Practice Based:
Er zijn verschillende manieren op hoe ik informatie analyseer. Dat hangt af van de manier hoe ik informatie ontvang, dat kan via een student zelf zijn die het mij verteld of door bijvoorbeeld een dossier die ik verkrijg van de administratie.
Ik bekijk de gegevens die ik nodig ben en indien ik vragen heb kan ik terecht bij mijn mede collega's.
Theorie Based:
Gegevens kun je op een aantal manieren inventariseren. Om zo efficiënt mogelijk te werken, volg je een stappenplan. Zo voorkom je dubbel werk, bespaar je tijd en zie je niets over het hoofd.
Gegevens kun je inventariseren door:
dossiers te onderzoeken
collega’s te raadplegen
andere disciplines te benaderen waar eerder ondersteuning is geboden
te observeren
gesprekken te voeren met de persoon
gesprekken te voeren met naasten van de persoon.
Om gegevens te inventariseren, kun je een dossieronderzoek starten. Dit doe je als er al een dossier van de persoon is binnen de instelling of bij andere instellingen waar de iemand zorg, ondersteuning of begeleiding krijgt. Voor inzage van dit dossier moet je wel toestemming krijgen. Voor dossieronderzoek heb je altijd toestemming nodig van de persoon. Vervolgens ga je op zoek naar dossiers, zoals een ondersteuningsplan, zorgleefplan, behandelplan, handelingsplan, overdrachtsformulieren en observatierapportages. Je leest alle gegevens goed door en noteert de belangrijkste. Deze vat je samen en bespreek je daarna met de persoon of zijn vertegenwoordigers. In dit gesprek actualiseer je de gegevens.
Om meer gegevens te achterhalen, kun je collega’s raadplegen binnen je eigen organisatie. Dit kunnen teamleden zijn, collega’s van andere disciplines (ergotherapie, fysiotherapie, logopedie, praktijkondersteuner huisarts) of collega’s van een andere afdeling of groep. Als een persoon aangeeft dat hij eenzaam is, kun je aan de buurtopbouwwerker vragen of hij bekend is met de sociale situatie van de persoon. De buurtopbouwwerker kan je dan misschien vertellen dat de persoon sociaal erg actief is in de wijk. Je weet dan dat iemand wel veel sociale contacten heeft, maar zich van binnen toch eenzaam voelt. Je kunt je begeleiding dan hierop aanpassen.
Je kunt ook gegevens verzamelen bij collega’s in andere organisaties waar de persoon contact mee heeft gehad of begeleid is. Denk aan het consultatiebureau, de huisarts, gedragsdeskundigen, leerkrachten, de gemeente en de sociale werkplaats. Je benadert ook hen alleen na toestemming van de persoon of zijn vertegenwoordiger.
Als een persoon opgenomen is, kun je een observatie starten. Als je nog niets weet van de persoon, is een twaalf of vierentwintig uur observatie gebruikelijk. Hiermee inventariseer je het gedrag van iemand. Bijvoorbeeld bij opname in een crisisopvang of in een verslavingskliniek. Ook kun je gericht naar bepaalde momenten van observeren kijken, bijvoorbeeld een haal/breng-moment, een bezoek van familie of tijdens het eten. Dit geeft je specifieke informatie over een bepaalde situatie.
De belangrijkste methode om gegevens te inventariseren is het voeren een gesprek met de persoon en zijn familie, naasten en/of wettelijk vertegenwoordiger. Betrek de persoon bij de zorg- en dienstverlening. Vertel niet alleen wat de persoon moet weten, maar vraag ook wat jij wilt weten. Neem een open houding aan waardoor iemnd zijn wensen en behoeften kenbaar kan maken. Soms is de persoon niet in staat zich verstaanbaar te maken. Bijvoorbeeld iemand die niet of nauwelijks Nederlands of Engels spreekt, of iemand met een slecht gehoor. Dan is input van naasten of een tolk essentieel.