Stap 1 - Van wie is de stad?

Een stad is een complex geheel van panden met diverse functies of voorzieningen (woningen, winkels, restaurants, cafés, bioscopen, hotels, bibliotheken, scholen, banken, kantoren en bedrijven) en infrastructuur. Mensen wonen en werken in de stad, studeren er of komen er op bezoek. Sommigen wonen er hun leven lang, anderen zijn passanten voor korte of langere tijd. Iedereen heeft zijn eigen belang bij de stad, belangen die niet zelden botsen.
Drie voorbeelden:

  1. Allereerst willen de meeste mensen een betaalbare woning. Wonen in de stad is populairder dan ooit. Halverwege de vorige eeuw leefde 30 procent van de wereldbewoners in de stad, nu is dat ruim over de helft en het blijft de komende decennia stijgen. De vraag naar woonruimte is enorm, je betaalt steeds meer voor minder vierkante meters. Bezitters van vastgoed profiteren, voor huurders wordt het telkens duurder.
  2. Het winkelpubliek wil sfeervol winkelen en het liefst dicht bij de winkels parkeren. Maar parkeerplaatsen en straatmeubilair vragen ruimte en verkeer geeft overlast.
  3. Het uitgaanspubliek veroorzaakt na sluitingstijd met regelmaat onrust en lawaai in het centrum van de stad en dat gaat ten koste van de nachtrust van bewoners.

Verdeling van woonruimte is vooral een kwestie van inkomen geworden. Mensen die het kunnen betalen, kopen of huren de duurdere huizen. De goedkopere woningen zijn voor de lagere inkomens, de jongeren en de migranten.
Het risico van ruimtelijke polarisatie ligt op de loer: als gemeenten en vastgoedbeheerders niet zorgen voor variatie in het woningaanbod, krijgen wijken een steeds minder gemêleerd karakter.

De groei van de steden ging gelijk op met de veranderingen in de arbeidsmarkt. In 1900 werkte zo’n 30% van alle werknemers in de landbouw. Nu is dat nog maar zo’n 3%.
In de dienstensector werkte in 1900 zo’n 33% van alle werkenden, nu ligt dat al op zo’n 70%. En de meesten van hen werken in de stad.

Dienstverlening

Bij dienstverlening moet je niet alleen denken aan mensen die een commerciële dienst leveren aan de consument, maar ook aan de zogenaamde zakelijke dienstverlening: dienstverlenende bedrijven die vooral hun diensten aanbieden aan bedrijven. Denk hierbij aan financiële dienstverleners, vervoer, horeca en handel, maar ook aan schoonmaakorganisaties, fotografen, beveiligers en ict-specialisten, reclame-, architecten- of ingenieursbureaus. Veel van dergelijke dienstverleners zijn kleine bedrijven met weinig werknemers.

Deze verschuiving naar de dienstverlening vraagt vooral kennis. Voor veel banen in de dienstensector moet je hoogopgeleid zijn. Verschuiving van landbouw naar industrie en vervolgens naar dienstenverlening is een verschuiving naar kenniseconomie. Naar een economie waarin kennis ook steeds beter betaald wordt, vergeleken met banen voor laagopgeleiden.
Deze tweedeling tussen banen voor laag- en hoogopgeleiden wordt een duale arbeidsmarkt genoemd.