portfolio Malin Benjamins
Ik ben Malin.
Mijn volledige naam is Malin Reny Benjamins, ik ben 18 jaar en ik woon sinds maart 2021 in Groningen. Nadat ik merkte dat de reis tussen Zwolle en Groningen aardig veel werd heb ik besloten de overstap te maken naar Noorderpoort.
De basis:
Ik ben een geboren en getogen jongen uit Meppel, kom uit een gecompliceerd gezin waarin ik meerde broers/zussen heb. Heb vanaf jongs af aan veel op mijn bordje gehad en daar ben ik grotendeels door gevormd en sterker door geworden. Ik ben een echte familieman en loyaal aan mijn vrienden en mensen die dichtbij staan.
Motivatie:
De reden dat ik voor deze opleiding gekozen heb is, omdat het mij een goede vooropleiding voor wat ik ook ga doen met mijn leven. De karaktiristieke dingen binnen deze opleiding sluiten aan bij mijn karakter en daar kan ik dan ook mijn pluspunten in laten zien.
Hobby's:
Ik heb verschillende interesse gebieden als het aankomt op ''hobby's''. Aan de ene kant ben ik erg actief,ik houd veel van verschillende sporten beoefenen en ben daar ook zeker fanatiek in. Aan de andere kant kan ik ook veel genieten van mijn tijd op mezelf met een goede film. Buiten dat om ben ik graag met mijn vrienden en maak ik graag nieuwe dingen mee.
Op deze manier hoop ik een beter beeld van mezelf geschept te hebben tot verduidelijking van mijn portfolio.
examinering
B1-K1-W1
Leervragen:
- Hoe verzamel ik informatie?
- Hoe maak ik contact met de cliënt?
- Hoe analyseer ik verkregen informatie?
- Wat is de sociale context van een cliënt en wat kun je met deze informatie?
- Hoe leg ik contact met andere organisaties?
- Wat is ethisch en integer handelen en hoe zet ik dit in?
Leervraag 1: Hoe verzamel ik informatie
Practice Based:
Ik loop stage bij Entree in Zwolle, dat is een algemene MBO 1 opleiding voor reguliere en anderstalige studenten, daarbij zit ook nog de ISK dat is voor vluchtelingen jongeren die zich gaan voorbereiden op burger worden in Nederland.
Als ik basisinformatie nodig ben van een leerling is er een dossierkast waar ik alles kan vinden wat betreft woongegevens, leeftijd, naam etc. Voor de rest zal ik de leerlingen moeten leren kennen en een band met ze op moeten bouwen terwijl ik ze begeleid als ze vragen hebben. Met de leerlingen omgaan en in gesprek met ze blijven zijn een de van de belangrijkste taken die ik heb op mijn stage en ongetwijfeld ook op elk ander vakgebied van een sociaal werker.
Theorie Based:
Om een persoon goed te kunnen begeleiden, heb je gegevens over hem nodig: gegevens die de persoon typeren of die je informatie geven over zijn woon- en leefomstandigheden, participatie, mentaal welbevinden en autonomie, lichamelijk welbevinden en gezondheid. Tijdens je werk verzamel je zo veel mogelijk van dit soort gegevens. Om ze goed te kunnen inventariseren, gebruik je een stappenplan. Heb je de gegevens geïnventariseerd, dan bepaal je welke punten spoedeisend (urgent) en belangrijk zijn. Dit doe je met een urgentiematrix. Zo kun je de gegevens samenvatten en aandachtspunten formuleren voor de zorg- en dienstverlening.
Leervraag 2: Hoe maak ik contact met een cliënt
Practice based:
Contact maken met de leerlingen is vooral bij de anderstalige studenten van mijn stage wat eenvoudiger, mocht ik ze helpen met hoe klein de taak ook, zijn ze enorm dankbaar dat ik ze help. Naar mijn mening op het moment dat iemand heel dankbaar naar je is maakt het een stuk makkelijker om dan een snel praatje te maken met de leerling doordat je al een soort vertrouwen en warmte hebt opgebouwd. Het algemene contact maken met elke willekeurige leerling is eigenlijk iets wat je gewoon moet doen. Om misschien wat kleiner te beginnen, kun je eventueel beginnen met alleen groeten, maar uiteindelijk zal het snel uitgroeien naar een klein gesprekje. Niet nadenken, vooral lekker doen en jezelf zijn.
Theorie Based:
In het voorbeeld inventariseert Maaike gegevens over Herman die belangrijk zijn voor de aan te bieden ondersteuning. Om een totaalplaatje te krijgen, verzamelt ze nog meer gegevens. Wat is zijn medische achtergrond en heeft hij een geloofsovertuiging? Houdt hij zich aan dieeteisen? Is hij vrolijk van aard of juist wat somber? De gegevens zijn in te delen in zes soorten:
Leervraag 3: Hoe analyseer ik verkregen informatie
Practice Based:
Er zijn verschillende manieren op hoe ik informatie analyseer. Dat hangt af van de manier hoe ik informatie ontvang, dat kan via een student zelf zijn die het mij verteld of door bijvoorbeeld een dossier die ik verkrijg van de administratie.
Ik bekijk de gegevens die ik nodig ben en indien ik vragen heb kan ik terecht bij mijn mede collega's.
Theorie Based:
Gegevens kun je op een aantal manieren inventariseren. Om zo efficiënt mogelijk te werken, volg je een stappenplan. Zo voorkom je dubbel werk, bespaar je tijd en zie je niets over het hoofd.
Gegevens kun je inventariseren door:
-
dossiers te onderzoeken
-
collega’s te raadplegen
-
andere disciplines te benaderen waar eerder ondersteuning is geboden
-
te observeren
-
gesprekken te voeren met de persoon
-
gesprekken te voeren met naasten van de persoon.
Om gegevens te inventariseren, kun je een dossieronderzoek starten. Dit doe je als er al een dossier van de persoon is binnen de instelling of bij andere instellingen waar de iemand zorg, ondersteuning of begeleiding krijgt. Voor inzage van dit dossier moet je wel toestemming krijgen. Voor dossieronderzoek heb je altijd toestemming nodig van de persoon. Vervolgens ga je op zoek naar dossiers, zoals een ondersteuningsplan, zorgleefplan, behandelplan, handelingsplan, overdrachtsformulieren en observatierapportages. Je leest alle gegevens goed door en noteert de belangrijkste. Deze vat je samen en bespreek je daarna met de persoon of zijn vertegenwoordigers. In dit gesprek actualiseer je de gegevens.
Om meer gegevens te achterhalen, kun je collega’s raadplegen binnen je eigen organisatie. Dit kunnen teamleden zijn, collega’s van andere disciplines (ergotherapie, fysiotherapie, logopedie, praktijkondersteuner huisarts) of collega’s van een andere afdeling of groep. Als een persoon aangeeft dat hij eenzaam is, kun je aan de buurtopbouwwerker vragen of hij bekend is met de sociale situatie van de persoon. De buurtopbouwwerker kan je dan misschien vertellen dat de persoon sociaal erg actief is in de wijk. Je weet dan dat iemand wel veel sociale contacten heeft, maar zich van binnen toch eenzaam voelt. Je kunt je begeleiding dan hierop aanpassen.
Je kunt ook gegevens verzamelen bij collega’s in andere organisaties waar de persoon contact mee heeft gehad of begeleid is. Denk aan het consultatiebureau, de huisarts, gedragsdeskundigen, leerkrachten, de gemeente en de sociale werkplaats. Je benadert ook hen alleen na toestemming van de persoon of zijn vertegenwoordiger.
Als een persoon opgenomen is, kun je een observatie starten. Als je nog niets weet van de persoon, is een twaalf of vierentwintig uur observatie gebruikelijk. Hiermee inventariseer je het gedrag van iemand. Bijvoorbeeld bij opname in een crisisopvang of in een verslavingskliniek. Ook kun je gericht naar bepaalde momenten van observeren kijken, bijvoorbeeld een haal/breng-moment, een bezoek van familie of tijdens het eten. Dit geeft je specifieke informatie over een bepaalde situatie.
De belangrijkste methode om gegevens te inventariseren is het voeren een gesprek met de persoon en zijn familie, naasten en/of wettelijk vertegenwoordiger. Betrek de persoon bij de zorg- en dienstverlening. Vertel niet alleen wat de persoon moet weten, maar vraag ook wat jij wilt weten. Neem een open houding aan waardoor iemnd zijn wensen en behoeften kenbaar kan maken. Soms is de persoon niet in staat zich verstaanbaar te maken. Bijvoorbeeld iemand die niet of nauwelijks Nederlands of Engels spreekt, of iemand met een slecht gehoor. Dan is input van naasten of een tolk essentieel.
leervraag 4: Wat is de sociale context van een cliënt en wat kun je met deze informatie?
Practice Based:
De sociale context van de cliënt is vrij breed. Al helemaal op de stage waar ik loop spelen achtergrond, vrienden, gezin en docenten een grote rol. Het is belangrijk als sociaal werker dat je vriendelijk en toegankelijk voor ze bent. Dit is van essentieel belang bij het begeleiden van deze jongeren. Als je een vriend voor ze bent en ze helpt, merk je hoe dankbaar ze zijn nadat het traject klaar is, hoe kort dan ook.
Theorie Based:
Nadat je alle gegevens hebt geïnventariseerd is het zaak alle gegevens te rubriceren, zodat je ze kunt analyseren en conclusies kunt trekken. Rubriceren is het indelen van gegevens onder de juiste noemer. Voorbeelden van rubrieken zijn persoonstypering, woon- en leefomstandigheden, participatie en mentaal welbevinden.
Leervraag 5: Hoe leg ik contact met andere organisaties?
Practice Based:
Het contact met andere organisaties gaat op verschillende manieren. Het kan zijn dat je organisatie bij wie je werkt al verschillende vaste netwerk organisaties heeft, dan is het makkelijk om ze te contacteren als je wat nodig bent. Is het voor het eerst dan bel ik vaak de benodigde organisatie en stel ik mij voor en vertel ik mijn doel en probeer ik het zo goed en vriendelijk mogelijk te regelen.
Leervraag 6: Wat is ethisch en integer handelen en hoe zet ik dat in?
Examen B1-K1-W1
B1-K1-W2
Practice Based:
Ethisch en integer handelen bestaat bij mij uit (zakelijk)fatsoen, richting je collega's en je cliënt dat je geen onderscheid maakt maar er bent om mensen te helpen. Eerlijk en bertrouwbaarzijn is ook een enorme factor binnen het werkveld, zorgen dat je altijd de juiste waarheid voorop stelt en dat mensen op je kunnen bouwen, zowel je collega's als je cliënten. Als laatste komt empathie natuurlijk aan bod. Je empathisch vermogen moet je altijd op aankunnen zorgen dat je mensen aanvoelt is voor mij nummer een in dit vak. Zolang je dat voelt kun je altijd de juiste aanpak aanvoelen.
Leervragen:
Wat is een aanpak/draaiboek?
Hoe maak ik een aanpak? En hoe stem ik deze af met alle betrokkenen?
Waarom maak ik een aanpak?
Welke theorie over een aanpak is er?
Wie heb ik nodig voor het maken van een aanpak?
Wat zijn verschillende aanpakken?
Wat is methodisch werken?
Met welke instanties kan ik samenwerken/netwerk partners?
Hoe verwijs ik cliënten door?
Wie is de regievoerder over de aanpak?
Welke middelen heb je nodig bij je aanpak/draaiboek en waar haal je deze vandaan?
Leervraag 1: Wat is een aanpak/draaiboek?
Practice based:
Een draaiboek is een enorme plan voor een aanpak, meestal maak je een draaiboek als je een wat grotere activiteit gaat organiseren. Ik gebruikte draaiboeken om een jongere te begeleiden bij voetbal training om zo alles in kader te brengen wat er moest gebeuren. Wat er in een draaiboek staat is verschillend, maar vaak komen deze dingen altijd erin voor.
- benodigdheden
- tijdsduur
- betrokkenen
- budget
Leervraag 2: Waarom maak ik een aanpak?
Practice Based:
Een aanpak maak je om je activiteit voor jezelf duidelijk te maken zodat je weet waar je aan toe bent, ook als iemand het bijvoorbeeld bij je moet nakijken weet diegene je gedachte gang van te voren. Alles voor jezelf word zo meer geordend waardoor je meer rust voor jezelf creeërd.
Leervraag 3: Welke theorie over een aanpak is er?
Practice Based:
- Voorbeeld activiteit: Stage zoeken.
Interesses in kaart brengen doormiddel bijvoorbeeld: woordweb. Stageplekken zoeken, eigen ingevingen van hun interrese gebieden. Top 5 van stages maken. CV maken. Telefoongesprekken voorbereiden (eigen kracht inzetten). Op gesprek (kan samen/individueel). Dag laten meelopen met de stage om echt te laten kijken of de interesse ligt bij de gekozen stage, anders herhalen van het proces.
Leervraag 4: Hoe maak ik een aanpak?/Hoe stem ik mijn aanpak af met alle betrokkene?
Practice Based:
1. Besluit van te voren wat voor een aanpak je wil gaan gebruiken.
2. Maak een situatieschets over de aankomende activiteit. Wat er op de voorhand aan de hand is.
3. Je onderzoeksvraag formuleren
4. Je theoretische formulier invullen bij elke vraag goed je antwoord beschrijven.
5. Jouw gemaakte plan uitwerken.
6. Tijdsschema maken en kaders uitwerken.
De betrokkenen spreek je aan op de voorhand van je activiteit en daarna kortsluiten nadat je op voorhande plan van aanpak klaar is.
leervraag 5: Wie heb ik nodig voor het plan van aanpak?
Practice Based:
De cliënt is natuurlijk een van de belangrijkste benodigdheden. Daarnaast is je leidinggevende goed om jouw plan van aanpak door te laten goedkeuren. Jijzelf is natuurlijk nummer een.
Leervraag 6: Wat zijn verschillende aanpakken?
Practice Based:
Je kan een wat sneller en effeciëntere aanpak hebben of juist een aanpak waar je meer tijd voor nodig bent. Ik probeer vaak mijn aanpak zo breed mogelijk te maken zodat elke optie geprobeerd kan worden na aanvang van de voorkomende situatie.
verschillende aanpaksituaties:
- Dreiging met een wapen
- Stage zoeken
- Werk zoeken
- Duo aanvragen.
Leervraag 7: Wat is methodisch werken?
Practice Based:
Methodisch werken is werken volgens een bepaalde methode, bijvoorbeeld bij een les. Dan werk je volgens een bepaald plan.
Theorie Based:
Jouw belangrijkste taak is professioneel begeleiden. Dit doe je door systematisch en doelgericht te werken. Je weet waarom je iets doet en met welk doel. In je toekomstige beroep werk je altijd met begeleidingsdoelen. Zonder doel is het niet duidelijk wat je wilt bereiken. Dan heeft de begeleiding eigenlijk geen zin. In dit thema leer je hoe je een doel formuleert: met de SMART-formule. Verder leer je wat de methodische cyclus is en hoe je deze toepast. In dit thema draait alles om methodisch handelen.
Leervraag 8: Met welke netwerkpartners kan ik samenwerken/netwerkpartners?
Practice Based:
Bij mij op de stage werk je grotendeels in het speciaalonderwijs en daarbij zijn veel doorverwijsmogelijkheden. Bijvoorbeeld:
- SAB (leerondersteuning in brede zin)
- Partijen voor stage. (netwerkpartners Landstede)
- Andere locaties landstede.
- Menso Alting.
- Doc 24
Leervraag 9: Hoe verwijs ik cliënten door?
Practice Based:
Bij een doorverwijzing komen 2 belangrijke aspecten van pas. Het aanmelden door middel van een aanmeldbrief en een intake gesprek van je cliënt. Het is van goed belang dat je je hier goed op voorbereid voor beide partijen.
Leervraag 10: Wie is de regievoerder over de aanpak?
Practice Based:
De nummer 1 regievoerder ben jij natuurlijk. Jij neemt de verantwoordelijkheid over de aanpak en de loop ervan. Je teamleider is er om vereiste dingen goed te keuren, maar jij moet de verantwoordelijkheid nemen. Je collega's zijn er om te helpen/ondersteunen. Bij een gezamenlijk project heb je samen verantwoording.
Leervraag 11: Welke middelen heb je nodig voor een plan van aanpak/draaiboek?
Practice Based:
Je hebt natuurlijk jezelf nodig, een laptop en middelen die daarbij horen zoals: een printer, wifi etc. Je collega's en netwerken spelen ook een belangrijke rol. Je cliënt/onderwerp zijn ook essentieel natuurlijk.
Examen B1-K1-W2
B1-K1-W3
Leervragen:
Leervragen
Leervraag 1: Wat is een netwerk:
Practice Based:
Een netwerk is een groep van mensen die je kent wat is opgebouw op sociale gronden, dat kan zakelijk zijn of op vriendelijke basis. Op stichting entree zijn het voor mij voornamelijk zakelijke netwerken met samenwerkende organisaties of collega's. Voor de leerlingen en eventuele cliënten is het voornamelijk op vriendschappelijke basis.
Theorie Based:
Een groep is een verzameling individuen, die samen een geheel met eigen kenmerken vormen. Groepsdynamica zegt iets over de processen binnen de groep: wat vinden de leden belangrijk en hoe gaan ze met elkaar om. De omgangsregels, normen en relaties noem je het procesaspect van een groep. Naast het proces heeft een groep ook een groepstaak. Het taakaspect van de groep gaat over de zaken waarmee de groep bezig is en waarover de leden praten. Denk aan een activiteit die de groep samen organiseert.
Wat maakt een groep nou precies tot een groep? Om die vraag te beantwoorden, is het goed om eerst een verdeling te maken in de verschillende soorten groepen. In deze paragraaf behandelen we de zes belangrijkste:
-
primaire en secundaire groepen
-
formele en informele groepen
-
homogene en heterogene groepen.
Leervraag 2: Hoe breng je het netwerk van de cliënt in beeld?
Practice Based:
Je gaat vaak in het gesprek met de student, je begint met de hoofdprobleemvraag, zo deel je het op en verdeel je het in verschillende doelgroepen. In dit gesprek stel je ook vragen over het netwerk. Je collega's kunnen je vaak ook goede informatie verlenen over de studenten. Kijken of ze in aanraking zijn met een sociaalwijkteam, vanuit daar kun je ook netwerkkennis verzamelen.
Theorie Based:
Vragen die je over de situatie kunt stellen:
-
Wat gebeurt er op dit moment?
-
Wie zijn bij deze situatie betrokken?
-
Welke rol spelen andere mensen in deze situatie?
-
Wat is in deze situatie de beste aanpak?
-
Welke invloed heeft de ruimte op deze situatie?
-
Welke invloed hebben de regels op de situatie?
-
Welke invloed heeft het materiaalaanbod op de situatie?
-
Wat is er nodig om de situatie positief te beïnvloeden?
Volgens de systeemtheorie heeft elk sociaal systeem een relatie, een wisselwerking, met zijn omgeving. Sociale systemen krijgen informatie en feedback van hun omgeving en wisselen er gegevens mee uit. Met als doel: het creëren van een situatie waarin ieder groepslid of subsysteem tot zijn recht komt. Soms lukt het leden van een systeem niet om een positieve en gewenste interactie met hun omgeving tot stand te brengen en ontstaan er problemen: met individuele leden, met subsystemen of met de groep als geheel. Rondom elk sociaal systeem bestaan andere sociale systemen die op zo’n moment ondersteuning kunnen bieden. Informele systemen die ondersteuning kunnen bieden zijn bijvoorbeeld familie, vrienden, collega’s, buren, mensen uit de wijk. Daarnaast is er soms ondersteuning nodig van formele systemen bestaande uit professionals, zoals zorgteams en wijkteams.
Leervraag 3: Wat is een sociale kaart?
Practice Based:
Een sociale kaart is een netwerk van organisatie om het bedrijf heen waar jij werkt, waar je cliënten eventueel naar door kan verwijzen indien nodig.
Theory Based:
De sociale kaart geeft een overzicht van alle welzijnsorganisaties. Het is een handig hulpmiddel om je cliënt door te kunnen verwijzen naar de juiste instantie in de buurt.
Leervraag 4: Hoe maak ik een sociale kaart?
Practice Based:
Een sociale kaart maken kan op verschillende manieren. Het beste wat je kan doen is altijd in overleg gaan met je collega's, zeker met de collega's die er meer verstand van hebben. Vaak hebben wij ook wel een lijst met dingen waarnaar je kunt doorverwijzen.
Theory Based:
Op internet vind je verschillende sociale kaarten. Voor een hulpverlener uit het sociale team is het belangrijk te weten waar je de beste lokale sociale kaart kunt vinden. Bij landelijke sociale kaarten op het internet kun je wel zoeken op je eigen regio, maar de informatie is vaak niet compleet of instanties vallen net buiten de gewenste regio. Maar er zijn ook lokale instanties die voor de eigen regio een sociale kaart hebben opgesteld. Deze lokale sociale kaarten zijn vaak platte bestanden, zonder interactieve zoekfunctie. Een voorbeeld is de sociale kaart van Leiden. Deze is ontwikkeld door het GGz Informatiepunt Holland Rijnland. Het geeft een opsomming van welzijnsinstanties en hun projecten, in Leiden en de omliggende dorpen.
Leervraag 5: Waarom is een sociale kaart van belang?
Practice Based:
Zodat je snel en makkelijk je leerlingen in hulp kan doorverwijzen waar ze behoeften aan hebben.
Theory Based:
De sociale kaart is bedoeld voor zowel de hulpverlener als de hulpvrager. Maar in de praktijk komt het vaak voor dat hulpverleners de sociale kaart raadplegen om de cliënt goed te kunnen helpen. De hulpverlener is goed bekend met de sociale kaart in de regio en weet zo snel de hulpvraag van de cliënt aan de juiste instantie te koppelen. De hulpverlener is in dit geval vaak onderdeel van het sociale wijkteam of het is een wijkverpleegkundige. Ook kan de hulpverlener de cliënt meer informatie geven over kosten, vergoedingen en persoonsgebonden budget.
Leervraag 5: Wat is systemisch werken?
Practice Based:
Systemisch werken is een manier om inzicht te krijgen in jouw eigen plek in een systeem, welk systeem dan ook, en je verhouding met de anderen in dat systeem. Je kunt ervaren waar belemmeringen zitten en waarom je steeds opnieuw vervalt in bepaald gedrag dat je belemmert in je ontwikkeling en groei.
Theory Based:
Mensen hebben relaties met elkaar. Positieve en minder positieve relaties. Bij systeemgericht werken gaat men er van uit dat mensen niet uitsluitend als individu gezien moeten worden, maar als onderdeel van verschillende systemen. Als beroepskracht werk je met verschillende systemen: de cliënt (individueel systeem), zijn ouders (subsysteem), het gezin (gezinssysteem), de familie (familiesysteem) en de omgeving (buurt, school, werk). Deze systemen kunnen veelal niet los van elkaar gezien worden, ze beïnvloeden elkaar en dus ook jouw werk als beroepskracht.
Leervraag 6: Hoe breng ik talenten, kwaliteiten en kracht van cliënt en zijn omgeving in beeld?
Practice Based:
door verschillende lessen te geven aan de doelgroep waarin ze ook de beurt krijgen om te laten zien wat ze kunnen. Ze uitdagen om voor hunzelf op te komen.
Theory Based
Alle mensen zijn anders en verschillen van elkaar, maar ze hebben wel dezelfde waarde. Als je iemand betuttelt, behandel je die als minderwaardig aan jezelf. Je hebt dan geen respect voor de ander. Cliënten zijn niet minder dan jij, daarom moet je ze ook gelijkwaardig behandelen. Als je cliënten als gelijkwaardig beschouwt, behandel je ze vanzelf ook met respect.
Leervraag: Hoe en wanneer verwijs ik cliënten door?
Practice Based:
Wanneer ik in gesprek ben met een clënt of een cliënt die een hulpvraag komt, waarvan ik het idee heb dat het boven het kunnen van onze organisatie is begin ik met doorverwijzen.
Mijn stappenplan hoe ik dat uitvoer:
- Als ik in het gesprek merk dat er doorverwezen moet worden, dan begin ik met dat aan te geven aan de cliënt door te vertellen wat de mogelijkheden zijn.
- Na het gesprek ga ik in overleg met mijn collega's zodat de beste oplossing er uit komt.
- Naderhand zoek ik conract met de cliënt en regel ik de benodigheden voor de doorverwijzing.
Theory Based:
- cliënt heeft extra ondersteuning nodig bij de uitvoering van taken op één of meerdere levensgebieden. Bijvoorbeeld het voeren van een huishouden of budgetbeheer.
- cliënt heeft extra ondersteuning nodig om de adviezen die worden gegeven tijdens een behandeling, ook daadwerkelijk uit te voeren. Bijvoorbeeld het vinden van een dagbesteding, het uitbreiden van het sociale netwerk, het bezoeken van plaatsen die emotioneel erg beladen zijn voor cliënt of het structuren van de dagen/weken.
- cliënt heeft behoefte aan extra ondersteuning tussen de behandelafspraken in.
- cliënt heeft na de behandeling extra ondersteuning nodig om weer volledig zelfredzaam te worden. Dit geldt bijvoorbeeld bij verslavingszorg.
De zorg die Zorg voor welzijn biedt, gaat in nauwe samenwerking met de andere betrokken zorgprofessionals. Dit in samenspraak met en in het belang van de cliënt. Om ervoor te zorgen dat alle zorg goed op elkaar wordt afgestemd én er één partij die is die het totaaloverzicht heeft rondom de cliënt en zijn/haar hulpverleners, vervult Zorg voor welzijn, gedurende de periode dat zij betrokken is, de rol van casemanager indien hier behoefte aan is. Dit biedt alle partijen helderheid in wie het aanspreekpunt is wat behalve prettig ook zeer belangrijk is. Op deze manier wordt voorkomen dat partijen naast elkaar heen werken of dat er hiaten in de zorgverlening ontstaan.
Leervraag: Wat zijn passende gesprekstechnieken en hoe pas ik deze toe?
Practice Based:
De LSD-techniek is de techniek die het meeste voorkomt in mijn huidige stage. De doelgroep bestaat uit leerlingen die gebrekkig nederlands spreken of er moeite mee hebben. Dus dan is het belangrijk dat alles goed overkomt en verteld word.
theory based:
Vragen die je over de situatie kunt stellen:
-
Wat gebeurt er op dit moment?
-
Wie zijn bij deze situatie betrokken?
-
Welke rol spelen andere mensen in deze situatie?
-
Wat is in deze situatie de beste aanpak?
-
Welke invloed heeft de ruimte op deze situatie?
-
Welke invloed hebben de regels op de situatie?
-
Welke invloed heeft het materiaalaanbod op de situatie?
-
Wat is er nodig om de situatie positief te beïnvloeden?
LSD = Luisteren, Samenvatten, Doorvragen. LSD mag je dus gebruiken.
OMA = Oordelen, Meningen en Adviezen. OMA kan je beter thuis laten.
ANNA = Altijd Navragen, Nooit Aannemen. Neem Anna dus wel altijd mee.
NIVEA = Niet Invullen voor een Ander. Lekker smeren dus.
OEN = Open, Eerlijk en Nieuwsgierig. Wees dus gewoon maar een OEN.
DIK = Denk in Kwaliteiten (of Kansen)
Alleen, hoe je deze uitgangspunten echt kan gaan benutten en uitvoeren is een tweede. Het begint met vragen stellen en luisteren.
B1-K1-W4
leervragen:
Hoe breng ik talenten, kwaliteiten en kracht van de cliënt en zijn omgeving in beeld? (W3)
Practice Based:
met de studenten van mijn stage waren wij met de school naar Walibi geweest. Een jonge dame van de opleiding had vrees voor de achtbaan waar iedereen in wilde. Het punt kwam dat we erin gingen en bood aan de ze met mij meemocht en op goed vertrouwen in mij stapte ze in het karretje. Tijdens de rit was ze doodsbang, maar ik bleef haar verzekeren hoe sterk en stoer ze was dat ze erin zat en haar angsten had overwonnen. Ze bleef bang, maar kreeg een hoop zelfverzekerheid door wat ze gedaan had. Soms hebben cliënten net dat ene zetje nodig.
Theory Based:
advantaged thinking:
Een denkwijze gebaseerd op het gebruiken van talenten en een positieve instelling. Diegene creëert een positieve omgeving waarin iedereen zijn/haar talent kan benutten.
Talentgericht werken zet bij het behalen van het organisatieresultaat juist de medewerker centraal. De medewerker wordt gezien als de sleutel tot succes. Deze mindset is gekoppeld aan een waarderende benadering; een focus op wat goed gaat en daarop voortbouwen.
Hoe stel ik een doel op?
SMART-doelen formuleren
Een goede manier om dat te doen is met behulp van het SMART-principe. De letters vormen een afkorting voor de kenmerken waaraan een haalbaar doel voldoet. Dat is namelijk:
- Specifiek (of simpel)
- Meetbaar
- Aanvaardbaar
- Realistisch (of resultaatgericht)
- Tijdgebonden (of tastbaar)
Zoals je ziet zijn er van het SMART-model verschillende interpretaties.
Hieronder bespreek ik elke interpretatie van de diverse letters uit het model. Zo kun je zelf kiezen hoe jij het SMART-principe in de praktijk invult om haalbare doelen te formuleren.
Een Specifiek of Simpel doel stellen
De S in het SMART-principe staat voor specificiteit of simpliciteit. Een specifiek doel moet vooral heel duidelijk zijn, zodat je de volgende vragen met je ogen dicht kunt beantwoorden:
- Wat is het doel?
- Waarom heb je dit doel gesteld?
- Wie zijn er betrokken bij het behalen van dit doel?
- Waar werk je aan het behalen van dit doel?
- Hoe ga je dit doel behalen?
Een simpel doel moet vooral niet te ingewikkeld zijn, zodat de uitvoering duidelijk (en dus specifiek) is. Bij de S van het SMART-model draait het dus om het stellen van een helder en begrijpelijk doel.
Een Meetbaar doel stellen
De M in het SMART-principe staat voor de meetbaarheid van een doel. Is de doelstelling in cijfers uit te drukken? Bijvoorbeeld:
- Ik wil aan het einde van dit jaar 5 kilo afgevallen zijn
- Ik wil met mijn bedrijf volgende maand € 2.000 meer omzet draaien
- Ik wil elke dag minimaal 3 liter water drinken
- Ik wil elke dag minimaal 8 uur slapen
Ook van doelen die je minder concreet hebt geformuleerd, kun je de meetbaarheid vergroten. Je kunt bijvoorbeeld de doelen:
Herformuleren tot:
- Ik wil elke ochtend 20 minuten mediteren en daarna 1 groene smoothie drinken
- Ik wil maximaal 4 dagen per week werken en 1 keer per kwartaal op vakantie gaan
De kans dat je jouw doelen daadwerkelijk behaalt, is hierdoor een stuk groter. Je weet immers precies wat je moet doen om te slagen.
Een Aanvaardbaar doel stellen
Een aanvaardbaar doel is acceptabel voor jou en eventuele andere betrokkenen. Dit is heel belangrijk, want anders ontstaat er een (intern) conflict en neemt de kans af dat je het doel daadwerkelijk behaalt.
Een voornemen om elke avond te gaan sporten, heeft bijvoorbeeld weinig zin als dit voor je gezinsleden onaanvaardbaar is. Na werktijd willen ze je immers ook ’s avonds graag zien.
Een aanvaardbaar doel kan dan zijn:
- Ik wil 2 doordeweekse avonden In het weekend slaap ik minder lang uit, zodat ik 2 ochtenden kan sporten voor de rest van het gezin wakker is
Een Realistisch of Resultaatgericht doel stellen
Een realistisch doel spreekt voor zich. Het moet haalbaar zijn, zodat je ook in lastige tijden het geloof blijft houden dat je het doel daadwerkelijk kunt bereiken. Dit is belangrijk om je motivatie niet te verliezen.
De R in het SMART-model staat volgens sommigen voor resultaatgericht in plaats van realistisch. Een resultaatgericht doel vertoont grote overeenkomsten met een meetbaar doel.
Het idee hierbij is dat je bij het formuleren een zo concreet (en dus ook specifiek) mogelijk resultaat als uitgangspunt neemt. Dus in plaats van:
- Ik wil mijn boek in de komende 3 maanden schrijven
Formuleer je het als volgt:
- Ik wil de komende 3 maanden elke dag 700 woorden schrijven
Bij de R van het SMART-principe gaat het dus om het formuleren van een realistisch doel en het opknippen daarvan in concrete, resultaatgerichte subdoelen.
Een Tijdgebonden of Tastbaar doel stellen
Een tijdgebonden doel stel je door de factor tijd in het doel te verwerken. Dus niet:
- Ik wil € 4.000 netto per maand gaan verdienen
Maar:
- Ik wil vanaf april dit jaar € 4.000 netto per maand verdienen
Een tastbaar doel is altijd zo concreet, dat je het als het ware bijna kunt aanraken. Ook dit is in de praktijk bijna hetzelfde als een specifiek doel.
Hoe geef ik advies en voorlichting?
De definitie van voorlichting is: ‘Bewuste en doelgerichte communicatie waardoor de patiënt informatie kan verkrijgen, verwerken en toepassen.’ Vormen van voorlichting zijn:
- informeren: uitleg geven over;
- adviseren: aanraden;
- instrueren: een gedragslijn voorschrijven.
Tip 1: Besef dat het geven van voorlichting een hoofdbestanddeel is van je professioneel handelen
Het geven van informatie, advies en instructies is een belangrijk deel van je werk. Het is dus niet iets wat je even kunt ‘afraffelen’. Zorg dat je voorlichting kwaliteit heeft: schenk er aandacht en tijd aan. Wanneer je het gevoel hebt dat het met enige regelmaat voorkomt dat een patiënt je niet begrijpt, is het misschien goed om feedback op je voorlichting te vragen of er nascholing in te volgen.
Tip 2: Besef dat een goede voorlichting veel onnodig of zelfs schadelijk handelen kan voorkomen
Veel patiënten vragen om onderzoeken, medicijnen en behandelingen die lang niet altijd een optimaal effect hebben. Toon begrip voor de wensen van de patiënt en neem vervolgens de tijd om uit te leggen waarom jij denkt dat iets geen goed idee is. Als de patiënt jou en je informatie voldoende vertrouwt, kan ‘overbodige’ zorg vaak voorkomen worden.
‘Mijn buurvrouw kreeg van haar huisarts antibiotica toen ze benauwd was, en die knapte toen heel snel op. Waarom krijg ik dat nooit? Ik ben immers ook zo benauwd. Zouden antibiotica bij mij misschien ook kunnen helpen?’
‘Heeft uw buurvrouw ook astma, of kan het misschien zijn dat ze andere longproblemen heeft gehad?’
‘Oh, dat weet ik niet precies. Ze is net als ik heel vaak benauwd.’
‘Ja, de klachten kunnen soms wat op elkaar lijken. Maar waarschijnlijk heeft uw buurvrouw andere longproblemen gehad dan u heeft. Antibiotica helpen alleen bij infecties die door bacteriën worden veroorzaakt en daarvan is bij astma geen sprake. Ik kan me voorstellen dat u ook snel van uw klachten af wilt, net als uw buurvrouw. Maar antibiotica zullen bij u geen oplossing bieden.’
‘Dus de aanval van mijn buurvrouw werd veroorzaakt door een bacterie?’
‘Dat is heel waarschijnlijk, want anders zouden de antibiotica niet hebben geholpen.’
‘Jammer, hoor. Dan zit er niks anders op dan dat ik maar weer doorga met mijn pufjes.’
Tip 3: Voorlichting is om te beginnen een kwestie van goed luisteren
Als jouw manier van informatie geven aansluit bij de patiënt, ontstaat een win-win-situatie. De patiënt krijgt waar hij voor komt en jij bereikt wat volgens jou het best is voor de patiënt. Iedereen tevreden dus. Goed luisteren is essentieel om uit te vinden met welke informatie de patiënt daadwerkelijk geholpen is. Zo kun je ook beoordelen of de informatie passend is en op een voor de patiënt geschikt moment wordt gegeven. Maar ook is luisteren heel belangrijk omdat patiënten je informatie pas dan als relevant zullen beschouwen wanneer ze het gevoel hebben dat je hen echt hebt gehoord.
Tip 4: Besef dat de patiënt soms je informatie niet kan verwerken
Bij de patiënt kan van alles door het hoofd spelen waardoor hij niet kan openstaan voor je informatie. Misschien denkt hij na over de consequenties van de zojuist gemeten stijging van zijn bloeddruk of glucosewaarden. Misschien is hij angstig, bezorgd of nerveus over iets wat net is besproken. Op zo’n moment is een patiënt niet ontvankelijk voor nieuwe informatie. Geef dan aandacht aan hetgeen bij de patiënt door het hoofd speelt. Daarna is de kans groter dat je informatie overkomt.
Tip 5: Houd rekening met de ‘zes fasen’ in het begrijpen van voorlichting en het opvolgen van adviezen voor gedragsverandering
Hoe kom je erachter dat de patiënt relevante informatie kan verkrijgen, verwerken én toepassen (zie de definitie)? Als het gaat om gedragsverandering zijn er zes fasen te onderscheiden, die elkaar overigens in snel tempo kunnen opvolgen, te weten:
-
Openstaan: de informatie moet aansluiten bij de behoefte van de patiënt. Als jij bijvoorbeeld een COPD-patiënt alle nadelen van zijn tabaksverslaving uitlegt, terwijl hij beslist niet wil stoppen met roken, zal je informatie ook niet bij hem binnenkomen. Onderzoek dus de behoefte en verwachtingen van de patiënt en stem daar de aard en hoeveelheid van je informatie op af.
-
Begrijpen: Het is soms lastig je te realiseren dat termen die voor jou ‘gesneden koek’ zijn, door de patiënt allerminst worden begrepen. Maar voor een optimaal begrip door de patiënt is het belangrijk dat je lekentaal gebruikt waar dat nodig is. Anderzijds zal iemand met een hoge wetenschappelijke opleiding het misschien als neerbuigend ervaren als je steeds lekentaal bezigt terwijl je allang had kunnen weten dat je ‘jargon’ ook wordt begrepen. Maar dan nog kunnen er stoorzenders zijn, waardoor zelfs iemand met een behoorlijke intelligentie iets niet begrijpt. Wie is niet soms wat traag van begrip als je informatie krijgt over iets waar je nog nooit van hebt gehoord of waarin je niet erg geïnteresseerd bent? Ook hier geldt: goed luisteren helpt je om te kunnen bepalen hoe je de patiënt kunt benaderen.
-
Willen: De patiënt moet de informatie, het advies of de instructie ook willen aanvaarden. Voor een patiënt die niet is gemotiveerd, maakt het niet uit of een advies wel of niet op een goede manier is gegeven. Vraag dus de mening van de patiënt, weeg samen de voor- en nadelen van een advies af en bespreek alternatieven.
-
Kunnen: Willen is nog geen kunnen en zeker nog geen doen. Als je een jonge bijstandsmoeder met overgewicht adviseert om driemaal per week naar de sportschool te gaan, kun je zelf de beren op de weg al wel uittekenen. Als ze al geld genoeg zou hebben voor die luxe, dan zou de zorg voor haar kinderen haar nog wel belemmeren om je advies op te volgen. Bespreek dus de problemen bij de uitvoering en bekijk samen of er wél haalbare alternatieven zijn.
-
Doen: Hierbij is het goed om samen haalbare en concrete doelen af te spreken. Kleine stapjes zijn belangrijk, zodat de succeskans groot is. Eventuele moeilijkheden kun je beter samen met de patiënt onder ogen zien, zodat die niet voor onaangename verrassingen (en dus een faalkans) zorgen. Tips voor de uitvoering zijn natuurlijk ook altijd goed.
-
Blijven doen: Bespreek altijd in een vervolgconsult wat er wel en niet goed ging en motiveer daarbij de patiënt tot het ‘blijven doen’. Ga bij een eventuele terugval de oorzaken daarvan na en probeer daarop in te steken. Overigens blijft in deze fase de verantwoordelijkheid voor de gedragsverandering te liggen waar die hoort: bij de patiënt.
Mocht een poging tot gedragsverandering mislukken, dan is het belangrijk om de patiënt ‘oordeelvrij’ te blijven bejegenen. Alleen dan blijft de vertrouwensband intact en kun je de patiënt stimuleren om opnieuw te beginnen.
Tip 6: De enige die kan zeggen of je voorlichting duidelijk is, is de patiënt zelf
Let op de verbale maar vooral ook op de non-verbale signalen van de patiënt, want zo kun je veel te weten komen over het succes van je voorlichting. Een opgetrokken wenkbrauw, een gefronst voorhoofd of opengesperde ogen kunnen je bijvoorbeeld veel vertellen, en als een patiënt van je wegkijkt is de kans groot dat hij überhaupt zijn aandacht elders heeft. Zo kunnen gezichtsuitdrukkingen je van alles vertellen over de ontvangst van je boodschap: komt die over, wordt die begrepen, geloofd, op prijs gesteld en geaccepteerd?
De allerbeste manier bij twijfel is gewoon aan de patiënt te vragen wat die denkt: ‘Ik heb u zojuist verteld hoe u de inhalator moet gebruiken. Denkt u dat u het thuis op die manier kunt uitvoeren?’
Tip 7: Een goede controle of de informatie is begrepen, is de patiënt te vragen om de boodschap in eigen woorden te herhalen
Als je niet helemaal zeker weet of je informatie wel is begrepen, vraag de patiënt dan of hij je verhaal in eigen woorden kan herhalen. Als je dat op een sympathieke manier doet, zal de patiënt zich niet als ‘achterlijk’ behandeld voelen, maar het juist als teken van zorgzaamheid ervaren.
Tip 8: Probeer erachter te komen in hoeverre de patiënt van plan of in staat is je adviezen ook uit te voeren
Naar je luisteren is niet genoeg! Probeer er zicht op te krijgen of de patiënt van plan is om ook echt iets te gaan doen met de door jou gegeven informatie. Dat lijkt niet gemakkelijk, maar vaak is er gewoon naar vragen de beste oplossing. Maar ook als de patiënt je adviezen wel wíl opvolgen, dan kán hij dat misschien helemaal niet gegeven zijn persoonlijke omstandigheden. Voorlichting moet passen bij de patiënt tegenover je en bij diens situatie. Probeer dus rekening te houden met de mogelijkheden en capaciteiten van de patiënt. En ook hier geldt weer: bespreek je eventuele twijfels openlijk.
‘Denkt u dat het u zal lukken om wat regelmatiger lichaamsbeweging te nemen?’
‘Natuurlijk! Ik ga elke dag een halfuurtje wandelen, hoor!’
‘Hoe gaat u dat dan aanpakken? Het lijkt me met zo’n drukke baan als de uwe niet gemakkelijk om elke dag tijd vrij te maken voor een wandeling.’
‘Nee, als ik veel vergaderingen heb, zal het wel niet lukken. En het wordt ook nog wel eens laat voor ik thuiskom.’
‘Ik kan me voorstellen dat u dan geen zin meer hebt in uw wandelingetje. Zijn er misschien alternatieven die u kunt bedenken als een wandeling niet lukt?’
‘Nu ik er over nadenk, ik heb boven op zolder nog een hometrainer staan. Als ik laat thuiskom kan ik proberen om twintig minuten te gaan fietsen in plaats van te wandelen.’
[[img:272]]
Tip 9: Maak gebruik van goed voorlichtingsmateriaal
Zoals je bij ‘het abc van voorlichting’ kunt lezen, is het belangrijk om hulpmiddelen te gebruiken om je mondeling gegeven adviezen te ondersteunen. Er is heel veel goed voorlichtingsmateriaal in omloop. Maak daarvan gebruik en leer ook de patiënt om dat te doen. Zorg echter wel dat het voorlichtingsmateriaal dat je gebruikt objectief en wetenschappelijk verantwoord is. Als de patiënt zijn informatie zoekt op internet, wijs hem dan op de website www.kiesbeter.nl; hier is goede informatie over gezondheid en ziekte te vinden. De voorlichtingsmaterialen van het NHG (patiëntenbrieven, -folders en -afbeeldingen) kun je altijd veilig gebruiken. Van andere materialen kun je beter eerst de inhoud controleren voor je de patiënt erop attendeert of het meegeeft, bijvoorbeeld door de informatie te vergelijken met de betreffende NHG-Standaard.
Tip 10: Maak er gebruik van dat patiënten zich vaak breed oriënteren
De meeste patiënten zoeken tegenwoordig op internet allerlei informatie op over hun aandoening. Wees niet defensief als ze met die – al dan niet correcte – kennis op de proppen komen. Toon je waardering voor de moeite die de patiënt heeft gedaan, maar zeg wel dat al die informatie op internet kritisch moet worden bekeken. Je eigen informatie zal dan waarschijnlijk beter worden ontvangen.
Tip 11: Oefenen is goed, overdrijven niet
Als je je voorlichtingskunde wilt verbeteren, is dat natuurlijk heel goed. Maar overspeel niet je hand: oefen eerst eens met een patiënt bij wie je denkt dat je aanpak een grote kans op succes heeft. En oefen ook niet een hele dag, maar kies af en toe een patiënt uit op wie je je voornemens uitprobeert. Een klein kaartje op je bureau met de checklist (zie hieronder) kan je helpen bij je plannen. Ook is het goed om bij te houden welke resultaten je pogingen hebben geha
Hoe motiveer ik cliënten?
practice based:
Door mijn energieke zelf te zijn en daar ook op aan te voelen wat een leerling nodig heeft. Goed te luisteren en daarmee aan de slag te gaan.
Theory Based:
Er zijn vier principes van ‘motiverende gespreksvoering’:
- Wees empathisch: het gaat om daadwerkelijk inleven in de cliënt en niet doen alsof.
- Ontwikkelen van discrepantie: richt je op het verschil (vanuit het perspectief van de cliënt) tussen het huidige en toekomstige gedrag. ‘Hoe ben of doe ik nu en hoe wil ik doen of zijn?’
- Meeveren met weerstand: vermijd discussie of argumentatie. Veer mee met de weerstand en zie dit als een kans.
- Ondersteunen van eigen effectiviteit: het gaat er hierbij om dat je het geloof in eigen kunnen ondersteunt en versterkt. Eigen effectiviteit is een directe voorspeller van gedragsverandering.
Wat zegt de theorie over oplossingsgericht werken en hoe voer ik dit uit?:
Theory Based:
Het doel van Oplossingsgericht werken is jongeren en volwassenen in staat te stellen hun problemen zelfstandig of samen met mensen uit hun omgeving op te lossen. De hulpverlener gaat op methodische en gestructureerde manier met de cliënt in gesprek, waarmee de cliënt zijn autonomie versterkt.
Wat zijn sociale wetten?
Theory Based:
Wetten die de gevolgen van armoede, ziekte, ouderdom en werkloosheid bestrijden.
Wat zijn voorbeelden van sociale wetten?
Overzicht sociale verzekeringen
Algemene Ouderdomswet (AOW); Algemene nabestaandenwet (Anw); Wet langdurige zorg (Wlz, tot 2015 AWBZ); Algemene Kinderbijslagwet (AKW) (voor deze verzekering betaalt u geen premie).
Wat is de participatiewet?
Theory Based:
Iedereen die kan werken maar het op de arbeidsmarkt zonder ondersteuning niet redt, valt onder de Participatiewet. De wet moet ervoor zorgen dat meer mensen werk vinden, ook mensen met een arbeidsbeperking.
Wie vallen er onder de Participatiewet?
Als u door een arbeidsbeperking ondersteuning nodig heeft bij uw werk of inkomsten, valt u onder de Participatiewet. Er zijn 3 soorten ondersteuning: een Indicatie banenafspraak, een Advies indicatie beschut werk en een Wajong-uitkering.
Wat is de wet maatschappelijke ondersteuning?
Theory Based:
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Gemeenten moeten ervoor zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. De gemeente geeft ondersteuning thuis via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Officieel heet deze wet Wmo 2015.
Ondersteuning thuis vanuit de Wmo
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die niet op eigen kracht zelfredzaam zijn. Het gaat bijvoorbeeld om:
Iedere gemeente organiseert de toegang tot ondersteuning op zijn eigen manier. Sommige gemeenten kiezen voor het Wmo-loket. Veel gemeenten kiezen sociale wijkteams waar mensen terecht kunnen met hun hulpvraag. Wat het wijkteam precies doet, verschilt per gemeente.
Ondersteuning die past bij persoonlijke situatie
Meldt iemand zich bij de gemeente met het verzoek om ondersteuning? Dan moet de gemeente onderzoek doen naar de persoonlijke situatie. In spoedgevallen is er geen tijd voor onderzoek. De gemeente moet dan binnen 24 tot 48 uur hulp bieden. De gemeente regelt een tijdelijk maatwerkvoorziening zoals (extra) huishoudelijk hulp, begeleiding thuis of opvang elders. De gemeente start ook meteen het onderzoek naar de persoonlijke situatie.
Persoonsgebonden budget (pgb)
De gemeente kan onder voorwaarden een persoonsgebonden budget (pgb) geven. Met een pgb kan de cliënt de ondersteuning zelf kiezen en inhuren. Het geld komt niet op de eigen rekening. De Sociale Verzekeringsbank zorgt voor de betaling.
Eigen bijdrage Wmo
Gemeenten mogen een eigen bijdrage vragen voor de Wmo-ondersteuning die zij mensen thuis bieden. Vanaf 2020 betaalt u voor de meeste Wmo-hulp een eigen bijdrage van € 19,00 per maand. Gemeenten kunnen wel een lagere eigen bijdrage vaststellen. Bijvoorbeeld voor huishoudens met een minimuminkomen.
Wat zijn collectieve voorzieningen?
Practice Based:
Collectieve voorzieningen zijn dingen die aangelegd worden of dingen waar iedereen recht op heeft zoals, speeltuinen, wegen en parken.
Theory Based:
Wat zijn collectieve voorzieningen voorbeelden?
Collectieve goederen zijn goederen die alleen door de overheid geleverd worden en positieve externe effecten met zich meebrengen. Voorbeelden zijn wegen, fietspaden, de politie, het leger, straatverlichting en rechtspraak.
Hoe krijg je toegang tot collectieve voorzieningen?
Practice Based:
Naar mijn idee zijn collectieve voorzieningen voor iedereen beschikbaar, daarom heten ze ook "collectieve voorzieningen''.
Theory Based:
Door de overheid geregelde vorm van dienstverlening aan de bevolking, die gratis of tegen een vergoeding beneden de kostprijs wordt geleverd en die wordt gekenmerkt door het feit dat zij hoofdzakelijk uit de algemene middelen (belastingen e.d.) wordt gefinancierd.
Hoe leg ik functioneel contact met andere organisaties?
Practice Based:
Binnen mijn stage organisatie is mijn ervaring dat de beste manier telefonisch contact is, door op deze manier direct correct contact te zoeken, heb je de meest effectieve contactsvorm. Naast simpelweg langsgaan is dit de beste optie.
Theory Based:
Stappenplan
Voordat je aan de slag gaat met het vinden van de juiste beslisser is het belangrijk om de volgende stappen te doorlopen:
- Maak je propositie duidelijk
- Creëer voor je beslisser een persona
- Onderzoek het bedrijf
- Denk ook aan beïnvloeders
Maak je propositie duidelijk
Voordat je überhaupt de telefoon oppakt of de eerste woorden van je e-mail typt moet je ervoor zorgen dat je propositie duidelijk is. Welke waarde kun jij aan potentiële klanten bieden.
Schrijf onder meer op welke voordelen jouw product of dienst biedt, welke problemen het oplost en hoe het zich onderscheidt van de concurrentie.
Creëer voor je beslisser een persona
Net als dat je voor je ideale klant een buyer persona opstelt raad ik je aan om voor je beslisser een persona te maken. Met deze persona maak je voor jezelf inzichtelijk welke eigenschappen van een beslisser belangrijk voor je zijn. Denk onder meer aan:
- Functietitel
- Verantwoordelijk voor het budget of bevoegd om aankoopbeslissingen te nemen
- Bezig met opstellen en/of uitvoeren van de strategie
- Hoeveel jaren iemand werkzaam is bij het bedrijf en/of de ervaring in de functie.
Onderzoek het bedrijf
De juiste contactpersoon vinden hangt allereerst af van de grootte van de organisatie. Bij kleinere bedrijven worden aankoopbeslissingen vaak door de eigenaar of de directeur genomen, terwijl in grotere organisaties vaak een afdelingshoofd of iemand die de budgetten bewaakt verantwoordelijk is.
Je bent daarom hoofdzakelijk op zoek naar de beslisser, ook wel de Decision Making Unit (DMU) genoemd.
Hierin is het belangrijk om een DMU te vinden die zo hoog mogelijk in de organisatie werkzaam is, omdat de kans het grootst is dat hij of zij verantwoordelijk is over de aanschaf van een product of dienst. Mocht dat toch niet het geval zijn, kan deze persoon je vaak wel doorverwijzen naar de juiste beslisser binnen de organisatie. Bovendien is deze persoon van je op de hoogte, mocht de beslisser zich alsnog tot hem of haar wenden voor goedkeuring.
Let op dat per bedrijf functietitels kunnen verschillen en het daarom lang niet altijd loont om je daarop te focussen. Onderzoek daarom eerst het bedrijf zelf. De eerste stap hierin is door te kijken naar de bedrijfsgrootte:
- 0-10 medewerkers: De eigenaar neemt bijna altijd de beslissing, tenzij er mede-oprichters zijn zoals bijvoorbeeld een CTO of technisch directeur, CMO of marketing directeur.
- 10-500 medewerkers: Binnen deze organisaties zijn er vaak specifieke rollen zoals Business Development Manager, Sales of Marketing manager die de beslissing nemen.
- Meer dan 500 medewerkers: Hierin vervullen beslissers vaak regiospecifieke rollen als Marketing Manager EMEA (Europa, Midden-Oosten en Afrika) of Sales Manager DACH (Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland).
Denk ook aan beïnvloeders
De beslisser is de belangrijkste persoon om te achterhalen, maar is lang niet altijd diegene die volledig verantwoordelijk is voor de beslissing. Vaak wordt de beslisser beïnvloed door mensen binnen en buiten de organisatie. Denk bijvoorbeeld aan teamleden die hun mening geven.
Het is daarom belangrijk om ook deze beïnvloeders te vinden en te overtuigen van je product of dienst, zodat zij jou zullen aanraden tijdens aankoopproces.
Vaak zijn deze beïnvloeders eenvoudiger te vinden, omdat het personen zijn die direct met jouw product of dienst aan de slag gaan. Zij nemen weliswaar niet de eindbeslissing, maar beïnvloeden de beslisser weldegelijk.
Wat is de algemene verordening gegevens bescherming (AVG)?
Theory Based:
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is een privacywet die geldt in de hele Europese Unie (EU). Dankzij de AVG is de bescherming van persoonsgegevens in alle landen van de EU op dezelfde manier geregeld en gelden in elke lidstaat dezelfde regels.
Wat is draagkracht/draaglast/veerkracht?
Practice Based:
Naar mijn idee houd ieder van die woorden in hoe belastbaar je bent zowel fysiek als mentaal.
Theory Based:
Dit heeft te maken met de balans tussen draagkracht en draaglast. Mensen zijn over het algemeen veerkrachtig. Als de draaglast even iets zwaarder weegt dan de draagkracht, dan herstelt de balans zich over het algemeen net op tijd weer.
Hoe stimuleer ik de eigen kracht van de cliënt?
Practice Based:
Ik doe dit door de positieve kanten van de cliënten te belichten en te stimuleren met enthousiastme op de juiste manier die bij de cliënt past. Zorgen dat ze ''outside the box'' denken.
Theory Based:
Omgang met de cliënt
✓ Een beroep doen op eigen kracht is niet 'regel het zelf maar', maar samen met de cliënt in kaart brengen wat zijn moge- lijkheden en die van zijn netwerk zijn. Daarna volgt pas het gesprek hoe hij deze mogelijkheden kan benutten. ✓ Geef de cliënt zeggenschap, maak hem mondig.
Hoe achterhaal ik de belangen van mijn cliënten?:
Practice Based:
Voornamelijk door met de cliënten in gesprek te gaan. Een open en eerlijk gesprek waar ze open kunnen vertellen waar zij belang bij hebben en daar op in spelen.
Theory Based:
Tool Wat er toe doet
De online tool ‘Wat er toe doet’ helpt ouderen om aan de hand van 4 vragen te verhelderen wat zij écht belangrijk vinden in het leven:
- Wat is voor mij belangrijk in het leven?
- Wat is NU voor mij belangrijk in het leven?
- Wat wil ik kunnen doen?
- Wat heb ik nodig om dit te kunnen doen?
De tool werkt eenvoudig en snel. Door te klikken op afbeeldingen geeft de cliënt aan wat belangrijk is. De antwoorden geven inzicht in de wensen en voorkeuren van de cliënt. Maak een print van de uitkomst en gebruik dit als input voor het gesprek tussen de cliënt, zijn familie en de zorgverlener(s).
B1-K1-W5
Leervragen:
1.Hoe zet ik een activiteit op en hoe voer ik dit uit?
Practice Based:
- Eerst stel ik een beginsituatie vast
- In gesprek gaan, achterhalen waar vraag naar is.
- plan van aanpak maken.
- Doelgroep op de hoogte stellen.
- activiteit uitvoeren.
Theory Based:
- Activiteit (wat, welke manier sponsoren) Elke activiteit begint met een idee. ...
- Locatie en datum. ...
- Benodigdheden (en sponsoren voor deze spullen) ...
- Draaiboek (wie, wat, wanneer, waar) ...
- Benodigde personen om alles uit te voeren (mensen vragen om te helpen) ...
- Reclame maken.
2.Hoe stel ik de beginsituatie van een doelgroep vast?
Practice Based:
Ik analyseer de doelgroep, en ga in gesprek, observeren en in overleg met collega's.
Theory Based:
Hoe stel je beginsituatie vast?
Om de beginsituatie te bepalen moet de leraar inzicht in de volgende punten hebben:
- Het niveau van de groep.
- De schoolsituatie.
- De leefwereld van de leerlingen.
- De interesses en de belevingswereld van de leerlingen.
3.Welke werkvormen zet ik in bij verschillende doelgroepen?
Practice Based:
Ik probeer mij altijd zo flexibel mogelijk op te stellen met een openhouding, afhankelijk van de groep af. Probeer te zorgen voor een veilige omgeving.
Theory Based:
Didactische werkvormen zijn in te delen in verschillende groepen, zoals:
- Instructievormen.
- Interactievormen.
- Discussievormen.
- Opdrachtvormen.
- Samenwerkingsvormen.
- Schrijfopdrachten.
- Spelvormen.
4.Wat is een visie?
Practice Based:
Een visie is een denkwijze wat je wil nastreven binnen je bedrijf en onder wat voor motto je wil werken.
Theory Based:
De term visie verwijst naar het gewenste lange termijnperspectief van een organisatie. Er is slechts één visie per organisatie. De visie wordt afgeleid van, en is in overeenstemming met de missionstatement. Missie en principes vormen samen de visie.:
5.Wat is een werkwijze?
Practice Based:
Een werkwijze hoort bij de visie en het woord zegt het al, de manier waarop je werkt. Een manier waarop je handelt tijdens je werkzaamheden.
Theory Based:
handelingen die je achter elkaar uitvoert om iets te maken of voor elkaar te krijgen
6.Hoe maak ik publiciteit voor activiteiten en hoe bereik ik de beoogde doelgroep?
Practice Based:
Het ligt aan de doelgroep, wij bij Jimmy's050 (jongeren) gebruiken onze groepschat voor aankondigen en wij maken gebruik van social media.
Theory Based:
Hoe publiciteit maken?

Snel en gratis reclame maken voor je bedrijf hoef je niet altijd zelf te doen: zet andere mensen in! Creëer een weggever en deel deze op social media. Denk bijvoorbeeld aan een gratis workshop, goodiebag of waardebon. Mensen maken kans op de prijs door jouw bericht te liken, delen of iemand te taggen in de comments
7.Hoe laat ik een activiteit aansluiten op de belevingswereld van de doelgroep?
Practice Based:
Door met mensen in gesprek gaan over de acitiviteiten en te achterhalen wat hun leuk vinden en willen. Onderzoek doen door te googelen etc.
Theory Based:
Het geven van betekenisvolle uitleg Door betekenisvolle uitleg te geven en aan te sluiten bij de belevingswereld van leerlingen wordt de intrinsieke motivatie van leerlingen gestimuleerd. Aansluiten bij het dagelijks leven van de leerlingen of de actualiteit kunnen hierbij helpen.
8.Voer een activiteit uit waarbij je vrijwilligers/professionals inzet.
9.Hoe zet ik activiteiten in om gestelde doelen te bereiken?
Practice Based:
Om te beginnen de doelen aan het begin vaststellen, daarna activiteiten daarop afstellen en feedback vragen achteraf.
Theory Based:
Wat moet ik doen om mijn doel te bereiken?
Tien tips om je doelen te bereiken
- Bepaal jouw doel(en)
- Maak de doelen specifiek.
- Maak een planning die bestaat uit kleine stapjes.
- Maak het écht haalbaar.
- Blijf gemotiveerd om de doelen te behalen.
- Kies alleen doelen waar je zelf invloed op hebt.
- Het zijn jouw persoonlijke doelen: meet je niet aan iemand anders.
10.Hoe differentieer ik tijdens een activiteit?
Hoe stimuleer ik zelfwerkzaamheid en onderlinge betrokkenheid?
Practice Based:
Wij proberen de jongeren die bij ons komen er aan te herinneren dat de werkplek van ons allemaal en dat het belangrijk is dat ieder zijn eigen verantwoordelijkheden draagt, door te participeren niet te consumeren.
Theory Based:
Voor bij een presentatie bijvoorbeeld: Ook in een interactieve presentatie, die je geeft tijdens een videoles of die je beschikbaar stelt aan studenten, kun je opdrachten verwerken. De opbrengsten kun je (laten) verzamelen op een interactief whiteboard of prikbord.
11.Hoe bewaak ik de voortgang tijdens een activiteit?
Practice Based:
Door tijdens de activiteit goed je voorafgestelde doelen voor ogen te houden en daar naar toe te sturen mocht het afwijken.
Theory Based:
Hoe bewaak je de voortgang?
het bewaken van de voortgang eist wederzijds vertrouwen en openheid. bewaken houdt vooral in: het tijdig signaleren van dreigende afwijkingen. achteraf is er niets meer aan een planafwijking te doen.
12.Hoe coördineer ik verschillende taken?
Practice Based:
Door taken goed te verdelen en ook dingen uit handen te geven, zodat je niet alles op jezelf hoeft te nemen. Goed communiceren is belangrijk!
Theory Based:
Hoe moet je coördineren?
Creëer een overzicht van alle relevante afspraken, processen en houdt interviews met alle betrokkenen en daarbij zeker ook met de daadwerkelijk uitvoerende mensen, zodat er helder is wat ieders verwachtingen zijn resulterend in het gewenste eindresultaat.
13.Hoe onderhoud ik contact met netwerkpartners?
Practice Based:
Maak er een prioriteit van in je agenda om eens in de zoveel tijd even het contact op te zoeken per telefoon, E-mail of door even langs te gaan. Laat weten dat er tevredenheid is binnen de samenwerking en zorg dat ze zich gezien blijven voelen.
Theory Based:
Tip 1: Maak gebruik van WhatsApp
WhatsApp. Het is iets waar we dagelijks wel gebruik van maken.
Heb je al een tijdje geen contact gehad met iemand uit je netwerk? Breng hier verandering in door diegene een appje te sturen. Vraag bijvoorbeeld hoe het gaat en waar hij of zij zich mee bezig houdt. Lekker simpel. Laat ook weten hoe het met jou gaat en waar jij je de afgelopen tijd mee bezig hebt gehouden. Whatsapp is ongedwongen, maar ook persoonlijk. Dit maakt het zo effectief.
Tip 2: Bellen én iets leuks delen
Dit lijkt misschien een grotere stap dan iemand uit je netwerk snel een appje sturen. Maar zo gek is het helemaal niet. Niet iedereen vindt typen even leuk en soms wordt er zelfs overgeschakeld naar voice messages. Spreken gaat namelijk ruim tweemaal zo snel als typen. Iemand bellen gaat natuurlijk iets makkelijker als je regelmatig contact hebt met de persoon binnen je netwerk, maar het kan ook een mooie stap zijn om het contact weer terug te winnen. Gewoon eens bellen dus. Vraag hoe het gaat, deel iets leuks en praat lekker spontaan bij.
Tip 3: Artikel sturen over een onderwerp waarin iemand actief is of interesse in heeft
Contacten in je netwerk onderhouden bestaat niet alleen uit persoonlijke appjes en telefoongesprekken. Je kunt het zelfs makkelijker maken voor jezelf om je relaties te onderhouden. Ook het sturen van artikelen over een onderwerp waarin iemand actief is of interesse in heeft, zorgt er namelijk voor dat je regelmatig contact hebt en je relaties warm houdt. Naast artikelen, kan je natuurlijk ook memes sturen, als dit relevant is binnen jullie relatie of vakgebied.
Tip 4: Iemand updaten van jouw ontwikkeling door leuk nieuws te delen
Een nieuwe baan? Stageplek? Promotie? Deel het spannende nieuws met je netwerk. Zo maken zij onderdeel uit van jouw ontwikkeling en groei. Je kunt dit delen via verschillende sociale media platformen, zoals LinkedIn en Instagram. Maar het kan ook via persoonlijke weg. Dit kan naast een leuk gesprek bijvoorbeeld ook adviezen opleveren waar je iets aan hebt. Vier behaalde successen dus samen. Dit zal niet alleen je eigen enthousiasme vergroten, maar ook jullie relatie.
Tip 5: Bijpraten met een bakkie koffie
Met sommige mensen wil je gewoon regelmatig even rustig bijpraten. Al is het maar 1 keer per jaar. Stuur dus een appje of bel even en vraag of de persoon uit je netwerk zin heeft om iets te gaan drinken of samen wil lunchen. Face to face is natuurlijk persoonlijker dan bellen, appen of een artikel sturen, maar vaak ook gezelliger. Deze tijd kunnen jullie gebruiken om wat gesprekken in te halen. Het levert jullie ook meteen een leuke tijd en herinneringen op.
Tip 6: Langsgaan als je in de buurt bent
Toevallig in de buurt? Maak gebruik van deze gelegenheid door de persoon uit je netwerk een bezoekje te brengen. Even vragen of het goed uitkomt voor de persoon die je wil bezoeken is vaak wel zo handig en netjes. Je bent toch al in de buurt, gebruik deze kans en tijd dus ook om iemand even persoonlijk te zien en bij te praten.
Tip 7: Aan een mijlpaal denken zoals verjaardag
Sla data van verjaardagen op in je agenda of maak gebruik van Facebook om een melding te krijgen over wanneer iemand jarig is. Een simpele felicitatie voor een verjaardag zorgt ervoor dat je relaties warm blijven en wordt vaak ook erg gewaardeerd. Naast verjaardagen, geldt dit natuurlijk ook voor een nieuwe functie, huwelijk of andere mijlpaal. Misschien een hele simpele manier, maar ook zeer effectief. Je laat namelijk merken en zien dat je aan iemand denkt.
Tip 8: Social media
Zichtbaar zijn op social media, bijvoorbeeld LinkedIn, is ook een manier van het onderhouden van je netwerk! Als je goed zichtbaar bent zijn mensen toch op d hoogte van wat jij doet. Als er dan weer persoonlijk contact is, weet men al waar je zoal mee bezig bent en heb je snel een gespreksonderwerp.
14. Hoe let ik op duurzaamheid, betaalbaarheid en veiligheid?
Practice Based:
Door overzicht te houden bij je werkzaamheden en een overzicht te maken en je keuzes altijd te overwegen, mocht je er niet uitkomen het er met een collega, werkgever er over te hebben.
Theory Based:
Hoe kan ik bijdragen aan duurzaamheid?
Voorbeelden van duurzaam consumeren
- duurzame producten met een keurmerk kopen;
- afval scheiden;
- energie besparen;
- groene stroom gebruiken;
- milieu bewust reizen;
- duurzaam beleggen.
B1-K1-W6
leervragen:
Welke evaluatievormen zijn er?
Practice Based:
Er zijn evaluaties vooraf, tijdens en na je activiteit en handelingen.
Theory Based:
We onderscheiden drie hoofdvormen van evalueren: • planevaluatie; • procesevaluatie; • effectmeting. Welke vorm het meest geschikt is, is afhankelijk van het doel dat je hebt geformuleerd.
Hoe evalueer je?
Practice Based:
Door te vragen aan het eind van de handeling hoe alles is verlopen of elk voorafgesproken punt aan bod is geweest en of alles goed is verlopen.
Theory Based:
- Bepaal wat je wilt evalueren. Baken het onderwerp af en maak het zo specifi ek mogelijk. ...
- Bepaal de aandachtsgebieden waarop je wilt evalueren. ...
- De teamleider start. ...
- Voer het inhoudelijke evaluatiegesprek. ...
- Bepaal verbeteracties en leg ze vast. ...
- Evalueer de evaluatie!
Hoe reflecteer je op jezelf?
Practice Based:
Door na te gaan hoe je hebt gehandeld. Door kritisch naar jezelf te kijken hoe alles ging. Je mede collega's vragen voor feedback.
Theory Based:
- Omschrijf je de situatie en omgeving.
- Onderzoek je je gedrag.
- Stel je vragen over je eigen vaardigheden.
- Achterhaal je je motivatie of overtuigingen.
- Sta je stil bij je identiteit.
- Is er oog voor je dieperliggende drijfveren.
Hoe stel je leerdoelen voor jezelf op?
Practice Based:
Kijken naar de dingen waar ik moeite mee heb en op basis leerdoelen stellen wat mij de kans geeft om nieuwe dingen te leren.
Theory Based:
Volgende vragen helpen:
Wat wil ik concreet leren?
Welk nieuw gedrag wil ik tonen?
Welke oude gewoontes wil ik doorbreken?
Wat wil ik anders aanpakken in de uitvoering van m'n werk?
Tips:
- Het opschrijven van de antwoorden helpt om hierover na te denken.
- Stel na een eerste antwoord op deze vragen nog 4 keer de vraag “Waarom?”. Dit helpt om je doel scherper te stellen.
- Sommige leerdoelen zijn op korte tijd haalbaar. Langetermijndoelen zijn gemakkelijker te bereiken door ze op te delen in subdoelen.
Hoe ziet een goed geformuleerd doel er uit?
Om efficiënt met doelstellingen te werken voldoen deze best aan 5 criteria.
Doelen moeten ‘SMART’ zijn, dit staat voor:
- Specifiek: een concrete actie, of waarneembaar gedrag
- Meetbaar: het eindresultaat moet meetbaar zijn (je moet het kunnen zien, horen)
- Acceptabel: het doel moet acceptabel zijn voor jezelf en anderen
- Realistisch: het doel moet haalbaar zijn (niet te laag of te hoog gegrepen)
- Tijdgebonden: wanneer begin ik, wanneer is het klaar
Hoe werk je aan doelen?
Practice based:
Door grote doelen te categoriseren in kleinere doelen. Te zorgen dat als je doel voor doel af kunt schrijven het grotere plaatje bereikt en haalt.
Theory Based:
- egin bij jezelf: zorg dat de doelstelling echt van jou is.
- deel je doel op in kleine doelen: maak je doel hapklaar, overzichtelijk en makkelijk te bereiken.
- maak je doel smart: je doel moet zo nauwkeurig mogelijk zijn.
Hoe verwerk ik methodisch gegevens?
Practice Based:
Door volgens de methode van je stagebedrijf jouw aangewezen taken te vervullen.
Theory Based:
Plan-Do-Check-Act
“De term methodisch werken wordt te pas en te onpas gebruikt in de zorg”, zegt Jennie. “Maar kort gezegd is het niet meer dan de afspraak om via bepaalde (vaste) stappen een doel te bereiken.” Een goed voorbeeld van zo’n afspraak is de kwaliteitscirkel van Deming. “Dat is de PDCA-cyclus: Plan-Do-Check-Act. Mooi van deze cirkel is dat je met elkaar in beweging bent. Doordat de stappen elkaar blijven opvolgen, werk je voortdurend aan leren en verbeteren.” De kennismanagers onderscheiden binnen het verpleeghuis 3 niveaus die met de cirkel bezig (moeten) zijn. Waarbij het belangrijk is dat deze niveaus met elkaar in verbinding staan:
- Cliënt en professional
- Medewerker en team
- Locatie en organisatie
Hoe toets je gegevens op betrouwbaarheid, volledigheid en relevantie?
Practice Based:
Door ze goed door te nemen, de bron te checken en te bekijken hoe relavant iets is. Bijvoorbeeld de data van de gegevens.
Theory Based:
Een bron moet bij voorkeur actueel zijn en dus niet te lang geleden zijn verschenen. Dat kun je aan de bronvermelding zien. Een bron die zo volledig mogelijk informatie geeft, is betrouwbaarder dan een bron die dat niet doet. Dat geldt ook voor een bron die informatie juist en controleerbaar aanbiedt.
Wat zijn relevante bronnen?
Practice Based:
Bronnen zoals: Je collega, werkgevers of netwerk. Het ligt aan de situatie, maar cliënten kunnen ook enorm belangrijke bronnen zijn.
Theory Based:
Informatie is relevant wanneer deze bijdraagt aan de beantwoording van de onderzoeksvraag. Je beoordeelt de gevonden informatie op basis van inhoud, niveau en actualiteit.
Hoe analyseer je?
Practice Based:
Goed te kijken naar wat voor informatie je verzamelt en wat voor conclusies je uit situaties kunt trekken.
Theory Based:
- verschillende relevante aspecten en deelproblemen van een probleem onderscheiden.
- het vermogen om informatie te verzamelen over de achtergronden en oorzaken.
- verbanden leggen tussen de gegevens die je hebt verzameld.
- het relatieve belang van de elementen bepalen.
- oorzaken opsporen.
Hoe rapporteer je?
Practice Based:
Je schrijft op wat je observeert en met wat voor doel dingen gebeuren, zodat je collega's kunnen lezen wat er aan de hand is.
Theory Based:
Je schrijft op wat je observeert of signaleert, welke zorg je met welk doel verleent, en hoe die zorg verloopt. Hierdoor weten je collega's wat er aan de hand is en wat zij moeten doen. Je waarborgt de continuïteit en kwaliteit van de zorg en je voorkomt fouten.
Op welke manier bespreek je je rapportage?
Practice Based:
Een op een of door het in een vergadering te bespreken met de desbetreffende personen.
Theory Based:
Goed rapporteren is belangrijk voor goede zorg. Het is een goed onderwerp om eens in je team te bespreken. Zijn jullie tevreden over elkaars rapportage? Wat is lastig? Wat kan beter?
Zorgleefplanwijzer.nl ontwikkelde een gratis downloadbare powerpoint met daarbij een toelichting en opdrachten.
Wat zijn collegiale interventies?
Practice Based:
Een manier waarop je collega's kunt aanspreken op iets waar je mee zit of een bepaalde manier van iets waar je last van hebt of iets waar wat aan gedaan moet worden.
Theory Based:
ensen zijn van nature veerkrachtig in het hanteren van stress en in het herstellen van ingrijpende gebeurtenissen. Het overgrote deel van de medewerkers herstelt op eigen kracht met erkenning en sociale steun als basis. Als deze basis - naast het thuisfront - wordt geboden door collega's en leidinggevenden, blijkt dit vaak al voldoende voor herstel.
Voor professionals met een hoog-risico beroep is het belangrijk dat er binnen de organisatie een opvang- en nazorgstructuur is ingericht. Expliciete collegiale ondersteuning via een bedrijfsopvangteam (BOT) biedt gestructureerde en doelgerichte ondersteuning. Het gaat om activiteiten met als doel:
- de getroffen collega te ondersteunen en zijn/haar verhaal te laten doen
- informatie te geven over de verwerkingsreacties (psycho-educatie)
- het op afstand volgen van het verwerkingsproces (signaleren en monitoren)
- indien nodig door te verwijzen naar externe personeelszorg en/of professionele hulpverlening
Hoe maak je gebruik van collegiale interventies?
Practice based:
Door met ieder in te stemmen dat je tegen bepaalde problematiek aanloopt, daar een plan voor maken zodat je het goed en respectvol kan overbrengen naar de collega.
Theory Based:
Onder collegiaal leren verstaat men alle activiteiten waarin leraren en/of leidinggevenden met elkaar reflecteren op de eigen onderwijspraktijk. Het boek gaat over de praktijk van het collegiaal leren. Over het stimuleren van ontwikkeling, over het bouwen van een open lerende cultuur in scholen. Hiervoor hebben zij onder andere het HOE-kwaliteitshuis gepresenteerd. Dat is een kijkkader met de meest gangbare kwaliteitsinstrumenten. Het verbindt missie, visie en kernwaarden en historie van de organisatie (het fundament) met de gewenste ontwikkeling (het dak).
Collegiaal leren start altijd met een persoonlijke hulp-, leer- of ontwikkelvraag. Indien meerdere persoonlijke leervragen gekoppeld worden aan een verandertraject in je school, dan ligt het accent niet op de persoonlijke ontwikkelvraag maar op de schoolontwikkelvraag.
- Om het juiste instapniveau en de juiste vorm van collegiaal leren te kiezen, ga je eerst na welke ontwikkeling centraal staat (persoonlijke hulp-, leer- of ontwikkelvraag of de gezamenlijke vraag)
- Daarna bepaal je hoeveel ervaring je al hebt met collegiaal leren. Dat bepaalt of je simpel begint of de verdieping op kunt zoeken.
Wat is intervisie?
Practice Based:
Een gesprek waar een werkprobleem besproken word en hoe dat opgelost kan worden doormiddel van de juiste intervisie vraag.
Theory Based:
Intervisie is een georganiseerd gesprek tussen 6-8 vakgenoten of professionals. Onderwerp van gesprek is een door een van hen ingebrachte casus over het werk vergezeld door een intervisievraag.
Voor welk doel kun je intervisie gebruiken?
Practice Based:
Voor verschillende casussen binnen het werkveld, waar je wil dat het team goed overnadenkt en het behandelt om er meer getrained om te zijn en weet wat het team moet doen.
Theory Based:
Intervisie is een manier om met collega's of vakgenoten te leren van vragen en problemen uit de dagelijkse werkpraktijk. Tijdens de bijeenkomst brengen deelnemers vraagstukken in, in de vorm van cases of video-‐opnamen. Deze ervaringen worden stuk voor stuk besproken.
examen B1-K1-W6
B1-K2-W1
Leervragen:
Wat is beleid?
Practice Based:
De manier hoe doelen worden behaald binnen het bedrijf en de manier hoe er aan gewerkt word.
Theory Based:
Beleid is het stellen van doelen, middelen en een tijdpad in onderlinge samenhang. Liefst zijn plaats en tijd omschreven. Onder beleid wordt dus verstaan het aangeven van de richting en de middelen waarmee men gestelde organisatiedoelen wil gaan realiseren binnen de gestelde periode.
Wat is het beleid van jouw stageorganisatie?
Practice Based:
Jimmy’s is een talentenbroedplaats en als het nodig is een makkelijke stap naar hulp. Dankzij Jimmy’s krijgen jongeren een beter netwerk, meer zelfvertrouwen, grotere zelfredzaamheid & een grotere kans op werk. Jimmy’s is er voor alle jongeren tussen de 12 en 27 jaar en actief in steeds meer gemeentes.
Hoe verwoord jij het beleid van jouw stage in eigen woorden?
Practice Based:
Door jongeren te motiveren en te helpen doormiddel van ''pearsupport'' leeftijdsgenoten (waar ik onder val) elkaar te helpen, ieder die zijn dingen heeft meegemaakt en daarvan heeft geleerd kan de ander er ook mee helpen.
Wat is jouw mening over dit beleid?
Practice Based:
Ik vind dit een heel mooi concept, vooral omdat ik weet hoe fijn het kan zijn hoe het is om begrepen te worden. Al helemaal als je denkt dat je de enige bent die door zo'n probleem heen gaat. Het voelt dan goed om door iemand geholpen te kunnen worden door iemand van dezelfde leeftijd.
Hoe werk je volgens voorgeschreven instructies en procedures?
Practice Based:
Door je van te voren goed te verdiepen in de procedures en altijd te zorgen dat die in je achterhoofd zitten als je de werkzaamheden uitvoert en ook mocht je ze vergeten niet bang te zijn om het er af en toe bij te pakken of het met een collega het er over te hebben.
Theory Based:
Regels en procedures bevorderen gewenst gedrag en geven aan wat er moet gebeuren als ongewenst gedrag zich voordoet. Als van werknemers en klanten wordt verwacht dat zij zich op een bepaalde manier gedragen, is het van belang hen daar duidelijk over te informeren. Regels en procedures zijn daarbij een goed houvast. Een bedrijf komt gemakkelijker tot een samenhangende set regels en procedures als het die vaststelt op basis van de visie die er ten aanzien van gewenst en ongewenst gedrag is geformuleerd. Dit maakt het bovendien mogelijk om aan te sluiten bij de koers van het bedrijf en de regels en procedures voor andere arborisico’s.
Waarom?
Regels en procedures op het gebied van gewenst en ongewenst gedrag bieden iedereen duidelijkheid en houvast. Ze geven aan wat wel en niet acceptabel is en welke sancties aan ongewenst gedrag zijn verbonden. Dit verkleint de kans op zulk gedrag en op discussies hierover met klanten. Hierdoor draagt het ook bij aan de klantvriendelijkheid en productiviteit. Het opstellen (of aanpassen), afstemmen en communiceren van regels en procedures kost tijd en energie.
Hoe maak je eventuele knelpunten bespreekbaar?
Practice Based:
Door op te schrijven wat je op merkt en te zorgen dat je erover mee in gesprek gaat bij de personen die daar ook mee te maken hebben.
Theory Based:
Plan een langere teamvergadering of ga in gesprek over werkdruk tijdens een teamuitje of heidag. Maak vooraf afspraken over de organisatie en inhoud van het gesprek. Ook is het belangrijk dat er een vertrouwelijke en open sfeer kan ontstaan. Het moet voor teamleden duidelijk zijn dat ze al hun ervaringen kunnen delen.
Hoe formuleer je knelpunten?
Practice Based:
Door ze zorgvuldig en formeel op te stellen, zorg dat je problematiek goed en duidelijk is opgesteld.
Theory Based:
Hoe schrijf je een knelpunt?
Een knelpunt voor de externe communicatie: de organisatie is onvoldoende klantgericht.
...
Knelpunten interne of externe communicatie
- de organisatie is teveel naar binnen gericht.
- er wordt afstand ervaren tussen medewerkers en het management.
- afdelingen werken bij elkaar langs.
- we hebben een sorry-cultuur.
B1-K2-W2
Leervragen:
Wat is de algemene verordening gegevensbescherming (AVG)?
Theory Based:
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is een privacywet die geldt in de hele Europese Unie (EU). Dankzij de AVG is de bescherming van persoonsgegevens in alle landen van de EU op dezelfde manier geregeld en gelden in elke lidstaat dezelfde regels.
Hoe pas je de AVG toe?
Practice Based:
Ik stel mij zo transparant op en bespreek openlijk wat er met de gegevens gebeuren. Zorg dat ik rekening houd met mijn geheimhoudsverklaring en de juiste privacy regels.
Theory Based:
Check of u persoonsgegevens mag verwerken
U mag niet zomaar persoonsgegevens verwerken. U moet daarvoor aan minstens 1 van deze 6 voorwaarden voldoen:
- u moet toestemming hebben van de persoon om wie het gaat
- het is nodig om een overeenkomst uit te voeren. U moet bijvoorbeeld adresgegevens verwerken om uw product bij iemand te kunnen bezorgen
- het is nodig om een wettelijke verplichting na te komen
- het is nodig om iemands leven of gezondheid te beschermen en u kunt die persoon niet om toestemming vragen
- het is nodig om een taak van algemeen belang uit te voeren
- het is om het gerechtvaardigd belang te behartigen. U moet bijvoorbeeld persoonsgegevens verwerken in uw personeelsadministratie om salaris uit te kunnen betalen
2. Vertel uw klanten wat hun rechten zijn
Uw klanten hebben veel rechten op gebied van privacy. U moet ervoor zorgen dat ze gemakkelijk van die rechten gebruik kunnen maken. Uw klanten mogen bijvoorbeeld:
- hun gegevens inzien, aanpassen en verwijderen
- toestemming die ze eerder gaven beperken, en weer intrekken
- hun gegevens opvragen zodat ze makkelijk naar een ander bedrijf kunnen overstappen, dat heet het recht op dataportabiliteit
Uw klanten mogen een klacht indienen bij de Autoriteit Persoonsgegevens. De AP is verplicht deze klachten in behandeling te nemen.
Maak een heldere privacyverklaring
Maak een privacyverklaring in eenvoudige taal. Zet daarin wat u doet met persoonlijke gegevens. Waarvoor u de gegevens gebruikt. Waarom dat belangrijk is voor uw klanten. En hoelang u de gegevens bewaart. Zorg dat deze verklaring makkelijk te vinden is.
3. Maak een overzicht van hoe u gegevens verwerkt
Leg in een register vast welke persoonsgegevens u verwerkt en waarom u dit doet. Maar ook waar deze gegevens vandaan komen, en met wie u ze deelt. Het register heeft u bijvoorbeeld nodig als klanten u vragen hun gegevens aan te passen of te verwijderen. U moet dit dan namelijk ook doorgeven aan de organisaties met wie u de gegevens heeft gedeeld.
Dit register valt onder de zogenoemde verantwoordingsplicht. U moet altijd kunnen verantwoorden hoe u met gegevens omgaat.
Vraag toestemming van de klant als u diensten uitbesteedt
Wanneer u diensten uitbesteedt, en u deelt persoonsgegevens van uw klanten met een ander bedrijf, dan heeft u hiervoor toestemming nodig van uw klanten. Bijvoorbeeld als u een extern callcenter of administratiekantoor inhuurt. Leg in een overeenkomst met uw klanten vast dat u hun gegevens deelt, omdat dat relevant is voor de manier waarop u voor hen werkt.
4. Bekijk of u een Data Protection Impact Assessment (DPIA) moet maken
Verwerkt u gegevens met een hoog privacyrisico, dan moet u een Data Protection Impact Assessment (DPIA) uitvoeren. Dit is een uitgebreid onderzoek om risico’s van gegevensverwerking in kaart te brengen. Op basis van deze DPIA kunt u maatregelen nemen om de privacyrisico’s te verkleinen.
Lukt het u niet om maatregelen te nemen om risico’s te verkleinen? Overleg dan met de Autoriteit Persoonsgegevens voordat u begint met het verwerken van persoonsgegevens. De AP beoordeelt dan of de gegevensverwerking in strijd is met de AVG. U ontvangt dan schriftelijk advies van de AP.
U loopt een hoog privacy risico als u:
- systematisch en uitgebreid persoonlijke aspecten evalueert gebaseerd op geautomatiseerde verwerking, waaronder profiling, en waarop besluiten worden gebaseerd die gevolgen hebben voor mensen
- op grote schaal bijzondere persoonsgegevens verwerkt of wanneer er strafrechtelijke gegevens worden verwerkt
- op grote schaal en systematisch mensen volgt in een publiek toegankelijk gebied, bijvoorbeeld met cameratoezicht
Bekijk een lijst met verwerkingen waarvoor een DPIA verplicht is.
5. Houd in uw producten en diensten standaard rekening met privacy
Ontwerpt u nieuwe producten of diensten, zorg dan in de ontwerpfase al dat persoonsgegevens goed worden beschermd. Dit wordt ook wel ‘privacy by design’ genoemd. Verwerk daarom niet meer persoonsgegevens dan nodig is. Dit noemt men ook ‘privacy by default’. Voorbeelden hiervan zijn:
- laat een app niet zonder goede reden de locatie van gebruikers registreren
- vink op uw website het vakje ‘ja, ik wil aanbiedingen ontvangen’ niet vooraf aan
- vraag bij het abonneren op een nieuwsbrief niet meer gegevens dan nodig is
6. Onderzoek of u een functionaris gegevensbescherming nodig heeft
Verwerkt u in uw onderneming heel veel persoonsgegevens? Controleer dan of u verplicht bent een functionaris voor de gegevensbescherming (FG) aan te stellen. Dit is iemand die binnen uw organisatie in de gaten houdt of u alles volgens de AVG doet. Uw organisatie mag ook vrijwillig een FG aanstellen.
7. Documenteer en meld datalekken
Bij een datalek komen persoonsgegevens vrij zonder dat dit de bedoeling is. Voorbeelden van datalekken zijn:
- u verliest een laptop, tablet, usb-stick of papieren met daarop niet-versleutelde persoonsgegevens
- u mailt persoonsgegevens naar een verkeerd persoon
- de persoonsgegevens die u verwerkt worden gestolen bij een cyberaanval
- uw systeem is besmet met ransomware waardoor de persoonsgegevens niet meer toegankelijk zijn
U moet alle ernstige datalekken direct melden aan de AP. Daarnaast moet u alle datalekken documenteren. Ook interne lekken die u niet hoeft te melden. Bekijk in de guidelines welke datalekken u moet melden. Deze richtlijnen zijn nog niet definitief. U moet de betrokkenen van wie de persoonsgegevens zijn alleen informeren als het datalek grote gevolgen heeft voor hun rechten en vrijheden.
Verwerkt u privacygevoelige data voor uw opdrachtgevers? Dan moet u alle datalekken aan hen melden, zodat zij dit weer aan de AP kunnen melden.
8. Zorg voor een goede verwerkersovereenkomst
Werkt u samen met bedrijven, die in opdracht van u en volgens uw instructies persoonsgegevens verwerken? Zorg dan dat u met hen een verwerkersovereenkomst sluit. Ook als de verwerker een dochteronderneming is of in het buitenland gevestigd is. Het inzien van de gegevens door een externe helpdesk is al een vorm van verwerking.
Heeft u al eerder een bewerkersovereenkomst opgesteld onder de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)? Controleer dan uw huidige overeenkomst en zorg ervoor dat u een nieuwe verwerkersovereenkomst opstelt volgens de regels van de AVG. De regels onder de AVG zijn strenger.
9. Bepaal de leidend toezichthouder
Is uw organisatie in meerdere EU-landen actief? Of zijn uw gegevensverwerkingen van invloed op meerdere lidstaten van de EU? Dan hoeft u maar met één privacy-toezichthouder zaken te doen. Dat heet het een-loketmechanisme. Kies bijvoorbeeld de Nederlandse Autoriteit Persoonsgegevens.
10. Vraag toestemming voor het verwerken van gegevens
Voor sommige gegevensverwerkingen heeft u toestemming nodig van de betrokkenen. Daarnaast moet u kunnen bewijzen dat u toestemming heeft gekregen. Bekijk daarom hoe u toestemming vraagt, krijgt en hoe u dit vastlegt.
Van welke systemen wordt er gebruikgemaakt binnen je stage?
Practice Based:
Geheimhoudsverklaring is het meest belangrijk, omdat wij niet een instelling zijn die begeleid, maar een organisatie is dat waar wij het meeste mee te maken krijgen.
Hoe registreer je gegevens?
Practice Based:
Door ze te noteren op het moment dat ik iemand help, daarnaast vraag ik altijd om toestemming van de jongeren zelf, omdat wij dus niet een begeleidende rol hebben, maar een ondersteunende rol.
Theory Based:
Algemeen antwoord: Persoonsgegevens in de BRP worden voor altijd bewaard. Als een organisatie persoonsgegevens uit de BRP krijgt, wordt de registratie van deze verstrekking 20 jaar bewaard.
Hoe leg je verslag?
Practice Based:
Door te notuleren in een klein verslagje of mondelings terug te koppelen naar mijn collega's of facilitators.
Theory Based:
Wat moet er allemaal in een verslag? Een verslag (bij bètavakken) bestaat uit de volgende onderdelen:
- Titelpagina
- Titel
- Inhoudsopgave (optioneel)
- Inleiding
- Onderzoeksvraag
- Hypothese
- Verwachting
- Materialen
- Methode
- Resultaten
- Conclusie
Verkort als het notulen van een gesprek.
Hoe verantwoord je verslaglegging naar je leidinggevende en andere betrokkenen?
Practice based:
Door mijn handelingen uit te leggen en mijn manier van denken uit te leggen bij de desbetreffende personen en daar feedback voor te vragen.
Theory Based:1. Iedere keer dat de sociaal werker informatie over de burger/cliënt met derden wil delen, vraagt hij toestemming aan de burger/cliënt en legt hij de toestemming vast in het dossier (indien van toepassing). Toestemming van de burger/cliënt betekent niet automatisch dat de sociaal werker ook altijd informatie met derden deelt. 2. De sociaal werker zal bij toestemming altijd moeten nagaan of die in vrijwilligheid is afgelegd en of de toestemming niet strijdig is met de belangen van derden. 3. Geen toestemming is nodig: a. bij een uitdrukkelijke wettelijke verplichting om informatie te delen, ook wanneer de burger/cliënt hiervoor geen toestemming verleent; b. als meerdere hulpverleners een functionele professionele relatie met dezelfde burger/cliënt hebben en de burger/cliënt daarvan op de hoogte is; c. als levensbelang(en) op het spel staan (zie artikel 10). Geen toestemming om informatie te delen, betekent overigens niet automatisch dat de professionele relatie moet worden beëindigd. Het is wel aanleiding om dit met de burger/cliënt te bespreken.
examen B1-K2-W2
B1-K2-W3
Leervragen:
Wat is een netwerk?
Practice Based:
Een netwerk zijn de personen waar je in je leven frequent mee te maken hebt.
Theory Based:
Een sociaal netwerk, dat in het spraakgebruik als “netwerk” wordt aangeduid, is een netwerk van mensen of groepen mensen, bijvoorbeeld een groep personen die elkaar kennen of organisaties (bedrijven, instellingen) die samenwerken.
Theory Based:
Hoe breng je het netwerk van de cliënt in beeld?
Wat is een sociale kaart?
Practice Based:
Een kaart met al je sociale contacten van het desbetreffende persoon.
Theory Based:
Een sociale kaart is een overzicht van instellingen op het gebied van welzijn, gezondheidszorg, en maatschappelijke dienstverlening. De sociale kaart verwijst naar instellingen die bepaalde hulp bieden met betrekking tot een bepaalde doelgroep.
Hoe maak ik een sociale kaart?
Practice Based:
Door met een cliënt in gesprek te gaan over zijn dagelijkse en frequente contacten. Is de cliënt te jong of is daar minder beschikbaar voor is, dan kan je met de begeleiders of ouders/voogden om invulling vragen.
Theory Based:
n een Sociale Kaart vinden burgers en hulpverleners informatie over organisaties en hun aanbod van diensten, producten en activiteiten in het sociale domein. Ook kan de Sociale Kaart worden ingericht voor een specifieke doelgroep.
Voor lokale besturen: De Sociale Kaart geeft een overzicht van de welzijns- en zorgactoren die gevestigd zijn of actief zijn in een bepaalde gemeente. De gemeenten kunnen hun eigen website verrijken met gegevens die rechtstreeks uit de Sociale Kaart gehaald worden.
Waarom is een sociale kaart van belang?
Practice Based:
Een sociale kaart is van belang om te weten waar de cliënt bij betrokken is en waar eventuele hulpdiensten aanwezig zijn indien nodig.
Theory Based:
De Sociale kaart levert een bijdrage aan de eigen kracht en zelfredzaamheid van burgers en biedt ondersteuning in het werkproces van professionals in de frontoffice en sociale (wijk)teams van gemeenten.
Wat is systemisch werken?
Practice Based:
De manier over hoe jij, de cliënt of iets werkt binnen een syteem. Dat kan bijvoorbeeld zijn: een gezin.
Theory Based:
Systemisch werken is een manier om inzicht te krijgen in jouw eigen plek in een systeem, welk systeem dan ook, en je verhouding met de anderen in dat systeem. Je kunt ervaren waar belemmeringen zitten en waarom je steeds opnieuw vervalt in bepaald gedrag dat je belemmert in je ontwikkeling en groei.
Hoe breng ik talenten, kwaliteiten en kracht van de cliënt en zijn omgeving in beeld?
Practice Based:
Door op de juiste manier de jongere te stimuleren, te focussen op waar zijn/haar talenten liggen en daarmee aan de slag te gaan, door dat te koppelen aan de leerdoelen.
Theory Based:
✓ Een beroep doen op eigen kracht is niet 'regel het zelf maar', maar samen met de cliënt in kaart brengen wat zijn moge- lijkheden en die van zijn netwerk zijn. Daarna volgt pas het gesprek hoe hij deze mogelijkheden kan benutten. ✓ Geef de cliënt zeggenschap, maak hem mondig.
Hoe en wanneer verwijs ik een cliënt door?
Practice Based:
Als ik het idee heb dat het probleem te groot word voor onze organisatie of mijn werkveld. Dan zorg ik dat ik advies vraag aan mijn meerdere en dat ik met de juiste organisaties in aanraking kom en de cliënt voor kan leggen.
Als maatschappelijk werker ondersteun je mensen met problemen. Zoals een onveilige leefsituatie, geldgebrek, slechte huisvesting, gezondheidsproblemen en conflictsituaties. Je begeleidt cliënten op hun weg naar zelfstandigheid, leert hen inzicht te krijgen in hun eigen vermogens en motiveert hen tot het aanleren van nieuw gedrag. Je biedt op een professionele manier begeleiding. Daarbij weet je gebruik te maken van verschillende gesprekstechnieken. Het beroepsterrein van maatschappelijk werker is enorm breed en kent diverse niveau’s.
Als maatschappelijk werker kijk je niet alleen naar de persoon die om hulp komt vragen, maar ook naar de invloed van de problemen op andere mensen uit de omgeving van de cliënt. Als de problemen bijvoorbeeld met het hele gezin te maken hebben, kan een gerichte aanpak voor het gezin de oplossing zijn. Je kijkt niet alleen naar de problemen die mensen ervaren in hun relaties met mensen om hen heen, maar je richt je ook op praktische en materiële problemen zoals schulden en woonvoorzieningen. Soms verwijs je de cliënt door naar andere deskundigen of instanties, zoals een psycholoog.
Van elke cliënt houd je in een dossier de ontwikkelingen bij. Je hebt regelmatig overleg met collega’s, met wie je praat over je manier van werken en de uiteindelijke resultaten. Zo’n overleg is ervoor om je verder te helpen als gesprekken niet zo soepel lopen. Wie precies je collega’s zijn, is afhankelijk van de instelling waar je werkt. In een verpleeghuis werk je bijvoorbeeld samen met de verpleeghuisarts, in een ziekenhuis met verpleegkundigen en de kinderarts en bij het algemeen maatschappelijk werk met collega-maatschappelijk werkers.
Theory Based.
Wat zijn passende gesprekstechnieken en hoe pas ik deze toe?
Theory Based:
LSD = Luisteren, Samenvatten, Doorvragen. LSD mag je dus gebruiken.
OMA = Oordelen, Meningen en Adviezen. OMA kan je beter thuis laten.
ANNA = Altijd Navragen, Nooit Aannemen. Neem Anna dus wel altijd mee.
NIVEA = Niet Invullen voor een Ander. Lekker smeren dus.
OEN = Open, Eerlijk en Nieuwsgierig. Wees dus gewoon maar een OEN.
DIK = Denk in Kwaliteiten (of Kansen)
Alleen, hoe je deze uitgangspunten echt kan gaan benutten en uitvoeren is een tweede. Het begint met vragen stellen en luisteren.
B1-K2-W4
Leervragen:
Wat is een kwaliteitscyclus?
Practice Based:
Activiteiten die kwaliteit bevorderen.
Theory Based:
De kwaliteitscirkel van Deming is een creatief hulpmiddel voor kwaliteitsmanagement en probleemoplossing ontwikkeld door William Edwards Deming. De cirkel beschrijft vier activiteiten die op alle verbeteringen in organisaties van toepassing zijn. De vier activiteiten zorgen voor een betere kwaliteit.
Hoe signaleer je verbeterpunten en knelpunten?
Practice Based:
Door eens in de zoveeltijd en na na elke activiteit na te gaan wat er wel en niet goed ging. Door goed op jezelf en de activiteiten te reflecteren zodat je verbeterpunten kan vinden en oplossen.
Theory Based:
Tijdens het beoordelen van het managementsysteem wordt er niet alleen gekeken of de organisatie “in control” is, maar ook waar verbetering mogelijk is. Daarnaast zijn medewerkers verantwoordelijk voor het signaleren en rapporteren van fouten en incidenten op de werkvloer. Ook kunnen afwijkingen aan het licht komen door klachten van klanten. Verbeterpunten kunnen zowel betrekking hebben op interne als extern uitgevoerde processen. Door een zorgvuldige selectie van leveranciers zorg je ervoor dat de gewenste resultaten kunnen worden bereikt en verbeterpunten makkelijk worden opgelost.
Hoe maak je verbeterpunten en knelpunten bespreekbaar met collega’s? Wat zijn procedures?
Practice Based:
Door mijn handelingen uit te leggen en mijn manier van denken uit te leggen bij de desbetreffende personen en daar feedback voor te vragen.
Theory Based:
- aak het verbeterpunt zo concreet mogelijk. Vaak is er wel de wil om aan de slag te gaan, maar blijft de daadwerkelijke actie uit. ...
- Wijs actiepunten toe. ...
- Communiceer wat jullie verstaan onder het verbeterpunt.
Wat zijn de grenzen van jouw taken als sociaal werker?
Practice Based:
De grens ligt bij wanneer je weet dat de aangewezen taken buiten jouw machtspositie zitten dus je niet verder moet gaan dan dat.
Theory Based:
- Methodisch werken. ...
- Communicatieve vaardigheden. ...
- Stressbestendigheid. ...
- Samenwerken. ...
- Inlevingsvermogen. ...
- Organisatievermogen. ...
- Professionele houding. ...
- Flexibiliteit.
Buiten dit liggen jouw grenzen.
Welke andere partijen schakel je wanneer in?
Practice Based:
Partijen die te maken hebben met het voorliggende probleem. Dit doe je in overleg met je collega's op het moment dat het idee te groot word voor jouwzelf als hulpverlener.
Theory Based:
- Misschien hebben jullie goede ervaringen met een psycholoog of coachpraktijk in de buurt?
- Soms is de huisarts of de GGZ-praktijkondersteuner heel waardevol hierin.
Hoe ben je pro-actief?
Practice Based:
Door aan te pakken waar je mee bezig en daar ook daadwerkelijk mee aan de slag gaan.
Theory Based:
Wanneer je proactief bent, kom je in actie, pak je initiatief en verantwoordelijkheid op alle zaken waar je invloed op hebt. Dat impliceert dat je ook die zaken waarop je geen invloed hebt weet te begrenzen en kunt loslaten.
Hoe signaleer je?
Practice Based:
Door goed te observeren en te bekijken waarin iets mis kan gaan.
Theory Based:
Signaleren is het opmerken dat er iets aan de hand is met een leerling. Dit hoeft niet een bewuste, geplande actie te zijn, het kan ook dat er vanuit de intuïtie iets opgemerkt wordt. Als een leerkracht iets opmerkt, is het goed om daarna de leerling systematisch te observeren.
Hoe kom je aan de juiste informatie?
Practice Based:
Door goed te observeren en je laten informeren door collega's omstanders.
Theory Based:
Weet wat je wil weten
Het ligt voor de hand, en toch is het zo belangrijk. Vraag jezelf eerst af waarom je een gesprek hebt. Ontmoet je iemand voor het eerst, wil je de behoeften van een klant of gebruiker begrijpen, of ben je iemand aan het helpen? Kortom, waarom stel je vragen? Afhankelijk hiervan verschillen je vragen enorm.
Weet je dit, stippel dan het pad uit hoe je er kan komen. Als ik een gesprek heb, vergelijk ik de antwoorden die ik krijg met verschillende deuren van een kamer: elke reactie of onderwerp is een andere deur. Het stellen van de juiste vraag gaat voor mij over het openen van de juiste deur om te zien wat er achter zit.
Laatst wilde ik iemand persoonlijk beter leren kennen. Daarom vroeg ik “Wat geeft jou energie?“ En diegene antwoordde: “Surfen, uitgaan met vrienden en reizen.” Ik had nu drie deuren die ik kon openen om te zien welke informatie erachter zit.
Omdat ik diegene beter wilde leren kennen, besloot ik deur nummer drie te openen, omdat reizen een levensveranderende ervaring kan zijn, en daarom een perfecte manier om iemand beter te leren kennen.
2. Stel open vragen – maar niet altijd
Een vriendin van mij kwam laatst terug van een trip naar Frankrijk. Toen ik haar vroeg hoe het was, hoorde ik mezelf vragen: “Was Frankrijk fijn?” Doordat het een gesloten vraag was – met een klein moreel oordeel – was ze gelimiteerd om alleen maar te antwoorden of de vakantie fijn of niet fijn was. Als ik haar had gevraagd: “Hoe was je vakantie?”, had ze misschien anders en oprechter geantwoord, omdat zij kon kiezen waar ze over wilde praten.
Stel dus open vragen.
Maar er zijn wat uitzonderingen: soms kan een gesloten vraag krachtiger zijn dan een open vraag. Bijvoorbeeld als je iemand iets duidelijker wil laten verwoorden, of met meer zelfvertrouwen, of als je beter wil begrijpen waar ze aan denken. Dan kun je bijvoorbeeld de vraag die je eerder stelde, of het antwoord dat je kreeg omvormen tot een gesloten vraag. Nadat die vriendin van me zei “Frankrijk was fijn”, zou ik bijvoorbeeld vragen: “Echt waar?” Dit geef haar de kans om meer te delen hoe het was. Speel ermee, en check wat voor jou werkt.
3. Wees bewust hoeveel je stuurt
Hoeveel stuur je het gesprek door te beïnvloeden wat wordt gezegd, op welke manier? In z’n boek Humble Inquiry – The Gentle Art Of Asking Instead Of Telling, definieert emeritus MIT-professor Edgar Schein vier verschillende manieren om vragen te stellen.
Bescheiden vragen
De eerste vorm is bescheiden vragen (humble inquiry). Hier maximaliseer je je nieuwsgierigheid terwijl je je vooringenomenheid en vooroordelen over de ander minimaliseert. Je bent geen bedreiging voor, en je hebt geen invloed op de inhoud van wat de persoon zegt, of de vorm waarop het wordt gezegd. Je zou Scheins humble inquiry kunnen zien als al mijn negen principes samen.
Onderzoekende vragen
De tweede manier is onderzoekende vragen (diagnostic inquiry). Hiermee stuur je het gesprek en beïnvloed je de andere persoon (on)bewust door te vragen naar:
- Gevoelens en reacties: het persoonlijk maken door te vragen naar een emotionele reactie op iets dat is gebeurd: “Wat vond je daarvan?”
- Oorzaken en motieven voor iets dat gebeurt: “Waarom is dat gebeurd?”
- Acties: wat ze deden, doen en denken te doen in de toekomst: “Wat heb je tot nu toe geprobeerd?”
- Systemen: om de volledige situatie te begrijpen: “Hoe denk je dat het haar heeft beïnvloed, toen je dat deed?”
Confronterende vragen
Vervolgens noemt Schein confronterende vragen (confrontational inquiry). Hier draag je in principe je eigen mening en ideeën op aan de ander door deze te verpakken in een vraag. Misschien komt het voort uit nieuwsgierigheid of interesse, maar het is gelinkt aan je eigen interesses. Een confronterende vraag is: “Ben je boos?” in plaats van “Hoe voel je je?”
Proces-gerelateerde vragen
Tenslotte noemt Schein de vierde manier proces-gerelateerde vragen (process-oriented inquiry). Door dit soort vragen te stellen, verschuif je de focus van het onderwerp naar het gesprek zelf. Hier verander je het gesprek zodat jullie de verwachtingen kunnen resetten en opnieuw kunnen afstemmen: “Wat gebeurt hier? Zijn we te ver gegaan?”
Volgende keer dat je dus een gesprek voert, stuur je het dan volledig of laat je het flowen?
4. Go with the flow
Ooit interviewde ik een oudere vrouw omdat ik onderzoek deed naar eenzaamheid. Zomaar ineens begon ze te vertellen wat haar favoriete thee was – vijftien minuten lang. Niet echt waar ik op dat moment op zat te wachten.
Soms raken mensen off-topic. Herken je dit? Vaak realiseer ik me dat dit gebeurt omdat mijn vraag onduidelijk was. Als je je in een vergelijkbare situatie bevindt: relax en stuur niet te veel. Waarschijnlijk krijg je binnenkort de mogelijkheid om een brug te maken naar het onderwerp waarover je wil praten. Of je kunt zo meteen de vraag gewoon opnieuw stellen.
En als het echt nodig is en je niet anders kunt, dan kun je altijd voorzichtig en oprecht zeggen: “Dit is niet exact waar ik het graag over wil hebben, en gezien de beperkte tijd, kunnen we het hebben over …?”
En in de tussentijd kan het antwoord van de respondent waardevolle informatie bevatten, want waarom praat hij of zij er anders over? Dit was in ieder geval de situatie bij thee-vrouw en mij. Theedrinken met anderen was enorm belangrijk voor haar, dus misschien konden we eenzaamheid aanpakken door daar wat mee te doen?
5. Less is more
Laatst, nadat een vrouw een heel inspirerende presentatie gaf over haar project, vroeg iemand uit het publiek: “Waarom ben je dit begonnen, wat inspireerde je en wat hoop je te bereiken?”
De respondent raakte een beetje in de war en antwoordde daarom alleen waarom ze dit begon te doen – waardoor de persoon die de vraag stelde een beetje ontevreden was over het antwoord. Begrijpelijk, want als je naar de vraag kijkt, zijn het eigenlijk drie vragen in één.
Als je wil dat je vraag het meeste waarde heeft, houd het simpel. Stel één vraag tegelijk en herformuleer alleen als de respondent deze niet begrijpt. En als je niet tevreden bent met het antwoord, vraag het dan opnieuw.
6. Luister actief
Als je luistert naar de antwoorden, probeer dan écht te luisteren naar wat de ander zegt. Praat zo weinig als je kunt en nog beter: praat niet! Dit geeft de respondent het gevoel dat je oprecht geïnteresseerd bent en luistert.
Terwijl de respondent nog steeds aan het praten is, denk dan ook niet na over wat je hierna gaat vragen. Het is misschien moeilijk om dit te leren, maar geloof me, de volgende vraag zal vanzelf opkomen als je echt luistert naar wat die ander zegt.
Kijk de respondent bovendien aan in de ogen (niet té opdringerig) en probeer tijdens het luisteren niets anders te doen. Op deze manier kun je veel non-verbale communicatie observeren, waardoor je misschien erachter kan komen wat er echt aan de hand is. Herinner je je nog de drie deuren van hierboven, met elk een ander onderwerp? Door je bewust te zijn van non-verbale communicatie, zijn er misschien nog meer deuren van dingen die je waarneemt, waarover de respondent het niet heeft, maar die jij wel observeert.
En als je reageert op wat de respondent zegt, probeer dan niet moreel te oordelen over de antwoorden, want dat kan de andere persoon minder comfortabel maken.
En na het stellen van een vraag, kaap dan niet het gesprek door iets persoonlijks te delen op het moment dat de andere persoon iets deelt. Je stelt iemand een vraag om naar hem te luisteren, niet om zelf meteen iets te delen.
7. Creëer psychologische veiligheid
Laat angst en onzekerheid niet plaats maken voor in het gesprek. Om een dieper gesprek te voeren, moet je de respondent laten voelen dat diegene kan delen en doen wat hij of zij wilt, zonder bang te zijn dat hun antwoorden niet goed genoeg of te raar zijn. Daarom moet je een psychologisch veilige plek creëren. Lees in mijn vorige artikel hoe je dat kan doen!
8. Heb een dieper gesprek – of niet
Als we een gesprek voeren, kan het oppervlakkig zijn, over de voetbalwedstrijd van gisteravond, onze weekendplannen, of het klassieke gespreksonderwerp: het weer. Maar we kunnen er ook voor kiezen om een dieper gesprek te hebben.
Weet je diepte-niveau tijdens een gesprek, en weet of je wil dat je vragen je naar een dieper niveau brengen, of meer naar de oppervlakte. Niet elk gesprek leent zich ervoor om de diepte in te gaan, maar als je het doet dan is het meestal goed om aan de oppervlakte te beginnen en met de tijd dieper te gaan. Heb je het over een zwaar en diep onderwerp? Denk er dan ook over na hoe je het gesprek gaat afronden. Misschien is het niet het beste idee om met een heel diep onderwerp te eindigen en gehaast weg te moeten.
Als je tijdens een gesprek van onderwerp verandert, dan gaat het gesprek meestal meer naar de oppervlakte. Hoe kom je dan tot een dieper en persoonlijker gesprek?
Er zijn twee manieren waarop we over een onderwerp kunnen praten. We kunnen refereren aan het onderwerp, of we kunnen praten over onze verhouding ten opzichte daarvan.
Lastig. Laat me het even uitleggen met een simpel voorbeeld. Stel, we hebben een gesprek over brood. Als je me naar het brood vraagt, dan zal ik je vertellen dat het meestal een bruine kleur heeft, soms wit is en dat het een beetje zoet en soms zuur smaakt. Je kunt me bijvoorbeeld ook vragen hoe ik het eet. Dit noem ik eraan refereren.
Als je mijn verhouding met brood wil weten, kun je vragen wat ik van brood vind, of wat het voor mij betekent: ik vind het echt lekker, maar ik kan kan er niet te veel van eten omdat ik er een beetje intolerant voor ben.
M’n punt is, als je meer diepte in je gesprek wil hebben, stel dan vragen over hoe mensen zich verhouden ten opzichte van een onderwerp. That’s where the magic happens. Dus de volgende keer dat je een dieper gesprek wil voeren:
- Vraag hoe de persoon zich tot het onderwerp verhoudt
- Vraag waarom (de beroemde vijf whys van Toyota)
- Deel iets persoonlijks om vertrouwen te krijgen, zodat de andere persoon weer meer kan delen
9. Stel naïeve vragen
Wees niet bang om dom over te komen. Stel die naïeve vraag! Het antwoord dat je krijgt, verschilt vaak van het antwoord dat je dacht te krijgen. En als je eenmaal weet wat er echt aan de hand is, ben je een stuk slimmer dan de mensen die die vraag niet durfden te stellen en handelen op basis van verkeerde informatie. Sowieso is het ook leuker om de andere persoon te laten zien dat je echt wil begrijpen waar hij of zij het over heeft, in plaats van mee te spelen. Stel dus de voor de hand liggende vraag, want deze kan de belangrijkste zijn.
Welke principes vind jij belangrijk? Deze lijst met principes is namelijk zeker niet in steen gebeiteld, maar meer dient als een beginpunt om betere vragen te gaan stellen. Dit zal leiden tot meer open communicatie en een meer open cultuur.
De volgende keer dat je een gesprek voert – of dat er nu een is met collega’s, nieuwe klanten of met je moeder, denk aan deze negen principes, speel ermee en ervaar het zelf!
Hoe zet je een verbetertraject uit?
Practice Based:
Een traject door te focussen op verbeterpunten dit kan doormiddel van vragenlijsten en observaties van een derde partij.
Theory Based:
Als de werknemer kiest voor een verbetertraject, maak dan meteen een schriftelijk verslag met daarin een samenvatting van het gesprek, de tekortkomingen en de verbeterpunten en de gemaakte afspraken (tot nu toe). Leg dit vast in het gespreksverslag voorbespreking verbetertraject.
Wat is jouw rol bij het implementeren van een verbetertraject?
Practice Based:
N.V.T.
Theory Based:
Als de werknemer kiest voor een verbetertraject, maak dan meteen een schriftelijk verslag met daarin een samenvatting van het gesprek, de tekortkomingen en de verbeterpunten en de gemaakte afspraken (tot nu toe). Leg dit vast in het gespreksverslag voorbespreking verbetertraject.
Hoe blijf je kwaliteit leveren?
Practice Based:
Door mezelf uit te blijven dagen en aan mijn voorafgestelde doelen blijven werken.
Theory Based:
Wanneer jouw organisatie gericht is op kwaliteit dan is kwaliteitsbewustzijn bij jouw medewerkers van groot belang. Je moet duidelijk zijn over de eisen die je stelt aan de te leveren diensten of producten en er moet controle zijn of die kwaliteit wordt geleverd die je beoogt.
Hoe kan men de kwaliteit verbeteren?
Practice Based:
Door kritisch te blijven naar de handelingen van jouw en je collega's.
Theory Based:
Werk aan het continu verbeteren van je kwaliteit in 5 stappen:
- Zorg voor kwaliteitsbewustzijn: elke dag een beetje beter.
- Gebruik een passend kwaliteitsmanagementsysteem.
- Start daarna met het sturen op kwaliteitsindicatoren.
- Borg dit proces met de Plan Do Check Act cyclus.
- Zorg voor een toename van het verandervermogen.
Op welke manier kan je jezelf blijven ontwikkelen?
Practice Based:
Door altijd kritisch te blijven op jezelf en niet bang te zijn om fouten te maken. Daar zul je altijd van leren. Ook dingen die je misschien spannend vind gewoon vaker te oefenen.
Theory Based:
Je kunt jezelf persoonlijk doorontwikkelen door je zelfbewustzijn te vergroten, talenten te ontwikkelen, sociale vaardigheden op te doen, je fysieke en mentale gezondheid te verbeteren, jouw financiële situatie versterken of je discipline vergroten.
examen B1-K2-W4
stagemarkt opdracht
burgerschap
Keuzedeel Jeugd -en opvoedhulp
examen jeugd -en opvoedhulp
examenresulaten
afstudeerproject
werkbestanden