0. Info startweek
Deze quest gaat over vrouwen in verzet tijdens de 2e Wereld Oorlog. Hij hoort bij het domein M&M geschiedenis. Je leert de rol van vrouwen in het verzet tijdens de 2e WO kennen.
- Aantal XM: 5 - 10 (afhankelijk van de omvang en diepgang van jouw biografie)
- Coaches die de quest begeleiden: Mw. Scheringa voor Blue en meneer Schuijt voor Red & High
- Building Learning Power: Doorgronden uit Veerkracht
- Belangrijkste opbrengsten: verderkijker, opdracht verzetsdaden, een korte biografie van een vrouwelijke verzetstrijder uit Nederland en de terugkijker.
Inhoud en eXplore miles
Waarom zou je voor deze quest willen kiezen?
Je hebt vast wel eens een film gezien of boek gelezen over het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zwartboek, Soldaat van Oranje, Het meisje met het rode haar en het boek ’t Hooge Nest van Roxane van Iperen gaan allen over dit onderwerp.
Tot voor kort zijn het vooral mannen in deze verzetsverhalen. Recent zijn meer dan ooit biografieën gepubliceerd over verzetsvrouwen. Hieruit blijkt dat de vrouwen niet alleen maar koerierswerk hebben gedaan en dat is nieuwe informatie. Het betreft de ervaringen van verzetsvrouwen Marie Anne Tellegen, Frieda Belinfante en Jacoba van Tongeren. In 2020 is Mijn naam is Selma van de Joodse verzetsvrouw Selma van de Perre verschenen.
Waar gaat deze quest over?
Deze quest gaat over vrouwen in verzet tijdens de 2e Wereld Oorlog
Hij hoort bij het domein M&M geschiedenis
Je leert de rol van vrouwen in het verzet tijdens de 2e WO kennen.
Welke producten moet je leveren?
Voor deze quest moet je de volgende producten leveren:
- verderkijker
- opdracht verzetsdaden
- een korte biografie van een vrouwelijke verzetstrijder uit Nederland. Zie voor een uitgebreid voorbeeld de scriptie over Hannie Schaft bij de Bronnen achteraan de quest (Zij mag zelf dus niet!).
- terugkijker
VERWACHTING VOORDAT JE BEGINT
Deze quest wordt ondersteund met een bloX en een chatgroep via Teams.
-
Zorg dat je jezelf inschrijft voor de bloX (soms gebeurt dit automatisch, maar niet altijd)
-
De coach die deze quest begeleidt nodigt jou uit voor de chatgroep in Teams.
eXplore miles
Deze quest levert jou 5-10 eXplore miles op als je hem helemaal doorloopt, alle stappen zet en alle deliverables op tijd levert. 5-10 XM afhankelijk van de omvang en diepgang die jij in de biografie weet aan te brengen.
1. Jij begint
Motivatiemotor
➜ Maak een tegel aan in Egodact. Beschrijf daarin waarom je deze quest tot een goed einde zou willen brengen.
Verderkijker
Wat vind jij, is de dagelijkse zorg voor een onderduikgezin net zo riskant als het overvallen van een distributiekantoor? Het eerste is in het verleden meermaals toegeschreven aan vrouwen en als minder gevaarlijk beschouwd.
➜ Wat is jouw eerste antwoord op deze vraag?
➜ Zet jouw antwoord in je logboek van je tegel in egodact.
2. Vrouwen in verzet
Onderzoek naar vrouwen in verzet
De onderbelichte rol van vrouwen in het verzet wordt tegenwoordig steeds meer onderzocht. Wat hebben ze precies gedaan? Deden ze alleen maar koerierswerk of hebben ze ook meegedaan aan gewapende overvallen? Zijn ze in hun verzetsactiviteiten tegengewerkt door verzetsmannen die dachten het beter te weten? Wat is het precieze aantal van vrouwen in het verzet? Wat is de reden waarom ze na de oorlog niet vaak naar buiten traden met hun verhalen?
Onderzoek
Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwamen duizenden mensen in verzet tegen de Duitse bezetters en hun Nederlandse collaborateurs en de maatregelen die zij doorvoeren. Dit verzet, ook wel ‘de illegaliteit’ of ‘de ondergrondse’ genoemd, was heel divers in samenstelling en uiteenlopend in werkzaamheden.
Na de oorlog is in de samenleving echter voornamelijk het gewapend verzet in herinnering gebleven dat vooral werd uitgevoerd door mannen. De cruciale rol die vrouwen speelden binnen het verzet krijgt hierdoor tot vandaag nauwelijks aandacht.
Vrouwen waren belangrijke schakels in de infrastructuur van het verzet en werden, juist omdat ze vrouw waren, minder snel verdacht van verzetswerk. Hun werkzaamheden gingen van het redden van Joodse kinderen tot het zorgen voor onderduikers, van koerierswerk tot vervalsen, van illegale pers maken en verspreiden tot spionage en van sabotage tot liquidaties.
Om dit beeld te veranderen is er onderzoek gedaan en zijn er oproepen uitgezet waarmee een lijst van meer dan 1200 vrouwen gevormd kon worden, die in Noord-Holland in het verzet zaten. En deze lijst wordt nog steeds aangevuld.
Tentoonstelling
In de tentoonstelling zijn uit deze grote lijst de namen en portretten te zien van 135 verzetsvrouwen op de twee portretmuren die de tentoonstellingsruimte bekleden. In de vitrines worden in zes thema’s de verschillende aspecten van verzet genoemd. Deze thema’s gaan over ‘vervalsingen’, ‘illegale pers’, ‘koerierswerk’, ‘gewapend verzet’ en ‘onderduikers’, maar ook het thema ‘kampleven’ waarin de mogelijke consequenties van verzetswerk getoond worden. Voor de bezoeker wordt bij elke vitrine in een speciaal luisterverhaal het verhaal van de vrouw(en)die in de vitrine genoemd worden, verteld.
De verhalen van de vrouwen die op de portretmuur te zien zijn worden ook verteld in een speciale publicatie die in tentoonstelling te raadplegen is. Deze uitgave is ook los te koop bij de receptie.
Bezoekinformatie
De tentoonstelling is vrij toegankelijk en vanaf 29 november 2021 permanent te zien in de Heemsteedse Kapel in de Janskerk (Jansstraat 40) in Haarlem. De ruimte is op de begane grond en toegankelijk voor rolstoelbezoekers. De tentoonstelling is geopend van maandag t/m vrijdag 09.00-17.00 uur en elke derde zaterdag van de maand 09.00-16.00 uur. Kijk hier voor de actuele corona-maatregelen.
Onveranderd strijdbaar
Onveranderd strijdbaar. De verzetsdaden van drie Haarlemse vrouwen
In de geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog was voor verzetsvrouwen jarenlang geen aandacht. In het tijdsbeeld van de oorlogsjaren kregen vrouwen traditionele taken toebedeeld. De vrouw was vooral huisvrouw en toch zeker geen verzetsstrijdster die actief de wapens oppakte voor de strijd. Deze conventionele denkbeelden boden tijdens de oorlog echter de perfecte dekmantel: veel vrouwen pleegden passief verzet in de vorm van bijvoorbeeld koerierswerk. Vrouwen werden veel minder snel dan mannen verdacht van het uitvoeren van illegale activiteiten. De traditionele gender verdeling veranderde daardoor, waarbij de vrouw zich losmaakte van het stereotype beeld van de huisvrouw.
/ Tessa Mulders /
Dat echter ook vrouwen er niet voor terug deinsden om zich aan te sluiten bij het gewapend verzet in Nederland, bewezen de verzetsdaden van Freddie en Truus Oversteegen (1925, 1923-2016). Ze waren nog kinderen toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, slechts veertien en zestien jaar. Opgevoed door hun alleenstaande moeder kregen de zussen hun idealisme met de paplepel ingegoten; hun moeder was fervent communiste en al voor de Duitse bezetting van Nederland bood huize Oversteegen met enige regelmaat onderdak aan Joodse onderduikers.
Na de Nederlandse capitulatie op 10 met 1940 waagden de zussen zich aan geweldloze vormen van verzet. Zo boden de vrouwen niet alleen hulp aan onderduikers, ook verspreidden zij illegaal drukwerk. Wanneer Freddie en Truus Oversteegen in 1941 door Frans van der Wiel, leider van de Haarlemse afdeling van de Raad van Verzet benaderd worden om zich aan te sluiten bij de verzetsgroep, is van enige twijfel van de zijde van de zussen nauwelijks sprake. De Duitse bezetting en de onderdrukking van Joden en politieke opponenten zorgden ervoor dat Freddie en Truus Oversteegen de overstap maakten naar het gewapend verzet.
Afbeelding 1: Hannie Schaft tegen het einde van de jaren ’30-begin jaren ’40. Exacte datering onbekend, evenals locatie en fotograaf. Afkomstig uit de collectie van Verzetsmuseum Amsterdam. Bron: Wikicommons.
Het meisje met het rode haar
Ook Hannie Schaft (1920-1945) meldde zich als vrijwilligster bij de verzetsgroep. Schaft, geboren als Jannetje Johanna Schaft was van oorsprong een Haarlemse, maar verhuisde naar Amsterdam om daar rechten te studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Ook Schaft kreeg socialistische waarden van thuis uit mee, haar politiek bewustzijn was reeds op jonge leeftijd gevormd. In haar studententijd raakte Schaft bevriend met twee Joodse medestudentes, wat haar overtuiging in de haat tegen de Duitse bezetter versterkte. Naarmate de anti-Joodse verordeningen steeds verder uitbreidden, werd Schaft steeds actiever in haar verzetsdaden. Zo stal Schaft persoonsbewijzen om aan onderduikers door te sluizen en stelde ze pakketjes samen ter verzending aan onder meer doorgangskamp Westerbork. De loyaliteitsverklaring die elke Nederlandse universitaire student in 1943 diende te ondertekenen, veranderde echter alles. Het attest verplichtte elke student om loyaal te zijn aan de Duitse bezetter, geen verzet te plegen en elke bepaling op te volgen. Schaft weigerde, net als de meerderheid van de studenten en verliet Amsterdam om weer bij haar ouders in Haarlem te gaan wonen.
In diezelfde zomer zocht Schaft met succes contact met de net opgerichte Haarlemse Raad van Verzet, waarna ze zich vol overtuiging aansloot bij de ondergrondse. Schafts eerste opdracht bestond uit het opzoeken van Freddie en Truus Oversteegen, die op dat moment ondergedoken zaten in Enschede. Omdat de Duitsers naar hen op zoek waren, hadden de zussen geen vaste verblijfplaats meer en zwierven ze van schuilplaats naar schuilplaats. Aan Schaft de taak om Freddie en Truus Oversteegen veilig terug naar Haarlem te begeleiden.
De verschillen tussen de zussen Oversteegen en Schaft waren onmiskenbaar. Freddie en Truus waren enkele jaren jonger en afkomstig uit een lager milieu. Schaft daarentegen was al in haar twintiger jaren en maakte als voormalig Amsterdamse studente een behoorlijk deftige indruk op Freddie en Truus Oversteegen. Desalniettemin groeide er toch een vriendschap uit tussen de drie vrouwen, gesterkt door hun gezamenlijke idealen. Bovendien had Schaft veel respect voor het verzetswerk van de andere twee vrouwen.
De vrouwen voerden voor de illegaliteit verschillende taken uit. Zo brachten ze illegaal drukwerk rond, verspreidden ze wapens en verzamelden ze inlichtingen over Duitse verdedigingswerken. Het opblazen van bruggen en de sabotage van Duitse bevoorradingsplekken behoorde ook tot hun takenpakket. Ook droegen de vrouwen er zorg voor dat onderduikers veilig naar nieuwe onderduikadressen gebracht konden worden. De zussen Oversteegen en Schaft namen deel aan geheime schietlessen, ter voorbereiding aan de liquidaties die de vrouwen later zouden plegen.
Waar Freddie Oversteegen veelal belast was met het voorbereidend werk voor de liquidaties, waren Truus Oversteegen en Hannie Schaft vooral bezig met de uitvoer van de executies van verraders. Dat dit werk niet zonder gevaar voor eigen leven was, bleek wel uit de vele keren dat de vrouwen moesten onderduiken. Zo zocht Truus Oversteegen gedurende de oorlog haar toevlucht tot eenenvijftig verschillende onderduikadressen. Truus Oversteegen was samen met Hannie Schaft onder andere betrokken bij de liquidatie van Willem Zirkzee op 1 maart 1945. Zirkzee was een foute agent van de politie en tevens lid van de nazi-gezinde Nationaal-Socialistische Beweging. Twee weken later, op 15 maart 1945, executeerde het duo Ko Langendijk. Langendijk, van beroep kapper, was tevens werkzaam voor de Sicherheidsdienst, de Duitse inlichtingendienst. De SD’er overleefde de aanslag ternauwernood, maar zijn gezondheid voorkwam dat hij zijn werkzaamheden voor de bezetter nog langer kon uitvoeren.
In hun verzetswerk gebruikten de vrouwen hun vrouwelijkheid als troef. Zo zochten Truus Oversteegen en Schaft bewust contact met Duitse soldaten in het zwembad om vervolgens informatie los te krijgen. Door gebruik te maken van hun charmes wisten de vrouwen de soldaten belangrijke inlichtingen te ontfutselen, die later in het voordeel van de verzetsgroep kon worden gebruikt. Ook binnen de Haarlemse Raad van Verzet bleek de aanwezigheid van vrouwen in hun midden in hun voordeel. Om niet op te vallen tijdens verkenningen of tijdens een actie zelf, speelden de vrouwen meerdere malen een verliefd stelletje met hun mannelijke collega’s, om zo niet verdacht over te komen en geen aandacht te trekken.
Nadat in september 1944 de drie grootste verzetsbewegingen van Nederland, Raad van Verzet, de Ordedienst en de Landelijke Knokploegen, gecentreerd werden onder bevel van Prins Bernard in de Binnenlandse Strijdkrachten, ontstonden bij Freddie en Truus Oversteegen de eerste twijfels over hun werkzaamheden voor de ondergrondse. Waar de vrouwen eerder vastberaden waren in hun besluit om te vechten voor de goede zaak als echte verzetsstrijdsters werd de herstructurering van het verzet met argusogen bekeken. Niet alleen was het beleid binnen de Binnenlandse Strijdkrachten in de ogen van de communistische vrouwen te rechts, ook ontstond er twijfel over de uit te voeren liquidaties.
Tijdens een controle en wegversperring op 21 maart 1945 werd Hannie Schaft gearresteerd toen bleek dat ze het illegale blad De Waarheid en een wapen bij zich droeg. Schaft werd door de Duitsers beschouwd als terroriste en haar rode haren leverden haar de bijnaam het meisje met het rode haar op. Ondanks dat Schaft had geprobeerd om haar uiterlijk te veranderen, door van haarkleur te veranderen en een bril te dragen, werd Schaft op het politiebureau toch herkend als de beruchte verzetsstrijder. Pogingen van Truus Oversteegen om Schaft uit de gevangenis te bevrijden mochten niet baten, drie weken voor de bevrijding werd Schaft gefusilleerd in de duinen van Bloemendaal. De kogels die Schaft doodden, waren afkomstig uit het pistool van SD’er Maarten Kuiper, die eerder ook betrokken was bij de arrestatie van de onderduikers uit het beroemde Achterhuis. Schaft was de enige verzetsvrouw in Nederland die gedurende de oorlog werd geëxecuteerd.
Freddie en Truus Oversteegen overleefden de oorlog. In de tussenliggende weken tussen de executie van Schaft en de bevrijding hielden de zussen Oversteegen zich gedeisd. Tijdens de eerste momenten van de bevrijding haastte Truus Oversteegen zich op de fiets naar Amsterdam. De gevangenis aan de Amstelveenseweg vormde haar bestemming, in de hoop Schaft daar alsnog levend aan te treffen. Die hoop bleek tevergeefs, Schaft was immers enige weken daarvoor al doodgeschoten. Na de bevrijding werkten zowel Freddie als Truus Oversteegen enige tijd voor de Politieke Opsporingsdienst. In die hoedanigheid onderzochten de zussen Oversteegen mensen die gecollaboreerd hadden met de Duitsers.
Afbeelding 2: Herdenking van Hannie Schaft op erebegraafplaats Overveen, 26 november 1978. (Fotograaf Koen Suyk) Afkomstig uit fotocollectie Anefo (http://proxy.handle.net/10648/acc04db0-d0b4-102d-bcf8-003048976d84)
Erkenning of verbanning?
Schaft vond haar definitieve rustplaats op 27 november 1945, toen zij met militaire eer werd herbegraven op de Erebegraafplaats Bloemendaal. Postuum ontving Schaft het Verzetskruis 1940-1945 en de Amerikaanse onderscheiding Medal of Freedom. De erkenning voor het verrichte werk van Schaft was echter van zeer korte duur. De Koude Oorlog maakte dat Schaft niet alleen in de vergetelheid raakte, maar dat de herinnering aan haar daden ook bezoedeld werden. Uit angst dat Schaft uitgroeide tot een boegbeeld voor het communisme werd in 1951 zelfs haar jaarlijkse herdenkingsbijeenkomst ernstig verstoord. In opdracht van de Nederlandse staat werd zowel de politie als het leger ingezet om de herdenkingsstoet van duizenden mensen tegen te houden met pantserwagens. Zeven mensen die aan het einde van de dag toch een mogelijkheid zagen om bloemen op het graf van Schaft te leggen, werden gearresteerd en later veroordeeld wegens het betreden van onbevoegd terrein.
Op erkenning van hun verzetsdaden moesten Freddie en Truus Oversteegen eveneens lang wachten. Pas in 1998 werd de 75-jarige Truus Oversteegen benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau en beide zussen ontvingen in 2004 het Mobilisatie-Oorlogskruis. In de jaren na afloop van de Tweede Wereldoorlog legde Truus Oversteegen zich toe op het vervaardigen van beeldhouwwerken. Ze putte hierbij inspiratie uit haar eigen oorlogservaringen. Zo was ze verantwoordelijk voor een standbeeld voor Leidse verzetsstrijdsters en creëerde ze het bronzen beeld Vrouw in Verzet. Dit monument ter nagedachtenis aan Hannie Schaft onthulde prinses Juliana op 3 juni 1982 in het Haarlemse Kenaupark.
Afbeelding 3: Truus Oversteegen (links) en prinses Juliana bij de onthulling van het standbeeld ‘Vrouw in Verzet’, 3 mei 1982, Haarlem. Fotograaf Hans van Dijk. Afkomstig uit fotocollectie Anefo (http://proxy.handle.net/10648/ad1687fc-d0b4-102d-bcf8-003048976d84).
Vrouwen in verzet
De bezetting maakte dat Freddie en Truus Oversteegen hun jeugd verloren. Toen de oorlog uitbrak waren de twee verzetsstrijdsters nog kinderen, maar door omstandigheden stonden zij al snel voor volwassen keuzes. Samen met Hannie Schaft vormden zij de vrouwelijke kern van de Haarlemse verzetsgroep. Ze maakten dankbaar gebruik van het gegeven dat vrouwen veel minder snel verdacht werden van het doen van illegaal werk. Door gebruik te maken van hun vrouwelijkheid wisten de verzetsstrijdsters belangrijk werk voor de ondergrondse te verrichten.
Hoewel er in Nederland veel vrouwen actief waren in het ongewapend verzet, kozen maar weinig vrouwen ervoor om daadwerkelijk de wapens op te pakken. Deze drie vrouwen maakten die keuze bewust wel, om zo te strijden voor hun idealen. Dat de zussen Oversteegen en Schaft bereid waren te sterven voor hun idealen, bleek uit de harde realiteit van de dood van Schaft.
Relevante literatuur/archivalia:
- J. Hof, Vrouwen in het verzet 1940-1945: tot iedere tegenwerking bereid (Baarn 1995).
- E. Jonker, ‘Freddie and Truus: Sisters in Arms. A Double Portrait of Two Dutch Resistance Fighters in World War II’, Jaarboek Vrouwengeschiedenis 34, 141-151.
- T. Kors, Hannie Schaft. Het levensverhaal van een vrouw in het verzet tegen de nazi’s (Amsterdam 1976).
- T. Menger, Toen niet, nu niet, nooit (Den Haag 1982).
- M. Schwegman, Het stille verzet. Vrouwen in illegale organisaties in Nederland, 1940-1945 (Amsterdam 1980).
- NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, 248-2452 Dossier Schaft, Hannie, inv. nr. 5.
- Noord-Hollands Archief, 3631 Collectie van Truus Menger-Oversteegen, te Haarlem, inv. nr. 113.
De lijst van vrouwen in verzet
Lijst van Vrouwen in verzet
Het NHA is sinds voorjaar 2020 bezig met het onderzoek naar Noord-Hollandse verzetsvrouwen. Het onderzoek begon met een simpele vraag: hoeveel vrouwen waren er nou eigenlijk die verzet hebben gepleegd?
Al vanaf het begin bleek dit geen makkelijk te beantwoorden vraag te zijn. Om te beginnen is ‘het verzet’ geen eenduidig begrip, en zijn er geen oprichtingsakten, notulen, ledenlijsten of andere handige bronnen beschikbaar. Omdat geheimhouding een essentieel onderdeel van het verzet was, is veel informatie hierover alleen beschikbaar gekomen door naoorlogse mondelinge overdracht. Ook de definitie van ‘verzet’ en wanneer iemand daartoe mag worden gerekend is lang onderwerp van discussie geweest. Wat steeds weer naar voren kwam, is dat deze definities vaak terughoudend waren en geformuleerd werden door mannen in gezaghebbende posities. De focus lag hier vaak op verzet uit militair oogpunt, en minder op het humanitaire aspect.
Wat ook meespeelde is dat veel mensen in het verzet hun eigen rol klein maakten. Veel mensen die in verzet gingen vonden dit vanzelfsprekend en wilden daar ook geen erkenning of medaille voor.
Daarom heeft het opstellen van deze lijst veel tijd gekost. Systematisch zijn bronnen doorzocht en bevraagd en konden namen van vrouwen uit Noord-Holland aan de lijst worden toegevoegd als bleek dat deze betrokken waren bij het verzet. Van het aanplakken van biljetten tot het verzorgen van onderduikers en van hulp bij overvallen tot plegen van aanslagen. Hierbij is gekozen voor een brede definitie van verzet waarbij afgegaan werd op de betrouwbaarheid van de bron.
Er is expliciet voor gekozen om voorbij te gaan aan de moraliserende en afbakenende vraag: ‘zat je wel echt in het verzet?’ Nu de discussie niet alleen meer gaat over of je ‘goed’ of ‘fout’ was in de oorlog is er meer ruimte voor nuance en is het mogelijk om een beter beeld te krijgen van het brede spectrum van verzet.
Natuurlijk blijven er altijd grensgevallen, maar ondertussen zijn claims en verhalen goed te verifiëren zijn, omdat steeds meer informatie over deze periode openbaar beschikbaar wordt.
De lijst
De volledige lijst met verzetsvrouwen, hun biografische gegevens en een korte omschrijving is hier te vinden.
Disclaimer
- Van veel vrouwen is onbekend wat voor werk ze precies deden. Uit de bronnen of overlevering wordt soms wel duidelijk dat ze verzetswerk verrichten, maar verder niet wat voor werk precies.
- Van sommige vrouwen is hun verzetswerk nog niet goed geverifieerd. Deze vrouwen staan toch in de lijst omdat ze uit bepaalde bronnen of lijsten komen waaruit kan worden opgemaakt dat ze een verzetsdaad hadden gepleegd. Zo is het bijvoorbeeld aannemelijk dat vrouwen die in het kamp in Ravensbrück belandden op enige manier betrokken waren bij het verzet, maar wat ze hebben gedaan is dan moeilijk te achterhalen.
- Nog niet alle biografische gegevens zijn compleet of volledig aangevuld. Neem vooral contact op (inlichtingen@noord-hollandsarchief.nl) als u aanvullingen heeft of fouten constateert.
- De beschrijvingen van het verzetswerk zijn summier gedaan en bevatten soms nog dubbele of onvolledige informatie. Het zijn geen afgeronde of complete teksten, maar eerder een indicatie van het werk. Soms bevatten deze teksten quotes uit bronnen of interviews.
- De volledige lijst bevat nog meer informatie, zoals bronnen. Omdat deze echter nog niet geredigeerd is, bronnen soms nog niet openbaar zijn of privacy gevoelige informatie er in staat is deze lijst (nog niet) hier gepubliceerd. Bij specifieke vragen kunt u contact opnemen.
- Een kleine groep vrouwen is minder dan 100 jaar geleden geboren. Als hiervan geen sterfdatum bekend is mogen wij vanwege de AVG-wetgeving deze namen niet tonen. Dit zijn er per november 2021 ca. 30. Wij doen ons best om deze informatie zo veel mogelijk te vinden.
- Verzetswerk was vaak niet eenduidig. Toch is geprobeerd om enige sortering aan te brengen en het werk te categoriseren.
Categorieën
Onderduikers hebben |
regelen van woon- en slaapplekken voor onderduikers en valse papieren; Joods, verzet, kinderen en volwassenen |
Hulp aan onderduikers |
Hulp aan onderduikers; onderduikadressen, valse persoonsbewijzen, etc |
Koerierswerk |
Transport materiaal en koerierswerk (vervoeren van middelen als wapens, bonnen, apparatuur en informatie) |
Coördinerende rol |
Coördinatie verzet (plannen, huis bieden, etc) |
Leiderschapspositie |
Aansturende rol in een verzetsgroep |
Illegale pers (productie) |
Productie van pamfletten en kranten |
Illegale pers (verspreiding) |
Verspreiden van pamfletten en kranten |
Bonnenverspreiding |
Achterhouden en verspreiden van bonnen en levensmiddelen aan onderduikers en verzet |
Administratief werk |
Administratief werk |
Spionage |
Spionage en vastlegging (foto’s maken, rapporten uitbrengen, contact met Russen) |
Vervalsing |
Vervalsen van persoonsbewijzen, bonnen en andere documentatie |
Gewapend verzet |
Aanslagen, liquidaties, sabotage |
Huis als opslagplek |
Bood huis aan voor spullen van verzet |
Coderen |
Coderen, telegraferen, radio bedienen (bij telefooncentrales werkten natuurlijk ook veel vrouwen) |
Pilotenhulp |
Vervoeren geallieerde piloten |
Verpleging/verzorging |
Hulp aan ondergedoken gewonden en zieken |
Smokkelen Joodse Kinderen |
Smokkelen van Joodse kinderen en/of deze elders veilig onderbrengen |
De rol van verzetsvrouwen bleef na de Tweede Wereldoorlog onderbelicht.
Het Noord-Hollands Archief geeft hun in een tentoonstelling vanaf maandag een gezicht. ‘Verzetsvrouwen cijferden zichzelf weg. Ze zeiden: ik hielp maar.’
TROUW Floris Akkerman29 november 2021, 12:31
De blik in de kapel gaat automatisch omhoog. Portretfoto’s van 135 vrouwen uit het oorlogsverzet zijn op de veertiende-eeuwse gewelfde stenen ondergrond van de Haarlemse Janskerk aangebracht. Een deel in zwart-wit, een deel gekleurd. Annie Fels-Averink in een groene jurk met paarse, rode en gele bloemetjes, de Joodse Roos Kars-de Leeuw stoer in een bruine jas, Mieke Mees met het goudblonde haar krullend naar achteren.
Hannie Schaft staat er ook tussen, met haar rode haar. Ze is de bekendste Nederlandse vrouwelijke verzetsheld van de Tweede Wereldoorlog. Maar er zaten meer vrouwen in het verzet die bijvoorbeeld koerier waren, aanslagen pleegden of Joden hielpen. Averink stuurde de verzetsgroep van Schaft aan. De Joodse kinderverzorgster Sieny Cohen-Kattenburg smokkelde Joodse kinderen weg uit een crèche. Tiny Boosman-van Delft deed verzetswerk en zorgde tegelijkertijd voor haar vier kinderen.
Foto's brengen vrouwen tot leven
Ze bleven onbekend totdat projectleider Mart van de Wiel en zijn collega’s in hun levens doken en hun een gezicht geven op de tentoonstelling De vele gezichten van vrouwen in het verzet, vanaf maandag permanent te zien in het publiekscentrum van het Noord-Hollands Archief dat is gevestigd in de Janskerk. De onderzoekers identificeerden ruim 1200 Noord-Hollandse verzetsvrouwen en tekenden hun verhalen op. Die zullen later ook nog in een boek verschijnen.
De voor de tentoonstelling van kleur voorziene portretfoto’s brengen de vrouwen tot leven. Van de Wiel kreeg de foto’s via musea, archieven en familieleden. Hij vroeg naar de huidtint en de kleuren van de ogen en het haar. De dochter van Averink kende de jurk nog van haar moeder. De vrouwen zien er soms uit als filmsterren. Want een portretfoto laten maken in de jaren dertig, veertig was iets bijzonders. Daarvoor trokken de vrouwen hun mooiste kleren aan en deden ze hun haar goed.
Na de oorlog kregen de vrouwen niet de waardering die ze verdienden. Mannen, dat waren dé verzetshelden. Maar het verzet was een brede volksbeweging, met 30 tot 40 procent vrouwen, vertelt Van de Wiel (33). Een foto van een herstellingskamp in Denemarken vlak na de oorlog toont 203 verzetsmensen, onder wie 78 vrouwen, 38 procent. Voor Van de Wiel een anekdotisch bewijs dat vrouwen alom vertegenwoordigd waren in het verzet.
‘De vrouwen leefden constant in de stress’
Hun rol bleef onderbelicht. Dat had verschillende oorzaken, zegt Van de Wiel. In het communistische oorlogsverzet zaten ook vrouwen, zoals Averink. Maar niet iedereen zat er na de oorlog op te wachten dat de communisten iets ‘goeds’ konden claimen. Daarom werd hun rol verminderd. Daarnaast maakten verzetsvrouwen zichzelf kleiner en werden ze kleiner gemaakt door mannen die op de voorgrond traden. Vrouwen liepen niet te koop met hun verzetsdaden. “Ze cijferden zichzelf weg. Ze zeiden: ik hielp maar.”
Het draaide na de oorlog ook om het begrip verzet. Was dat humanitair? Voor mensen die tijdens de oorlog in nood waren? Of ging dat alleen om het gewapende verzet dat zou hebben bijgedragen aan de bevrijding van Nederland? Na de oorlog werd gekeken naar wat een rol speelde bij de bevrijding van Nederland. Dan ging het om gewapend verzet, waar mannen zich mee bezighielden. Maar het redden van mensen is een stuk belangrijker geworden in de geschiedschrijving, zegt Van de Wiel, en daar zaten heel veel vrouwen bij.
Want wie moesten voor de onderduikers zorgen? Dat waren de vrouwen. Zij zaten de hele dag met hen thuis, regelden bonnen, kookten, deden de was en moesten op hun hoede zijn voor de nazi’s die konden binnenvallen. “De vrouwen leefden constant in de stress.”
Dit was niet hun enige rol. Van de Wiel noemt vrouwen cruciaal voor de infrastructuur van het verzet. Zij brachten met hun koerierswerk berichten en spullen rond. Ze gingen zonder verdenking over straat. Want de Duitsers verwachtten geen verzetsdaden van vrouwen. In het conservatieve nazi-denkbeeld waren vrouwen huismoeder en onschuldig. Al stelden de Duitsers hun beeld later bij. En liepen de vrouwen wel degelijk risico’s.
Vrouwen hadden een ijzersterk wapen. Met hun charmes, zoals als flirten en glimlachen, misleidden ze de Duitsers. Averink fietste een keer na spertijd met een tas vol granaten van Zandvoort naar Haarlem, vertelde haar schoonzoon aan Van de Wiel. Ze stuitte op een Duitse patrouille. Foute boel. Maar ze lachte, zwaaide en reed ongemoeid door.
Mieke Spoorenberg
Mieke Spoorenberg (21 december 1922 - 7 september 2006)
Haar commandant omschrijft Spoorenberg als ‘een heldin van het stille verborgen werk’. Als koerierster brengt ze cruciale berichten rond in West-Friesland. Ze onderhoudt het contact tussen commandoposten en vervoert zendapparatuur en andere spullen. Een gedreven vrouw die in de Hongerwinter over de lege West-Friese vlakte op een gammele fiets en met een lege maag van West-Friesland naar Amsterdam rijdt.
Wilma Schuhmacher
Wilma Schuhmacher (25 februari 1927)
Haar alleenstaande moeder vraagt aan haar enige dochter of ze wil meedoen in het verzet. Ze beseft dat ze hiermee het leven van haar dochter op het spel zet. Schumacher wordt koerierster en vervoert in Amsterdam stenguns, illegale kranten, geld en bonkaarten. Ze weet dat ze bepaalde delen van de stad moet vermijden om aan de Duitsers te ontkomen. Via achterafstraatjes bereikt Schumacher haar bestemming.
Gisela Söhnlein
Gisela Söhnlein (3 oktober 1921 - 16 november 2021)
Ze smokkelt Joodse kinderen naar andere plekken van het land om hen te verbergen. Na een mislukte aanslag en verraad belandt Söhnlein in Ravensbrück, een concentratiekamp voor vrouwen. Om de moed erin te houden zingt ze samen met hartsvriendin Hetty Voûte voor henzelf en de andere vrouwen liedjes.
Het verhaal van Trijntje van Keulen
Het verhaal van Trijntje van Keulen
Trijntje (Truus) van Keulen groeit op in de Jordaan. De overvolle arbeidersbuurt is een links bolwerk waar de communisten veel aanhangers hebben. Dit geldt ook voor de familie van Truus, die sterk antifascistisch is. Omdat de communisten ideologisch gezien de grote vijand zijn van de fascisten, vormen ze een gemakkelijk doelwit voor de nazi’s als Nederland in mei 1940 wordt bezet. Veel communisten gaan vrijwel meteen in het verzet.
Zo ook de zestienjarige Truus van Keulen. Via haar zwager Jan Klein begint ze met werk voor de illegale Communistische Partij Nederland (CPN). Truus helpt hen door in de Jordaan krantjes en biljetten te verspreiden en pamfletten aan te plakken die oproepen om in verzet te komen tegen de Duitse bezetters en hun Nederlandse collaborateurs. Naarmate de oorlog vordert groeit het verzet en haar aandeel daarin. Het duurt niet lang of Truus verricht ook koerierswerk. Als meisje wordt ze niet snel verdacht.
Portretfoto Trijntje (Truus) van Keulen (van kleur voorzien door Jakob Lagerweij).
Schuilnamen
Omdat ze bekend is met ‘de illegaliteit’ spreekt ze in 1943 Johan Bosman aan in de ijssalon waar ze werkt. Per ongeluk laat hij een hoeveelheid bonnen zien, waarop zij zegt: ‘Hé, die heb ik ook nodig!’ Johan voelt zich betrapt, maar vraagt wel of Truus hem wil helpen met zijn werk in het huisvesten van onderduikers. Onder verschillende schuilnamen (Maruschka/Jopie/Elly) doet Truus van alles voor de illegaliteit. Zo vervoert ze illegale papieren, bonnen en geld voor onderduikers, maar helpt ook mee bij liquidaties en overvallen.
Schietpartij
Meer verzetsactiviteiten ontplooien betekent ook meer kans dat je gepakt wordt, of erger. Zo komt Truus op een gegeven moment in het café van Kees Arkenbout op de Nieuwendijk. Dit café dient ook als schuiladres voor verzetslieden. Hier treft Truus een dronken, hoge officier van de Kriegsmarine. Als ze ziet dat zijn pistool open en bloot in zijn colbertjasje hangt, besluit ze het te stelen. De eerste poging mislukt – haar compagnon vindt het te link. Bij de tweede poging heeft de officier het door en slaat haar hard in het gezicht terwijl ze het pistool in haar vingers heeft. Omdat het café een schuilplaats is van het verzet, ontaardt de schermutseling in een schietpartij. De officier overleeft het niet. Truus ontkomt ternauwernood aan de dood.
Wrok
Truus haalt uiteindelijk het einde van de oorlog en komt als verzetsvrouw die haar sporen heeft verdiend bij de Politieke Opsporingsdienst. Deze dienst moet na de bevrijding alle collaborateurs oppakken en gevangenzetten. Helaas wordt deze dienst snel bemand door mensen die pas tegen het einde van de oorlog bij het verzet kwamen en die hun wrok over vijf jaar oorlog willen botvieren op de gevangenen door hen te vernederen. Truus verlaat daarom deze dienst weer snel.
Het oppakken van collaborateurs. Truus staat erbij in haar zwarte rok.
Diepe sporen
Vijf jaar verzetswerk laat bij velen diepe sporen achter. Overal worden rustoorden en herstellingskampen ingericht waar verzetslieden mogen aansterken. Truus gaat in augustus 1945 samen met 202 anderen naar een Herstellingskamp in Denemarken, samen met onder anderen Truus Oversteegen. Als pas in 1981 de verzetsherdenkingskruizen worden uitgereikt, krijgt Truus als een van de relatief weinige vrouwen deze onderscheiding. Op 94-jarige leeftijd sterft Truus in 2018 in Amstelveen.
Foto's: Privécollectie J. Bosman.
Rotterdamse verzetsheldinnen
Rotterdamse verzetsheldinnen
Rotterdamse verzetsvrouwen zijn onder meer Gerarda Alida Ridder-Visser, Kitty van der Have en Joukje Grandia-Smits. Een interview dat op 22 februari 1982 met laatstgenoemde is afgenomen, is te beluisteren op het Stadsarchief Rotterdam. In Barendrecht zijn ook minstens twee vrouwen in het verzet actief geweest, te weten: Jaan Jiskoot en Martha van Huessen-Pikaar. Jaan Jiskoot heeft niet vaak over de oorlog gesproken, wel staat zij vermeld in enkele verslagen over het verzet waardoor zij toch bekend is geworden. In 1990 doet zij voor de laatste keer haar verhaal. Dit gefilmde interview is te vinden op YouTube.
Martha van Huessen-Pikaar is een van de eerste vrouwen die kort na de oorlog haar herinneringen aan het verzetswerk -in eigen beheer- heeft gepubliceerd: Wij en een volk. Belevenissen van een koerierster (z.p., z.j.). Een citaat:
“Als ik onder aan de trap lig, komen er een paar Duitsers op me af en helpen me overeind. Of ik me goed voel en niet teveel pijn heb. “Dat gaat wel”, zeg ik en duw meteen hun handen weg, want als ze iets van de wapens merken…Dan vraagt er één of ik een baby verwacht. Ik knik ja en dan vertelt hij, dat zijn vrouw ook een baby verwacht.” (p. 36)
Hoewel de feiten chronologisch niet helemaal zouden kloppen, wordt dit dagboek gezien als een belangrijk document. Verschillende keren wordt het gebruikt als bronmateriaal, bijvoorbeeld door historicus Loe de Jong in zijn standaardwerk over de Tweede Wereldoorlog.
Het verhaal van Tineke Wibaut
Tineke Wibaut-Guilonard
De laatste jaren zien we een verandering in de interesse voor de rol van vrouwen in het verzet. Neem bijvoorbeeld Tineke Wibaut-Guilonard, die samen met klasgenoten zorgde voor onderduikadressen, bonkaarten en valse persoonsbewijzen. Ook verrichtte zij risicovolle hand- en spandiensten voor de gewapende Amsterdamse verzetsgroep CS-6. Op 17 september 1943 arresteerden de nazi’s haar op haar onderduikadres. Begin januari 1944 kwam ze terecht in kamp Vught, en vervolgens in de concentratiekampen Ravensbrück en Reichenbach, die zij allemaal overleefde.
Dat vrouwen minder opvallend heldhaftige daden hadden verricht, was volgens Tineke een resultaat van het traditionele man-vrouw rollenpatroon tijdens de oorlog. Dit patroon dwong vrouwen zoals zijzelf om verzetsactiviteiten van “vrouwelijke aard” te verrichten. Mannen deden immers het betaalde werk en hadden daarmee een dekmantel voor grote en opvallende heldendaden.
Rol van gender
In hun scriptie ‘Ik zou ook leren schieten’: een onderzoek naar de rol van gender in het oorlogsleven van Tineke Wibaut-Guilonard (1922-1996) onderzoeken Floor Hoogeboom en Ingrid de Zwarte welke rol ‘het vrouw-zijn’ speelde in het leven van Tineke Wibaut-Guilonard. Drie periodes staan centraal: het verzet, de kampen en de naoorlogse tijd. De auteurs gaan in op de, in de historiografie regelmatig gehanteerde, tweedeling tussen ‘burgerlijk’ en ‘gewapend’ verzet. Een tweedeling die niet functioneel is. Juist de context van de verzetswerkzaamheden is van belang. Als je die hanteert, dan treedt er geen hermetische hiërarchie in werking en kan je zonder waardeoordeel naar het verzet kijken.
‘Oorlogsfeministe’
Ook de invloed van Wibauts ‘vrouw-zijn’ in het kamp wordt duidelijk. Zij hanteerde genderspecifieke technieken om haar verblijf in de kampen dragelijk te maken. Maar paste daarnaast ook emotionele onverschilligheid toe als strategie. Dit is een techniek die niet vaak aan vrouwen wordt toegekend. Na de oorlog benadrukte Tineke Wibaut-Guilonard, in tegenstelling tot andere verzetsvrouwen, niet specifiek haar rol als vrouw. Alleen voor de rol van vrouwen in het verzet maakte zij zich hard, waardoor gesteld werd dat zij niet als feministe in de directe zin van het woord gezien kon worden, maar als ‘oorlogsfeministe’.’
Verzetsheldin Tineke Wibaut-Guilonard (1922-1996): ‘Daadkracht op het juiste moment’
Heldendom staat al jaren centraal in de populaire cultuur. Een knappe, gespierde man ontwijkt nonchalant kogels, duikt over voorbijrazende auto´s en blaast een gebouw op. In alle 26 Bondfilms weet hoofdpersoon James zonder enige moeite de grootste heldendaden te verrichten en op hetzelfde moment de mooiste vrouwen te versieren.
Scriptie waarop deze longread is gebaseerd
Dit stereotiepe beeld is de laatste jaren aan het veranderen. In de populaire cultuur is het idee van een puur “mannelijke held” in de vorm van fysiek geweld en machogedrag niet meer dominant. De film Sully (2016), waarin het waargebeurde verhaal wordt verteld van de spectaculaire landing van een Amerikaans passagiersvliegtuig op de Hudsonrivier in New York in 2009, is een voorbeeld van deze verandering. Piloot en tevens held Chesley “Sully” Sullenberger krijgt een menselijk gezicht omdat zijn twijfel en onzekerheid in beeld worden gebracht. De kijker ziet dat hoofdpersoon Sully onzeker is over de vraag of hij datgene wat hij zijn leven lang deed, zorgen voor de veiligheid van zijn passagiers, ook nu goed heeft gedaan.1 Zo krijgt de held een menselijker gezicht. Bovendien heeft ook de vrouw het toneel van de held betreden. In de films GI Jane (1997), Lara Croft (2001) en Jessica Jones (2015) worden deze vrouwelijke heldinnen op een mannelijke manier in beeld gebracht. Het optreden van de heldin wordt in films sterk gekleurd door mannelijke normen.
In dit artikel komt naar voren waaruit heldendom bij vrouwen bestaat. De held, maar vooral de heldin, heeft een omstreden positie binnen de historiografie verkregen. Het levensverhaal van verzetsheldin Tineke Wibaut-Guilonard (1922-1996) maakt duidelijk wat het heldendom van een vrouw betekent. Daarmee staat na lange tijd weer een heldin in de spotlights!
Heldendom overkomt je
“Wat is een held? Iemand die straffeloos onvoorzichtig is geweest”2 stelde W.F. Hermans in zijn oorlogsroman De donkere kamer van Damokles (1958). In deze definitie is heldendom grotendeels afhankelijk van toeval: je hoeft als het ware alleen maar een beetje risico te lopen, de rest doen de omstandigheden. Heldendom overkomt je.3 Deze – ogenschijnlijk simpele – definitie geeft aan dat het concept heldendom ingewikkeld is. Dat is zeker zo in de historiografie, waar de held na de Tweede Wereldoorlog een omstreden positie heeft verkregen.
In de eerste twintig jaar na de bevrijding was er een dominant beeld van Nederland tijdens de oorlog: een heroïsch beeld. Alle Nederlanders hadden moedig gestreden tegen de Duitse bezetter. Pas in de jaren zestig brak een periode van kritische reflectie aan en werden vraagtekens geplaatst bij de rol van Nederlanders in de oorlog. Zo kwam de held ter discussie te staan. Vooral Chris van der Heijdens Grijs verleden (2001) zorgde ervoor dat de held, maar vooral de heldin, in de schaduw kwam te staan. Goed en fout, zwart en wit leken niet te hebben bestaan: de afwezigheid van schurken en helden zorgde voor één grote klodder grijs. Daarom deed Marjan Schwegman, voormalig directrice van het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocidestudies (NIOD), tijdens de Van der Lubbelezing in 2008 een oproep:
“De helden en heldinnen moeten terug!”4
De heldin op het podium
Het verhaal van verzetsheldin Tineke Wibaut-Guilonard (1922-1996) dient als antwoord op Schwegmans oproep. Het bekijken van haar leven geeft aan waar het heldendom van vrouwen zoal uit bestaat. Tinekes levensverhaal is een aaneenschakeling van bijzondere feiten en tijdens het bestuderen hiervan realiseer ik me dat het eeuwig zonde is dat ik haar nooit heb gekend. Zij maakt immers duidelijk dat heldendom, zeker in het geval van een vrouw, uit veel meer bestaat dan slechts straffeloos onvoorzichtig zijn.
Tineke heeft een relatief onbezorgde jeugd. Haar vader, Pieter Guilonard, is technisch directeur bij KLM en hierdoor groeit Tineke op in een liberale en vrije omgeving. In 1938 moet Pieter voor de aanschaf van nieuwe vliegtuigen naar Duitsland, waar hij van 9 op 10 november de Kristallnacht meemaakt. Dit gewelddadige keerpunt in het geweld tegen Joden maakt een diepe indruk op hem en zorgt ervoor dat hij een sterke anti-Duitse houding krijgt. Deze houding is van invloed op Tineke en zorgt ervoor dat, op het moment dat de oorlog in 1940 uitbreekt, zij op verschillende manieren verzet probeert te plegen. Op haar middelbare school Het Amsterdams Lyceum begint haar verzet als verschillende Joodse leraren en leerlingen worden verwijderd. Tineke regelt onderduikadressen en bonnenkaarten voor hen. In het begin van de oorlog heeft haar verzet een speels karakter. Echt gevaar lijkt ze niet te ervaren. In alle onschuld bezoekt Tineke samen met twee klasgenoten begin december 1942 Kamp Westerbork, om een door hen binnengesmokkelde microscoop aan hun voormalige biologieleraar te overhandigen.
Het speelse verzet voorbij
Tinekes verzet neemt grotere vormen aan als zij zich in 1943 aansluit bij de Amsterdamse gewapende verzetsgroep CS-6. Daar vervalst ze bonnenkaarten en persoonsbewijzen, vervoert ze wapens en helpt ze onderduikers. De situatie binnen CS-6 verslechtert op een gegeven moment, waardoor Tineke gedwongen wordt om ook onder te duiken. Tineke wordt echter verraden en gevangengezet in het Huis van Bewaring II aan de Amstelveenseweg. Vanaf daar vertrekt Tineke naar kamp Vught, waar zij onder andere het Bunkerdrama meemaakt. Op 15 januari 1944 sluit kampcommandant Adam Grünewald 91 vrouwen op in een cel van negen vierkante meter. Deze vrouwen hebben zich solidair verklaard met een medegevangene, die de haarvlecht van een Duitse vrouw heeft afgeknipt. Tien vrouwen zijn deze in deze nacht overleden.5 Na kamp Vught begint Tinekes verblijf in Duitsland: Tineke werd gevangen gehouden in kamp Ravensbrück en kamp Reichenbach.
Transport van Tineke in Duitsland, januari 1944- april 1945
Zingend een onzekere toekomst tegemoet
In dit bijzondere verhaal is een aantal ‘ingrediënten’ te herkennen die Tineke tot een ware held maken. Zij was inderdaad straffeloos onvoorzichtig toen zij wapens vervoerde en persoonsbewijzen vervalste. Maar dit is niet per se haar onderscheidende element. Wat haar bijzonder maakt als mens is haar onvermoeibare doorzettingsvermogen. Hierom kunnen we haar met recht een held noemen. Zelfs op de moeilijkste momenten van haar gevangenschap in concentratiekampen bleef Tineke geloven in een uitweg, was ze vastberaden er levend en wel uit te komen.
Tineke had een manier gecreëerd om het leven in de concentratiekampen te overleven, door een overlevingsmechanisme toe te passen. De bedoeling was om alle nare herinneringen “in te vriezen” en ze later, op gewenst moment, te laten “ontdooien”. Door dit mechanisme had zij de energie om een groep vrouwen in een overvolle wagon richting kamp Ravensbrück in Duitsland aan te sturen om uit volle borst te zingen, of had zij de kracht om te genieten van de kleine dingen in het leven. In het boek Zo ben je daar, dat zij na de oorlog schreef, is bijvoorbeeld te lezen hoe erg zij genoot van een berkenbosje langs de weg naar haar werk in kamp Reichenbach. Dit overlevingsmechanisme gaf haar ook de kracht om anderen moed te geven. Nadat zij het Bunkerdrama in kamp Vught had meegemaakt, schreef Tineke haar moeder: “Geloof niet alle nare berichten die naar buiten doordringen. Er gebeurt wel eens iets dat minder leuk is, maar daar komen we ook wel weer overheen”. Dat zij daartoe in staat was, is fascinerend.
Het monument Frauengruppe in kamp Ravensbrück houdt de herinnering aan het grootste concentratiekamp voor vrouwen in leven. Foto: Wikimedia Commons.
Daarnaast is Tinekes gevoel voor de medemens bewonderingswaardig. In de jaren na de oorlog was Tineke betrokken bij verschillende stichtingen en instellingen, waar ze met een onuitputtelijke energie streed voor een betere toekomst voor jongeren. Ze zette zich in voor de kinderen die “foute ouders” hadden tijdens de oorlog. Zo schreef ze aan Stichting ICODO (Informatie- en Coördinatie Orgaan Dienstverlening Oorlogsgetroffenen) dat de stichting haatgevoelens in stand hield omdat geen hulp verleend werd aan “foute” kinderen. Over haar actieve leven stelde ze later zelf dat het voortkwam uit een plichtsgevoel:
“Het is niet zo dat ik met een schuldgevoel het kamp uit ben gekomen. Geen schuldgevoel van: zij zijn dood en ik leef nog. Maar ik hield er wel een plichtsgevoel aan over. Iets van: maar nu moet je het wel waarmaken! Je moet het recht om te leven waarmaken. Telkens weer”
Ik zou ook leren schieten
Tinekes doorzettingsvermogen en gevoel voor de medemens maken haar tot een echte heldin. Opvallend is dat het vrouwelijke heldendom ook in de historiografie gekleurd wordt door mannelijke normen, iets wat Tineke frustreerde. In de naoorlogse jaren streed zij als een oorlogsfeministe voor meer erkenning en waardering voor de rol van vrouwen in het verzet. Er was enkel aandacht voor de heldhaftige daden van mannelijke verzetsstrijders, voor verhalen van vrouwen in het verzet ontbrak aandacht. Dat vrouwen minder opvallend heldhaftige daden hadden verricht, was volgens Tineke een resultaat van het traditionele man-vrouw rollenpatroon tijdens de oorlog. Dit patroon dwong vrouwen zoals zijzelf om verzetsactiviteiten van “vrouwelijke aard” te verrichten. Mannen deden immers het betaalde werk en hadden daarmee een dekmantel voor grote en opvallende heldendaden. Zij konden bijvoorbeeld treinen laten ontsporen omdat zij al werkzaam waren bij de spoorwegen. Vrouwen hadden een hele andere dekmantel. Zo wikkelde Tineke geweer in een krant en verstopte deze tussen de andere boodschappen in haar boodschappentas. Ze baalde van deze gedwongen terughoudendheid omdat zij hardere maatregelen tegen de Duitsers wilde treffen. Hierover zei ze later:
“Ik zou ook leren schieten en ik hád dat ook gedaan als die arrestatie er niet tussen was gekomen!”6
Een brug voor moed
In april 2016 besluit de gemeente Amsterdam een aantal bruggen in de Verzetsheldenbuurt (Amsterdam Geuzenveld-Slotermeer) te vernoemen naar vrouwelijke verzetsheldinnen. Er is dus een verandering gaande: langzaam maar zeker ontstaat meer aandacht en erkenning voor vrouwelijke helden. Heldinnen worden niet meer enkel en uitsluitend binnen mannelijke normen bekeken: de vrouwen zijn geëmancipeerd en worden op zichzelf staand bekeken. Een goede ontwikkeling, maar daarmee is de lastige positie van de held (m/v) nog niet opgelost. Het grootste probleem ligt immers bij de held zelf. Maar weinig helden durven of willen zichzelf een held noemen. Zo ook Tineke. Als pragmatische en vrijgevochten vrouw was zij betrokken bij de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH). Zij was open en durfde een publieke rol en de daarbij komende verantwoordelijkheid op zich te nemen. Maar zichzelf een heldin noemen? Nee – de schaamte voor de oorlog speelde een te grote rol in haar leven. Jarenlang stopte zij haar oorlogsverleden weg. Op haar sterfbed vroeg zij aan haar dochter of zij een kistje met probeersels van vervalste persoonsbewijzen wou bijhouden. Al die jaren had zij zich geschaamd voor de onbeholpenheid ervan.
Een oplossing kan zijn het niet meer over helden en heldendom te hebben, het is immers een beklemmende terminologie. Moed is een goede vervanger: het is een breder en minder omstreden begrip. Een kenmerk van moedige burgers is het tonen van daadkracht op het juiste moment. Deze zin loopt als een rode draad door het leven van Tineke. Het is dan ook prachtig dat vanaf begin juni 2017 de Tineke Guilonardbrug in Amsterdam-Geuzenveld te aanschouwen is. Met “daadkracht op het juiste moment” als ondertitel.
~ Floor Hoogeboom | Jonge Historici
Het verhaal van Corrie ten Boom
Corrie ten Boom
Corrie ten Boom wordt op 15 april 1892 in Amsterdam geboren. Ze groeit op in Haarlem in een orthodox-protestants gezin. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is hun huis aan de Barteljorisstraat een schuilplaats voor onderduikers. Mensen die voor de Duitsers op de vlucht zijn: Joden, maar ook leden van het verzet. De familie handelt vanuit hun christelijke geloof en biedt in 1943 en 1944 honderden mensen onderdak.
De hele familie in het Oranjehotel
Begin 1944 wordt de familie echter verraden. Op 28 februari 1944 valt de Duitse politie hun woning binnen. Corrie en haar vader Casper, zus Nollie, zus Betsie, broer Willem en Neef Peter worden opgepakt. Ze komen in het Oranjehotel terecht. Na een maand komt Corrie in Einzelhaft te zitten.
"Een eenzame cel wacht me. Ik word naar binnen geduwd en de deur sluit zich achter me. Ik ben alleen. Alles is hier leeg en grauw. In de andere cel waren nog kleuren van de kleding van de anderen. Hier niets. Grauw en leeg. Koud, ijskoud voel ik mij. De wind giert en er is een kille tocht in de cel… Er zijn geen kleuren in mijn cel. Mijn dekens zijn grauw, de muren bovenaan wit, onderaan grijze tegels. Het venster boven de deur is breed, door tralies in vakjes verdeeld."
Casper, die op dat moment al 84 jaar is, overlijdt tien dagen na zijn arrestatie in het Oranjehotel. Corrie zit maandenlang alleen in een cel en probeert op allerlei manieren de verveling tegen te gaan:
"Bij de deur van mijn cel lopen kleine miertjes. Ze hebben hun eigen terrein bepaald en daarin een vast weggetje uitgekozen. Ik geef ze elke dag wat broodkruimels… De kruimels die ik op de grond gooide, werden bestormd door de miertjes. Stukjes ei, zes maal groter dan zijzelf werden tegen de muur opgesleept naar een gaatje bij de deur. Ik kijk er uren lang naar en veeg heel voorzichtig om hun terreintje heen. Ik houd van mijn celgenootjes."
Vught en Ravensbrück
Na D-day, de geallieerde landingen in Frankrijk op 6 juni 1944, worden de gevangenen in het Oranjehotel geëvacueerd. Corrie en haar zus horen bij de 1300 gevangenen die naar Vught worden overgeplaatst. Na enkele weken gaan ze op transport naar het Duitse concentratiekamp Ravensbrück. Betsie overlijdt op 59-jarige leeftijd in Ravensbrück. Corrie overleeft de verschrikkingen van het kamp. Op 29 december 1944 wordt ze uit Ravensbrück ontslagen. Na de oorlog zet Corrie zich in om het woord van God te verspreiden. In meer dan dertig jaar bezoekt ze meer dan zestig landen met de boodschap: ‘God is overwinnaar’. Ze is voor veel mensen een voorbeeld en een christelijke inspiratie. Op haar 91e verjaardag op 15 april 1983 overlijdt ze. Enkele jaren later, in 1988, wordt het ouderlijk huis van Corrie geopend als museum Corrie ten Boom huis. Het museum heeft het doel om de herinnering aan het geestelijk erfgoed van de familie Ten Boom levend te houden.
Virtuele tour door het Corrie ten Boomhuis
Verwerking onderzoek
VERWERKINGSOPDRACHT
Na het onderzoeken van vele verzetsvrouwen ga je nu een verwerkingsopdracht maken.
Maak een tabel met 3 kolommen. In de eerste kolom komt de naam van de verzetsvrouw. In de tweede kolom komt de categorie van verzetsdaden die zij verricht heeft (zie Lijst van vrouwen in verzet). In de derde kolom geef je een beschrijving van deze verzetsdaden.
Je voert deze opdracht voor minimaal 5 vrouwen uit.
Daarna post je jouw tabel in Seesaw en link je deze naar Egodact.
3. Afronding
3a. Assessment: biografie van jouw verzetsvrouw
Je gaat een kleine biografie schrijven over de door jouw gekozen verzetsvrouw. In jouw biografie komen in ieder geval aan de orde:
1. Inleiding (waarom heb jij deze vrouw gekozen)
2. Omgeving van de vrouw tijdens de 2e WO (hoe zag het verzet eruit, welke groepen waren er in haar omgeving)
3. Kindertijd, schooltijd & studietijd van jouw verzetsvrouw
4. Waarom koos zij/ging zij bij het verzet?
5. Welke verzetsdaden heeft zij verricht?
6. Hoe liep het af met deze verzetsvrouw?
Let op!
Vraag vooraf toestemming voor jouw verzetsvrouw bij mw. Schreringa (Blue) of meneer Schuijt (Red & High).
Het mag niet over Hannie Schaft gaan (die staat al helemaal uitgwerkt als voorbeeld)
3b. Terugkijker
Plaats in Egodact een reflective journal met daarin antwoord op de volgende vragen:
Bronnen
Aanvullende bronnen, links enz. horend bij het onderwerp worden hier op een volgende pagina geplaatst
Hannie Schaft (Scriptie van Sophie Poldermans)
Inleiding
Toen ik het boek De Aanslag van Harry Mulisch had gelezen, werd ik nieuwsgierig naar het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog, met name het Haarlemse verzet.
Ik ging op zoek naar informatie en kwam al snel bij de persoon Hannie Schaft terecht.
Zij intrigeerde mij zo, dat ik besloot als onderwerp voor mijn geschiedenisscriptie Hannie Schaft en haar rol in het Haarlemse verzet te kiezen.
Ik heb veel boeken gelezen, waaronder de biografie van Hannie Schaft, geschreven door Ton Kors. Ik ben naar de Archiefdienst voor Kennemerland gegaan voor nieuwe informatie en foto’s. Telkens kwam ik de namen van Hannies mede-verzetsstrijdsters tegen, de zusjes Truus en Freddie Oversteegen. Ik dacht dat het geweldig zou zijn als ik Truus Menger-Oversteegen zou mogen/kunnen interviewen. Uiteindelijk ben ik achter haar adres gekomen. Ik heb haar opgebeld met het verzoek of ik haar op zou mogen zoeken om een paar vragen te stellen. Dat is gelukt. Op 28 februari ben ik op de trein naar Grootebroek gestapt en heb daar een heel interessant gesprek met Truus Menger gehad.
Tot slot heb ik om mijn scriptie te illustreren een aantal foto’s gemaakt van o.a. de Erebegraafplaats, waar Hannie Schaft begraven ligt.
Mijn onderzoeksvraag luidt: ‘Wie was Hannie Schaft en welke rol speelde zij in het Haarlemse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog?’
Tot slot wil ik zeggen dat ik naarmate ik langer bezig was met dit onderwerp, ik er steeds meer door gefascineerd werd, ik stuitte steeds weer op nieuwe dingen. Na voltooiing van deze scriptie wil ik verder gaan met het onderzoek. Ik hoop dat u door het lezen van deze scriptie ook geboeid wordt door dit onderwerp!
Het Haarlemse verzet
Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers Nederland binnen. Toen op 15 mei de bezetting een feit was, riep de sinds kort in Haarlem woonachtige Bernard IJzerdraat op tot verzet. Hij schreef een fel anti-Duits pamflet "Geuzenactie" en riep op tot het overschrijven en verspreiden daarvan. Hij was één van de eerste verzetsstrijders in Nederland.
Het eerste jaar van de oorlog stelde de meerderheid van de bevolking zich echter passief op. Pas in de loop van de oorlog werd de verzetshouding algemener.
In februari 1941 ontstond er een spontane volkswoede. Er werd massaal gestaakt omdat de Duitsers, op last van het hoofd van de SS en het gehele Duitse politieapparaat in Nederland, Rauter, op 22 en 23 februari 425 joden oppakten en op transport stelden naar het concentratiekamp Mauthausen. Deze staking wordt de Februaristaking genoemd en heeft in heel Nederland het verzet aangewakkerd.
In de winter van 1942-1943 kwam er in Haarlem, evenals in heel Nederland, een beetje hoop omdat tijdens de slag om Stalingrad Rusland sterker bleek dan Duitsland. In diezelfde tijd landden de geallieerden in Marokko en Algerije.
Het verzet ging zich toen organiseren. Er werden illegale krantjes gedrukt, er werd hulp geboden aan onderduikers, er werden inlichtingen verzameld voor Engeland, er werd sabotage gepleegd en er werden Duitsers doodgeschoten.
Aangezien in Haarlem, evenals in de rest van Nederland, de legale pers - althans, wat daarvan overgebleven was - volledig onder Duitse controle stond, bestond het verzet in Haarlem vooral uit het verspreiden van illegale krantjes door verschillende organisaties. Ze verschenen in heel Kennemerland en werden door koeriers, die daarmee hun leven riskeerden, verspreid. In de krantjes stond nieuws over het front in Rusland en in Noord-Afrika, berichten uit Londen, maar ook berichten uit het eigen land, zoals mededelingen over het distributiesysteem, verhalen over de koninklijke familie en gedichtjes tegen de Duitsers en de NSB’ers. Zo had het illegale blad Vrij Nederland een eigen Haarlemse redactie in de Wilhelminastraat. Ook illegale bladen als De Uitkijk, het christelijke blad Trouw, dat in Hillegom werd gedrukt, Het Londennieuws, De Vonk, De Vlam en De Waarheid kwamen regelmatig uit.
Dit laatste blad is één van de invloedrijkste kranten geweest en werd verzorgd door leden van de Communistische Partij Nederland (CPN), die onmiddellijk na de capitulatie begonnen met het aanplakken van berichten en affiches.
Een van die leden was Trijn Oversteegen, die met haar twee dochters Truus en Freddie (toen 17 en 15 jaar oud) een paar maanden na de capitulatie al actief was met verzet in Haarlem.
Kopstukken van het CPN-verzet waren Gerben Wagenaar, hoofdbestuurslid, Gerrit van der Veen, een kunstenaar die actief was in het falsificeren van persoonsbewijzen, Jan Thijssen uit de verzetsgroep de Orde Dienst (OD) en Johan Engelsman uit Amersfoort.
De CPN wilde in het verzet zelfstandig blijven. In juli 1941 werd de sabotagegroep het Militair Contact, ook wel de Mili’s genoemd, opgericht. Ze pleegden aanslagen op Duitse legerauto’s, op fabrieken en op collaborerende ambtenaren en verraders. Eén van hun daden was bijvoorbeeld het bevrijden van de communistische schrijver Theun de Vries uit het concentratiekamp Amersfoort.
De Raad van Verzet
In april 1943 ontstond uit de Waarheid-groep in Haarlem een sabotageploeg, de latere Raad van Verzet (RVV). Deze groep hield zich met allerlei vormen van verzet bezig, met name het gewapende. De grondlegger van de RVV was Jan Thijssen (Lange Jan), die aanvankelijk hoofd van de Radiodienst van de verzetsgroep de OD was. Hij vond de OD te weinig actief en wilde meer gewapende strijd tegen de Duitsers. Bovendien wilde hij zijn geheime radiozenders ter beschikking stellen aan de hele illegaliteit. Hierom trad hij uit de OD, zocht contact met andere groepen die gewapend verzet pleegden of wilden plegen en richtte tenslotte de RVV op.
Het doel van de RVV was aanvankelijk een bundeling van de verschillende verzetsgroepen. Dit lukte echter niet.
De CPN werd in de RVV vertegenwoordigd door Gerben Wagenaar. Hij bracht de militair getrainde Mili’s mee waardoor deze hun zelfstandigheid opgaven.
In het najaar van 1943 sloot ook Gerrit van der Veen zich bij de RVV aan, waardoor er een verbinding ontstond tussen de RVV en de Persoonsbewijzencentrale (PBC). Gerrit van der Veen genoot een enorm prestige als illegaal werker. Op 27 maart van dat jaar had hij de leiding gehad van de aanslag op het Amsterdams Bevolkingsregister.
In september 1944 werd de RVV, die inmiddels vele sabotagedaden, aanslagen, overvallen op distributiekantoren en bevolkingsregisters had uitgevoerd, ondergebracht bij de net opgerichte Binnenlandse Strijdkrachten (BS) onder opperbevel van Prins Bernhard.
Frans van der Wiel had de leiding in Haarlem. Bekende leden uit de begintijd van de RVV waren Jan Heusdens (een Rotterdammer die moest onderduiken omdat hij door de Duitsers gezocht werd), de zusjes Truus en Freddie Oversteegen, Cor Rusman (metselaar) en Jan Bonekamp (chauffeur van Hoogovens IJmuiden).
De RVV werd niet door de CPN gedomineerd. Toch kreeg de RVV een sterk linkse naam. In feite had die een algemene, brede, linkse samenstelling.
Volgens Truus Oversteegen waren de meeste leden gewone jongens, arbeiders, tot het verzet gedreven door linkse politieke opvattingen. Geen echte communistische groep dus. Wel zaten er communisten, ‘dageraadsmensen’ van de Vrijdenkersvereniging, anarchisten, Trotzkisten en socialisten in. Het liep allemaal door elkaar heen: het verzet is eigenlijk ontstaan uit aan de ene kant gereformeerden en aan de andere kant communisten.
Vanaf eind 1943 maakte het illegale blad De Oranjekrant, vervaardigd door journalist J.H. Doorn, deel uit van de RVV. Ook werkte de RVV samen met andere verzetsgroepen, o.a. met de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO), de Landelijke KnokPloegen (LKP), de Corellistraat 6-groep (de CS-6-groep, Amsterdam) en de Nederlandse Volksmilitie (Rotterdamse).
Tegenslagen voor het verzet
Voortdurend werden er CPN leden opgepakt omdat ze werden verraden of door de Duitsers werden betrapt. Velen werden terechtgesteld of doorgezonden naar concentratiekampen in Duitsland. Sommigen werden op een gemene manier gedwongen adressen van kameraden door te geven.
In 1943 werden er verschillende aanslagen op NSB-ers en/of Duitsers gepleegd door RVV- leden. Nadat op 30 januari 1943 een Duitse onderofficier op de Verspronckweg werd doodgeschoten, werden er honderd inwoners uit Haarlem op transport gesteld naar Vught. Hoe de Duitsers aan de namen kwamen, is niet bekend, maar de sporen wezen naar het stadhuis. Ook moesten 127 mensen wachtlopen. De Duitsers namen de aanslag zeer hoog op.
Op 2 februari 1943 verscheen er een bericht in de krant dat een onderzoek niets had opgeleverd maar dat de dader(s) in joods-communistische kringen gezocht moest(en) worden. Tien gijzelaars werden doodgeschoten. Dat was een zware klap voor het verzet. Nadat Hannie Schaft hierover gelezen en gehoord had, besloot ze ook iets in het verzet te gaan doen. Ze besloot contact op te nemen, maar ze wist nog niet hoe.
In het volgende hoofdstuk wordt beschreven hoe Hannie Schaft bij de RVV terechtkomt.
Andere Haarlemse verzetsgroepen
Naast de kleine RVV-sabotagegroep waren er meer verzetsgroepen in Haarlem. Ik noem een aantal groep en van het verzet van links omdat Hannie Schaft alleen met de linkse verzetsgroepen te maken had.
Er was de plaatselijke afdeling van de LO.
Deze organisatie werd opgericht toen steeds duidelijker werd dat de Duitsers jonge mannen naar Duitse fabrieken wilden wegvoeren. Dr. ir. H. van Riessen en dominee Siertsma waren bekende Haarlemse LO-leden. Tientallen anderen werkten mee aan het werk van de LO.
De organisatie zou later hulp krijgen van speciale knokploegen (KP), die distributiekantoren overvielen en bevolkingsregisters probeerden te vernietigen. Landelijk werden alle knokploegen geleid door Johannes Post uit Amsterdam. In Haarlem waren de KP-prominenten Schaapman en Broekman.
Ook bestond in Haarlem de al eerder genoemde OD. Deze organisatie was snel na de capitulatie opgericht door oud-militairen. Zij verwachtten dat de bezetting niet lang zou duren en wilden daarna een soort militair gezag in het leven roepen dat de orde zou handhaven totdat een nieuwe regering in staat zou zijn de macht over te nemen. Ze hielden zich bezig met spionage en het verzamelen van militaire inlichtingen. Veel OD-leden waren ook actief in andere verzetsorganisaties.
Ook was er de Amsterdamse verzetsgroep CS-6. Dat was een sabotagegroep die o.a. NSB’ers liquideerde. Deze groep had nauw contact met het Militair Contact van de CPN. De groep is in 1943 opgerold en het restant is opgenomen in de ‘Rolls Royce’- groep. Hannie Schaft heeft waarschijnlijk contact met de CS-6 groep gehad.
De groep V-leger was een spionagegroep in Haarlem en omstreken, gericht op de ver-dedigingswerken langs de Noordzeekust.
Haarlem had echter ook tal van kleinere verzetsgroepen, die veel meer plaatselijk georiënteerd waren. Eén van de vijf groepen stond onder leiding van de sigarenhandelaar Henk Ypkemeule, bekend als Ome Henk, die onmiddellijk na de capitulatie was begonnen met zijn verzet. Hannie Schaft zou contact met hem krijgen, zoals met zoveel andere groepen in Santpoort, Velsen, Beverwijk, Heemstede en Krommenie.
Vooral in het begin werkten al die verzetsorganisaties langs elkaar heen. Pas aan het eind van de oorlog werden, op aandrang van Londen, de krachten gebundeld.
Dit alles betekent niet dat de Nederlanders zich massaal verzetten tegen de Duitse overheersing. De grote meerderheid van de bevolking stelde zich passief op.
Volgens een schatting van prof. Dr. L. de Jong zijn slechts zo’n 25.000 Nederlanders tijdens de oorlogsjaren in ons land actief geweest in het verzet.
Het beeld van 1940-1945 in Nederland is als volgt geweest: 5 procent van de bevolking collaborateurs, 5 procent in het verzet en 90 procent dat zich, al of niet mopperend, min of meer bij de situatie neerlegde.
Hannie Schaft
Kindertijd
Jannetje Johanna Schaft werd op 16 september 1920 in Haarlem geboren. Haar roepnaam was Jo of Jopie.
Ze was de tweede dochter van Pieter Schaft en Aafje Talea Vrijer. Vader was leraar aan de Rijks Kweekschool en zat in het landelijk hoofdbestuur van de socialistisch getinte Bond van Nederlandse Onderwijzers. Moeder kwam uit een fel socialistisch predikantengezin. Haar zusje Annie was vijf jaar ouder.
Jo groeide in het kleine gezin normaal op. Ze bezocht de kleuterschool, waar ze op een dag een tekening van een groot huis maakte met het woord ‘vrede’ op de gevel.
In 1927 gebeurde er een ramp voor het gezin Schaft. Annie stierf op twaalfjarige leeftijd aan difterie, een ernstige keelontsteking.
Het gezin verhuisde van het Rozenhagenplein naar de Van Dortstraat 60 in Haarlem.
Jo ging naar de Tetterodeschool. Ze was een uitstekende leerling, maar had weinig contact met haar klasgenootjes. Ze werd soms gepest met haar rode haar en sproeten. Bij haar schoolwerk werd ze door haar ouders gestimuleerd. Ze hield erg van lezen.
Het gezin Schaft leefde geïsoleerd. Onderling praatten ze vaak over politiek. Pieter Schaft was actief lid van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) en Aafje interesseerde zich ook erg voor politiek. Jo groeide op met sociaal-democratische ideeën, met name op het gebied van rechtvaardigheid en gelijkheid. De familie kwam de economische wereldcrisis van 1929 redelijk door.
In 1932 ging Jo Schaft naar de 2de HBS-B op het Santpoorterplein, vlakbij het huis in de Van Dortstraat. Ze ging niet naar het gymnasium op het Prinsenshof omdat haar ouders erg bezorgd waren en ze de fietstocht naar het gymnasium te lang vonden.
Ze had plezier in school. Haar ouders waren er trots op dat ze steeds de beste van haar klas was. Maar ook hier was ze geïsoleerd en haar klasgenoten vonden haar een beetje een tutje. Ze was altijd stijfjes gekleed. Volgens Miep Merkuur, een schoolvriendin van Jo Schaft, droeg ze soms een vest als het heel warm was, alleen omdat haar ouders bang waren dat ze kou zou vatten. Ze werd niet getreiterd, maar bleef altijd op de achtergrond.
In huize Schaft was de ontwikkeling in Duitsland een steeds terugkomend onderwerp van gesprek. Ze maakten zich zorgen over Hitler en zijn nationaal-socialisme, maar ook over Mussert en zijn NSB. Ze waren verontwaardigd over de meedogenloze en onrechtvaardige vervolgingen van de joden in Duitsland.
Jo schreef op school veel ‘politieke’ en ‘rechtvaardige’ opstellen, waaronder een opstel over de onrechtvaardige situatie in Abessinië. Daarin maakte ze duidelijk dat de Italianen o.l.v. Mussolini daar erg wreed te werk gingen.
In 1937 slaagde ze met voor Duits, geschiedenis en plant- en dierkunde een tien, voor Frans en Engels een negen en voor Nederlands een acht. De bedoeling was dat Jo lerares Nederlands zou worden, maar ze zag erg tegen het orde houden in een klas op en besloot uiteindelijk in 1938 rechten te gaan studeren in Amsterdam. Daarvoor moest ze eerst staatsexamen Latijn en Grieks doen, waar ze in1938 voor slaagde.
Studietijd
Hitler was vanaf 1933 aan de macht in Duitsland. Jo studeerde vanaf september 1938 in Amsterdam. Ze specialiseerde zich in volkenrecht. Later wilde ze niets liever dan naar Genève gaan om daar de Volkenbond nieuw leven in te blazen. Ze gaf zich op als lid van de Amsterdamse Vrouwelijke Studenten Vereniging (AVSV). Daar ontmoette ze de joodse studente Philine Polak en later ook het joodse meisje Sonja Frenk. De drie vriendinnen studeerden samen en deden leuke dingen.
Toen Duitsland op 1 september 1939 Polen binnenviel, vond Jo dat er iets gedaan moest worden: er moest hulp geboden worden. Het enige dat ze kon doen was via het internationale Rode Kruis pakjes opsturen naar gevangen Poolse officieren. Dat deed ze dan ook, maanden lang.
Ook was ze betrokken bij de oprichting van een nieuw vrouwendispuut binnen de AVSV samen met de meisjes Annie van Calsem en Nellie Luyting.
Op 10 mei brak de oorlog uit; Jo Schaft kwam een paar dagen niet in Amsterdam. Toen ze weer terug was in Amsterdam zocht ze Philine Polak en Sonja Frenk op. Het leven van alledag ging door. Op 1 juli slaagde ze voor haar kandidaats. Ze ging met Nellie Luyting en Annie van Calsem in Amsterdam-Zuid samenwonen, in de Michelangelostraat 59.
Volgens Nellie had Jo het vaak over de rechten van de arbeiders en over de wantoestanden van de crisisjaren. Ze stond, net als haar vader, pal achter de SDAP. Ze las veel, vooral geavanceerde rode literatuur, waaronder Henriëte Roland Holst. Ze at bij de AVSV op de Herengracht, luisterde naar Radio Oranje en bracht van de universiteit illegale blaadjes mee, zoals de Vrije Katheder.
In Amsterdam verscheen in het studentenblad ‘Propria Cures’ een fel hoofdartikel over het vertrek van joodse professoren en studenten. Jo maakte zich zorgen over Philine en Sonja. Ook waren er steeds meer vechtpartijen in de stad.
In december was het nieuwe vrouwendispuut een feit: ‘Gemma’ (Gemmare e minoribus appetinus = Uit de kleine dingen streven wij naar het grote). Van studeren kwam in die tijd niet veel meer terecht.
De Februaristaking in 1941 was een soort keerpunt dat het verzet in Nederland aanwakkerde, zo ook bij Jo Schaft. Ze nam aan de protesten in Amsterdam deel.
Na de zomer van dat jaar werd het Gemma-dispuut weer opgepakt. Er kwamen acht meisjes bij, ondermeer Erna Kropveld en Sonja Frenk, bij wie hun bijeenkomsten meestal werden gehouden. De Duitse inval was een vast discussieonderwerp. In de herfst werden de maatregelen tegen de joden opnieuw verscherpt. Jo: ‘Als zij niet meer door het park mogen, ga ik er ook niet meer doorheen.’ Sonja was juist heel opstandig: ‘Als ik daar niet mag lopen, doe ik het juist wel!’
Rond de jaarwisseling van 1941-1942 grepen de ouders van de meisjes in, omdat ze niet meer serieus studeerden. Jo ging weer in Haarlem wonen.
Toen de joden in 1942 een gele ster moesten dragen, stal Jo in allerlei openbare gelegenheden, zoals zwembaden, schouwburgen, concertzalen en café’s, waar niet bewaakte garderobes of kleedhokjes waren, persoonsbewijzen voor joodse onderduikers, zo ook voor Sonja en Philine. Er waren er honderden nodig; de vervalsingscentrales, die verschillende verzetsgroepen hadden ingericht, draaiden volop.
Ook hielp Jo verschillende joodse meisjes aan een onderduikadres. Ze sliepen ook soms bij haar ouders in Haarlem.
In februari 1943 werden in Den Haag twee aanslagen gepleegd die grote gevolgen hadden voor het hele universitaire leven. Op 5 februari werd generaal Seyffardt, commandant van het Vrijwilligerslegioen Nederland, in zijn woning door de 23-jarige Jan Verleun neergeschoten. Verleun was een Amsterdamse kantoorbediende die lid was van de CS-6 groep.
Er werden verschillende razzia’s op de universiteiten gehouden, zo ook op de Gemeentelijke Universiteit in Amsterdam. Er volgden nog meer aanslagen en invallen op universiteiten. Op 13 maart kwam een verordening uit: een maximum aantal mensen kon studeren en elke afgestudeerde moest een tijdje in Duitsland werken.
Tot slot moest iedereen de loyaliteitsverklaring ondertekenen. Jo riep het ‘Gemma’ dispuut bij elkaar. De meisjes besloten de verklaring niet te ondertekenen. Tachtig procent van alle studenten tekende niet. Het hele universitaire leven lag daarna praktisch stil. Jo had inmiddels haar studie weer opgepakt en deed waarschijnlijk tentamen in de restauratie van het Amsterdamse Centraal Station. Daarmee rondde ze praktisch haar studie rechten af.
Ze besloot weer definitief naar Haarlem te gaan en Philine Polak en Sonja Frenk trokken bij haar thuis in.
Jo Schaft bij de Raad van Verzet
De RVV riep - net als vele andere verzetsgroepen - op tot een algemene staking, naar aanleiding van het bevel van Wehrmachtsbefehlhaber Niederlande, General der Flieger F. Christiansen, die op 29 april 1943 verordonneerde dat alle leden van het voormalige Nederlandse leger zich moesten melden om in Duitsland te werken.
De april-meistakingen in 1943 waren het meest zichtbaar bij grote bedrijven als Van Gelder Papier in Velsen en bij Hoogovens, waar de RVV’er Jan Bonekamp opriep om te staken.
In die tijd kwam Jo Schaft via via bij de Haarlemse RVV terecht. Ze gaf te kennen dat onderduikers helpen met geld en bonnen haar niet genoeg was, maar dat ze ook actiever verzet wilde bieden. ‘Desnoods met wapens.’
De RVV gaf haar de opdracht om samen met Cor Rusman een SD-man neer te schieten. Natuurlijk vond Jo het eng, maar ze schoot. In plaats van een schot klonk er een klik. De SD’er kwam naar Cor en Jo toe en stelde zich voor als Frans van der Wiel, de commandant van de RVV. Jo had de vuurproef doorstaan. Ze was woedend, maar ze had wel laten zien dat ze geschikt was voor het verzetswerk.
Jo deed haar verzetswerk onder de naam Hannie Schaft. In het hoofdkwartier van de RVV aan de Wagenweg leerde ze de verschillende leden kennen en kreeg instructies en lessen over wapens. Hannie kon vooral goed samenwerken met Jan Bonekamp. Jan kwam uit IJmuiden. Hij was een arbeider, een individualist, waar Hannie veel bewondering voor had.
Hannie kreeg van de RVV de opdracht contact te maken met Truus en Freddie Oversteegen. Deze twee meisjes waren naar Enschede uitgeweken, waar ze als verpleegsters in een noodziekenhuis werkten omdat ze in Haarlem en omgeving door de Duitsers werden gezocht. Hannie ging naar dat ziekenhuis toe als een soort leerlingverpleegster. De tante van Truus en Freddie, tante Griet, bracht Hannie bij Truus en Freddie en stelde haar voor als een vriendin. Truus en Freddie kenden Hannie helemaal niet en dachten dat het een infiltrante van de Duitsers was. Daarom reageerden Truus en Freddie heel koeltjes. De directrice van het noodziekenhuis voelde dat er spanning was en gaf hen haar kamer zodat de meisjes daar serieus konden praten. Hannie stelde zich voor als juffrouw de Wit en zei dat ze door Frans was gestuurd. Truus en Freddie hadden hun revolver in de aanslag en vroegen of Hannie niet wat duidelijker kon zijn. (Hannie had ook haar pistool schietklaar). Er viel een diepe stilte. Toen die ondraaglijk werd, begon Truus plotseling onbedaarlijk te lachen. De meisjes zagen allemaal het stomme van de situatie in en ze hebben toen ‘schandalig’ gelachen. Hannie legde haar pistool op tafel, zodat Truus en Freddie wisten dat het goed zat.
Sindsdien waren Hannie, Truus en Freddie goede vriendinnen en deden het verzetswerk veel samen. Truus was de aanvoerster, want Hannie was een beetje zweverig en Freddie was nog wat jong.
Hannie ontmoette ook Witte Ko, leider van de Zaanse RVV en Freek en Gerben Wagenaar. Ze leerde van Jan Bonekamp schieten, in het bos. Hannie leerde Truus en Freddie Duits en Engels, omdat dat nog van pas kon komen. Eerst weigerden Truus en Freddie om Duits te leren, maar toen Hannie hen duidelijk maakte dat juist het vloeiend Duits spreken erg belangrijk was, bijvoorbeeld als ze zich moesten voordoen als ‘Moffenmeiden’, stemden Truus en Freddie toe. Ook discussieerden ze veel. Hannie en Truus kwamen in contact met Henk Ypkemeule (ome Henk) en via hem kwamen ze Duitsers op het spoor die regelmatig in het Overveense Stoopbad zwommen, onder leiding van Willy Lages. Ze probeerden inlichtingen in te winnen en de informatie werd doorgespeeld. De twee meisjes stalen er zelfs revolvers. Hannie’s ouders merkten niet veel. Ze vermoedden wel wat, maar stelden geen vragen. Hannie sprak zo min mogelijk over haar verzetswerk, zodat zij zichzelf en anderen niet in gevaar bracht.
Hannie Schaft maakte in november 1943 voor het eerst een grote actie mee. Samen met Jan Bonekamp, Jan Brasser uit Krommenie en een vierde RVV-er werd een poging gedaan om de elektriciteitscentrale van het PEN in Velsen-Noord onklaar te maken. Dat gebeurde op 27 november. J. Brasser: ‘Alleen de eerste lading deed het zodat er maar één transportsysteem beschadigd was (de aanvoer van de kolen liep vertraging op), maar die aanslag gaf de bevolking wel een opkikker: het heeft dus zin gehad.’
Een paar dagen later lieten de burgemeesters van Beverwijk en Velsen overal een tweetalige proclamatie opplakken waarin een aantal strafmaatregelen werd aangekondigd. Er moesten ook mensen wachtlopen, onder wie Jan van Baarsel. Jan Bonekamp was niet meer te stuiten en schoot Hans van de Berg, een fanatiek controleur van persoonsbewijzen, neer.
Op 1 december werden als antwoord, in opdracht van de Sicherheitspolizei in Amsterdam, de directeur en boekhouder van het Gewestelijk Arbeidsbureau in Beverwijk (dat waren directe chefs van Van de Berg: B.V. Pauw en L.B. Verdoorn) in hun Heemsteedse woningen neergeschoten. De Silbertanne-organisatie van het ‘Sonderkommando Feldmeyer’ was verantwoordelijk voor de aanslag op Verdoorn. Willy Lages, ‘Aussendienststellenleiter’ van de Sicherheitspolizei in Amsterdam was verantwoordelijk voor acties van de Silbertanne-organisatie in Noord-Holland. Zijn Duitse medewerkers Emil Rühl, Friedrich Viebahn en Friedrich Viermann hielden bij die acties dikwijls toezicht, het ‘vuile’ werk werd opgeknapt door gerekruteerde Nederlandse SS-ers, die dikwijls ook in politiedienst waren. De Amsterdammer Maarten Kuijper was er een van. Hannie Schaft kreeg met hen allen te maken.
Hannie Schaft en Jan Bonekamp
Op 16 april 1943 was er een bombardement op de Amsterdamse Buurt in Haarlem. Er werd een groot deel verwoest. De RVV-er Jan Bonekamp werd hierdoor nog fanatieker in het verzetswerk.
Zandvoort viel onder het kustverdedigingsplan van de Duitsers. Het was één van de taken van Hannie om door middel van verkenningen en gesprekken met Duitsers alle verdedigingswerken aan de kust in kaart te brengen. In het kustgebied was de toegang streng verboden, maar door een vervalste ‘Ausweis’ met stempels kon ze overal komen. Als een soort ‘moffenmeid’ maakte ze met Duitse militairen praatjes om zo aan inlichtingen te komen. Hannie sprak heel goed Duits, dus dat kwam goed uit. De informatie werd aan Londen doorgeseind en daar gecombineerd. Zo konden de Duitse verdedigingswerken gebombardeerd worden. Hannie won ook vaak inlichtingen in over nieuwe bunkers en/of nieuwe mijnenvelden van de Duitsers. Op die tochten nam ze pakken illegale kranten mee van De Waarheid, Vrij Nederland, Trouw en Parool. Dit deed ze samen met Truus.
Op 20 januari 1944 nam Hannie in Haarlem deel aan een nieuwe sabotagedaad van de RVV-groep. Het doelwit was de Rembrandtbioscoop aan de Grote Markt. De RVV-ers wilden een einde maken aan de vertoning van de vele Duitse propagandafilms. Cor Rusman en Hannie Schaft zouden als verliefd paartje een brandbom plaatsen en Jan Heusdens zou, samen met een jonge medewerker van de RVV, vanaf de andere kant van de zaal een tweede brandbom plaatsen. Er werd ‘helaas’ een Duitse revue gedraaid en een vrouw ontdekte de tweede brandbom. Ze konden nog wel wegkomen. Bij Cor en Hannie was het ook niet gelukt, de bom ontbrandde in de hal. In Haarlem was de aanslag mislukt, maar de RVV heeft in Amsterdam het Rembrandttheater in de fik gestoken, aldus Jan Heusdens.
Jo ging in die tijd het huis uit, want ze had problemen met haar ouders over haar ‘duistere praktijken’. De Sicherheitsdienst deed steeds meer invallen, o.a. in het huis van Mari Andriessen aan de Wagenweg, waarin de RVV haar hoofdkwartier had.
Een betrouwbare ambtenaar van het stadhuis Velsen werd door de RVV benaderd en die zag kans een heel nieuwe kaart in het bevolkingsregister te brengen voor Hannie Schaft op naam van Johanna Elderkamp. Deze vrouw was - op papier althans - geboren in Zürich, Zwitserland. Dat was voor de Duitsers niet te controleren. Op de kaart werd genoteerd dat het persoonsbewijs 040734 werd afgegeven op 8 maart 1944.
Hannie trok steeds meer op met Jan Bonekamp. Ze bleek even onverzettelijk, fanatiek en rusteloos te zijn als hij. Jan pleegde heel wat aanslagen en overvallen en deed mee aan veel sabotage-acties. Dan zei hij altijd: ’Weer eentje minder’ of ‘Weer honderd mensen gered’. Veel opdrachten tot liquidatie kreeg hij van de Zaanse RVV-commandant Jan Brasser.
De RVV kreeg uit allerlei inlichtingen de indruk dat spoedig in West-Europa een invasie kon volgen. In overleg met de top werd besloten wapens en munitie te verbergen op verschillende plaatsen in Noord-Holland. Vandaaruit werden ze dan verdeeld en verder getransporteerd (om bruggen en spoorbanen op te blazen). Jan Brasser, Hannie Schaft, Jan Bonekamp en nog iemand zouden een wapendepot uit een van de Zaanse dorpen met de fiets overbrengen.
Op 6 juni 1944 was het D-day. Twee dagen later schoten Hannie en Jan Bonekamp Piet Faber, een banketbakker die bekend stond om zijn verraderspraktijken, neer. Jan vroeg meteen aan Jan Brasser wie de volgende zou zijn. Brasser zei dat Jan wat rustiger aan moest doen.
Toch gaf hij aan Jan en Hannie de opdracht (hij wist dat Jan anders op eigen houtje te werk zou gaan) om de Zaanse politiekapitein Ragut te elimineren. Deze werkte bij de Sicherheitspolizei Amsterdam. Hij had vaak twee pistolen op zak dus moesten ze erg voorzichtig zijn.
Hannie en Jan hielden eerst een verkenningstocht. Tijdens hun voorbereidingen op 12 juni werden er kameraden na een overval op de Weteringschans terechtgesteld, onder wie Gerrit van der Veen. Hannie en Jan waren er kapot van en dat maakte ze nog verbetener.
Jan Bonekamp was ondergedoken in Limmen bij Jan en Trijntje Bult. Hannie is daar ook een maand bij in huis geweest. Jan was getrouwd en had een dochtertje. Volgens Trijntje was hij waarschijnlijk verliefd op Hannie en zij op hem.
Op 21 juni vertrokken Hannie en Jan vroeg van het huis van Jan en Trijntje Bult. In Zaandam wachtten ze Ragut op. Hannie schoot op hem en fietste pijlsnel weg. Ragut viel van zijn fiets en lag op straat. Er vloog net een formatie bommenwerpers over zodat de meeste mensen dachten dat Ragut door de bommenwerpers was geraakt. Jan kwam dichterbij om het genadeschot te geven, maar Ragut schoot op hetzelfde moment. Ragut stierf. Jan was levensgevaarlijk in zijn buik geraakt. Hij strompelde weg en belde aan bij het huis van twee oude dametjes. Hij bloedde ontzettend. Eén vrouw riep een politie-agent die razendsnel Jans revolver wegmoffelde.
Jan werd naar de eerste hulppost gebracht op het politiebureau. Een collaborerende politieman waarschuwde de Sicherheitsdienst.
Hannie wist van niets. Ze fietste als een gek langs Trijntje en andere mensen en wachttte. Brasser vertelde haar later alles. Ze waren van plan Jan per ambulance naar het Amsterdamse Wilhelmina Gasthuis te brengen. Hannie ging onmiddellijk naar Haarlem. Ze sloeg alarm bij de RVV en samen met Truus Oversteegen ging ze naar Amsterdam. Daar zagen ze Jan op een brancard. Hij werd zwaar bewaakt. Ze konden niets doen. Hannie was helemaal kapot. De Duitsers spoten Jan vol met een stimulerende stof die hem aan het praten moest krijgen. Jan zei niet veel en mompelde nauwelijks hoorbaar een paar woorden. Uiteindelijk noemde hij het adres van zijn vrouw in IJmuiden en waarschijnlijk ook dat van
Cor Koelman, een RVV’er die vaak samen met Hannie werkte. Niet duidelijk is er wat er vlak voordat Jan stierf gebeurde. Volgens Ton Kors boog Emil Rühl zich, toen de Duitsers niets meer loskregen, over hem heen en zei dat hij een vriend was. ‘Kan ik nog wat voor je doen?’ vroeg hij. Jan noemde de naam van Hannie Schaft en haar adres in de Van Dortstraat. Een paar ogenblikken later stierf hij. Jan Brasser, die een ploeg had klaarstaan om hem uit het lazaret te halen, hoefde niet meer in actie te komen. Volgens het boek van Truus Oversteegen heeft een zogenaamde verzetsverpleegster Jan Bonekamp toegefluisterd dat, als er nog wat te waarschuwen viel, zij het wel wilde doen. Jan zou toen Hannie’s adres genoemd hebben.
De dood van Jan Bonekamp was een zware slag voor Hannie. Truus Oversteegen praatte een nacht lang op haar in. Hannie was ontroostbaar.
De RVV besefte dat er onmiddellijk actie moest worden ondernomen. Hannie mocht niet meer in de Van Dortstraat komen en Philine Polak moest een nieuw onderduikadres krijgen.
Hannie dook onder. De Sicherheitspolizei, onder wie Emil Rühl, deed een week later een inval in de Van Dortstraat. Hitler zelf eiste Hannies opsporing.
De ouders van Hannie konden niets vertellen, omdat ze eenvoudig niets wisten. De Sicherheitspolizei gijzelde de ouders in Vught, in de hoop dat hun dochter zich daar zou melden. Ook Cor Koelman kreeg een inval.
Hannie dook onder bij de familie Elsinga op de Buitenrustlaan 22 (Harm Elsinga was een collega van de vader van Hannie). Hannie was overspannen en zwaar depressief. Ze moest binnenblijven en er moest iets aan haar opvallende haar gedaan worden. De kapper verfde het zwart en ze zette een brilletje van vensterglas op, dat ze van Erna Kropveld geleend had. Daardoor was Hannie onherkenbaar geworden.
Toch kwam later langzaam de rode kleur terug en dat was gevaarlijk. Truus Oversteegen: ‘Hannie speelde in die tijd met de gedachte zich bij de Duitsers aan te geven. Dat hebben Freddie en ik uit haar hoofd weten te praten, want de Duitsers zouden haar ouders nooit hebben laten gaan als Hannie zich zou aangeven.’ Toen Hannie wat opgeknapt was, pakte ze het verzetswerk weer op. Met Truus en Freddie trok ze er dagelijks op uit. Truus Oversteegen over het verzetswerk: ‘We streden alleen tegen echte fascisten, niet tegen onschuldige mensen. Zo hebben wij bijvoorbeeld het kidnappen van de kinderen van Seyss Inquart geweigerd.’ Seyss Inquart was de Reichskommissar van Nederland, die meewerkte aan de deportatie van joden en aan de Arbeitseinsatz.
Truus en Hannie waren veel in Wassenaar te vinden, waar ze vermomd als Duitse meiden probeerden aan te pappen met hoge Duitse militairen voor inlichtingen over de V-2 installaties daar. De meisjes waren door hun unieke positie voor het verzet onvervangbaar. Ze hebben niet alleen Duitsers en NSB’ers geliquideerd, maar ook illegale krantjes verspreid en joodse kinderen ondergebracht. Ook werden ze wel eens door andere verzetsgroepen uitgezonden.
Hannie probeerde mee te doen aan een nieuw project van de RVV: de liquidatie van de kopstukken uit de Haarlemse recherche-dienst: de inspecteur Fake Krist en zijn ondergeschikten Willemse en Smit. Er werden verschillende verzetsgroepen voor ingezet.
Op 5 september 1944 ging via Radio Oranje het bericht dat de geallieerden bij Breda stonden. NSB’ers vluchtten en onderduikers vertoonden zich openlijk op straat. Deze dag wordt ‘dolle dinsdag’ genoemd. (Ook de Haarlemse NSB-burgemeester Plekker vluchtte). Er kwamen helaas geen Canadezen (zoals verwacht) maar Duitsers op de Wagenweg. Mensen die na dolle dinsdag nog lid werden van het verzet, worden septembervliegen genoemd. Jan Heusdens en Truus Oversteegen schoten op 5 september Smit neer (Jan kreeg een kogel in zijn been). De aanslag op Fake Krist mislukte echter. Cor Rusman en Hannie Schaft probeerden Willemse te liquideren. Hannie raakte hem in zijn arm, maar toen ketste haar pistool, ze probeerde haar wapen in orde te maken maar viel. Willemse waggelde op haar af en schoot zijn pistool op haar leeg. Een kogel ging dwars door een van haar bovenbenen.
Cor nam Hannie mee naar de huisarts van haar ouders, deze was te vertrouwen.
Truus was gewaarschuwd en ging mee. Hannie had geluk: de kogel was dwars door het vlees van haar been heengegaan. Hannie dook onder bij een leraar, W. ter Horst aan de Ramplaan. Daar bleef ze een week. Daarna ging ze weer terug naar de Elsinga’s, waar ze hoorde dat haar ouders uit Vught waren vrijgelaten.
Op 17 september 1944 waren er luchtlandingen bij Arnhem en Nijmegen. De geallieerde actie bij Arnhem had in Haarlem het gevolg dat opnieuw NSB-functionarissen vluchtten. De Duitsers werden steeds agressiever en verscherpten hun controles. De Wehrmacht begon op grote schaal fietsen te vorderen. In Haarlem-Noord vond een grootscheepse evacuatie plaats, waardoor veel onderduikers naar een nieuw onderduikadres moesten. Ook waren er evacuatieplannen voor IJmuiden, Bloemendaal, Santpoort, Driehuis en Beverwijk.
Op 22 september was er nog maar twee uur per dag gas en op 9 oktober hield de elektriciteitsvoorziening op. De verzetsgroepen werden nu actiever dan ooit. De illegale zenders maakten lange dagen.
Hannie en Truus waren nog steeds met de opdracht ‘Fake Krist’ bezig, op wie na de mislukking van 5 september al weer een keer geschoten was. Hannie won inlichtingen over de man in en dat kostte veel tijd.
Hannie, Truus en Freddie kregen vaak wapeninstructie van een tandarts op de Kloppersingel. Ze praatten ook over de toekomst. Hannie: ‘Het is net of ik het einde van de oorlog niet zie. Als ik daarover denk, is het net of er een groot doek valt’. Later heeft ze nog eens gezegd: ‘Ik wordt nog eens begraven in een mooie kist met de driekleur eroverheen en de koningin erbij.’
De aanslag op Fake Krist
Op 25 oktober 1944 stonden Hannie en Truus ‘s ochtends tegen half acht in de buurt van de katholieke basiliek St. Bavo aan de Leidsevaart. Ze waren van plan een aanslag op Fake Krist te plegen. De afgelopen tijd was het bij elkaar al vier keer geprobeerd door verschillende verzetsgroepen.
Tegen kwart over acht zagen ze hem op de fiets over de Westergracht dichterbij komen en net toen de twee vrouwen hun fietsen in beweging trapten, hoorden ze schoten. Vijf keer. Fake Krist viel morsdood van zijn fiets. De politieknokploeg was hen voor geweest. Het is zuiver toeval dat twee verzetsgroepen op dezelfde dag een aanslag opzetten, zelfs op hetzelfde tijdstip.
‘Zwarte Kees’, alias Gommert Krijger, had vanuit de school op de hoek Westergracht-Leidsevaart geschoten. Alle schoten waren raak geweest. Hannie en Truus zeiden dat ze de politie zouden waarschuwen en fietsten hard weg. De ploeg die vanuit de school had geschoten, kon maar ternauwernood wegkomen.
Als represaille moesten acht huizen op de hoek Leidsezijstraat-Westergracht binnen drie kwartier worden ontruimd. Ze gingen in vlammen op. Later werden op die hoek gijzelaars neergeschoten. Truus was daarbij aanwezig. Met anderen werd ze aangehouden toen ze toevallig passeerde. Iedereen werd aangehouden en verplicht om toe te zien hoe de Duitsers wraak namen. Toen de geweren aan de schouders werden gezet begon een oude man aarzelend het Wilhelmus te zingen. Toen klonken de schoten. De lichamen van de gijzelaars vielen neer.
Na de aanslag trokken de drie meisjes naar het noorden om locaties te bekijken waar eventueel wapens gedropt konden worden. Hannie was ook regelmatig in Amsterdam te vinden waar ze boodschappen afgaf op contactadressen voor de RVV.
De winter van 1944/1945
In de hongerwinter intensiveerden Hannie en Truus voor de RVV de contacten met andere illegale groepen in Haarlem en omgeving. In die periode stonden ze voortdurend in verbinding met de Velsense illegaliteit. Voor de Velsense illegaliteit moesten Hannie en Truus vaak pakjes wegbrengen. Ze stopten daar echter mee toen ze ontdekten dat er misbruik van hen gemaakt werd. Na de oorlog zou blijken dat deze groep een dubbelrol speelde. De ‘Velser affaire’ groeide na de bevrijding tot diep in de jaren ’50 uit tot een nationaal schandaal. Hun wantrouwen was niet ten onrechte geweest.
Ondanks afspraken om van beide kanten geen mensen meer te liquideren gingen de drie meisjes door met het verzet. Hannie bracht kranten rond en kwam in contact met de koerierster Jasperina de Bak, die onder de schuilnaam ‘de Gravin’ opereerde.
Hannie gaf haar inlichtingen door aan Londen. De Duitsers werden nog agressiever en gingen gewoon door met het executeren van mensen. Ook de RVV hield zich niet meer aan de afspraken en ging door met het verzet.
Hannie en Truus probeerden de spoorbrug over het Spaarne op te blazen. De Duitsers trachtten namelijk met eigen personeel de spoorwegen aan het rijden te houden, zodat grote bedrijfsinstallaties, o.a van Hoogovens, naar Duitsland afgevoerd konden worden. De sabotage-aanslag mislukte. Wel lukte een sabotagepoging in het Santpoortse Netelbos, waar een trein werd opgeblazen en het spoorwegverkeer van de Duitsers wekenlang werd ontwricht. Truus vindt dat het leukste klusje wat ze in de oorlog gedaan heeft.
In maart 1945 was de bevrijding voelbaar. Op 1 maart schoot Hannie met Truus de politie-inspecteur J. Zierikzee neer. Deze man stond bekend om zijn scherpe controles op clandestien lichtgebruik. Vanaf 7 maart werd regelmatig Zweeds brood en margarine uitgereikt (op die dag werden de gebroeders Van der Haas van de RVV gefusilleerd: opnieuw een klap voor het verzet).
Op 15 maart zagen Hannie en Truus toevallig de beruchte Ko Langendijk rijden. Ze schoten op hem. Hannie’s pistool ketste na de eerste schoten en Truus vuurde daarna nog acht keer. De meisjes fietsten weg. In een hotel verscholen ze zich en werden net niet gesnapt. Hannie bepoederde na een aanslag altijd eerst haar gezicht om ‘mooi’ te sterven.
Op 19 maart belden Hannie en Truus aan bij Gerdo Bakker, de vals gebleken contactman voor de illegaliteit, en schoten hem neer (in opdracht van de V.I.).
Hannie, Truus en Freddie schaduwden ook madame Sieval, een Franse vrouw die nauwe banden had met de Sicherheitsdienst. Ze bedachten van alles: de vrouw kwam bijna nooit buiten. Toen ze toch naar buiten kwam, had ze haar kind bij zich. Daarom besloten Hannie en Truus niet te schieten.
Op 21 maart schoten Hannie en Truus op madame Sieval, maar de dikke bontjas van de vrouw had alle kogels opgevangen en ze kon ontsnappen.
Hannie Schaft wordt gearresteerd
Op 21 maart 1945 vertrok Jannetje Johanna Schaft vroeg in de avond vanuit het huis van de Elsinga’s naar IJmuiden om daar een pak Waarheid- en Vrij Nederland-kranten af te leveren. Ze zou die nacht niet thuis slapen.
Ze fietste naar Haarlem-Noord en kwam op de Rijksstraatweg bij de dikke zware Mauer-muur. Die avond was er een controle en hoe het ging, ging het, maar Hannie werd aangehouden. Er was geen weg terug. Ze moest haar fietstas openmaken en daarin zagen de twee controlerende Duitse militairen de verzetskrantjes.
Ze moest apart gaan staan. Haar handtas met haar pistool (een 9 mm FN 28730) erin werd haar afgenomen. Er was nog één kleine hoop, want de bevelvoerend officier van het groepje controleurs bleek de Duitse luitenant Willy te zijn. Dat was dezelfde man met wie Hannie in 1943 in het Stoopbad vriendelijke praatjes maakte.
Luitenant Willy bleek Oostindisch doof te zijn toen ze hem riep. En al die tijd dat ze stond te wachten met voor zich een Duitser die het geweer in de aanslag op haar gericht had, kwam de luitenant niet bij haar in de buurt. Hij kende haar niet.
Twee zussen van commandant Frans van der Wiel zagen haar doodongelukkig bij die muur staan. Ze probeerden hun broers Sander en Frans te bereiken en ook de twee zusjes Oversteegen, maar dat lukte niet.
Tenslotte werd Hannie met een auto naar de Ripperdakazerne gebracht voor het eerste verhoor. Ze ging door naar de Ortskommandantur in de Haarlemmerhout en ook daar probeerden de Duitsers te weten te komen wie ze was, maar ze zei niets. Aan het eind van de avond brachten ze haar naar het Huis van Bewaring aan de Oostvest. De Nederlander W. Haverkort had dienst. De Duitsers keken in haar handtas en zagen toen pas het pistool. Hannie werd naar cel 18 gebracht op de eerste etage en er werd een schildwacht voor haar deur geplaatst.
Geert Bijl verving Haverkort. Hij zocht naar mogelijkheden haar diezelfde nacht uit de gevangenis te halen, maar Hannie werd onverwacht uit haar cel gehaald en meegenomen door de Duitser Emil Rühl. Deze was al heel lang naar Hannie op zoek en was door stom toeval die avond in het Haarlemse Huis van Bewaring. Hij bracht haar naar Amsterdam: hij besefte dat ze Hannie Schaft was. Emil Rühl bracht haar naar het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg. Daar begonnen de verhoren onmiddellijk. De SD (= Sicherheits Dienst) kon in haar handen wrijven: ze hadden eindelijk het ‘rothaarige Mädel’.
Lages werd in kennis gesteld. Ook de Duitsers Viermann en Viebahn werden opgetrommeld.
De Elsinga’s maakten zich de volgende dag ongerust. Truus Oversteegen kwam langs en toen ze hoorde dat Hannie niet thuis was zei ze dat het niet goed zat. Ze ging op onderzoek uit. De RVV sloeg groot alarm, ook naar de andere verzetsgroepen in Haarlem. Er werden gejaagd inlichtingen ingewonnen en het verzet kreeg te horen dat op het bureau van de Ortskommandantur de vorige avond een meisje was binnengebracht. Het signalement klopte. De uitvalswegen van Haarlem werden afgezet. Ze waren te laat. Hannie zat in haar piepkleine cel geïsoleerd van andere gevangenen. Niemand mocht met haar praten. Op haar deur hing een bordje met ‘Mörderin’. Ze moest haar zwarte haar wassen waardoor het weer rood werd: nu wisten de Duitsers zeker dat zij Hannie Schaft was. Ze werd dag en nacht verhoord. In het begin vertelde ze niets, maar op den duur werd ze murw gepraat. Namen van kameraden uit het verzet noemde ze niet, want niemand kreeg een inval van de Duitsers in die dagen. Wel kregen de Elsinga’s een inval van Rühl, Lages en Aus der Fünten (dat wisten de Duitsers via het officieel geregistreerde valse persoonsbewijs). Hannie werd op de binnenplaats van het Huis van Bewaring gefotografeerd. De politiefoto’s laten een Hannie Schaft zien met een behuild gezicht, met krampachtig gebalde vuisten, een zakdoek tussen de rokband geklemd.
De SD dreigde aanvankelijk Hannie op de binnenplaats van de gevangenis aan de Amstelveenseweg te zullen fusilleren. De foto, die slechts voor het archief diende, maakt duidelijk dat de Duitsers er in geslaagd waren te suggereren dat ze hier inderdaad ter dood zou worden gebracht.
Hannie gaf de aanslag op Ko Langendijk toe en dat heeft ook ‘positieve’ gevolgen: de Duitsers liepen namelijk met het plan rond om vijf vrouwen te fusilleren als represaille voor de aanslagen in Haarlem en omgeving die door twee meisjes waren gepleegd. De vijf vrouwen zijn daardoor niet terechtgesteld.
Het verzet zat intussen niet stil. In allerijl probeerde ze te weten te komen waar Hannie naartoe gebracht was. Amsterdam, luidden de berichten. Dat kon de Weteringschans of de Amstelveenseweg zijn. Truus ontwikkelde een plan om haar daar weg te halen. Ze zou beginnen op de Weteringschans.
Ook de Velsense illegaliteit was aan het werk. Hen werd verzekerd (niet bekend door wie) dat Hannie niet zou worden doodgeschoten.
De Duitsers besloten dit echter toch te doen, ondanks de afspraak met de Binnenlandse Strijdkrachten en ondanks hun principe om geen vrouwen te executeren (De Duitsers beseften ook dat het einde van de oorlog in zicht was).
Emil Rühl bij de Verklaring van Duisburg in 1975: "Voor ons was ze een Mörderin, een terroriste die onze mannen doodschoot. Iemand die jacht op ons maakte en wij maakten jacht op haar. Voor haar gold aan het eind van de oorlog: ‘Kein Gerechtigkeit aber Vergeltung’ en daarom is ze terechtgesteld."
De Duitsers vonden dus dat Hannie Schaft terecht gesteld moest worden. Het bevel tot executie kwam van Willy Lages.
Het is niet duidelijk of Willy Lages zelf de opdracht tot liquidatie van Hannie heeft gegeven of dat hij telefonisch bevel had gekregen van Oberregierungsrat Hans Kolilz uit Den Haag.
Op 17 april 1945 werd Jannetje Johanna Schaft uit haar cel gehaald. De Duitser Mattheus Schmitz kwam haar halen samen met de Nederlandse rechercheur Maarten Kuijper, die bekend stond om zijn arrestaties, zijn medewerking aan de Silbertanne-moorden en zijn wreedheid bij verhoren. Hannie wist dat dit het einde betekende, want ze gilde heel hard en heel lang. Ada van Rossem, een gevangen vrouwelijke arts, hoorde het. Andere gevangenen hielden hun adem in. Buiten het gebouw stond een grote wagen klaar met een Nederlander aan het stuur. Ook zaten er de Duitsers Korbs en Küting in. Zij hadden pistoolmitrailleurs bij zich. De auto reed naar Haarlem, waar bij de Orts- kommandantur een soldaat van de Feldgendarmerie (een zogenoemde Gefreiter) instapte, die een schop bij zich had. Ze reden naar het Overveen, richting strand. Niet ver van de plaats waar nu het Spartelmeertje ligt werd halt gehouden. Korbs en Klüting bleven achter, evenals de Nederlandse chauffeur. Hannie werd verder mee het duin ingenomen door Kuijper en Schmitz. De Feldgendarme-man sjokte achter hen aan.
Schmitz schoot op Hannie’s hoofd, maar zijn schot ketste. Het hoofd van Hannie bloedde. Ze riep: ‘au!’
Volgens het boek van Truus Menger-Oversteegen zat de Duitser Emil Rühl in de auto en schoot Lages op haar. Toen het schot ketste riep Hannie nog tegen Lages: ‘Ik schiet beter’! (Volgens een verklaring van Lages en Rühl). Uiteindelijk maakte Kuijper er met een machinegeweer een einde aan.
De Gefreiter en Kuijper groeven een gat, waar ze het lichaam van Jannetje Johanna Schaft inwierpen. Vervolgens overdekten ze dit met zand. Het ging echter zo haastig dat er een pluk van het lange rode haar van Hannie boven het zand bleef uitsteken.
Onwetend van dit alles ging Truus Oversteegen in een Duits verpleegstersuniform naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam. Ze hing een verhaal op dat ze Hannie moest meenemen voor medisch onderzoek: ze huilde veel om de mensen daar te overtuigen, ze ging het zelfs bijna zelf geloven. Dat was een grote desillusie: ze werd naar de Amstelveenseweg doorverwezen. Daar lieten ze Truus een boek zien met de naam J.J.Schaft doorgestreept: ‘Ist nicht mehr da.’ Truus viel flauw en er kletterden twee grote revolvers uit haar zakken, die gelukkig door niemand werden gezien. Truus dacht dat Hannie voor verhoor weggehaald was. Ze wist nog van niets.
Na de bevrijding is Truus met Philine Polak weer teruggegaan naar de Amstelveenseweg met een grote bos rozen. De gevangenen werden door familie en vrienden opgehaald. Truus stond op Hannie te wachten en te kijken, maar Hannie kwam niet... ‘Truus stond daar maar met haar rozen en heeft toen heel hard gehuild.’ Ook Harm Elsinga ging naar Hannie op zoek en werd van het kastje naar de muur gestuurd. Uiteindelijk belandde hij op het bureau van een Canadese officier. Die vertelde dat Lages gepakt was en dat deze de enige was die hem verder zou kunnen helpen. Lages vertelde hem dat Hannie ‘erschossen’ was.
De ouders van Hannie geloofden na de bevrijding dat hun dochter nog in leven was. Ze hadden nog hoop, want ze dachten dat Hannie achter de IJssellinie terecht was gekomen en dat ze een paar dagen later thuis zou komen.
Op 21 mei 1945 ging mevrouw Schaft naar mr. Sikkel, de officier van justitie die in de oorlog gewestelijk commandant van het verzet was geweest. Hij bracht haar op de hoogte. Thuis vertelde ze het haar man. Beide mensen waren kapot van verdriet.
De begrafenis van Hannie Schaft
Na de bevrijding werd bij grondig onderzoek naar Hannies mogelijke verblijfplaats - het verzet wist niet dat ze geëxecuteerd was - haar graf in de duinen van Overveen gevonden. Haar lichaam lag in een ondiepe kuil, een paar centimeter onder de grond, dichtbij verschillende grote massagraven waarin meer dan vierhonderd verzetsmensen en gijzelaars lagen. Maarten Kuijper, de Amsterdamse rechercheur die haar het genadeschot had gegeven, wees zelf de plaats aan. Op 27 november 1945 werd Jannetje Johanna Schaft in diezelfde duinen waar ze doodgeschoten was, op de Erebegraafplaats herbegraven, temidden van 421 andere mensen, van wie ze velen had gekend. Hannie Schaft was de enige vrouw!
De begrafenis vond plaats in aanwezigheid van koningin Wilhelmina , prinses Juliana en prins Bernhard.
De vele kilometers weg vanaf de Grote- of Sint Bavokerk in Haarlem, waar een plechtige herdenkingsdienst plaatsvond, naar de begraafplaats, was afgezet door oud-verzetsstrijders en honderden jongens en meisjes. Kameraden uit de illegaliteit droegen de kist op hun schouders. Postuum kreeg Hannie Schaft het Wilhelmina-verzetskruis uitgereikt en een bijzondere onderscheiding van de Amerikaanse opperbevelhebber Eisenhower.
Hannie Schaft en het communisme
Na haar begrafenis was de strijd nog niet voorbij. De persoon Hannie Schaft zou in de jaren die volgden middelpunt van gesprek worden tijdens grote meningsverschillen en heftige discussies. Gedurende de Koude Oorlog werden er vele discussies gevoerd over het wel of niet communistisch zijn van Hannie Schaft.
Tijdens de Koude Oorlog wilde de jeugd van de CPN een Hannie Schaft-herdenking houden. In De Waarheid en in het blad Jeugd werden oproepen geplaatst massaal deel te nemen aan deze herdenking. In navolging van Franse demonstraties tegen herlevend fascisme, had men portretten van Hannie Schaft uitvergroot en op borden geplaatst.
Op 27 november 1952 verzamelden zich ongeveer vijfduizend oud-verzetsmensen, jongeren en communisten bij het begin van de Zeeweg in Bloemendaal. De vorige avond was bij monde van burgemeester Den Tex van Bloemendaal de Hannie Schaft-herdenking verboden. Het werd van weerskanten een politieke zaak. Tanks probeerden de menigte tegen te houden. Een paar mensen zijn langs een grote omweg toch bij Hannies graf gekomen en hebben daar hun bloemen kunnen neerlegen. Ze zijn later gegrepen en voor de rechter gesleept.
Hannie Schaft als symbool voor het verzet
Nu, in 1998, is de Koude Oorlog al bijna tien jaar voorbij en wordt de Hannie Schaft-herdenking jaarlijks gehouden. Freddie Dekker-Oversteegen zit in het bestuur.
Truus Menger-Oversteegen heeft het beeld van Hannie Schaft, dat in het Kenaupark in Haarlem staat, gemaakt. Op 3 mei 1982 onthulde prinses Juliana het bronzen beeld onder massale belangstelling.
Het is nog een hele toestand geweest of er een beeld van Hannie Schaft moest komen en wie het zou maken. Jaren was er sprake van een beeld, maar dat werd afgehouden om politieke redenen. Truus werd door mensen van het Auschwitz-komitee opgebeld, die zeiden dat er een vreselijk Hannie-Schaft beeld zou komen. Het beeld was door twee jonge kunstenaars ontworpen en moest een betonnen kooi met tralies voorstellen. Heel veel mensen vonden dat een verschrikkelijk idee. Als ze de kooi hadden opengebroken, dan had er nog iets van verzet ingezeten, maar dit was niks. Er kwam een vergadering waarbij Truus Menger-Oversteegen uitgenodigd werd als voorzitster van de verzetsbeweging. Ze legde uit wat zij er van vond en uiteindelijk mocht ze zelf een paar ontwerpen inleveren, onder een pseudoniem. Ze had vijf ontwerpen ingeleverd en heeft uiteindelijk gewonnen. Want als er iemand hiervoor in aanmerking komt is het natuurlijk Truus Menger-Oversteegen, want zij is beeldhouwster, verzetsstrijdster, een Haarlemse én ze heeft samengewerkt met Hannie Schaft. Als ze de opdracht niet had gekregen, was ze gaan emigreren.
Conclusie
Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren maar weinig mensen actief in het verzet. De meeste mensen hielden zich afzijdig en stelden zich passief op. Zij accepteerden de situatie min of meer (dat was ongeveer 90%). Er werd wel wat passief verzet gepleegd, zoals het luisteren naar Radio Oranje en het lezen van illegale krantjes.
Dan was er nog een kleine groep (ongeveer 5%) die uit collaborateurs bestond. Zij verraadden onderduikers en werkten samen met de Duitsers.
De overigen (ook ongeveer 5%) zaten in het verzet. Zij drukten en/of verspreidden illegale krantjes, er werd hulp geboden aan onderduikers, er werden inlichtingen verzameld voor Engeland en er werd sabotage gepleegd. Van die groep was een klein deel dat gewapend verzet pleegde.
Tot die groep behoorden drie Haarlemse vrouwen: Hannie Schaft, Truus Oversteegen en Freddie Oversteegen. Samen met de Amsterdamse Reina Prinsen Geerlings waren dat, voor zover bekend, de enige vrouwen in Nederland die de wapens opnamen.
Er werd wellicht te weinig verzet geboden, maar degenen die verzet gepleegd hebben, waren heel moedig en riskeerden hun leven met hun verzetswerk.
Plicht of geen plicht, deze mensen hebben fantastisch werk verricht!
Literatuurlijst
Berents, D., 1995 Memo. Geschiedenis voor de bovenbouw, Den Bosch.
Buitkamp, J., 1990 Geschiedenis van het verzet 1440-1945, Houten.
Bulte, M. en A. Neeven, 1992 Garnizoensstad Haarlem, Den Haag.
Charité, J. (red.), 1988 Biografisch woordenboek van het Socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland, Amsterdam.
Hammann, P.E.M., 1996 De Nationaal Socialistische Beweging in Haarlem en omgeving, Haarlem.
Jong, L. de, 1990 De bezetting na 50 jaar - deel 1, Den Haag.
Jong, L. de, 1977 Het illegale werk, Den Haag.
Kors, T., 1980 Hannie Schaft: het levensverhaal van een vrouw in verzet tegen de nazi’s, Amsterdam.
Menger, T., 1985 Toen niet, nu niet, nooit, Den Haag.
Mulisch, H., 1982 De Aanslag, Amsterdam.
Roegholt, R. en J. Zwaan, 1985 Het verzet 1940-1945, Weesp.
Zwaan, J., 1978 Het verzet in Nederland 1940-1945 In: Verraad en Verzet, 1992 Grote Winkler Prins encyclopedie in Amsterdam.
26 delen, deel 20, z.j. Beeldhouwster Truus Menger, Venlo.
Film, 1981 Het meisje met het rode haar, naar het gelijknamige boek van Theun de Vries (1956)
Bijlage:
Interview met Truus Menger-Oversteegen
In deze bijlage staat een aantal stukjes die Truus Menger-Oversteegen mij heeft verteld.
De meeste stukjes zijn niet van toepassing voor mijn scriptie over Hannie Schaft omdat het anders veel te uitgebreid zou worden. Maar omdat ik ze heel interessant vind, schrijf ik er hier een paar op.
- Truus en haar jongere zusje Freddie zijn in het verzet gekomen doordat hun moeder Trijn Oversteegen veel in het verzet deed. Hun ouders waren gescheiden. Al voor de oorlog hielpen ze Duitse vluchtelingen onder te duiken voor de Nederlandse (vreemdelingen)politie. Nederland was toen nog bevriend met Duitsland.
- In de oorlog verspreidden Truus (17), Freddie (15) en hun broertje Robbie (6), illegale blaadjes. Ook kalkten ze leuzen op muren en schuren. Truus en Freddie durfden veel en hadden een unieke positie in het verzet omdat ze als meisjes niet zo opvielen. Zo zijn ze ook bij de RVV gekomen.
- Truus werd er eens mee geconfronteerd dat een Nederlandse SS’er een klein baby’tje tegen een muur doodsloeg. Truus: ‘Hij pakte het kind zo bij de voetjes vast en kwakte het tegen de muur als of het een konijn was. De vader en het zusje moesten toekijken. Natuurlijk helemaal overstuur, want het kind ging dood. Die vent heb ik neergeschoten. Het was geen opdracht. Maar zoiets wekt zo’n enorme woede in je op, zo’n walging, zo’n gevoel van: vuile schoften. En daar heb ik écht geen spijt van.
- Het waren kankergezwellen in de maatschappij. Ze moesten ze uitsnijden als een chirurg omdat je niet kon zeggen: Meneer, je doet het fout. Laten we eens even praten. Want dan had je al een kogel te pakken. Je kon ze ook niet arresteren, berechten of in een gevangenis plaatsen of een onderduikadres voor ze zoeken omdat ze die zelf nodig hadden voor de onderdrukten. Er was geen andere oplossing dan ze dood te schieten en dat is het wrede van een oorlog. Je schiet eigenlijk menselijke figuren neer, die eigenlijk niet meer menselijk zijn. En omstandigheden maken de mens.’
- Truus Menger-Oversteegen heeft al snel na de oorlog een medaille ter onderscheiding gekregen voor het dappere werk dat ze verricht heeft. Truus vindt medailles niet zo belangrijk, het laat ook zien dat je anders bent dan anderen en dat vindt ze niet zo leuk. Een mens moet zijn plicht doen en dat moet je niet doen om er iets voor te krijgen. Het gegeven wat ze aan de jeugd wil zeggen is: ‘Als je een keuze moet maken, moet je denken dat die keuze een goede moet zijn, dat je goed overlegt bij jezelf.’