Wat leuk dat je er bent. Deze les ga je aan de slag met de herhalingsstof van afgelopen twee weken. We behandelen in deze wikiwijs de volgende onderwerpen: hoofdletters en leestekens (Spelling HS1), spelling in het woordenboek (Spelling HS2) en de persoonsvorm tegenwoordige tijd (Spelling werkwoorden HS1). Voor de liefhebber is er ook nog een stukje verrijking. Dat is stof die nog niet behandeld is en betrekt zich op de persoonsvorm verleden tijd (Spelling werkwoorden HS2).
Je kunt de theorie ook in je boek vinden op de volgende bladzijdes:
Spelling HS1: 34-35
Spelling HS2: 64-65
Spelling werkwoorden HS1: 36-37
Spelling werkwoorden HS2: 66-67
Je hebt deze les nodig:
Je laptop
Oortjes
Lesboek
Schrift
Schrijfmateriaal
Iets waarmee je verder kunt als je klaar bent met de opdrachten (een leesboek, ander werk).
Als je er niet uitkomt, help elkaar dan. Wees lief voor de invaldocent en houd het rustig in de klas. Deze opdrachten zijn geen huiswerk (denk aan het instructieblad). De andere opdrachten van vorige week over de persoonsvorm tegenwoordige tijd (zie ook instructieblad) wel!
Ga aan de slag tot hoever je komt vandaag. Heb je niet heel de wikiwijs af? Dan geeft dat niet.
SUCCES VANDAAG! Tot morgen
Groetjes,
Mevrouw Schenk
Spelling HS 1 EN 2
Hoofdstuk 1: Hoofdletters en leestekens
!! Bladzijdes in je boek: 34-35
Het eerste deel gaat over hoofdletters en leestekens. Hoe zat dat ook alweer? Wanneer plaats je een punt, wanneer een vraagteken of een uitroepteken? Bij welke woorden kwam nou ook alweer een komma en bij welke woorden niet?
Daarnaast ga je kijken naar het gebruik van hoofdletters. Wanneer plaats je een hoofdletter en wanneer niet?
Ga dat eens na voor jezelf bij deze startopdracht.
STARTOPDRACHT 1
En? Had je alle drie de zinnen goed? Zo ja? Goed zo! Lekker bezig. Zo niet? Dat geeft niet, er is ruimte vandaag om te oefenen.
THEORIE
Dit was de opfrisser. Nu ga je een filmpje kijken over het gebruik van leestekens en hoofdletters. Als je klaar bent met het filmpje mag je verder gaan met de opdrachten. Snap je de theorie nog steeds niet helemaal? Kijk dan eens in je boek op bladzijde 34 in je boek. Daarin staat de theorie ook beschreven.
Het gebruik van hoofdletters
Het gebruik van leestekens
OEFENEN
Zo, dit was de theorie uitgelegd in twee filmpjes. Tijd om dus aan de slag te gaan. Hieronder staan twee documenten. Het ene document zijn de opdrachten, het andere document zijn de antwoorden. Je kunt de opdracht die hoort bij dit hoofdstuk nu maken. Als je klaar bent kun je de opdracht nakijken.
Het tweede deel gaat over spelling in het woordenboek. Hoe zat dat ook alweer? Hoe werk je ook alweer met een woordenboek? Hoe weet je welke vorm goed is geschreven?
Je gaat in dit onderdeel aan de slag met de volgende soorten:
moeielijke woorden binnen de Nederlandse taal
woorden uit andere talen
woorden met een hoofdletter
werkwoordsvormen
meervoudsvormen van zelfstandige naamwoorden
trappen van vergelijking
verkleinwoorden
bijvoeglijk naamwoorden
Voor dit onderdeel heb je de volgende link ook nodig. Deze link gaat je helpen bij het maken van de opdrachten. De link leidt jou naar het online woordenboek van de Van Dale.
voordat je gaat starten ga je eerst dit filmpje bekijken. Dit filmpje gaat over de spelling in het woordenboek. Het Nederlandse woordenboek van Van Dale heeft namelijk een lange geschiedenis achter de rug. Het woordenboek is voor het eerst geschreven door Johan Hendrik van Dale. De eerste versie werd in 1878 uitgebracht, net toen Johan was gestorven. Sindsdien wordt het Van Dale woordenboek steeds verder uitgebreid. Dat heeft natuurlijk alles te maken met hoe een woord wordt geschreven en dat er steeds meer nieuwe woorden (ook dankzij jou) aan het woordenboek worden toegevoegd.
Als je het filmpje hebt bekeken kun je aan de slag met de opdrachten. LET OP: je hebt de link van de Van Dale: online woordenboek nodig tijdens het maken van de opdrachten.
De geschiedenis van het Nederlandse woordenboek
Nu weet je weer wat meer over de geschiedenis van onze mooie Nederlandse taal, want daar mogen wij met z'n allen heel erg trots op zijn. De Nederlandse taal verandert namelijk continu, waardoor onze taal ook uniek is in tegenstelling tot vele andere talen.
Je kunt nu aan de slag met de volgende opdrachten.
Oefening: Spelling in het woordenboek oefening 1
Oefening: Spelling in het woordenboek oefening 1
0%
Nu volgen een aantal opdrachten over spelling in het woordenboek.
TIP: Als je de exacte schrijfwijze niet weet van een woord, gebruik dan de link van de Van Dale: online woordenboek.
Je hebt nu het onderdeel Spelling afgesloten. Je kunt verder met onderdeel twee, Spelling werkwoorden.
SUCCES!
SPELLING WERKWOORDEN HS 1
Hoofdstuk 1: Persoonsvorm tegenwoordige tijd
!! Bladzijde 35-36 in je boek
Het eerste deel betrekt zich op de persoonsvorm vervoegen in tegenwoordige tijd. Want hoe dat ook alweer? Hoe zat het met dat stappenplan? Daar hebben we het vorige week over gehad. Ik ben benieuwd wat je er nog van weet. Maak ter opfrisser de startopdracht, ga daarna pas verder.
STARTOPDRACHT 1
En? Hoeveel vragen had je (ongeveer) goed beantwoord? Dat bepaalt namelijk hoe vers de kennis van vorige week nog in jouw hoofd zit. als het helemaal is weggezakt is het verstandig er wat meer aandacht aan te besteden. Dat is een tip.
THEORIE
Nu je weer een beetje bent opgefrist gaan we verder met de kennis. Hieronder volgt een filmpje over de persoonsvorm. Dit filmpje gaat over het stappenplan bij het vervoegen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Het stappenplan zie je ook hieronder.
Bekijk dit filmpje en ga daarna door met de opdrachten.
Persoonsvorm vervoegen in tegenwoordige tijd
OEFENEN
Als je het filmpje en het schema hebt bekeken kun je aan de slag gaan met de opdrachten. Ook deze opdrachten zijn te vinden in onderstaande documenten. Maak eerst uiteraard de opdracht en controleer daarna je antwoorden aan de hand van het antwoordmodel.
Je hebt nu alle theorie die we in de lessen hebben behandeld doorgenomen en herhaald, maar blijkbaar ben je nieuwsgierig naar de nieuwe theorie? Anders zou je niet naar de verrijking komen. Dik compliment naar jou, want op deze pagina kun je aan de slag gaan met iets nieuws. Namelijk de persoonsvorm verleden tijd.
Deze theorie heb je nog niet gekregen van mij, maar je mag er gerust mee aan de slag. Zo kun je alvast oriënteren op de stof die volgende week zal worden behandeld.
Het is dus belangrijk dat je alle theorie van de verrijkingsstof extra goed bestudeert, voordat je een opdracht maakt. Daarmee voorkom je fouten in de opdrachten.
SUCCES MET DE VERRIJKING!
THEORIE
De meeste werkwoorden horen tot de groep "zwakke werkwoorden". Dit zijn de werkwoorden die je volgens vaste regels kan vervoegen (=de juiste vorm van het werkwoord vinden).
Bij zwakke werkwoorden is de verleden tijd over het algemeen opgebouwd uit de stam (= de ik-vorm) met te(n) of de(n) erachter. Dus:
Ik/jij/hij/zij/het stam + te/de
Wij/jullie/zij stam + ten/den
Of je te(n) of de(n) achter de ik-vorm moet schrijven kan je bepalen met de regel van 't kofschip.
't Kofschip
Indien je met een persoonsvorm in de verleden tijd te maken hebt, dan kan je met de regel van 't kofschip bepalen hoe je het werkwoord schrijft. Met die regel kijk je naar welke letter in het werkwoord staat vóór de letters -en. Dus bijvoorbeeld: varen, zwemmen, kopen, zagen, etc.
De regel luidt: als de letter voor de laatste letters (-en) van het werkwoord een medeklinker is uit 't kofschip (dus t-k-f-s-ch-p), dan gebruik je -te(n) in de verleden tijd. Bij alle andere letters gebruik je -de(n).
De ik-vorm + te(n)
Dus, als het werkwoord eindigt op -ten, -ken, -fen, -sen, -chen of -pen (en ook -xen), dan gebruik je -te(n) in de verleden tijd, zoals bij de volgende werkwoorden:
praten - praatte (enkelvoud: ik/jij/hij/zij/het) - praatten (meervoud: wij/jullie/zij)
maken - ik maakte - wij maakten
boffen - jij bofte - jullie boften
wassen - hij waste - zij wasten
lachen - zij lachte (enkelvoud) - zij lachten (meervoud)
snappen - ik snapte - jullie snapten
relaxen - jij relaxte - wij relaxten
Let op: als de laatste letter voor de -en een t is (zoals bij praten), dan komt er een extra t bij in de verleden tijd (praatte, praatten).
De ik-vorm + de(n)
Als het werkwoord niet eindigt op -ten, -ken, -fen, -sen, -chen of -pen (en ook -xen), dan gebruik je -de(n) in de verleden tijd. Soms ziet het er misschien gek uit, maar je kan altijd aan deze regel vasthouden.
Let op: Als de laatste letter voor de -en een d is (zoals bij verraden), dan komt er een extra d bij in de verleden tijd (verraadde, verraaddden).
Let op: Als de laatste letter voor de -en een v is (zoals bij kleven) of een z is (zoals bij vrezen), dan worden er vaak fouten gemaat. Dat komt omdat kleven in de ik-vorm "kleef" is, waarbij de laatste letter een f is en vrezen is in de ik-vorm "vrees", waarbij de laatste letter een s is. Deze letters zitten allebei in 't kofschip. Toch moet je hier kijken naar het werkwoord -en, dus naar klev-en en vrez-en. Deze zitten niet in 't kofschip, dus je plakt -de(n) achter deze ik-vormen in de verleden tijd. Dus:
Veel leerlingen leren nog steeds via 't kofschip hoe ze de verleden tijd van een werkwoord moeten schrijven, maar zoals je hierboven kan lezen doet de x eigenlijk ook mee met deze regel, terwijl deze niet in 't kofschip staat.
Daarom is er een nieuw woord bedacht voor deze regel, namelijk kofschiptaxi. Deze kan je dus misschien wel beter gebruiken om na te gaan wat de correcte spelling van het woord is: met -te(n) of met -de(n).
Bekijk nu hieronder een filmpje over de persoonsvorm vervoegen in verleden tijd.
Persoonsvorm vervoegen in verleden tijd
Hetzelfde schema dat je gebruikt bij het vervoegen van de persoonsvorm in tegenwoordige tijd kun je ook gebruiken bij het vervoegen van de persoonsvorm in verleden tijd. Bekijk het schema maar eens.
OEFENEN
Nu je de theorie hebt gelezen en hebt bekeken kun je aan de slag met de opdrachten die gaan over de persoonsvorm vervoegen in de verleden tijd.
Oefening: Oefening 1 Persoonsvorm vervoegen verleden tijd
Oefening: Oefening 1 Persoonsvorm vervoegen verleden tijd
Het arrangement Spelling HS1 en Spelling werkwoorden HS1 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Bo Schenk
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-12-08 22:26:05
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Spelling in het woordenboek oefening 1
Spelling in het woordenboek oefening 2
Spelling in het woordenboek oefening 3
Spelling in het woordenboek oefening 4
Oefening 1 Persoonsvorm vervoegen verleden tijd
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.