uitleg: aanwijzend voornaamwoord.
Aanwijzend voornaamwoorden gebruik je wanneer je naar iets of iemand verwijst. Er zijn verschillende aanwijzend voornaamwoorden: die, dat, deze, dit.
welk aanwijzendvoornaamwoord je voor een zelfstandignaamwoord moet zetten hangt af van het lidwoord dat bij het zelfstandignaamwoord hoort.
- De: die en deze
- Ik zit bij die jongen in de klas.
- Ik zit bij deze jongen in de klas.
- Het: dat en dit
- Ik zit bij dat meisje in de klas.
- Ik zit bij dit meisje in de klas.
Ook moet je letten of waar je naar verwijst ver of dichtbij is.
- Ver: Die en dat
- Die jongen aan de overkant zit in mijn klas.
- Dat meisje aan de overkant zit in mijn klas.
- Dichtbij: Deze en die.
- Deze jongen op de foto zit in mijn klas.
- Dit meisje op de foto zit in mijn klas.
Een aanwijzend voornaamwoord kan ook verwijzen naar een stukje tekst.
- Hij pest vaak mensen. Dat vind ik echt niet kunnen.
- Dat: verwijst naar de zin ervoor.