Observeren van ademhaling leereenheid 2 mbo-verpleegkunde
Observeren van ademhaling leereenheid 2 mbo-verpleegkunde
Inleiding
Het ademhalingsstelsel voorziet ons lichaam van zuurstof. Naast de longen maken ook de neus-, mond- en keelholte, het strottenhoofd en de luchtpijp (trachea) deel uit van het ademhalingsstelsel. Een aantal minuten zonder zuurstof kan leiden tot een hersenbeschadiging, andere gezondheidsproblemen en zelfs de dood. Er ontstaan dan bijvoorbeeld benauwdheidsklachten. De zorgvrager heeft dan moeite met ademhalen. Dit kan voor de zorgvrager erg beangstigend zijn. Het observeren van de ademhaling van een zorgvrager – met name een afwijkende ademhaling - geeft jou als verpleegkundige belangrijke informatie over de conditie van de zorgvrager.
Deze wikiwijs behandelt de anatomie en fysiologie van het ademhalingsstelsel én bereidt jullie theoretisch voor op de skillsles 'observeren van ademhaling'.
Veel plezier!
Leerdoelen
Ik kan/ken aan het eind van deze les:
uitleggen wat verstaan wordt onder het ademhalingsstelsel.
samenvatten wat de functie van het ademhalingsstelsel is en hoe de ademhaling bij een zorgvrager verloopt.
de onderdelen van het ademhalingsstelsel benoemen.
uitleggen welke weg lucht aflegt in het lichaam.
uitleggen hoe ik de ademhaling van een zorgvrager observeer.
uitleggen waaraan ik afwijkingen in de ademhaling van een zorgvrager kan herkennen.
de ademhaling van een zorgvrager meten volgens protocol.
Hoofdstuk 1 - Wat is ademhaling?
Ademhaling is het afwisselend inademen en uitademen. Bij de inademing door de neus of mond komt de lucht via de keelholte, het strottenhoofd, de luchtpijp en bronchieën terecht in de longblaasjes. Daar neemt het bloed, via de haarvaartjes, zuurstof uit de lucht op. Bij de uitademing wordt er kooldioxide (koolzuur, een afvalproduct van de celstofwisseling) via het bloed aan de longblaasjes afgestaan. Via dezelfde weg worden de afvalstoffen weer uitgeademd (Thieme Meulenhoff, 2021). Normaal gesproken adem je per ademteug ongeveer 400 - 500 ml lucht in. Dit doe je ongeveer 12 tot 15 keer per minuut. Later deze wikiwijs leren jullie over de ademhalingsspieren. Bij een normale ademhaling horen ook diepe zuchten, geeuwen, uitrekken, hoesten en niezen (RadboudUMC, z.d.).
De ademhaling - Bron: BurnOutTeam (2018)
Ademhaling
1.1 Inspiratie en expiratie
Bij inspiratie, ook wel inademing, wordt lucht opgezogen in de longen. De ademhalingsspieren zorgen ervoor dat het volume van de borstholte zo groot mogelijk wordt, zodat de longen de ruimte hebben op zich uit te zetten. Het diafragma speelt hierbij een belangrijke rol. Dit is een spier die de buikholte van de borstholte scheidt. Bij het uitzetten van de borstkas volgt het borstvlies (pleura parietalis) de beweging van de borstkas. In de borstholte is sprake van vacuüm. Dit betekent dat de holte lucht- en vochtdicht is. Hierdoor wordt het longvlies (pleura viceralis) meegetrokken met de beweging. Je kunt de borstholte vergroten door twee manieren van ademhalen:
Buikademhaling: de borstkas wordt ruimer doordat het middenrif naar beneden wordt getrokken richting je buik. Je buik zet uit bij het inademen.
Borstademhaling: de borstkas wordt ruimer doordat de tussenribspieren aangespannen worden. Hierdoor worden de ribben omhoog en naar voren getrokken.
Bij buikademhaling kun je meer lucht inademen dan bij een borstademhaling. De lucht kan helemaal tot onder in je longen komen en het kost minder energie om evenveel zuurstof binnen te krijgen. Een normale ademhaling is een combinatie van buik- en borstademhaling.
Naast de spieren die 'gewoon' bij de ademhaling worden gebruikt, heb je ook hulpademhalingsspieren. Dit zijn de schouder- en halsspieren. Deze trekken samen om de ribben nog hoger te kunnen brengen, waardoor de borstkas nog groter wordt en de longen dus meer ruimte hebben om te vullen en te ontplooien. Je ziet dit vaak bij zorgvragers die een chronische longaandoening hebben. Zij hebben regelmatig een gevoel van ademnood en gebruiken de hulpademhalingsspieren om toch voldoende zuurstof binnen te krijgen.
Expiratie, ook wel uitademing, vindt plaats door verslapping van de ademhalingsspieren en het diafragma die je gebruikt bij inademing.(Thieme Meulenhoff, 2021).
In de hersenstam, een bepaald deel van de hersenen, zit een groep samenwerkende zenuwcellen die het zogenoemde ademcentrum vormen. Het ademcentrum reguleert de diepte en de frequentie van de ademhaling door de ademhalingsspieren te remmen of juist te activeren tot beweging. Hiervoor dient het ademhalingscentrum wel een signaal te krijgen dat het moet gaan werken. In de wand van de halsslagaders en aorta zitten hiervoor zintuigcellen, ook wel chemoreceptoren genoemd. Deze zijn gevoelig voor chemische veranderingen in het bloed. Ze geven hun informatie door aan het ademcentrum.
De chemoreceptoren reageren op het koolstofdioxidegehalte van het bloed. Wanneer dat stijgt, wordt het ademcentrum gestimuleerd om de ademhaling te versnellen. Tegenovergesteld: wanneer je weinig koolstofdioxide in je bloed hebt, remt het ademcentrum de ademhaling. Dat kun je merken als je een paar keer heel diep ademhaalt, probeer het maar eens. De eerst volgende ademhaling laat even op zich wachten, merk je dat? De chemoreceptoren geven dus het signaal dat er voldoende zuurstof en een relatief laag koolstofdioxidegehalte in het bloed. De ademhalingsprikkel wordt geremd. Chemoreceptoren zijn ook gevoelig voor de zuurgraad van het bloed. Een lage zuurgraad, veroorzaakt door een teveel aan koolstofdioxide, is een sterke prikkel voor het ademcentrum: je gaat sneller ademen. Door sneller te gaan ademen (hijgen) raak je het teveel aan koolstofdioxide kwijt. Dit gebeurt ook als je sport. Middels het bewegen verbruikt het lichaam meer zuurstof en komt er in verhouding meer koolstofdioxide in het bloed. Dit stuurt het ademcentrum aan om de ademhaling te gaan versnellen om meer zuurstof aan te voeren en meer koolstofdioxide af te voeren. De chemoreceptoren registreren ook dalingen van het zuurstofgehalte van het bloed. Maar voor het ademcentrum is het zuurstofgehalte niet zo'n sterke prikkel (Thieme Meulenhoff, 2021).
Het ademcentrum - Bron: Biologielessen (z.d.)
1.3 Opdracht
Hoofdstuk 2 - Anatomie en fysiologie
Het ademhalingsstelsel bestaat uit verschillende onderdelen. Van boven naar beneden:
Broncholi (kleinere vertakkingen van de luchtwegen);
Longblaasjes (alveoli).
De luchtpijp (trachea) vormt de verbinding tussen het strottenhoofd en de longen en is ongeveer elf centimeter lang. Ter hoogte van de vijfde borstwervel splitst de trachea zich in twee grote takken, de bronchi. De ene bronchus loopt naar de linkerlong en de andere naar de rechterlong. De rechter bronchus vertakt zich vervolgens weer in drie bronchiën naar de drie rechter longkwabben en de linker bronchus splitst zich in twee bronchiën. Vervolgens splitsen deze zicht steeds verder tot hele fijne bronchioli. De wand van de luchtpijp bestaat uit hoefijzervormige kraakbeenringen, die ervoor zorgen dat de luchtpijp openblijft. De binnenkant van de luchtpijp is bedekt met trilhaarepitheel. Dit trilhaarepitheel is bedekt met een laag slijmvlies. De trilharen zijn voortdurend in beweging om de slijmlaag langzaam richting keelholte te bewegen. Onderweg pikt de slijmdeken vuiltjes, bacteriën of virussen op en neemt die mee om de luchtwegen schoon te houden. In de wanden van de kleinere takjes, de bronchioli, zit glad spierweefsel. Dit spierweefsel kan zich bij de inademing wat verwijden. Onder bepaalde omstandigheden kunnen deze spiertjes verkrampt raken, bijvoorbeeld bij een astma-aanval.
De vertakkingen gaan steeds verder en uiteindelijk ontstaan er longtrechtertjes met uitstulpingen. Dit zijn de alveoli, de longblaasjes. Ieder longblaasje is omgeven door dunne haarvaten. De haarvaten ontspringen uit talloze aftakkingen van de longslagader en vormen een fijnmazig en dicht netwerk van heel kleine bloedvaatjes dat om de longblaasjes heen ligt. De wanden van de haarvaten en de longblaasjes zijn heel dun, waardoor de gaswisseling tussen de haarvaten en de longblaasjes optimaal kan verlopen. De ingeademde zuurstof uit de longblaasjes gaat naar het bloed in de haarvaten en het koolzuurgas uit het bloed in de haarvaten gaat weer naar de longblaasjes.
De longen
Om de longen zit een vochtafscheidend vlies (pleura). Dit vlies ligt dubbelgevouwen rond elke long. Het vormt zo een afscheiding tussen je longen en borstholte. Het gedeelte dat grenst aan de longen heet longvlies (pleura visceralis). Het gedeelte aan de buitenkant, dat grenst aan je borstholte, heet borstvlies (pleura parietalis). Tussen het long- en borstvlies zit een ruimte, de pleurale ruimte (of pleuraholte), die gevuld is met dun pleuravocht. Hierdoor kunnen de vliezen langs elkaar heen bewegen tijdens het ademen.
Een long is elastisch en wil van zichzelf inklappen, maar dat gebeurt niet door de onderdruk (negatieve druk) tussen de longvliezen aan de binnenkant van de borstwand. De ruimte tussen de longvliezen (pleuraruimte) is één gesloten, luchtledig geheel. Daardoor maken het longvlies en het borstvlies overal goed contact met elkaar. Ze laten de longen als het ware aan de borstwand ‘plakken’. De longen kunnen zo de ruimte maximaal vullen. De plaats waar de bronchus de long binnenkomt noem je de longhilus. Dit is ook de plaats waar de slagader, de longaders en een aftakking van de luchtwegen (met bloedvaten eromheen) de long binnenkomen. In de longhilus liggen de regionale lymfeklierstations. Zowel de linker- als rechterlong heeft een longhilus.
De longslagader (arteria pulmonalis) en de longaderen (venae pulmonalis) en hun vertakkingen vormen samen met de rechterboezem en -kamer van het hart de kleine bloedsomloop. De longslagader ontspringt uit de rechterkamer en splitst zich in twee grote takken die naar de linker- en rechterlong lopen. In de long vertakt de longslagader zich verder. Het bloed is dan zuurstofarm. Via de longblaasjes wordt het met zuurstof verrijkt. Vervolgens stroomt het zuurstofrijke bloed via de longaders terug naar het hart.(Thieme Meulenhoff, 2021).
Het observeren van de ademhaling is een onderdeel van het controleren van de vitale functies. Het is een taak van jou als verpleegkundige. Wel gebeurt het veel minder vaak dan het meten van een bloeddruk, het meten van de lichaamstemperatuur en het meten van de hartslag. Je controleert de ademhaling wanneer er sprake is van een probleem met de ademhalen of een stoornis. Denk heirbij aan bijvoorbeeld een longziekte.
Observatiepunten bij de ademhaling zijn:
frequentie;
diepte en gelijkmatigheid;
ritme;
geluid.
(Thieme Meulenhoff, 2021).
3.1 Frequentie
Onder frequentie verstaan we het aantal ademhalingen per minuut. De ademhalingsfrequentie verschilt per leeftijdsgroep. Normaal gesproken is de ademhalingsfrequentie:
Leeftijdsgroep
Ademhalingsfrequentie per minuut
Volwassenen
14 tot 18 keer per minuut
Kinderen
20 tot 25 keer per minuut
Baby's
30 tot 40 keer per minuut
Normaal gesproken is er sprake van een verhouding tussen de ademhalingsfrequentie en de hartfrequentie. Deze is 4:1. De ademhalingsfrequentie kan verhoogd of verlaagd zijn. Een versnelde ademhaling (tachypnoe) kan voorkomen bij aandoeningen van de longen en luchtwegen, hartafwijkingen, koorts, lichamelijke inspanning en emotie zoals opwinding en stress. Een lage ademhalingsfrequentie (bradypnoe) komt voor in rust, bijvoorbeeld als je slaapt. Ook het gebruik van slaapmiddelen veroorzaken een vertraagde ademhaling. (Thieme Meulenhoff, 2021).
3.2 Diepte en gelijkmatigheid
Je kunt zowel diep ademen als ondiep ademen. De diepte van de ademhaling zegt iets over de hoeveelheid lucht die je per keer inademd. Je kunt dit goed zien aan de bewegingen van de borstkas en de buik van de zorgvrager. Je ziet dan de ademhalingsspieren werken. De diepte en frequentie van de ademhaling staan in relatie tot elkaar. Wanneer je écht diep inademd is de frequentie van het ademen lager. Bij een oppervlakkige ademhaling is de frequentie hoger. Denk bijvoorbeeld aan hyperventilatie. Ook bepaalde aandoeningen zijn van invloed op de diepte van de ademhaling.
Een oppervlakkige ademhaling komt voor bij:
aandoeningen van de ademhalingsorganen (bijvoorbeeld longemfyseem);
sommige hart- en vaatziekten.
Een diepe ademhaling komt onder andere voor:
na het gebruik van slaapmiddelen;
bij bewusteloosheid ten gevolge van een te hoog bloedsuikergehalte.
Gelijkmatige ademhaling wil zeggen dat de diepte van de ademhaling steeds ongeveer gelijk is. Je ademt met een constante frequentie en constante diepte.(Thieme Meulenhoff, 2021).
3.3 Ritme
Tussen de ademhalingen zitten pauzes. De pauze vindt plaats na elke inademing en uitademing. Wanneer de pauzes even lang zijn is de ademhaling regelmatig. De ademhaling in onregelmatig wanneer de pauzes wisselend plaatsvinden. Onder normale omstandigheden duren de pauzes enkele seconden. Bij kortademigheid zijn de pauzes soms afwezig en volgen ademhalingen elkaar direct op.(Thieme Meulenhoff, 2021).
3.4 Geluid
Normaal gesproken hoor je iemand niet ademen. Een uitzondering is het snurken tijdens het slapen. Bij zwelling van de slijmvliezen in de luchtwegen kan een ademhaling anders klinken. Denk aan hijgend, snurkend, rochelend of piepend. Een zorgvrager die een astmatische aanval heeft, heeft vaak een piepende ademhaling.(Thieme Meulenhoff, 2021).
3.5 Opdracht
Hoofdstuk 4 - Afwijkingen in de ademhaling
4.1 Afwijkingen in ritme
Dyspneu is ook wel ademnood, kortademigheid. De zorgvrager is snel buiten adem en heeft een gevoel van benauwdheid. Je moet meer moeite doen om adem te halen dan voorheen. De kortademigheid kan bij inspanning, maar ook in rust voorkomen. Er is een verschil tussen acute kortademigheid en langzaam toenemende kortademigheid. Acute kortademigheid kenmerkt zich door het plots optreden van de kortademigheid, van het ene op andere moment of binnen enkele uren). Langzaam toenemende kortademigheid ontwikkelt zich over een langere periode van bijvoorbeeld enkele weken, maanden of zelfs jaren.
Tachypneu is een versnelde ademhaling. De frequentie is hoger dan 20 keer per minuut. Voor de zorgvrager is dit erg vermoeiend en uitputtend. In combinatie met tachypneu komt vaak ook tachycardie voor. Dit is een versnelde hartslag. Dit kan een teken zijn van zuurstoftekort.
Bradypneu is een te langzame ademhaling. De frequentie is minder dan 12 keer per minuut.
Apneu is een pauze in de ademhaling. De ademhaling stopt.(Thieme Meulenhoff, 2021).
4.2 Kussmaul en Cheynes-Stokes
De ademhaling kan afwijkend zijn. Er zijn dan problemen in het ritme, de frequentie en de gelijkmatigheid. De twee bekendste afwijkende ademhalingstypen zijn:
Kussmaul: een regelmatige, diepe ademhaling. Deze komt voor bij bewusteloosheid door een verhoogd bloedsuikergehalte;
Cheynes-Stokes: een onregelmatige en ongelijkmatige ademhaling. Het is een in diepte toenemende ademhaling, die geleidelijk oppervlakkiger wordt, waarna een kortere of een langere adempauze volgt. Dit beeld is nogal eens te zien bij zorgvragers die op sterven liggen.(Thieme Meulenhoff, 2021).
Kussmaul (boven) en Cheynes-Stokes (onder) - Bron: Thieme Meulenhoff
Kussmaul ademhaling
Cheynes-Stokes ademhaling
4.3 Opdracht
Hoofdstuk 5 - Vaardigheid 'tellen van de ademhaling'
Bij het observeren van de ademhaling is het belangrijk dat de zorgvrager niet in de gaten heeft dat jij de ademhaling telt. Wanneer de zorgvrager dit wel weet, gaat hij nadenken over het ademhalen. Normaal ademhalen wordt dan moeilijk en dit beïnvloedt de meting. Het is dus van belang dat je de ademhaling observeert op het moment dat de zorgvrager dit niet in de gaten heeft. Een veel gebruikte truc is het vasthouden van de pols om de pols te tellen en vervolgens te letten op de bewegingen van de borstkas en/of buik van de zorgvrager. Een andere manier, welke voornamelijk wordt gebruikt bij zorgvragers die bewusteloos zijn of slapen, is het observeren van de ademhaling door de hand op borst en buik te leggen. In beide gevallen observeer je de ademhaling gedurende 30 seconden of 1 minuut. Denk eraan dat je bij een meting van 30 seconden de telling x2 doet. Rapporteer je bevindingen in het zorgdossier.(Thieme Meulenhoff, 2021).
5.1 De handeling
Omschrijving
Observeren van de op en neergaande beweging van de borstkas. Tellen aantal inademingen.
Mag verricht worden door:
Niveau 3, niveau 3 IG, niveau 4 & niveau 5
Aandachtspunten
Let bij het tellen van de ademhaling ook op ritme, diepte en geluid van de ademhaling en op symptomen van dyspnoe.
De ademhaling kan veranderen wanneer de aandacht er op wordt gevestigd.
De ademhaling kan variëren onder invloed van inspanning, ziekte, pijn of stress.
Tel de ademhaling gedurende 30 seconden en vermenigvuldig de uitslag met 2.
Tel een abnormale ademhaling gedurende 1 minuut.
Houd de polsteller of horloge op ooghoogte.
Om de ademhalingsbeweging beter te kunnen zien kan een arm van de cliënt over de borst worden gelegd.
Complicaties tijdens handeling
Geen
Benodigdheden
Polsteller of horloge met secondewijzer
Werkwijze
Tel de ademhaling, zonder dat er speciaal de aandacht op gevestigd is.
Ga na of de cliënt een zo ontspannen mogelijke houding heeft of breng de cliënt in een zo ontspannen mogelijke houding.
Neem de polsteller of horloge.
Tel het aantal keren dat de borst omhoog gaat (inademing) gedurende 30 seconden. Laat cliënt eventueel een arm op de borst leggen om de borstbewegin beter te kunnen zien.
Vermenigvuldig de uitkomst met 2.
Noteer de ademhaling (aantal ademhalingen per minuut) en eventuele bevindingen.
Raadpleeg bij afwijkende bevindingen de arts.
(Vilans, 2021)
5.2 Opdracht
Feedbackformulier
Je bent aan het einde gekomen van deze Wikiwijs.
Het wordt zeer op prijs gesteld als je via onderstaande link het feedbackformulier zou willen invullen om in de toekomst de kwaliteit van de gemaakte Wikiwijs te kunnen verbeteren.
RadboudUMC. (z.d.). Een normale ademhaling. Geraadpleegd op 22 december 2021, van https://www.radboudumc.nl/patientenzorg/behandelingen/revalidatie-bij-neuromusculaire-aandoeningen/ademhalingsoefeningen-bij-neuromusculaire-aandoeningen/een-normale-ademhaling
Thieme Meulenhoff. (2021). Ademhalingsstelsel en de observatie daarvan. Geraadpleegd op 16-12-2021, van https://edition.thiememeulenhoff.nl/secure/d/stream/traject_4_pbz/theory/f98fa1f0-0949-47c0-981d-1bb1feb0202c/289189eb-7399-45dc-afc4-82e1e857189e#a1abee6b-8481-4448-83e1-90e44121568c
Vilans. (2021). Ademhaling tellen. Geraadpleegd op 16-12-2021, van https://extranet.volckaert.nl/volckaert_com/kick_protocollen/prot_boek/docb_sys/pdf/protocol/lichaamsverzorging_en_observatie/ademhaling_tellen.pdf
Het arrangement Observeren van ademhaling leereenheid 2 mbo-verpleegkunde is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Danéh van Bergen - Keukens
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2022-01-12 13:07:58
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze wikiwijs is gemaakt voor eerstejaars mbo-verpleegkundigen in opleiding. De les gaat over het observeren van de ademhaling bij een zorgvrager. Waar let je op? Wat zijn aandachtspunten? Wat doe je met je observaties? De les is een voorbereiding op de verpleegtechnische vaardigheid 'ademhaling'.
Leerinhoud en doelen
Verpleegkunde;
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad
gemiddeld
Studiebelasting
0 uur en 45 minuten
Trefwoorden
ademhaling, leereenheid 2, mbo, mbo-verpleegkunde, observeren, observeren van ademhaling le 2, verpleegkunde
Observeren van ademhaling leereenheid 2 mbo-verpleegkunde
nl
Danéh van Bergen - Keukens
2022-01-12 13:07:58
Deze wikiwijs is gemaakt voor eerstejaars mbo-verpleegkundigen in opleiding. De les gaat over het observeren van de ademhaling bij een zorgvrager. Waar let je op? Wat zijn aandachtspunten? Wat doe je met je observaties? De les is een voorbereiding op de verpleegtechnische vaardigheid 'ademhaling'.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.