag inkomen. Hoe zou dat zijn als je een rijke wijk zou presenteren?)
Inleveren + Presenteren
Het presentatiemoment wordt in overleg afgesproken. Deze zijn uiterlijk in de SE-week op een vast dagdeel (dat zie je in het toetsrooster). Maar als je eerder klaar bent, kun je ook eerder presenteren in overleg met de coach.
Je woont ook de presentatie bij van iemand anders.
De presentatie wordt gefilmd en de poster wordt naderhand ingeleverd bij dhr. Samwel.
Het arrangement Periode 3 - Domein Leefomgeving - 4 Havo/ Vwo is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Van wie is de stad?
De creatieve stad
Publiek-private samenwerking
De stad van de toekomst
Buurtprofiel: hoe kom ik aan de gewenste gegevens?
Woningkenmerken
Woningkenmerken
Bewonerskenmerken
Mijn eigen buurt(profiel)
(On)veiligheid in wijken en buurten
Onveilig voelen of zijn?
Straatintimidatie
Samenhang maakt veiliger
Samenhang maakt veiliger
Gentrificatie
(on)Veiligheid in wijken en buurten
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.