Nederlands grammatica klas 1 en 2

Nederlands grammatica klas 1 en 2

Welkom

Voor je begint

 

 

Welkom bij de wikiwijs over grammatica. Bekijk het filmpje en ga daarna naar hoe werkt het. 

leerdoelen

Na het actief maken van deze wikiwijs kan je...

  • kan je in eigen woorden uitleggen wat lidwoorden zijn en deze herkennen en correct toepassen in een zin.

  • Kan je in eigen woorden uitleggen wat een zelfstandig naamwoord is en deze herkennen  in een zin.

  • Kan je uitleggen wat werkwoorden zijn en deze herkennen en in een zin.

  • Kan je uitleggen wat werkwoordsoorten zijn en deze herkennenen correct toepassen in een zin.

  • Kan je uitleggen wat werkwoordvormen zijn en het hulpwerkwoord en hoofdwerkwoord herkennen en correct toepassen in een zin.

  • in eigen woorden uitleggen wat Voorzetsels zijn en deze herkennen en correct toepassen in een zin.

  • in eigen woorden uitleggen wat een persoonlijk voornaamwoord is en deze herkennen en correct toepassen in een zin.

  • in eigen woorden uitleggen wat een aanwijzend voornaamwoord is en deze herkennen en correct toepassen in een zin.

  • in eigen woorden uitleggen wat een vragend voornaamwoord is en deze herkennen en correct toepassen in een zin.

  • in eigen woorden uitleggen wat telwoorden zijn.

  • in eigen woorden uitleggen wat rangtelwoorden zijn en deze herkennen en correct toepassen in een zin.

  • in eigen woorden uitleggen wat hoofdtelwoorden zijn en deze herkennen en correct  toepassen in een zin.

Hoe werk het?

Deze cursus werkt als volgt: aan de linkerkant zie je verschillende kopjes staan. Elk kopje is een bepaald onderdeel binnen grammatica. Bij elk kopje staan ook tussenkopjes. Bij deze tussenkopjes staan er uitleg en verschillende opdrachten om meteen met de stof te oefenen. Je gaat alle kopjes van boven naar beneden af. De eersteklassers maken alles tot en met het kopje voorzetsels. Hierna gaan ze door naar het kopje toets en kiezen de toets voor klas 1. De tweedeklassers maken alles en kiezen daarna de toets voor klas 2.  Na de toets ga je naar het kopje evaluatie dit geld voor iedereen.

pas nadat je de evaluatie hebt ingevuld heb je de wikiwijs afgerond.

Lidwoorden

Voor je begint

Leerdoelen:

Na dit kopje...

  • kan je in eigen woorden uitleggen wat lidwoorden zijn en deze herkennen en correct toepassen in een zin.

uitleg: wat zijn lidwoorden?

Het Nederlands maakt gebruik van lidwoorden.

Een lidwoord schrijf je voor een zelfstandig naamwoord. Tussen een lidwoord en een zelfstandig naamwoord kan ook nog een bijvoeglijk naamwoord staan (de rode auto). De lidwoorden zijn: de, het, een

  • De: komt meestal voor meestal mannelijke en vrouwelijke woorden.

  • Het: komt meestal voor onzijdige woorden.

  • Een: mag voor mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.

 

je gebruikt de- woorden bij:

  • personen, rivieren of bergen: de vader, de Himalaya , De  Rijn.
  • Meervoud: de schoenen, de tassen, de klassen.
  • Letters en cijfers: de 'a', de zes

 

je gebruikt het-woorden bij:

  • verkleinwoorden: het meisje, het rupsje.
  • woorden met ge- be-  ver- ont- en twee of meer lettergrepen: het ontbijt, het bewijs.
  • metalen: het ijzer.
  • windrichtingen: het oosten.
  • woorden voor talen: het Spaans.

Oefenen

Nu ga je aan de slag met een paar oefeningen om te kijken of je de theorie begrepen hebt.

 

 

Welk lidwoorden komen voor de woorden? vul het juiste lidwoord in:

klik op de link en maak de quiz:

https://api.socrative.com/rc/KeMPyT

zelfstandig naamwoord

Voor je begint

leerdoelen:

Na dit kopje...

  • Kan je in eigen woorden uitleggen wat een zelfstandig naamwoord is en deze herkennen  in een zin.

Uitleg: Wat is een zelfstandig naamwoord

Een zelfstandig naamwoord geeft een zelfstandigheid aan.  

Ze kunnen abstract (je kan het niet aanraken) of concreet ( je kan het aanraken/ zien) zijn.  

Voorbeelden van abstracte zelfstandig naamwoorden zijn zaken als gevoelens en tijd.

  • Een uur duurt 60 minuten.

  • Het verdriet na het verliezen van de wedstrijd is groot.                                                                                                                                                                     

Voorbeelden van concrete zelfstandig naamwoorden zijn personen of plaatsen

  • Joris gaat vandaag sporten.

  • Goes ligt in Zeeland.

 

Ook kan je een zelfstandig naamwoord herkennen als je voor een woord een lidwoord (de, het, een) kan zetten.

  • De fiets

  • Het uur

  • Het meisje

  • Een jongen

Oefenen

Werkwoorden

Voor je begint

Leerdoelen bij dit kopje

Na dit kopje:

  • Kan je uitleggen wat werkwoorden zijn en deze herkennen en in een zin.

  • Kan je uitleggen wat werkwoordsoorten zijn en deze herkennenen correct toepassen in een zin.

  • Kan je uitleggen wat werkwoordvormen zijn en het hulpwerkwoord en hoofdwerkwoord herkennen en correct toepassen in een zin.

Uitleg: Wat is een werkwoord

Een werkwoord zegt iets over wat iemand doet of wat er gebeurt. Kortom een werkwoord geeft een handeling of actie van een persoon of een voorwerp aan.  

Bijvoorbeeld:  

  • Ik fiets elke dag naar school.

  • Hij draagt elke dag dezelfde trui.

  • Het meisje zingt erg mooi.

De onderstreepte woorden geven duidelijk aan wat een persoon doet. Het geeft een actie of handeling aan.  

 

Een werkwoord kan je ook herkennen door het woord te proberen vervoegen:

  • Ik ben, jij bent, hij/zij is, wij zijn.

  • Ik fiets, jij fietst, hij/zij fietst, wij fietsen.

 

oefenen: wat zijn werkwoorden.

Uitleg werkwoordvormen

Er zijn verschillende vormen werkwoorden en elk hebben ze een eigen functie:

  • Persoonsvorm:

    • De persoonsvorm kan je vinden door van de zin een vraag te maken. Het werkwoord wat veranderd van plaats in de zin is de persoonsvorm:

      • Hij is vandaag jarig

      • Is hij vandaag jarig?

    • Ook kan je de persoonvorm vinden door de zin in een andere tijd te zetten. Het werkwoord wat veranderd is de persoonsvorm:
      • Ik werk elke zaterdag in de supermarkt.

      • Ik werkte elke zaterdag in de supermarkt.

  • Voltooid deelwoord:

  • Voltooid deelwoord: het voltooid deelwoord wordt gebruikt om een tijd aan te geven die is voltooid. Een handeling of gebeurtenis is afgerond. Je maakt het voltooideelwoord door ge + ik-stam + t/d

    • Ik heb vandaag gewerkt

    • Zij heeft vandaag gewerkt

    • Wij hebben vandaag gewerkt

  • Infinitief:

    • de onbepaalde tijd of het infinitief is het hele werkwoord deze is niet bewerkt. Het werkwoord is niet dus precies zoals je het in een woordenboek zou vinden. Voor het infinitief kan je altijd 'kan' zetten:

      • Ik kan lopen.

      • ik kan werken.

      • ik kan fietsen.

oefenen: werkwoordvormen.

Uitleg: werkwoord soorten

Je hebt verschillende soorten werkwoorden: het hoofdwerkwoord en het hulpwerkwoord.

Het hoofdwerwoord of het zelfstandigwerkwoord is de kern van het werkwoordelijk gezegde (alle werkwoorden in de zin). Het hoofwerkwoord zorgt ervoor dat je precies weet wat de handeling of gebeurtenis is. 

  • Ik loop elke dag een rondje. 
  • Ik zie altijd alles.
  • Ik heb vandaag gesport.

In een zin staat altijd maar één hoofdwerkwoord. De overige werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.

  • Ik kan vandaag gaan sporten. --> 'sporten' is het hoofdwerkwoord en de onderspreepte woorden zijn de hulpwerwoorden

Het hulpwerkwoord helpt het hoofdwerkwoord. Bijvoorbeeld wanneer het hoofdwerkwoord niet de persoonsvorm is, maar het voltooid deelwoord of het infinitief. Een zin hoeft niet altijd een hulpwerwoord te bevatten.

  • Ik heb vandaag gesport. 
  • Hij heeft goed gespeeld.
  • Ik kan vandaag sporten.

Een hulpwerwoord kan nooit alleen in de zin voorkomen. Staat er maar één werkwoord in de zin dan is dat altijd het hoofdwerkwoord.

 

oefenen: werkwoordsoorten

Voorzetsels

Voor je begint

Leerdoele

Na dit kopje kan je...

  •  in eigen woorden uitleggen wat Voorzetsels zijn en deze herkennen en correct toepassen in een zin.

Uitleg: wat zijn voorzetsels?

Bekijk de kennisclip of lees de theorie onder de kennisclip:

 

 

Voorzetsels:

Voorzetsel geven een plaats aan. Ze zitten vast aan een zelfstandig naamwoord. Om te bepalen of iets een voorzetsel is kan je kijken of het past bij de vogel in de kooi:  

  • De vogel zit in de kooi
  • De vogel zit voor de kooi
  • De vogel zit naast de kooi
  • De vogel zit achter de kooi
  • De vogel zit op de kooi

Maar hij kan ook over de kooi vliegen:

  • De vogel vliegt over de kooi

En aan de kooi hangen:

  • de vogel hangt aan de kooi.

Ze kunnen zowel voor als na het zelfstandig naamwoord komen:

  • De vogel zit in de kooi.
  • De vogel vliegt de hele kooi over.

 

Oefenen

Persoonlijk voornaamwoord

Voor je begint

Vanaf hier gaat alleen klas 2 verder.

Eerste klassers gaan naar het kopje toets en kiezen toets klas 1.

lesdoel:

Na dit kopje kan je:

  • in eigen woorden uitleggen wat een persoonlijk voornaamwoord is en deze herkennen en correct toepassen in een zin.

Uitleg: persoonlijk voornaamwoord.

Persoonlijk voornaamwoorden gebruik om te verwijzen naar personen zonder dat je ze bij naam noemt.

De persoonlijk voornaamwoorden zijn: jij, je, ik, hij, zij (Enkelvoud),het, ze, u, wij, we, jullie, zij (meervoud), mij, me, hem, haar, ons, hen hun en ze(enkelvoud).

Als je twijfelt of iets een persoonlijk voornaamwoord is vervang het woord dan met een naam.

  • Weet jij of hij vandaag vrij is? --> Weet Loes of Dennis vandaag vrij is?

Oefenen

Aanwijzend voornaamwoord

Voor je begint

Leerdoel:

Na dit kopje kan je...

  • in eigen woorden uitleggen wat een aanwijzend voornaamwoord is en deze herkennen en correct toepassen in een zin.

uitleg: aanwijzend voornaamwoord.

Aanwijzend voornaamwoorden gebruik je wanneer je naar iets of iemand verwijst. Er zijn verschillende aanwijzend voornaamwoorden: die, dat, deze, dit.

welk aanwijzendvoornaamwoord je voor een zelfstandignaamwoord moet zetten hangt af van het lidwoord dat bij het zelfstandignaamwoord hoort.

 

  • De: die en deze
    • Ik zit bij die jongen in de klas.
    • Ik zit bij deze jongen in de klas.

 

  • Het: dat en dit
    • Ik zit bij dat meisje in de klas.
    • Ik zit bij dit meisje in de klas.

 

Ook moet je letten of waar je naar verwijst ver of dichtbij is.

 

  • Ver: Die en dat
    • Die jongen aan de overkant zit in mijn klas.
    • Dat meisje aan de overkant zit in mijn klas.

 

  • Dichtbij: Deze en die.
    • Deze jongen op de foto zit in mijn klas.
    • Dit meisje op de foto zit in mijn klas.

 

Een aanwijzend voornaamwoord kan ook verwijzen naar een stukje tekst.

  • Hij pest vaak mensen. Dat vind ik echt niet kunnen.
  • Dat: verwijst naar de zin ervoor.

Oefenen

Vragend voornaamwoord

Voor je begint

Lesdoel:

Na dit kopje kan...

  • in eigen woorden uitleggen wat een vragend voornaamwoord is en deze herkennen en correct toepassen in een zin.

 

Uitleg: wat zijn vragend voornaamwoorden

Het vragend voornaamwoord:

Als er een vraag wordt gesteld staat er in de zin vaak een vragend voornaamwoord. Vragend voornaamwoorden zijn: wie, wat, welk(e) en wat voor (een). Vragend voornaamwoorden verwijzen altijd naar personen of voorwerpen:

  • Wie heeft mijn witte trui gezien?
  • Wat is het nummer van de dokter?
  • Welke kleur ogen heb jij?
  • Wat voor een auto wil jij later?

Vaak staan de vragend voornaamwoorden aan het begin van de zin, maar soms ook niet:

  • Weet jij wie mijn trui heeft?
  • Weet jij welke kleur ogen je hebt?
  • Kun jij mij vertellen wat voor een auto je hebt?

Oefenen

Telwoorden

Voor je begint

Leerdoelen:

Na dit kopje kan je...

  • in eigen woorden uitleggen wat telwoorden zijn.
  • in eigen woorden uitleggen wat rangtelwoorden zijn en deze herkennen en correct toepassen in een zin.
  • in eigen woorden uitleggen wat hoofdtelwoorden zijn en deze herkennen en correct  toepassen in een zin.

Uitleg: telwoorden

Een telwoord geeft een aantal of een volgorde aan. Er zijn twee soorten telwoorden; hoofdtelwoorden en rangtelwoorden deze worden beide weer verdeeld in onbepaalde en bepaalde.

 

Hoofdtelwoorden: geven een aantal of nummer aan.

- Ik heb twee sokken.

Bij onbepaalde hoofdtelwoorden weet je niet precies de hoeveelheid:

  • Hij heeft weinig geld.
  • Hij heeft veel geld.
  • Sommige mensen zijn dakloos.
  • Alle mensen hebben eten nodig.

 

Bij bepaalde hoofdtelwoorden weet je de hoeveelheid wel precies:

  • Ik heb tien euro in mijn zak.
  • Hij heeft drie euro in zijn spaarpot.

 

Rangtelwoorden geven een volgorde aan:

  • Ik ben eerste geworden.

 

Bij onbepaalde rangeltelwoorden weet je de volgorde niet precies:

  • Hoeveelste is hij geworden?
  • Het is de zoveelste keer dat hij verloor.
  • Hij is alweer laatste geworden.

 

Bij bepaalde rangtelwoorden weet je de volgorde wel precies.

  • Zij is de eerste in de rij.
  • zij is tweede geworden
  • Hij is vierde geworden.

 

 

Oefenen

 

Sleep de woorden naar de juiste plek.

Toets

Toets klas 1

Toets klas 2

Evaluatie

Je hebt de wikiwijs bijna afgerond! Je hoeft alleen nog de onderstaande evaluatie in te vullen.

 

Bronnen

  • Junior Einstein. (2021). Taal-oefenen. Geraadpleegd op 13 december 2021, van https://www.taal-oefenen.nl/all_content 
  • Over TPACK. (z.d.). TPACK: Integratie van Ict in Het Onderwijs. Geraadpleegd op 21 januari 2022, van http://www.tpack.nl/over-tpack.html

 

  • Het arrangement Nederlands grammatica klas 1 en 2 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Marie-Lotte Rietveld Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2022-01-31 09:18:22
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Grammatica voor klas 1 en 2 VMBO KGT
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO theoretische leerweg, 1; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands; Begrippenlijst en taalverzorging;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    grammatica, lidwoord, nederlands, telwoorden, voornaamwoorden, voorzetsel, werkwoorden
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Werkwoordvormen

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.