Er zijn verschillende vormen werkwoorden en elk hebben ze een eigen functie:
Persoonsvorm:
De persoonsvorm kan je vinden door van de zin een vraag te maken. Het werkwoord wat veranderd van plaats in de zin is de persoonsvorm:
Hij is vandaag jarig
Is hij vandaag jarig?
Ik werk elke zaterdag in de supermarkt.
Ik werkte elke zaterdag in de supermarkt.
Voltooid deelwoord:
Voltooid deelwoord: het voltooid deelwoord wordt gebruikt om een tijd aan te geven die is voltooid. Een handeling of gebeurtenis is afgerond. Je maakt het voltooideelwoord door ge + ik-stam + t/d
Ik heb vandaag gewerkt
Zij heeft vandaag gewerkt
Wij hebben vandaag gewerkt
Infinitief:
de onbepaalde tijd of het infinitief is het hele werkwoord deze is niet bewerkt. Het werkwoord is niet dus precies zoals je het in een woordenboek zou vinden. Voor het infinitief kan je altijd 'kan' zetten:
Ik kan lopen.
ik kan werken.
ik kan fietsen.