Je kunt zowel diep ademen als ondiep ademen. De diepte van de ademhaling zegt iets over de hoeveelheid lucht die je per keer inademd. Je kunt dit goed zien aan de bewegingen van de borstkas en de buik van de zorgvrager. Je ziet dan de ademhalingsspieren werken. De diepte en frequentie van de ademhaling staan in relatie tot elkaar. Wanneer je écht diep inademd is de frequentie van het ademen lager. Bij een oppervlakkige ademhaling is de frequentie hoger. Denk bijvoorbeeld aan hyperventilatie. Ook bepaalde aandoeningen zijn van invloed op de diepte van de ademhaling.
Een oppervlakkige ademhaling komt voor bij:
aandoeningen van de ademhalingsorganen (bijvoorbeeld longemfyseem);
sommige hart- en vaatziekten.
Een diepe ademhaling komt onder andere voor:
na het gebruik van slaapmiddelen;
bij bewusteloosheid ten gevolge van een te hoog bloedsuikergehalte.
Gelijkmatige ademhaling wil zeggen dat de diepte van de ademhaling steeds ongeveer gelijk is. Je ademt met een constante frequentie en constante diepte.(Thieme Meulenhoff, 2021).