Hoofdstuk 2 - Anatomie en fysiologie

Het ademhalingsstelsel bestaat uit verschillende onderdelen. Van boven naar beneden:

 

De luchtpijp (trachea) vormt de verbinding tussen het strottenhoofd en de longen en is ongeveer elf centimeter lang. Ter hoogte van de vijfde borstwervel splitst de trachea zich in twee grote takken, de bronchi. De ene bronchus loopt naar de linkerlong en de andere naar de rechterlong. De rechter bronchus vertakt zich vervolgens weer in drie bronchiën naar de drie rechter longkwabben en de linker bronchus splitst zich in twee bronchiën. Vervolgens splitsen deze zicht steeds verder tot hele fijne bronchioli. De wand van de luchtpijp bestaat uit hoefijzervormige kraakbeenringen, die ervoor zorgen dat de luchtpijp openblijft. De binnenkant van de luchtpijp is bedekt met trilhaarepitheel. Dit trilhaarepitheel is bedekt met een laag slijmvlies. De trilharen zijn voortdurend in beweging om de slijmlaag langzaam richting keelholte te bewegen. Onderweg pikt de slijmdeken vuiltjes, bacteriën of virussen op en neemt die mee om de luchtwegen schoon te houden. In de wanden van de kleinere takjes, de bronchioli, zit glad spierweefsel. Dit spierweefsel kan zich bij de inademing wat verwijden. Onder bepaalde omstandigheden kunnen deze spiertjes verkrampt raken, bijvoorbeeld bij een astma-aanval.

De vertakkingen gaan steeds verder en uiteindelijk ontstaan er longtrechtertjes met uitstulpingen. Dit zijn de alveoli, de longblaasjes. Ieder longblaasje is omgeven door dunne haarvaten. De haarvaten ontspringen uit talloze aftakkingen van de longslagader en vormen een fijnmazig en dicht netwerk van heel kleine bloedvaatjes dat om de longblaasjes heen ligt. De wanden van de haarvaten en de longblaasjes zijn heel dun, waardoor de gaswisseling tussen de haarvaten en de longblaasjes optimaal kan verlopen. De ingeademde zuurstof uit de longblaasjes gaat naar het bloed in de haarvaten en het koolzuurgas uit het bloed in de haarvaten gaat weer naar de longblaasjes.

 

De longen

Om de longen zit een vochtafscheidend vlies (pleura). Dit vlies ligt dubbelgevouwen rond elke long. Het vormt zo een afscheiding tussen je longen en borstholte. Het gedeelte dat grenst aan de longen heet longvlies (pleura visceralis). Het gedeelte aan de buitenkant, dat grenst aan je borstholte, heet borstvlies (pleura parietalis). Tussen het long- en borstvlies zit een ruimte, de pleurale ruimte (of pleuraholte), die gevuld is met dun pleuravocht. Hierdoor kunnen de vliezen langs elkaar heen bewegen tijdens het ademen.

Een long is elastisch en wil van zichzelf inklappen, maar dat gebeurt niet door de onderdruk (negatieve druk) tussen de longvliezen aan de binnenkant van de borstwand. De ruimte tussen de longvliezen (pleuraruimte) is één gesloten, luchtledig geheel. Daardoor maken het longvlies en het borstvlies overal goed contact met elkaar. Ze laten de longen als het ware aan de borstwand ‘plakken’. De longen kunnen zo de ruimte maximaal vullen. De plaats waar de bronchus de long binnenkomt noem je de longhilus. Dit is ook de plaats waar de slagader, de longaders en een aftakking van de luchtwegen (met bloedvaten eromheen) de long binnenkomen. In de longhilus liggen de regionale lymfeklierstations. Zowel de linker- als rechterlong heeft een longhilus.

De longslagader (arteria pulmonalis) en de longaderen (venae pulmonalis) en hun vertakkingen vormen samen met de rechterboezem en -kamer van het hart de kleine bloedsomloop. De longslagader ontspringt uit de rechterkamer en splitst zich in twee grote takken die naar de linker- en rechterlong lopen. In de long vertakt de longslagader zich verder. Het bloed is dan zuurstofarm. Via de longblaasjes wordt het met zuurstof verrijkt. Vervolgens stroomt het zuurstofrijke bloed via de longaders terug naar het hart.(Thieme Meulenhoff, 2021).

Ademhalingsstelsel - Bron: Thieme Meulenhoff (2021)

Ademhalingsstelsel https://www.youtube.com/watch?v=9LODAA6KmaM