Materiaal en productietechnieken

Materiaal en productietechnieken

Welkom

           Materiaal en Productietechnieken

onderdeel van professionaliserings traject    Module -M

 

Door:                                    Arnold Prinsen

Mailadres:                          ahg.prinsen@ctstorkcollege.nl

Studentnummers:               S1124555

Klas:                                   BO-PRPIE-M

Beoordelaar:                       E. Schakelaar

Datum:                                Januari  2019

Opdrachtgever:                   E. Schakelaar

Betreft:                               Materiaal en Productietechnieken     

 

 

Periodieksysteem

 

Het periodiek systeem, of voluit het periodiek systeem der elementen, is een tabel met daarin de  elementen, geordend volgens hun atoomnummers (aantal protonen in de atoomkern), De tabel bevat vier rechthoekige blokken: de s-, p-, d- en f-blokken. Over het algemeen zijn binnen één rij (periode) de elementen die aan de linkerkant staan, metalen, en die aan de rechterkant niet-metalen.

Materiaal eigenschappen

Ferrometaal

Ferrometalen zijn die materialen waarbij ijzer het voornaamste bestanddeel is. Op grond van hun magnetische eigenschappen worden kobalt, nikkel  ook tot de ferrometalen gerekend. Alle overige metalen worden tot de non-ferrometalen gerekend.

Als Ferrometaal heb een stalen H-balk genomen voor ondersteuning .(constructiemetaal)

 

 

 

 

 

 

Non-ferrometaal

Een non-ferrometaal is een metaal dat geen ijzer bevat of waarin de legeringen ijzer niet als hoofdbestanddeel hebben (bijvoorbeeld koper, lood, aluminium, zink, brons en messing).

Non-ferrometalen kennen veel toepassingen in het dagelijks leven.

Voorbeelden hiervan zijn:

  • als bouwmateriaal voor vliegtuigen en lichtgewichtconstructies (aluminium, magnesium, titanium)
  • als elektrische geleider (kabels,  of contacten)
  • als coating , bescherming tegen corrosie 
  • als bedekkingsmateriaal (loden, zinken en koperen daken)
  • als onderdelen in de huizenbouw (afvoerpijpen en dakgoten)
  • als houders voor vloeistoffen (tinnen drinkkopjes )

Kunststoffen

  • Thermoplasten

Met een thermoplast bedoelen we een polymeer( polymeer is een organische verbinding)  die bij een bepaalde temperatuur week wordt en daardoor gemakkelijk vervormbaar is.

Voorbeelden van thermoplasten zijn onder andere:

  • polyvinylchloride (PVC)
  • polypropyleen (PP)

Eigenschappen Thermoplasten:

  • Behouden hun plastische eigenschappen.
  • Kan een nieuwe vorm aannemen.
  • Wordt soepel bij verhitting.
  • Moleculen bestaan uit lange ketens die onderling slechts verbonden zijn via zwakke bindingen.
  • Bindingen zijn zo zwak dat ze kunnen worden verbroken wanneer het plastic verhit wordt.

 

Als voorbeeld heb ik genomen PVC-afvoerbuizen.(b.v. riolering)

 

 

 

 

 

 

 

 

PVC buis hoort tot de amorfe kunststoffen  De ketens van moleculen liggen door elkaar heen zijn niet geordend. Dat is ook de reden dat het vervormd kan worden naar verwarming.

  • Thermoharders

Een thermoharder is in tegenstelling tot de thermoplasten een polymeer die bij verhitting zijn vorm behoudt en niet smelt.

Voorbeelden van thermoharders zijn onder andere:

  • bakeliet
  • melamine

Eigenschappen thermoharders:

  • Nadat ze hun vorm hebben gekregen kan deze niet meer worden gewijzigd.
  • Behoudt altijd zijn vorm.
  • Ontleedt en verbrand bij hoge temperaturen
  • Moleculen bestaan uit lange ketens, die onderling een groot aantal sterke chemische bindingen hebben.
  • Bindingen zijn zo sterk dat ze niet kunnen worden verbroken wanneer het plastic verhit wordt.

 

  • Elastomeren

Het woord elastomeer komt van de woorden ‘elastisch’ en ‘mer’ (in het Grieks betekent het deel, zoals in bijvoorbeeld ‘polymeer’’) Een elastisch materiaal neemt weer zijn oorspronkelijke vorm aan na verwijdering van een externe belasting.Indien de belasting gedurende lange tijd wordt aangehouden ontstaat een fenomeen dat men kruip noemt, de rek neemt toe onder constante belasting en dit resulteert in een permanente vervorming van het elastomeer. (Dit treedt bijvoorbeeld op als men een elastiek gedurende lange tijd opspant)

Voorbeelden van elastomeren zijn:

  • EPDM-rubber
  • Epichloorhydrinerubber (ECO)
  • Elastan
  • Isopreenrubber (IR)
  • Neopreen (polychloropreen)

Structuur van Stoffen

Kristallijne stoffen

Verreweg de meeste stoffen bestaan in vaste toestand uit kristallen: ze zijn kristallijn.

In een kristalrooster zitten de kleinste deeltjes (atomen, ionen of moleculen) op vaste plaatsen en op regelmatige afstanden van elkaar. De regelmatige stapeling op het niveau van de kleinste deeltjes komt op macroscopisch niveau tot uiting in het regelmatige uiterlijk van een kristal. De wijze waarop de deeltjes in een stof ten opzichte van elkaar zijn gerangschikt noemen we de structuur van een stof.

 

Kristalroosters

Voor een beschrijving van kristalroosters komt de ruimtelijke meetkunde van pas. Geometrisch blijken er zeven hoofdtypen kristalroosters te bestaan, meer niet. Daarvan is het kubische kristalrooster het regelmatigst en het meest bekend: de kleinste deeltjes vormen een kubisch patroon, ze nemen als het ware de hoekpunten van een kubus in.

(Bron:http://materiaalleer1em.weebly.com)

Op de hoeken bevinden zich de ijzeratomen en in het midden het koolstofatoom.

 

In vaste (kristallijne) stoffen onderscheiden we vier soorten kristalroosters, afhankelijk van het soort binding tussen de deeltjes waaruit het kristal is opgebouwd: ionroosters, metaalroosters en molecuulroosters.

Soort stof

Kristalrooster

Bindingstype

Soort deeltjes

Zout

ionrooster

ionbinding

ionen

Metaal

metaalrooster

metaalbinding

metaalatomen

Moleculaire stof

molecuulrooster

molecuulbinding / vanderwaalsbinding

moleculen

 

Amorfe stoffen

Er bestaan ook stoffen waarin de deeltjes net niet regelmatig genoeg zijn geordend om kristallen te vormen. We noemen dit glasachtige of amorfe stoffen (amorf = vormeloos). Voorbeelden zijn glas, plastics en rubber.
Het meest kenmerkende verschil met kristallijne stoffen is dat amorfe stoffen geen scherp smeltpunt hebben, maar langzaam week worden bij toenemende temperatuur.

 

Kristalroosters

 

 

 

 

 

 

 

Draagbalk.

Roosterstructuur (kristalstructuur) ferrometaal.

Constuctiestaal heeft een kubische kristalrooster dit komt het regelmatigst en is het meest bekend: de kleinste deeltjes vormen een kubisch patroon, ze nemen als het ware de hoekpunten van een kubus in.

(Bron:http://materiaalleer1em.weebly.com)

Op de hoeken bevinden zich de ijzeratomen en in het midden het koolstofatoom.

 

PVC-buis

Roosterstructuur (kristalstructuur) kunststof.

Kunststoffen vallen onder de Amorfe stoffen

De deeltjes zijn net niet regelmatig genoeg zijn geordend om kristallen te vormen. We noemen dit glasachtige of amorfe stoffen (amorf = vormeloos).
Het meest kenmerkende verschil met kristallijne stoffen is dat amorfe stoffen geen scherp smeltpunt hebben, maar langzaam week worden bij toenemende temperatuur.

 

 

 

 

 

 

  • Moleculen bestaan uit lange ketens die onderling slechts verbonden zijn via zwakke bindingen.
  • Bindingen zijn zo zwak dat ze kunnen worden verbroken wanneer het plastic verhit wordt.

ijzerkoolstofdiagram

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(bron:https://www.tosec.nl)

Constuctiestaal zoals in mijn voorbeeld van de H-balk heeft een laag koolstofgehalte.

Het heeft een koolstofgehalte van maximaal 0.25% afhankelijk van de chemische samenstelling en de toepassing van het materiaal helemaal links in het diagram.
 

Koolstof speelt een belangrijke rol bij de structuurvorming van ijzer. IJzer (Fe) en Koolstof (C) vormen een kubisch rooster. Op de hoeken van deze roosters bevinden zich IJzeratomen.

(zie paragraaf kristalroosters - roosterstructuur  constructiebalk)

Koolstof is het belangrijkste legeringselement in staal. De hoeveelheid koolstof bepaalt de hardheid van het materiaal en daarmee ook de bruikbaarheid.


Veelgebruikte staalsoorten zijn b.v.  S235, S275 en S355.

B.v. S235 is een samenvatting van een aantal eigenschappen die het materiaal heeft. Zo duidt de S op ”structural”, vrij vertaald constructiestaal of staal. De “235” geeft de vloeigrens in MPa (megapascal in N/mm²) aan.
 
Het constructiestaal Heeft de vogende eigenschappen:
  • Laag koolstofgehalte
  • Relatief zacht materiaal
  • Goed koud en warm te vormen
  • Goede lasbaarheid (zonder hard / bros te worden)
  • Grote rek

Spanningsrekdiagram ferrometaal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(afbeelding; Spanningsrekdiagram)

Horizontaal staat de rek uit (hoeveel het materiaal uitrekt in mm tijdens de proef).
Verticaal staat de trekspanning uit die ontstaat door een constante kracht op het werkstuk uit te oefenen.

Het spanning rek diagram is een methode om de  belastbaarheid van materialen af te lezen. Voor veel constructies en materialen, waaronder ook metalen is belastbaarheid één van de belangrijkste eigenschappen. De belastbaarheid van metalen wordt getest aan de hand van een zogenaamde trekproef. Hierbij wordt een  stalen staaf langzaam uitgerekt, totdat deze knapt. Vanaf het startpunt tot het moment van het knappen maakt het metaal verschillende fases door, die geregistreerd worden in het spanning-rekdiagram. Uit het spanning-rekdiagram zijn de elastische vervormingsgrens, plastische vervormingsgrens, maximale treksterkte en breukgrens af te lezen die die belangrijk zijn bij het construeren en ontwerpen van metalen constructies.

Fase 1

In de eerste fase van het spanning-rekdiagram is er sprake van elastisch gedrag. Zodra de  spanning wordt weggenomen zal het materiaal weer zijn oorspronkelijke lengte terugkrijgen. Er is sprake van volledig herstel.

Hoe minder rek het materiaal heeft hoe stijver het materiaal is zal de grafiek steiler gaat lopen. Bij slap materiaal zal de grafiek minder steil gaan lopen.

Fase 2

Aan het einde van fase 1 (proportionaliteitsgrens)   Vanaf de proportionaliteitsgrens tot aan de elasticiteitsgrens is ook nog sprake van plastische vervorming (einde fase 2 )  de benodigde spanning om het materiaal te rekken neemt af totdat het laagste vloeipunt is bereikt.(begin fase 3)

Hoe hoger de vloeigrens hoe stugger het materiaal. Anders geldt ook hoe lager de vloeigrens hoe weker het materiaal

 

Fase 3

Een kleine toename aan spanning boven de elasticiteitsgrens zorgt ervoor dat het materiaal begint te vloeien.  De benodigde spanning om het materiaal te laten vloeien wordt vloeispanning of vloeipunt genoemd. Dit punt ligt vlak boven de elasticiteitsgrens. Als de spanning bij het bereiken van de  vloeigrens niet verder opgevoerd word zal het materiaal toch verder uitrekken. Anders gezegd: bij een vasthoudende spanning zal er toch verlening optreden van het materiaal. Zodra het vloeien is opgehouden wordt de vierde fase ingeluid: versteviging.

 

Fase 4

Als de  belasting na de vloeigrens wordt opgevoerd zal het materiaal verder vervormen. De  structuur van het materiaal zal zodanig veranderen dat het materiaal sterker wordt. Dit gebeurt vanaf begin fase 4 tot einde fase 4. tot de maximale trekspanning (treksterkte).

Hoe hoger de treksterkte ligt in de grafiek hoe sterker het materiaal is . Hoe lager de treksterkte hoe zwakker het materiaal is.

Fase 5

Zodra de maximale spanning bereikt  begint de oppervlakte van het materiaal  plaatselijk dunner te worden  wat  insnoering wordt genoemd.Het materiaal zal steeds verder uitrekken totdat de insnoering zo sterk is dat het materiaal breekt.(einde fase 5). Dit wordt de breukspanning genoemd en wordt ook wel aangegeven als het breekpunt.

Hoe langer het duurt voordat het materiaal breekt hoe taaier het materiaal is . Duurt het relatief kort dan spreken we van een bros materiaal

Onderste grafiek laat nogmaals zien waar de eigenschappen van het materiaal liggen in de spannings-rekdiagram .

 

Productietechnieken

er zijn verschilende productietechnieken. Onderscheidend in verspanen en niet verspanen.

Bij verspanende bewerkingen  wordt gebruik gemaakt van verschillende werktuigmachines. kenmerk is dat er kleine deeltjes van het werkstuk  worden weggenomen.

deze kleine deeltjes hebben meestal de vorm van een spaantje of spanen daarom wordt deze bewerking verspanende techniek genoemd.

Verschilende verspanende technieken zijn o.a :

draaien, boren, frezen en zagen. Ook slijpen en schaven kunnen tot de verspanende bewerkingen worden gerekend.

Een niet-verspanende bewerking is een bewerking  die wordt gebruikt om basismateriaal in een bepaalde vorm te brengen zonder dat daarbij spanen van het werkstuk worden verwijdert. Dit is het grote verschil met een verspanende bewerking of een verspanende techniek.

Verschillende niet-verspanende technieken zijn o.a :

buigen, walsen, zetten en kanten, lassen en gieten.

 

Verspanen

- Boren

Bij boren wordt een rond gat in een product wordt gemaakt met behulp van een boor.

Wanneer de bewerking wordt uitgevoerd met behulp van een boormachine, dan voert het gereedschap zowel het ronddraaien als de beweging richting het product uit.

Kwaliteitsklassen bij boren.

Dmax minus Dmin is de tolerantiewaarde


De kwaliteitsklasse bij boren liggen tussen klasse H10 t/m H14.

De toleranties bij boren zijn groter dan bv bij frezen en draaien (zie: maattolleranties)
Ruwheden bij boren.
De Ra bij boren zit tussen 0,8 μm en 12,5 μm

- Draaien

Bij draaien wordt  het product vastgezet in de klauw van de draaibank. Het product wordt rondgedraaid en door middel van een beitel wordt er materiaal van het product afgehaald.. De beweging in langsrichting en dwarsrichting wordt uitgevoerd door de beitel.

Draaien wordt uitgevoerd op een draaibank. conventionele draaibank of een CNC-draaibank.(Computer Numerical Control) producten kunnen op deze manier snel en nauwkeurig worden gemaakt.

Kwaliteitsklassen bij draaien klasse 4 t/m klasse 10.

De tolerantie is afhankelijk van de de klasse.

Bijvoorbeeld  een tollerantie klasse 8 op een maat van 5 mm geeft een tolleranteveld van 18 μm (=0,018mm)Dezelfde tolerantieklasse op een maat van 100mm geeft tollerantie van 54μm(=0,054mm) de kwaliteit is van beiden gelijk.

Ruwheden bij draaien (Ra)
De ruwheid wordt aangegeven met de Ra.  De eenheid van Ra is μm.

Bij draaien ligt de ruwheid tussen de 0,4 μm en 12,5 μm.

 

- frezen

Bij frezen wordt het werkstuk vastgezet in klemmen en de frees voert de verspannende bewerking uit  en is tegenwoordig vaak computergestuurd is (CNC).

Kwaliteitsklasse bij frezen klasse 10 t/m klasse 13

Toleranties bij frezen Bijvoorbeeld  een tollerantie klasse 10 op een maat van 5 mm geeft een tolleranteveld van 48 μm (=0,048mm) en bij klasse 13  180μm (=0,18mm) . De toleranties zijn dus groter dan bij draaien.

Ruwheden bij frezen (RA)

Bij frezen ligt de ruwheid tussen de  0,4 μm en 12,5 μm.

waarden zijn vergelijkbaar aan draaien.

niet-verspanen

- Walsen

Walsen is een niet -verspanende methode waarbij een dikke plaat staal of ander metaal door twee of meer walsrollen wordt omgevormd tot vlakke platen, folies of profielen.

Dit kan warm of koud gebeuren.

  1. walsen met  ronde rollen.

hiermee verkrijgt je platen of folies, die je dan later kunnen afwerken. (Walsen met rollen.)

  1. walsen met geprofileerde rollen, hiermee maakt men onder andere:
    • T of I profielen, als draagconstructie
    • buizen in allerlei diameters
    • dikwandige pijpstukken
  • Het verschil tussen koud gevormd en warm gewalst staal

Koud,het staal wordt  getrokken of gevormd, waarbij geen hitte aan te pas komt of Warm:er  wordt een massief heet stuk staal warm gewalst om de gewenste vorm te verkrijgen. Het grote verschil tussen beide is dat het getrokken staal koud een vervorming is ondergaan.

voordeel: warm walsen vraagt minder energie omdat de vloeigrens lager is.(warmbandwalserij)

het grootste deel staal wordt tot een 22,5 centimeter dikke plak gegoten en vervolgens in de
warmbandwalserij bij een temperatuur van circa 1200 °C in bijvoorbeeld 12 stappen
gewalst tot een dikte tussen de 25 en 1,5 millimeter; aan het einde van de productielijn
wordt het staal opgerold (het warm walsen is dus behoorlijk heet walsen)

Warmgewalst plaatstaal kan worden toegepast als bron voor koudgewalst (koudgevormd)
stalen profielen.

Enkele kenmerken van koudgevormd staal (dat koud gevormd wordt uit warmgewalst staal)
ten opzichte van warmgewalst:

koudgevormd                                                          warmgewalst
-blank, metaalkleurig oppervlak                                -vaak donkerder van kleur
-meestal een glad oppervlak                                    - vaak wat ruwer oppervlak
-heeft geen walshuid                                                - heeft een walshuid
-lichter dan warmgewalst,                                         -vaak zwaarder (dikker) dan koudgewalst
-minimum plaatdikte voor koudwalsen is ca.
0,10 mm
-is sterker (harder) dan warmgewalst staal,           
maar de rek (taaiheid) en vervormbaarheid
zijn geringer



Kwaliteitsklassen bij walsen
De kwaliteitsklasse bij walsen liggen tussen de klasse 12 t/m klasse 16  Dat in vergelijking tot de verspannende technieken draaien, frezen hoger dus  veel minder nauwkeurig . Nabewerking door een niet-verspannende techniek komt daardoor in de praktijk veel voor.

Toleranties bij Walsen

Ook de tolerantie is bij walsen is groter dan bij de meeste verspanende bewerkingen .
Ruwheid bij Walsen

koud walsen ligt tussen de 0,2 μm en 6,3 μm

warm walsen ligt tussen de 6,3 μm en 50 μm


 

Losneembare verbindingstechnieken (mechanisch)

Losneembaar, voorbeelden:

  • Bout-en moerverbindingen
  • Spieverbindingen
  • Tandwielverbindingen

 

Bout-en moerverbinding

en bout is een ronde staaf van metaal of ander materiaal waarop schroefdraad is aangebracht en die voorzien is van een kop.In combinatie met een moer is het een middel om twee of meer voorwerpen met elkaar te verbinden.

De kop van een bout kan er verschillend uitzien:

  • een zeshoekige kop voor gebruik met een sleutel,
  • een zeszijdig gat in de kop,  voor een inbus
  • een zespuntig, stervormig gat in de kop, voor een torx
  • een sleuf in de kop, voor gebruik met een schroevendraaier.

Staalkwaliteit:

Op de boutkop is met een ISO code aangegeven wat de staalkwaliteit is, bijvoorbeeld 8.8 of 12.9 Hierbij is het getal voor de punt de 1% van de treksterkte in N/mm². Het getal achter de punt is het tienvoudige van vloeispanning / treksterkte. Bijvoorbeeld, voor een staalkwaliteit 12.9 :

Berekening treksterkte (met getal vóór de punt):

 

Spieverbinding

(Gedemonteerde schijfspie bij een dynamo (de spie ligt op de schroefdraad)

Een spie is een verbinding tussen een naaf en een as. Deze verbinding kan ook weer worden uitgenomen.

Bij een schijfspieverbinding heeft de  inlegspie de vorm van een halve schijf. Deze spieis beter dan de gewone inlegspie bestand tegen kantelen. Omdat de diepe spiegleuf de as  verzwakt wordt deze verbinding alleen toegepast bij licht belaste assen.

Schroefverbinding

Een  schroef drukt de te verbinden delen  met kracht tegen elkaar.  Zodat de te delen tegen elkaar  aan blijven zitten.

Een schroefverbinding van een spoorstaaf en een dwarsligger

Niet losneembare verbindingstechnieken (lastechnieken)

Niet losneembaar, voorbeelden:

  • Klinknagelverbindingen
  • Krimpen
  • Lassen

klinknagelverbinding

Een klinknagel is een bevestigingsmiddel, bestaande uit een metalen pen die voorzien is van een verdikt uiteinde; de zetkop genoemd. De meest toegepaste klinknagels hebben een ronde bolle of een verzonken zetkop. De kop die erop wordt geklonken heet de sluitkop, ook deze kan bol of plat uitgevoerd zijn.

Ze worden gebruikt om platen en profielen met elkaar te verbinden door middel van klinken

(Een geklonken bufferbalk van een stoomlocomotief)

Krimpen

Krimpen is een verbindingstechniek die gebruikmaakt van de elastische vervormbaarheid van een of van beide de te verbinden materialen.

In de metaaltechniek is krimpen een bewerking voor het samenvoegen van twee stukken metaal door één of beide stukken zodanig te vervormen dat beide stukken aan elkaar blijven vastzitten. De vervorming noemt men de krimp.

(Een voorbeeld van een (krimp)huls van een staalkabel)

Lassen

 

Je hebt een aantal verschillende soorten lasmethoden.

  • Mig/mag lassen
  • Tig Lassen
  • BMBE Lassen

 

  • MIG-lassen (Metaal lassen met Inerte Gassen)
  • MAG-Lassen (Metal Active Gas)

(bron Tosec)

(afbeelding:bron Tosec)

Bij deze vorm van lassen wordt een lasdraad aangevoerd. Deze draad heeft twee functies. Namelijk als elektrode en als toevoegmateriaal.Tijdens het lassen moet het smeltbad beschermt worden tegen zuurstof. Dit gebeurd door het toevoegen van een beschermingsgas. Bij MIG lassen is dat bv argon of een mengsel van argon met helium en waterstofgas. Bij MAG lassen is dat bv koolstofdioxide. Gebruik van koolstofdioxide is veel goedkoper.
Het lassen kan uitsluitend in een gesloten ruimte plaatsvinden

Voordelen:

  • Hoge lassnelheid
  • Goede bescherming tegen oxidatie
  • Toepasbaar in alle lasposities

Nadelen:

  • Windgevoelig
  • Corrosie moet vooraf weggeslepen worden

 

  • TIG lassen (Tungsten Inert Gas)

(afbeelding:bron Tosec)

TIG-lassen wordt vooral toegepast in dunne plaat van aluminium en RVS, maar kan ook voor staal gebruikt worden.

Bij deze vorm van lassen bevindt zich wolfraam elektrode in het gasmondstuk die echter niet als toevoegmateriaal wordt gebruikt. Deze wordt extra toegevoerd waardoor je bij deze vorm van lassen altijd twee handen nodig hebt in  tegenstelling tot het MIG/MAG lassen en het lassen met beklede elektrode. Vanuit het gasmondstuk wordt er een beschermingsgas toegevoerd die de las moeten beschermen tegen invloeden van buitenaf.
Kenmerkend van deze vorm van lassen is dat het veel vaardigheid van de lasser vraagt om hiermee goed te lassen.

Voordelen:

  • Hoge laskwaliteit
  • geen slak
  • Goede bescherming tegen oxidatie
  • Toepassing in alle posities

Nadelen:

  • Windgevoelig
  • Handmatige invoer vereist veel vaardigheid van de lasser

 

  • BMBE-lassen (Booglassen met beklede elektrode)

(afbeelding:bron Tosec)

De elektrode heeft twee functies. Namelijk om de lasboog tot stand te brengen en als toevoegingsmateriaal.
Uit de bekleding van de elektrode ontstaat het beschermingsgas.
Bij deze vorm van lassen wordt een constante stroom gebruikt.

Voordelen:

  • Apparatuur is licht en compact.

  • Apparatuur is goedkoop en algemeen verkrijgbaar.

  • Lasproces is eenvoudig te leren.

  • Lasproces is buiten met enige wind toepasbaar.

nadelen:

  • Ontstaan van slakvorming die verwijdert moet worden.
  • Niet eenvoudig te automatiseren.

 

Corrosie

Corrosie is de scheikundige aantasting van materialen door stoffen in hun omgeving.

We onderscheiden vele soorten corrosie o.a.:

  • Zuurstofcorrosie
  • Zuurcorrosie
  • Galvanische corrosie
  • Spanningscorrosie
  • Putcorrosie
  • Spleetcorrosie

Zuurstofcorrosie

De meest bekende corrosiereactie is die waarbij zuurstof  in combinatie met water of vocht , reageert met ijzer, koper, of een ander metaal zodat het gaat geoxideerde.

Dus bij zuurstofcorrosie : reageert het metaal op water en zuurstof en wordt daardoor aangetast. Er ontstaat een olielaag die bruin van kleur is . Het roesten van ijzer is een voorbeeld van zuurstofcorrosie.

Zuurstofcorrosie treedt op in een vochtige omgeving .

Voorbeelden van zuurstofcorrosie:

Gerelateerde afbeelding

Gerelateerde afbeelding

Galvanische corrosie

Galvanische corrosie treedt op wanneer we twee metalen aan elkaar bevestigde.Tussen deze twee metalen is dan sprake van een duidelijke verschil in potentiaal.Twee verschillende en aan elkaar gekoppelde metalen vormen een zogenaamd galvanisch koppel waardoor corrosie ontstaat.

voorbeeld van galvanische corrosie:

Gerelateerde afbeelding

spleetcorrosie

Zoals de naam aangeeft treedt spleetcorrosie op in spleten en kieren die gevuld raken met water. In deze kieren en spleten kan het water niet voldoende ververst worden, zodat het water een andere samenstelling krijgt . Het materiaal wordt aangetast en gaat corroderen.

voorbeeld van spleetcorrosie:

Afbeeldingsresultaat voor spleetcorrosie

Preventie

Dit kan op de volgende manieren:

  • Constructieve details;

  • Materiaalkeuze;

  • Beschermende laag;

  • Kathodische bescherming.

 

Constructieve details

Door een goede manier van construeren kan corrosie aanzienlijk worden verminderd of zelfs worden voorkomen.

  • Zorg dat water niet lang op de constructie kan blijven staan.
  • Zorg dat zich geen vuil kan verzamelen.
  • Vermijd spleten. Deze kunnen gevuld worden met vocht.
  • Zorg voor strakke lasnaden of bewerk ze na.
  • Voorkom contactcorrosie. Isoleer ongelijksoortige metalen van elkaar.

Materiaalkeuze

Het ene materiaal is gevoeliger voor corrosie dan het andere. De eerste methode van corrosiepreventie is het kiezen van een corrosiebestendig materiaal.

Beschermende laag

Als we een beschermende laag aanbrengen kan corrosie worden voorkomen.

Dit kan door:

  • Coatings (verven of lakken)
  • Bekleden met rubber of harsen
  • Verzinken, bijvoorbeeld door galvaniseren
  • Anodiseren van aluminium; door het aanbrengen van een  aluminiumoxidelaag  op het materiaal, die verdere corrosie belemmert

Kathodische bescherming(KB)

Dit is een methode om metalen voorwerpen in grond of water te beschermen tegen corrosie.

 

Er wordt gelijkstroom gezet op metalen voorwerpen die in de bodem of het water zijn geplaatst, met het doel deze voorwerpen te beschermen tegen aantasting door corrosie. Door de stroom te sturen is het mogelijk het spanningsverschil  zodanig te veranderen, dat corrosie wordt onderdrukt. Het materiaal krijgt dan een kathodische bescherming .

 uitleg katodische bescherming (KB)

 

één van de grootste kathodische beschermingssystemen ter wereld is de Stomvloedkering Oosterschelde.

Elke van de 62 schuiven heeft een zestal schuifgeleidingen, voorzien van aluminium-bronzen geleideplaten die zich grotendeels onder water bevinden. Als bescherming tegen corrosie worden deze geleideplaten kathodisch beschermd door 24 potentiaal-gestuurde gelijkrichters met een totale capaciteit van 6200 Ampère,

Bronvermelding

  • Het arrangement Materiaal en productietechnieken is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Arnold Prinsen Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    metaal
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.