Hoofdstuk 2: Persoonsvorm verleden tijd

!! Bladzijde 66-67 in je boek

Je hebt nu alle theorie die we in de lessen hebben behandeld doorgenomen en herhaald, maar blijkbaar ben je nieuwsgierig naar de nieuwe theorie? Anders zou je niet naar de verrijking komen. Dik compliment naar jou, want op deze pagina kun je aan de slag gaan met iets nieuws. Namelijk de persoonsvorm verleden tijd.

Deze theorie heb je nog niet gekregen van mij, maar je mag er gerust mee aan de slag. Zo kun je alvast oriënteren op de stof die volgende week zal worden behandeld.

 

Het is dus belangrijk dat je alle theorie van de verrijkingsstof extra goed bestudeert, voordat je een opdracht maakt. Daarmee voorkom je fouten in de opdrachten.

SUCCES MET DE VERRIJKING!

THEORIE

De meeste werkwoorden horen tot de groep "zwakke werkwoorden". Dit zijn de werkwoorden die je volgens vaste regels kan vervoegen (=de juiste vorm van het werkwoord vinden).

Bij zwakke werkwoorden is de verleden tijd over het algemeen opgebouwd uit de stam (= de ik-vorm) met te(n) of de(n) erachter. Dus:

Ik/jij/hij/zij/het                   stam + te/de

Wij/jullie/zij                        stam + ten/den

Of je te(n) of de(n) achter de ik-vorm moet schrijven kan je bepalen met de regel van 't kofschip.

 

't Kofschip

Indien je met een persoonsvorm in de verleden tijd te maken hebt, dan kan je met de regel van 't kofschip bepalen hoe je het werkwoord schrijft. Met die regel kijk je naar welke letter in het werkwoord staat vóór de letters -en. Dus bijvoorbeeld: varen, zwemmen, kopen, zagen, etc.

De regel luidt: als de letter voor de laatste letters (-en) van het werkwoord een medeklinker is uit 't kofschip (dus t-k-f-s-ch-p), dan gebruik je -te(n) in de verleden tijd. Bij alle andere letters gebruik je -de(n).

 

De ik-vorm + te(n)

Dus, als het werkwoord eindigt op -ten, -ken, -fen, -sen, -chen of -pen (en ook -xen), dan gebruik je -te(n) in de verleden tijd, zoals bij de volgende werkwoorden:

praten - praatte (enkelvoud: ik/jij/hij/zij/het) - praatten (meervoud: wij/jullie/zij)
maken - ik maakte - wij maakten
boffen - jij bofte - jullie boften
wassen - hij waste - zij wasten
lachen - zij lachte (enkelvoud) - zij lachten (meervoud)
snappen - ik snapte - jullie snapten
relaxen - jij relaxte - wij relaxten

Let op: als de laatste letter voor de -en een t is (zoals bij praten), dan komt er een extra t bij in de verleden tijd (praatte, praatten).

 

De ik-vorm + de(n)

Als het werkwoord niet eindigt op -ten, -ken, -fen, -sen, -chen of -pen (en ook -xen), dan gebruik je -de(n) in de verleden tijd. Soms ziet het er misschien gek uit, maar je kan altijd aan deze regel vasthouden.

Let op: Als de laatste letter voor de -en een d is (zoals bij verraden), dan komt er een extra d bij in de verleden tijd (verraadde, verraaddden).

Let op: Als de laatste letter voor de -en een v is (zoals bij kleven) of een z is (zoals bij vrezen), dan worden er vaak fouten gemaat. Dat komt omdat kleven in de ik-vorm "kleef" is, waarbij de laatste letter een f is en vrezen is in de ik-vorm "vrees", waarbij de laatste letter een s is. Deze letters zitten allebei in 't kofschip. Toch moet je hier kijken naar het werkwoord -en, dus naar klev-en en vrez-en. Deze zitten niet in 't kofschip, dus je plakt -de(n) achter deze ik-vormen in de verleden tijd. Dus:

kleven - kleefde - kleefden
vrezen - vreesde - vreesden

 

Kofschiptaxi

Veel leerlingen leren nog steeds via 't kofschip hoe ze de verleden tijd van een werkwoord moeten schrijven, maar zoals je hierboven kan lezen doet de x eigenlijk ook mee met deze regel, terwijl deze niet in 't kofschip staat.

Daarom is er een nieuw woord bedacht voor deze regel, namelijk kofschiptaxi. Deze kan je dus misschien wel beter gebruiken om na te gaan wat de correcte spelling van het woord is: met -te(n) of met -de(n).

 

Bekijk nu hieronder een filmpje over de persoonsvorm vervoegen in verleden tijd.

Persoonsvorm vervoegen in verleden tijd https://youtu.be/bjDGJYYSfP0

Hetzelfde schema dat je gebruikt bij het vervoegen van de persoonsvorm in tegenwoordige tijd kun je ook gebruiken bij het vervoegen van de persoonsvorm in verleden tijd. Bekijk het schema maar eens.

 

OEFENEN

Nu je de theorie hebt gelezen en hebt bekeken kun je aan de slag met de opdrachten die gaan over de persoonsvorm vervoegen in de verleden tijd.

Nu volgt er nog een oefening in een document.

Oefenen met persoonsvorm verleden tijd

Antwoorden oefenblad persoonsvorm verleden tijd