Een werkwoord zegt iets over wat iemand doet of wat er gebeurt. Kortom een werkwoord geeft een handeling of actie van een persoon of een voorwerp aan.
Bijvoorbeeld:
Ik fiets elke dag naar school.
Hij draagt elke dag dezelfde trui.
Het meisje zingt erg mooi.
De onderstreepte woorden geven duidelijk aan wat een persoon doet. Het geeft een actie of handeling aan.
Een werkwoord kan je ook herkennen door het woord te proberen vervoegen:
Ik ben, jij bent, hij/zij is, wij zijn.
Ik fiets, jij fietst, hij/zij fietst, wij fietsen.