Stap 2 - De creatieve stad

Waar 30 tot 40 jaar geleden hoogopgeleide mensen uit de steden wegtrokken naar kleinere buurtgemeenten (suburbanisatie), is al een jaar of vijftien de omgekeerde trend gaande (re-urbanisatie).

In de jaren tachtig en negentig van de vorig eeuw vertrok veel industrie uit de steden. Grote fabrieken en bedrijfspanden kwamen lange tijd leeg te staan. Veel grote steden kwamen in de moeilijkheden, maar vierkante meters werden daardoor voor bedrijven wel goedkoop. Lang leegstaande panden werden gekraakt om er in te wonen, maar ook om er te werken.
De leegstand trok vooral hoogopgeleide werkenden in een creatief beroep, die mogelijkheden zagen een bedrijfje te starten. Dat gebeurde ook in Amsterdam.

Bekijk de video van 00.13 tot 5.32 min.

In het spoor van de Amerikaanse stadswetenschapper Richard Florida die veel geschreven heeft over de rol van de creatieve klasse, ontdekte men dat creatieven een motor waren achter de stedelijke economische ontwikkeling. Dat had twee oorzaken:

  1. Creatieven wonen graag in de stad en geven relatief veel geld uit aan stedelijke voorzieningen.
  2. Creatieven zoeken elkaar op en trekken veel bedrijven aan die zich graag in de buurt van de creatieven vestigen om kennis op te doen.

De stad werd een broedplaats van nieuwe ideeën. Gemeentebesturen stimuleerden die ontwikkeling met subsidies. Oude leegstaande bedrijfspanden werden niet direct gesloopt, maar vormden vrijplaatsen met weinig of geen regels, waarin creatieve bedrijven konden floreren.
De creatieve stad was geboren.

Amsterdam was in Nederland zo’n beetje de eerste, gevolgd door Rotterdam, Eindhoven, Utrecht, Arnhem, Nijmegen en Tilburg. Tegenwoordig tel je als stad niet mee als je jezelf geen creatieve stad kunt noemen; er is zelfs een UNESCO Creative City Network.