Beroepsproducten leraar biologie

Beroepsproducten leraar biologie

Voorblad

 

 

Portfolio Ondewijs ontwerpen: vakdidactiek hoofdfase B

Docent biologie

 

 

 

 

 

Voor- en (meisjes)Achternaam student

Maaike Louise Drost

Studentnummer

4667344

NHL Stenden e-mailadres

Maaike.drost@student.nhlstenden.com

Opleiding

Biologie leraar

Variant

Voltijd

Jaar van aankomst/cohort

2019

Inleverdatum

14 januari 2022

Naam examinator(en)

Mirjam Venneker

Gebruikte handleiding (met vermelding van het studiejaar dat op de handleiding staat)

Handleiding module vakdidactiek flex

BiNaSK

Afstudeerrichting

Niet van toepassing

Progresscode van de onderwijseenheid zoals die in jouw leerplan staat.

LBIB21V3OOVB-A

 

Door het inleveren van dit product (werkstuk, verslag etc.) verklaar ik dat het product eigen werk is en dat het vrij is van fraude zoals in het onderwijs- en examenreglement artikel 6.17 lid 4 sub f, g en h is beschreven.

Inhoudsopgave

1. Wie ben ik.

2. Waar loop ik stage.

3. Wie ben ik als docent.

4. Wat is volgens mij goed onderwijs.

5. Mijn vakdidactische bekwaamheid.

6. Reflectie

7. Beroepsproducten.

     7.1 Mosselpracticum (Leerprocessen, lesopbouw & toetsing. Practicumdidactiek)

     7.2 Socioscientific issues.

     7.3 Misconcept koudbloedig (begripsontwikkeling)

     7.4 Taalgericht vakonderwijs (begripsontwikkeling)

     7.5 Doorlopende leerlijn & samenhang met andere vakken (+ natuurwetenschappelijke denk en werkwijze)

     7.6 Digitale didactiek

     7.7 Persoonlijke en professionele ontwikkeling

     7.8 Aard, nut en noodzaak van natuurwetenschappen

     7.9 Leerprocessen lesopbouw en toetsing themakaart

8. Conclusie.

9. Bibliografie.

Inleiding

Voor mijn opleiding tweedegraads leraar biologie volg ik het atelier vakdidactiek. Tijdens dit atelier leren wij hoe we vakdidactisch moeten handelen. Hiervoor hebben wij verschillende lessen gekregen waarin ik beroepsproducten heb gemaakt die gekoppeld zijn aan themakaarten. Daarbij heb ik zelf een workshop gegeven over de doorlopende leerlijn in het onderwijs. In de lessen heb ik geleerd over mijn visie als docent en wie ik wil zijn als docent. 

1. Wie ben ik

Ik ben Maaike Drost 22 jaar oud. Op dit moment ben ik bezig om docent biologie te worden. Nu zit ik in het derde jaar. Ik ben in een klein dorpje geboren genaamd Harkstede naast de stad Groningen. Hier ben ik opgegroeid op een boerderij, dus tussen de dieren. Mijn liefde voor de biologie is hier begonnen. Eerst wilde ik dierenarts worden maar dat ging helaas niet door omdat ik van VWO naar HAVO ben gegaan. Voordat ik begon met studeren voor docent biologie heb 2 jaar de opleiding communicatie, multimedia en design gevolgd en daar mijn propedeuse voor gehaald. Op de opleiding heb ik geleerd wat beelden en kleuren met het menselijk brein kunnen doen. Deze kennis gebruik ik nu met het maken van mijn lessen. De lessen die ik vorm zijn fijn om naar te kijken waardoor ik de aandacht van de leerlingen behoud.

 

In 2019 begonnen met mijn opleiding tot leraar biologie in Leeuwarden. Voor groepen mensen staan en uitleg geven over een opdracht vond ik altijd leuk om te doen. Vroeger werkte ik op een camping in Groningen waar ik uitleg gaf over de evenementen die er de dag te doen waren. Ik stond voor groepen van ongeveer 100 mensen. Doordat ik al voor zulke groepen stond en het leuk vond leek leraarschap mij leuk om te doen.

 

De biologie heeft mij altijd gefascineerd. Vroeger ging ik met mijn opa naar de natuur om vogels te bekijken. Mijn doel is om de natuur op een leuke en interessante manier uit te leggen aan de leerlingen waardoor zij snappen waarom les krijgen over de biologie zo belangrijk en interessant is.

2. Hier loop ik nu stage

Vanaf september 2021 tot januari 2022 loop ik stage op het montessori vak lyceum te Groningen. Het montessori bestaat uit meerdere locaties. Ik loopt stage op de bovenbouw locatie VMBO aan de van Iddenkingeweg 140.

 

Hier geef ik les aan klas 3 niveau BB en KB. De gemengde klas BB/KB bestaat uit 16 leerlingen. De KB-klas bestaat uit 14 leerlingen. Alle klassen van vmbo hebben een max aantal leerlingen van 20.

De klassen hebben het vakkenpakket zorg en welzijn. Hierdoor heb ik ook veel bij zorg en welzijn lessen geholpen. Elke week gaf ik ongeveer 5 uren les. De andere uren was ik als ondersteuning voor mijn stagebegeleider Marianne Moedt. Op maandag van 8:20- 15:00 was ik aanwezig en op dinsdag van 9:30- 16:30.

In de eerste week heb ik veel meegekeken en een paar lesjes gegeven. Vanaf november tot januari heb ik een heel hoofdstuk gepland en gegeven over seksualiteit. Elke maandag was er een theorie les en dinsdags een practicum die aansloot op de theorie.

 

De visie van de school:

In het Montessorionderwijs staat de brede ontwikkeling van leerlingen voorop. Het montessori vaklyceum is heel geschikt voor leerlingen die nieuwsgierig zijn en opbloeien als ze de ruimte krijgen om te groeien. Ze leren om te ontdekken wie ze zijn en wat ze kunnen. Die ontwikkeling gaat geleidelijk: leerlingen krijgen steeds meer vrijheid en verantwoordelijkheid. De een leert dat sneller dan de ander. Het montessorionderwijs vraagt van leerlingen dat ze leren om steeds meer verantwoordelijkheid te dragen voor hun eigen ontwikkeling, maar ook voor de sfeer in de klas. Niet voor niets gaat het Montessorionderwijs ervan uit dat we leerlingen leren om het zelf te doen (Montessori vaklyceum, 2021).

 

De link naar de website van de school

https://www.montessorivaklyceum.nl/index.html

3. Wie ben ik als docent

Als ik lesgeef ben ik een enthousiaste docent die graag hulpbied aan de leerlingen. In de klas heb ik gezorgd voor een veilig leer- en leefklimaat voor het niveau vmbo (Dirkse, 2019). De leerlingen durven alles te vragen en ik geef op elke vraag zo goed mogelijk antwoord. Mijn doel is om aan de leerlingen duidelijk te maken waarom biologie zo belangrijk is. Vaak vinden de leerlingen planten saai maar ik probeer het zo te brengen dat het wel interessant is.

 

Een veilig leer- en leefklimaat creëer ik door eerst goed contact te maken met de leerlingen (Tom Boves, 2008) Ik wil weten wie ze zijn en wat ze nodig hebben om het beste uit zichzelf te halen. Aan de leerlingen vertel ik ook wie ik ben zodat ze niet een grote muur voelen tussen ons in. Daarbij geef ik aan dat ze mij alles mogen vragen en dat niks te gek is. Als ik iets wel gek vind dan geef ik dat eerlijk aan. Van de leerlingen heb ik als feedback gekregen dat ze het prettig vinden bij mij in de klas en dat ze ook echt iets nuttigs leren.

4. Wat is volgens mij goed onderwijs

Goed onderwijs is wanneer de school het beste uit de leerling haalt. Dit is voor elke leerling anders. Onderwijs op maat dus. De ene leerling leert sneller dan de andere. Daarom is het belangrijk om af en toe een gesprek te hebben met de leerling om te kijken wat er nodig is om het beste eruit te halen.

Het is aan de school om de leerling te helpen te worden wie hij/zij wil zijn. Zichzelf te vinden. Welke onderwerpen vindt de leerling leuk en welk beroep zou bij de leerling kunnen passen. Via de lessen die de school geeft kan de leerling hierachter komen.

Het is belangrijk dat de leerling in groepsverband leert te werken. Hiermee leert de leerling van de elkaar. Ze maken elkaar sterker. Het is belangrijk om met anderen te kunnen werken omdat dat later in de maatschappij ook gebeurt. Door naar andermans werk te kijken krijg je andere inzichten wat aan kan zetten tot drieslag leren. Hierdoor kan de leerling zijn eigen werk verbeteren. Het is belangrijk dat er goede afspraken zijn in groepsverband zodat de leerling zich veilig voelt. Hierdoor kunnen de leerlingen elkaar betere feedback geven.

Tijdens de middelbare kom je al in aanmerking hoe het gaat in de maatschappij. Hoe ga je om met oudere mensen? Hoe typ je een formeel mailtje? Dit zijn belangrijke aspecten in de maatschappij.

Daarbij vind ik het belangrijk dat er veel actieve lessen in het lessenpakket zit. Hierdoor zijn de leerlingen actief bezig met de leerstof. Ze leren door te doen.

Door de lessen te blijven differentiëren blijft de leerling uitgedaagd en verrast. Hierdoor kan de leerling het beste uit zichzelf halen.

5. Mijn vakdidactische bekwaamheid

Afgelopen stage heb ik zelf een planning gemaakt voor het hoofdstuk over seksualiteit. Ik heb mijn lessen afgesteld op de doelgroep vmbo bb/kb klas 3. Mijn planning heb ik samen met mijn stagebegeleider gecontroleerd of alles haalbaar was. Op vrijdag geeft zij de les uit mijn planning. Bij het maken van de planning heb ik gekeken welke leerdoelen er behaald moesten worden en welke ze in het volgende jaar moeten behalen die erop aansluiten. Hierdoor had de klas al extra voorbereiding op de examens.

 

Je ontwerpt onderwijsactiviteiten die activerend en effectief zijn en afgestemd op de doelgroepen en doelen.

Elke week heb ik een practicum gepland. Hiervoor had ik een aantal spullen nodig die ik samen met de TOA heb verzameld. De reden dat er zoveel practica zijn is dat de leerlingen van de klassen beter leren als ze bezig zijn met een opdracht. Van huiswerk maken leren ze minder hebben ze aangegeven bij mij. Bij practica moeten de leerlingen actief bezig met de leerstof en daarvan leren ze het meest. Op de toets komen vragen die de leerlingen beter kunnen betantwoorden door de gemaakte practica.

 

Je ontwerpt onderwijsactiviteiten die bijdragen aan ‘21ste -eeuwse’ vaardigheden (A2 van de GKB).

Als ik lesgeef doe ik dat via LessonUp. De leerlingen hebben allemaal een eigen laptop. Bij mijn lessen moeten de leerlingen inloggen om actief mee te doen aan de vragen in mijn les. Mijn lessen pas ik aan op het niveau van de leerlingen. In paragraaf 7.4 is mijn beroepsproduct over Taalgericht vakonderwijs te vinden. Hierin wordt beschreven hoe ik ervoor zorg dat mijn leerlingen de vaktaal van de biologie gaan begrijpen.

Bij de 21ste -eeuwse vaardigheden is het belangrijk dat de leerling kritisch leert denken en de goede bronnen gaat gebruiken. In paragraaf 7.4 wordt dit ook besproken

Sommige lessen waren iets lastiger dan andere lessen. De les over de menstruatie van de vrouw vonden veel leerlingen lastig om te snappen. Daarom heb ik tijdens het lesgeven verschillende manieren van uitleggen gebruikt. Ik heb bijvoorbeeld een filmpje laten zien en hierbij ook weer uitleg gegeven. Daarnaast heb ik klassikaal een opdracht uit het boek gemaakt met de leerlingen. Als er nog leerlingen waren die het niet snapten liep ik langs om ze individueel uitleg op maat te geven.

 

Je ontwerpt summatieve en formatieve evaluaties die passen bij de doelgroepen en doelen.

Per doelgroep zijn er verschillende doelen die behaald moeten worden. Aan het begin van elke les vertelde ik de leerdoelen van de dag. Aan het einde van mijn les vroeg ik aan de leerlingen vragen die te maken hadden met de leerdoelen. Om zo te achterhalen of de doelen waren bereikt. In paragraaf 7.1 mosselpracticum is te vinden hoe ik ervoor zorg dat mijn leerlingen de doelen behalen en hoe deze worden beoordeeld. Aan het einde van de planning is er een summatieve toets. Dit cijfer telt mee voor het eindexamen.

 

Online arrangeren: je ontwerpt, ontwikkelt en evalueert een online, UDL-based arrangement voor jouw vakgebied dat leerlingen/studenten in staat stelt om plaats- en tijdonafhankelijk aan tenminste één (sub)domein van de onderwijsdoelen voor jouw vakgebied te werken.

Na mijn uitleg in de lessen gaan de leerlingen aan de slag met hun huiswerk. Dit gebeurt online via magister.me. Hierin staan de opdrachten die door mij zijn uitgekozen. Omdat het online is kan ik ook alles inzien en nakijken, de leerlingen kunnen dit zelf ook. In de lessen geef ik aan wanneer het huiswerk af moet zijn. Dit staat ook in hun magister omgeving. De leerlingen krijgen genoeg tijd om de opdrachten te maken in de les. Soms kiezen leerlingen ervoor om eerst met een andere opdracht aan de slag te gaan. Ik vind dat wel goed zolang het huiswerk van mijn vak optijd af is en goed is gemaakt.

 

Mediawijsheid: je ontwerpt een product met betrekking tot media wijsheid, voert dit uit en evalueert het resultaat

Tegenwoordig heeft iedereen een telefoon en is iets opzoeken op het internet heel makkelijk. Het is daarom belangrijk dat de leerlingen goed leren onderzoeken online. Welke bronnen zijn goed en wat is nou echt of nep (fake news). In paragraaf 7.2 Socioscientific issues (Digitale geletterdheid) wordt dit uitgelegd.

 

Vakdidactisch bezoek

Tijdens mijn stage heb ik bezoek gehad van Sofia Lopez da Silvia, een vakdidacticus. Zij heeft mij geobserveerd tijdens het mosselpracticum (7.1). Na de les heb ik feedback gekregen. Aan de hand van de gekregen feedback heb ik mijn toekomstige lessen verbetert. Ik ben meer gaan werken aan een goede lesafsluiting. Elke les plan ik nu 5 minuten aan het einde vrij om samen met de leerlingen in gesprek te gaan over wat er allemaal is geleert.

De feedback is te vinden in dit linkje:

6. Reflectie

Afgelopen jaar heb ik mijzelf verbetert als vakdidacticus. Dit heb ik gedaan door meer te leren over de biologie en hoe ik het voor het op vmbo-niveau aan mijn leerlingen kon overbrengen. Dit was de eerste stage dat ik les heb gegeven op vmbo bb/kb niveau. Hierdoor was het voor mij de eerste lessen wennen. Ik heb de boeken van beide niveaus doorgelezen om te kijken welke woorden erin voorkwamen. Deze woorden kon ik ook gaan gebruiken in mijn les. Elke keer als ik een begrip ging bespreken probeerde ik het op veel verschillende manieren uit te leggen zodat iedereen het kon gaan begrijpen. In de lessen had ik door dat de leerlingen veel beter aan de slag gingen als het een actieve opdracht was. Daarom heb ik in het maken van mijn planning zo veel mogelijke actieve lessen gepland. In mijn lessen differentieerde ik ook zoveel mogelijk zodat de lessen niet eentonig waren. De ene les waren er veel vragen en de andere les keken we een video. Hierdoor bleven de lessen interessant voor de leerlingen.

 

Doordat ik 2 klassen had die parallel aan elkaar liepen kon ik mijn les meteen op de dag al verbeteren. De eerste les gaf ik les hoe ik het eerst had bedacht. Als er in de les een aantal situaties voordeden die ik had kunnen voorkomen paste ik die meteen aan in de volgende les. Hierdoor kon ik meteen zien of het werkte. Een voorbeeld hierbij is dat ik een uitleg had gegeven die niet goed te begrijpen was door de leerlingen. Na het op een andere manier uit te leggen snapte de klas het wel. De andere manier van uitleggen heb ik meteen bij de andere klas toegepast. Die snapten het meteen.

 

Bij het geven van mijn lessen heb ik vaak om advies gevraagd aan mijn stagebegeleider. Als er een situatie was in de klas waardoor de werksfeer werd verstoord probeerde ik het altijd eerst zelf op te lossen. Na de les vroeg ik dan aan mijn stagebegeleider of mijn oplossing goed was. Vaak kreeg ik ook andere oplossingen die ik had kunnen gebruiken. Tijdens het lesgeven vroeg ik feedback aan mijn leerlingen. Door bijvoorbeeld de vraag klassikaal te stellen ‘Heb ik dit nu allemaal goed uitgelegd?’. Ik vind het belangrijk om feedback te krijgen van mijn leerlingen. Want ik doe het voor hen zodat zij klaar zijn om de examens te maken.

 

Na deze stage heb ik veel geleerd over het lesgeven aan vmbo bb/kb. In mijn LIO-stage ga ik lesgeven aan hetzelfde niveau. Alles wat ik de afgelopen stage heb geleerd kan ik gaan toepassen in mijn LIO-stage. Ik heb nog veel te leren maar voor mijn gevoel ben ik op het goede pad onderweg naar een goede didacticus.

 

Reflectie aan de hand van STARRT-model van de door mij gegeven workshop (7.5 Doorlopende leerlijn & samenhang met andere vakken)

Situatie

Beschrijf de situatie. Wat is er gebeurd?

Voor het vak vakdidactiek hebben Eva en ik een workshop ontwikkelt die over de doorlopende leerlijn in het onderwijs gaat. Deze workshop is gemaakt in googlesites waar alle informatie staat voor de klas. Aan de hand van onze workshop heeft de klas een beroepsproduct gemaakt.  

Wie waren de betrokkenen?

Klasgenoten van de opleiding docent biologie, scheikunde en natuurkunde van het derde en vierde jaar, die het atelier vakdidactiek nog moeten afronden. Ook waren er twee docenten aanwezig, Karen de Boer en Mirjam van Lierop- Venneker.

Waar speelde het zich af?

In Leeuwarden op het NHL Stenden. In het practicum lokaal van binask.

Waarover ging het precies?

Doorlopende leerlijn. Vooral over de horizontale leerlijn.

 

Taak

• Wat was de taak?

De klas uitleg geven over de horizontale leerlijn met de opdracht tot het maken van het beroepsproduct. Hierbij ondersteuning bieden bij het maken van het beroepsproduct.

Wat was je rol? Wat was je functie?

In de workshop waren Eva en ik de docenten. Wij hebben de informatie gegeven over de themakaart die de klas nodig hadden voor het beroepsproduct.

• Wat moest je doen?

Informatie geven over deze onderwerpen en de studenten ondersteunen bij het ontwikkelen van een beroepsproduct.

• Wat werd er van je verwacht?

Een workshop die correcte informatie bevatte die toegepast kon worden in het vakgebied. In de workshop moest ook ruimte aanwezig zijn voor het beroepsproduct.

• Wat was je doel? Wat waren je doelen?

De klas informatie geven over de horizontale leerlijn waarmee de klas een beroepsproduct konden ontwikkelen.

• Wat was je voornemen? Had je een plan?

Voordat we de workshop hadden gegeven hebben we samen met Mirjam de eisen besproken. Er waren een aantal punten die terug moesten komen in de les. Dit hebben we ook gedaan.

 

Actie

Wat heb je werkelijk gedaan?

De workshop over de horizontale leerlijn gegeven. Daarbij hebben we de klas in orde gehouden en hulp geboden waar nodig was.

• Hoe heb je het aangepakt?

Twee weken voordat we de workshop gingen geven hebben Eva en ik alvast het begin van de workshop gemaakt. We hebben alle informatie over de horizontale leerlijn opgezocht en een opdracht erbij bedacht. Na een week hebben we samen met Mirjam afgesproken zodat ze kon kijken hoever wij waren. Doordat onze workshop al bijna af was kon ze gericht feedback geven. Wij hebben aan de hand van de feedback onze les verbetert. Een dag voor onze workshop hebben we aan de klas gevraagd of ze alvast konden nadenken wat een doorlopende leerlijn zou kunnen zijn. Hierdoor konden we in de les meteen vragen wie al wist wat een doorlopende leerlijn was. Aan het begin van de workshop heb ik een verhaal verteld over mijn ervaring. Na het verhaal heb ik de klas gevraagd of iemand ook zoiets had meegemaakt. Aan het einde van de workshop hebben we een exit ticket toegevoegd waar de klas ons feedback kon geven over onze workshop. Na de workshop heeft Mirjam ons feedback gegeven.

• Welke afwegingen hebben daarin op dat moment een rol gespeeld?

Wij hebben de workshop gecreëerd aan de hand van de eerste feedback van Mirjam. Hierdoor hadden wij een goede workshop neergezet.

Wat dacht je? Wat voelde je? Wat zag je voor je?

Ik vond het geven van de workshop heel erg leuk om te doen. De klas deed ook actief mee. Helaas niet alle klasgenoten maar dat maakte niet uit. Doordat ik lesgaf aan mijn eigen klas was ik ook wat losser. Ik maakte meer grapjes en we moesten vaak lachen. Samen met Eva heb ik vaker lesgegeven dus we waren goed op elkaar afgestemd. Tijdens het maken van het beroepsproduct was niet iedereen actief bezig. Daarom liep ik bij iedereen langs om te inventariseren hoe ver iedereen was. Hierdoor heeft iedereen wel wat gedaan aan het beroepsproduct.

Wat was precies jouw aandeel of inbreng?

Mijn kennis over het onderwerp. Ik heb ook aan iedereen de nodige ondersteuning gegeven.

 

Resultaat

Wat was het gevolg van jouw actie bij jezelf en wat was het gevolg bij andere betrokkenen?

Doordat ik mij goed had voorbereid is de les goed gelopen. Dit gaf ook rust aan de klas. Hierbij heb ik ook geholpen bij de verdere ontwikkeling tot leraar bij mijzelf en mijn klasgenoten.

Wat was het gevolg op de sfeer?

De werksfeer was goed en iedereen was op zijn gemak in de klas.  

Wat was de invloed op het proces? Konden jullie nog goed verder werken?

Doordat er een goede werksfeer was hebben alle studenten hun beroepsproduct kunnen maken. Hierdoor hoeven ze thuis minder te doen

Wat was de invloed van jouw aandeel (van je actie) op het resultaat dat je wilde bereiken.

Door mijn aandeel hebben de studenten genoeg informatie gekregen om het beroepsproduct te kunnen maken. Daarbij konden ze onze site gebruiken als ondersteuning.

 

Reflectie

Was het resultaat van je actie dat wat je er mee wilde bereiken?

Ja, de studenten hebben meer informatie gekregen over het onderwerp horizontale leerlijn en kunnen aan de hand hiervan het beroepsproduct afmaken. De workshop die wij hebben gegeven was goed voorbereid dit hielp ook bij het proces van het maken van het beroepsproduct.

Heb je er iets van geleerd?

Ja, Hoe je op hbo-niveau een goed lopende workshop kunt geven.

 

Transfer

Zou deze situatie zich nogmaals kunnen voordoen?

Ja, ik wil meer gaan differentiëren in mijn lessen dus ik wil ook een eker een workshop geven. Hierdoor leren de leerlingen een onderwerp op een andere manier.

Zou je dan iets anders willen doen dan je deze keer hebt gedaan? (Wat dan, hoe, waarom?) Of blijf je juist hetzelfde doen? (Wat dan, hoe, waarom?)

Leerlingen die aan het begin al geen interesse tonen wil ik in de hele les geen aandacht aan besteden. Mijn aandacht wil ik gaan verdelen over de studenten die wel interesse tonen in de les.

Zijn er situaties denkbaar waarin je wat je gedaan hebt weer zou kunnen toepassen of

Juist niet weer zou willen doen?

Aan het begin van de workshop heb ik een verhaal verteld die aansloot op het onderwerp. Dit wil ik ook vaker gaan doen in mijn lessen om zo de aandacht van de leerlingen te krijgen.

Wat neem je jezelf voor, voor de volgende keer?

Duidelijke doelen geven aan het begin van de les en deze aan het einde samen met de leerlingen kijken of ze behaald zijn.

 

7. Beroepsproducten

7.1 Mosselpracticum ( Practicumdidactiek + natuurwetenschappelijke denk en werkwijze)

Leeswijzer

Wat is het product

De klas gaat een practicum uitvoeren over mossels.

 

Wat was mijn doel

De leerlingen kunnen apart van elkaar een practicum uitvoeren

De leerlingen kunnen de verschillende onderdelen van de mossel en hun functie benoemen

De leerlingen kennen de kenmerken van de stam weekdieren

 

Heb ik het doel behaald

Aan het einde van het practicum hebben de leerlingen allemaal apart van elkaar de mossel ontleed. Ze hebben tekeningen gemaakt van de verschillende onderdelen met hier bij de functie. Ze hebben vragen gemaakt uit het boek over de stam van weekdieren.

 

Hier de link naar de les in lessonup over het mosselpracticum:

https://www.lessonup.com/nl/lesson/hBv4SbZx7cQ5qfFpa?utm_source=app&utm_campaign=shared-lesson-app&utm_content=1649165053969&utm_medium=shared-link

Werkwijze

De leerlingen hebben van mij les gehad over het hoofdstuk Ordenen. Ze hebben les gekregen wat de rijken, stammen en klassen zijn. De dinsdag na het practicum is er een summatieve toets over deze stof. De leerlingen krijgen een practicum over het ontleden van een mossel. Dit is een vorm van activerende didactiek. De leerlingen gaan actief bezig met de opdracht waar ze zelf actief moeten denken. Alle leerlingen werken individueel aan de mossel.

Hier gaan ze kijken uit wat voor delen de mossel bestaat. De leerlingen hadden bij mij aangegeven dat ze practica leuk vonden en er meer van leerden daarom dit practicum. In mijn lessen probeer ik veel te differentiëren. Ik gebruik veel verschillende actieve werkvormen. Practica is daar 1 van.

 

Effectieve leeromgeving

Dit is gecreëerd door de leerlingen eerst goed uitleg te geven over de opdracht. Hierdoor kan elke leerling zelf aan de slag met de mossel. De leerlingen moeten alle stappen volgen uit hun boek en de antwoorden opschrijven. Eenzelfde opdracht hebben we al een keer in de klas besproken als oefening. Doordat de leerlingen nu op een andere manier de opdracht maken stimuleert het hun brein om de manier van denken goed te gebruiken. Een krachtige leeromgeving.

 

Zelf heb ik de les tot in de puntjes voorbereid. Als er iets fout ging was ik er al op voorbereid. Ik wist wat er ging gebeuren en hoe ik ermee om moest gaan. Hierdoor heb ik de leeromgeving nog meer aangesterkt (Simons, 2019).

 

Het Mosselpracticum

Leerlingen gaan allemaal apart een mossel ontleden. Dit is omdat er dan gekeken kan worden of alle leerlingen de stof kennen. Het ontleden van een onbekend organisme komt voor op de toets. De leerlingen moeten daarom de stappen volgen die in het boek staan. De leerlingen weten dat zo’n opdracht op de toets kan voorkomen.

 

De leerlingen tekenen de mossel volgens de tekenregels op het blad. Hierop benoemen ze de delen van de mossel. Ze maken 3 tekeningen in totaal. Tijdens de opdracht liep ik langs om te kijken hoe ver iedereen was en gaf ik hun feedback op de antwoorden die ze hadden gegeven. Ik vertelde hoeveel punten ze zouden krijgen als dit een toets vraag was en hoe ze het beste resultaat konden behalen. Dit was dus een soort formatieve toets. Zonder cijfer maar wel om vast te stellen hoever de leerlingen waren in hun leerproces.

 

Instructie

Uitleg over de mossels. Iedereen moet apart. Voorkennis activeren met een paar vragen over de mossel. Leerlingen moeten tekenen volgens de tekenregels. De leerlingen maken 3 tekeningen (uitleg staat op het bord).

 

Leerdoelen

Leerling kan correct tekenen volgens de tekenregels

Je kunt een practicum uitvoeren

Je kunt de verschillende onderdelen van de mossel en hun functie benoemen

Je kent de kenmerken van de stam weekdieren

 

Wat kan er misgaan:

Te weinig mossels waardoor de leerlingen in duo’s moeten werken.

De leerlingen kennen de stof niet waardoor ik veel moet helpen.

De leerlingen willen het practicum niet doen want het stinkt.

 

Natuurwetenschappelijke denk en werkwijze

Door de leerlingen een practicum te laten doen over mossel laat ik hun zelf onderzoeken hoe een mossel eruitziet. In het boek staan plaatjes van de mossel met de onderdelen. De leerling moet zelf opzoek gaan naar deze onderdelen in de mossel. Hierdoor is hij aan het onderzoeken. Hij leert kijken en denken vanuit het natuurwetenschappelijk perspectief. Later op de summatieve toets moet hij deze kennis gaan toepassen.

7.2 Socioscientific issues (Digitale geletterdheid)

Leeswijzer

Wat is het product

De klas gaat in opdracht van de docent een debat voeren over een socioscientific issues. De onderwerpen worden bepaald door de docent en sluiten aan op hedendaagse onderwerpen.

 

Wat was mijn doel

De leerlingen kunnen hun argumenten goed onderbouwen met goede bronnen.

De leerlingen kunnen een net debat voeren en zich aan de regels houden.

 

Heb ik het doel behaald

Mijn doel is behaald wanneer de leerlingen goede argumenten hebben gevonden en een net debat hiermee hebben gevoerd.

Werkvorm

De leerlingen gaan een debat voeren met elkaar in groepen. Ze hebben 5 minuten om een onderwerp te kiezen uit de lijst van onderwerpen die door de docent is gemaakt. Daarna 15 minuten om argumenten te vinden over het onderwerp. Hierna zal er een debat plaats vinden van maximaal 10 minuten.

 

Evidence-based/ evidence informed

Bij het zoeken van de argumenten moeten de leerlingen goed kijken hoe betrouwbaar het is. Een artikel dat gewoon van google is gehaald hoeft niet altijd te kloppen. De leerlingen krijgen een korte uitleg wat goede bronnen zijn, mediawijsheid. Want niet alles wat online staat is waar (Mediawijsheid, 2021).

 

De criteria voor de bronnen:

Niet een te oude bron, geen wikipedia gebruiken, via google scholar zoeken etc. Er wordt goed onderzoek gedaan.

 

Het debat

Tijdens het debat moeten de leerlingen kritisch denken. Dit wordt gedaan doordat de leerlingen naar elkaar luisteren naar de argumenten en bedenken welke tegenargumenten van toepassing zijn. Het is belangrijk dat leerlingen leren beargumenteren omdat dit ook gebeurt in het werkleven. Daarom zijn lessen in burgerschap erg belangrijk. Dit is een oefening die in de lessen zou kunnen voorkomen.

 

Veilig klimaat in de klas

Als er een debat gevoerd wordt in de klas is het belangrijk om een aantal regels op te stellen om het debat netjes te laten verlopen. De regels kunnen per klas verschillen. Hieronder staan een aantal regels die belangrijk kunnen zijn:

  • Elkaar laten uitspreken,
  • Argumenten kunnen onderbouwen,
  • Niet je mening doordrukken,
  • Persoonlijke grenzen aangeven,
  • Geen persoonlijke aanval.

 

Voorbeeld van een onderwerp met argumenten

Onderwerp: Klonen van dieren

Argumenten voor:

- Er is nooit meer een tekort aan donoren

- Dieren zouden door middel van gewijzigd DNA-medicijnen kunnen maken, zoals nu al gebeurt bij micro-organismen.

- Er zou beter wetenschappelijk onderzoek mogelijk zijn naar onder andere erfelijke ziektes. Zo zou men dieren kunnen klonen waarvan het DNA gewijzigd is, waardoor het dier bijvoorbeeld hetzelfde genetisch effect krijgt als de mens. Op die manier kan er onderzoek worden gedaan naar die bepaalde erfelijke ziekte.

- Wetenschappelijke proeven kunnen beter uitgevoerd worden.

- Dieren die op uitsterven staan kunnen erbij gekloond worden.

- Klonen kan worden gebruikt om ideale boerderijen te vermenigvuldigen tot grote aantallen. Gekloonde dieren groeien samen volgends hetzelfde ritme, hebben dezelfde voedselbehoeften, geven melk van dezelfde kwaliteit, zijn tegelijk loops, zijn tegelijk geslachtrijp. Zo kan een boer zijn kudde snel vergroten. Een weerstand tegen ziekte kan door klonen snel vermenigvuldigd worden. Aan de andere kant is deze kudde ook veel gevoeliger voor ziekten.

 

Argumenten tegen:

- Het klonen van reserve - embryo’s wordt vaak ethisch onaanvaardbaar gevonden, omdat een embryo al een klein beest zou kunnen zijn. Maar het embryo heeft nog geen gevoel, en vertoont nog geen gedrag, het zenuwstelsel en de hersenen moeten nog ontwikkeld worden. Eigenlijk is een embryo dus niet veel meer dan een klompje cellen dat na nog veel delingen kan uitgroeien tot een dier.

- Het klonen van dieren wordt vaak als ethisch onaanvaardbaar gezien. Mensen zeggen dat de geboorte van dieren Gods werk is en dat er door de mensen niet mee mag worden geknoeid.

- Het klonen is nog in een experimentele fase.

- Er komen te veel dieren op aarde

- De ‘originele’ dieren raken uitgestorven

7.3 Misconcept koudbloedig (begripsontwikkeling)

Leeswijzer

Wat is het product

De klas krijgt uitleg over het misconcept koudbloedig en wat het nu wel echt betekend.

 

Wat was mijn doel

De leerlingen kunnen de goede uitleg geven van het concept koudbloedig

 

Heb ik het doel behaald

Aan het einde van mijn lessenreeks is er een toets gegeven met daarin ook een vraag naar uitleg van koudbloedig. Bijna alle leerlingen hadden dit correct beantwoord.

Werkwijze

In het onderwijs zijn er veel misconcepten. Bij het lesgeven in mijn klas kwam ik achter het misconcept koudbloeding. De leerlingen dachten dat het letterlijk koudbloed betekend. Dit is niet zo. Ik heb het concept in context gebracht door een verhaal te vertellen over vissen die de leerlingen wel eens tegen zijn gekomen in hun eigen leefwereld.

 

Eerst heb ik het begrip uitgelegd maar na het uitleggen werden sommige leerlingen nog steeds afgeleid door het woord koud. Ik legde hun uit dat vissen koudbloedig waren. Leerlingen zeiden meteen dat water koud was dus koudbloedig. Dus ik vroeg wat nou als de vissen in een warm aquarium leven van 25 graden? De leerlingen zeiden dat dat warm is en niet koud. Maar de vissen zijn wel koudbloedig. Hun bloed temperatuur past zich aan aan de omgeving dat is wat het echt betekend. Dus een vis die in 5 graden leeft is koudbloedig maar een vis die in 25 graden leeft is ook koudbloedig. Na de uitleg over de vis vroeg ik of een leerling een ander voorbeeld kon gaan geven. Een jongen in de klas gaf antwoord. Hij vertelde over een krokodil in het water. Dat de krokodil soms in de zon moest gaan liggen om weer warm te worden voor energie. Ik vroeg hoe hij dit wist en hij gaf aan dat het zijn lievelingsdier was. Door de leerlingen zelf te laten denken en 1 van de leerlingen mijn vraag te laten beantwoorden wordt hun denkbeeld zichtbaar gemaakt.

 

Ik heb het concept op een manier uitgelegd dat het duidelijk werd voor mijn leerlingen van vmbo-niveau. Hierbij heb ik de leerlingen taalsteun gegeven om hun taaldoel, het begrijpen van koudbloedig, te behalen.

 

Er zijn verschillende soorten misconcepten. De taak van de leraar is om het misconcept goed uit te leggen zodat het geen misconcept meer is. Het misconcept over koudbloed is een pre-misconcept. Het was namelijk een vooroordeel van het woord koud. Na de uitleg wisten de leerlingen wel wat het betekende waardoor het geen misconcept meer was (husite.nl, 2021).

 

Warm en koudbloedig

7.4 Taalgericht vakonderwijs (begripsontwikkeling)

Leeswijzer

Wat is het product

De klas komt in aanraking met het woord sporen via een practicum

 

Wat was mijn doel

De leerlingen maken het woord ‘sporen’ deel van hun vocabulaire en kunnen uitleg geven wat het is

 

Heb ik het doel behaald

Aan het einde van mijn lessenreeks is er een toets gegeven met daarin vragen over sporen. De leerlingen wisten wat het was en konden antwoord geven op de vragen.

Werkwijze

 

Doelgroep: Klas 3 BB, KB

Product: Leerlingen doen practicum over schimmels (Thema 3 §2, BVJ)

Een paddenstoel bekijken met een loep. Via de tekenregels tekenen en de sporen aan kunnen wijzen. Eerst krijgen de leerlingen uitleg over schimmels en sporen. Daarna onder de loep bekijken.

Leerlingen moeten het tekenen dus dan zien ze de sporen al. Al 3x in aanraking gekomen met het woord sporen.

De sporen na tekenen via de tekenregels. 4e keer in aanraking

HW maken over de paragraaf.

Combi van dagelijks algemeen taalgebruik (DAT) en cognitief academisch taalgebruik (CAT)

 

Dit is een kleine lesopzet hoe de leerlingen het woord ‘sporen’ in hun vocabulaire kunnen krijgen. Door vaak met het woord in interactie te komen snappen de leerlingen steeds meer wat het woord betekend in wetenschappelijke context. Op de toets komt het woord ook weer terug. De leerlingen zouden niet schrikken van het woord maar meteen weten wat het is.

 

Het kan natuurlijk altijd zo zijn dat de leerlingen het nog niet helemaal kennen maar wel herkennen. Dat is al beter dan dat ze niet van het woord afweten. Het is belangrijk om de leerlingen vaker met het woord in aanraking te laten komen. De les die ik daarop gaf kwam het woord sporen ook voor. Doordat ze het woord al kennen en de betekenis ervan hoefde ik het niet nog een keer uit te leggen.

 

Om de leerlingen het woord op een leuke manier te leren kennen heb ik voor een practicum gekozen. Bij een practicum doen de leerlingen bijna alles zelf. Ze gaan het zelf onderzoeken en ontdekken. Met een practicum leren de leerlingen op een andere manier.

 

“Als het gaat om de effectiviteit van een praktische leeractiviteit dan is de intentie om leerlingen te stimuleren tot diep leren. Dit betekent dat we ons meer bezig houden met de vraag of de leerlingen door middel van de praktische leeractiviteit ook geholpen worden te leren wat de ontwikkelaar in gedachte had als leerdoel bij het ontwikkelen van de opdracht, dit is wat we noemen effectiviteit type 2 (Smits, 2019).

 

Aan het begin van het practicum heb ik het leerdoel opgesteld dat de leerlingen aan het einde van de les weten wat sporen zijn en wat hun functie is. Aan het einde van de les heb gevraagd of iedereen kon opschrijven (via menti meter online) wat volgens hun sporen zijn met een voorbeeld erbij. Ongeveer 80% had een volledig correct antwoord. Hiermee kan ik vaststellen dat meerendeel van de klas nu het woordt sporen in hun vocabulair heeft. 

7.5 Doorlopende leerlijn en samenhang met andere vakken (+ natuurwetenschappelijke denk en werkwijze)

Leeswijzer

Link naar de les:

https://sites.google.com/view/doorlopende-leerlijn/voor

Wat is het product

De klas krijgt een workshop over de horizontale leerlijn in het onderwijs van Eva Blankestijn en mij (Maaike Drost). Aan het einde kunnen zij zelf een vakoverstijgende praktische opdracht ontwerpen waar de horizontale leerlijn zichtbaar is. De workshop die wij hebben gegeven is digitaal terug te vinden via de link hierboven. De workshop is zo gemaakt dat de studenten het nog alle informatie terug kunnen lezen. Dit is een voorbeeld van en digitaal arrangement. 

 

Wat was mijn doel

De klas weet wat het verschil is tussen horizontale en verticale leerlijn en kunnen dit in eigen woorden uitleggen.

De klas kan een voorbeeld noemen van een vakoverstijgend ontwerp.

De klas kan een vakoverstijgende praktische opdracht ontwerpen waar de horizontale leerlijn zichtbaar is.

 

Heb ik het doel behaald

Mijn doel is behaald wanneer de klas een beroepsproduct hebben gemaakt over de horizontale leerlijn.

Werkwijze

De klas heeft eerst les gekregen over de verticale leerlijn van Mirjam Lierop-Venneker. Daarna hebben Eva en ik de les overgenomen en hebben we de horizontale leerlijn geïntroduceerd. Eerst hebben Eva en ik ons eigen verhaal verteld waarin wij te maken hadden met een vakoverstijgende thema. Ik vertelde over dat we in de klas gingen testen wat het kookpunt en vriespunt van water was. De leerlingen moesten eerst ijs in het water stoppen en kijken hoe laag de thermometer ging. Daarna moesten ze water verwarmen en gaan kijken hoe hoog de thermometer ging. Dit is een mix van biologie en scheikunde les. Water is namelijk belangrijk in de biologie omdat de mens het nodig heeft om te leven. Maar water is ook een molecuul met een kook en vriespunt wat weer bij scheikunde hoort. Na mijn verhaal had ik in de klas rond gevraagd of iemand anders ook zoiets is tegengekomen. Hierdoor konden de studenten zelf hun eigen belevenis vertellen wat ze later ook konden gebruiken als beroepsproduct.

Dit practicum over water is een natuurwetenschappelijke denk en werkwijze voor de klas. De leerlingen moeten zelf alle suitvoeren en bedenken wat voor invloed de temperatuur heeft op het water.

Na meer uitleg over vakoverstijgende thema’s ging de klas aan de slag met het maken van het beroeps product.

Wat ga je doen: Bedenk een praktische opdracht waarbij je gebruikmaakt van vakoverstijgende thema's. Werk dit zo uit dat je het ook echt kan toepassen op bijvoorbeeld je stage. Je kunt gebruik maken van een lesplanformulier of iets anders wat je handig vindt. Onderbouw je keuzes.

 

Leg ook uit waarom jouw gekozen praktische opdracht vakoverstijgend is.

 

Aan het einde van deze opdracht heb je een volledige les gemaakt die ook uitgevoerd kan worden en als beroepsproduct kan worden gebruikt.”

 

Hiervoor had de klas 15 minuten. Eva en ik liepen door de klas om te helpen met het maken van de producten. We kregen vragen of hun onderwerp echt vakoverstijgend was of niet.

 

Na 15 minuten vroegen wij de klas rond naar hun producten. We hadden Ruard gekozen omdat hij heel trots was over zijn product. Hij vertelde over muziek en hoe het oor daarop reageerde.

Na de les hebben Eva en ik feedback gekregen van de klas en van Mirjam.

Feedback Mirjam
Feedback Mirjam

Feedback van de klas:

Tys: Duidelijke uitleg, langskomen om te controleren of iedereen bezig kan. Top!

Collin: In gesprek met mij en Tys goed aangespoort tot werken en goeie ondersteuning in het begeleiden

Saraï: Het klonk heel gezellig in de les

Nathalie: Online was alles goed te volgen

Jesse: Stond goed rustig voor de klas wat rust naar de klas overbracht.

Najliw: Duidelijk, sterke houding, probeer meer de studenten bij de les te betrekken, leuk shirt

Ruard: Tops: Goed gesproken en alles duidelijk gedaan, ga zo door.

Tips: Probeer soms wat meer aanwezig te staan je valt soms een beetje weg naar de achtergrond.

Reflectie op gegeven workshop:

Het geven van de workshop ging goed, aan het einde van de les wist iedereen hoe ze een beroepsproduct konden maken van vakoverstijgende thema's. Eva en ik hebben al vaker lesgegeven samen waardoor we wisten wat we aan elkaar hadden. Alle namen van de klas kende ik waardoor ik iedereen kon aanspreken. Ik had goed onderzoek gedaan naar ons onderwerp waardoor ik makkelijk vragen kon beantwoorden. Toen ik door de klas heen liep stopte ik bij iedereen om een praatje te maken en te kijken hoever iedereen was. Deze les is ook hybride lesgegeven. Dat betekent dat er fysiek mensen in de klas zitten maar ook online. Ik heb mijn aandacht verdeeld tussen online en fysiek. Tijdens de les hadden Eva en ik de tijd niet altijd goed in de gaten. Voordat we bezig gingen met de opdracht kreeg de klas een pauze. Dit hadden we niet in ons lesplanformulier staan. Hierdoor moest het maken van de opdracht wat korter dan dat we eerst wilden. Maar we hebben dit opgelost. 15 minuten voor de opdracht was namelijk lang genoeg.

 

Vanuit de feedback van Mirjam ga ik meer letten op welke woorden ik gebruik. Van anderen had ik ook de feedback dat ik veel verkleinwoorden gebruik. Aan verhaal vertellen moet ik gaan werken. Het verhaal heb ik wel in mijn hoofd maar het moet op een goede manier naar buiten worden gebracht. Hier ga ik mee oefenen door veel verhalen aan vrienden te vertellen.

 

Vanuit de feedback van de klas zie ik iets positiefs. Vroeger praatte ik altijd snel waardoor ik minder te verstaan was. Daar heb ik aan gewerkt. In de feedback zie ik dat ik duidelijk te verstaan ben en nergens staat dat ik te snel praat. Niet alle lessen zijn online goed te volgen maar ik ben blij dat deze dat wel was.

7.6 Digitale didactiek

Leeswijzer

Wat is het product

Voor het geven van de workshop aan mijn eigen klas heb ik een website gemaakt over vakoverstijgende onderwerpen.

Voor het vak pedagogiek heb ik een online infografic gemaakt over het gedrag van een leerling.

 

Wat was mijn doel

Voor de workshop wilde ik een website ontwerpen waar de studenten later nog naar konden zoeken naar informatie. Zodat ze hiermee een eigen beroepsproduct konden maken.

Ik heb de infographic online gemaakt zodat het duidelijk is voor de lezer. Doordat het online is kon ik mooie beelden en plaatjes toevoegen om het nog duidelijker te maken.

 

Heb ik het doel behaald

Ja, veel studenten uit mijn klas hebben de website gebruikt tijdens het maken van het beroepsproduct over vakoverstijgende onderwerpen.

Ja, voor de infografic heb ik een voldoende gekregen. De docent, Robin Went, vond het een mooi en duidelijke infografic.

Werkwijze

In kop 7.5 is mijn beroepsproduct te vinden van de workshop over digitaal geletterdheid. Hierin staat ook de link naar de website. De website is gemaakt via google sites. Doordat het via google sites is gemaakt is het makkelijk terug te vinden en voor mijzelf om aan te passen. De studenten kunnen het makkelijk terug vinden. De link naar de website heb ik ook doorgestuurd zodat de anderen het makkelijk konden raadplegen.

 

Daarnaast heb ik voor het vak pedagogiek een leerling onderzocht. Om deze bevindingen makkelijk in kaart te brengen heb ik een infografic gemaakt met een zorgplan en de uitleg wat er gebeurt is. Deze twee heb ik gemaakt via Canva. De twee infografics zijn terug te vinden hieronder.

Infografic over geen motivatie
Infografic over geen motivatie
Zorgplan infografic
Zorgplan infografic

7.7 Persoonlijke en professionele ontwikkeling

Leeswijzer

Wat is het product

Tijdens de opleiding tot docent biologie heb ik steeds voordat ik op stage ben gegaan een aantal doelen voor mijzelf opgesteld. Via een verslag heb ik verteld hoe ik deze doelen wel/niet heb behaald.

 

Wat was mijn doel

Als leraar blijf je een leven lang leren en groei je in de rol als vakdidacticus. Het is belangrijk om doelen voor jezelf op te stellen en daarna na te gaan of deze doelen zijn behaald.

 

Heb ik het doel behaald

Ja, ik zie in dat ik al goed aan het ontwikkelen ben al leraar maar dat er nog veel te leren valt.

Werkwijze

Na het lopen van mijn stage in jaar 2 en 3 heb ik een verslag geschreven. Hierin staat mijn proffesionaliseringsplan met een aantal opgestelde doelen:

Mijn doelen tijdens hoofdfase A:

  • Namen van de leerlingen goed kennen
  • Werken aan mijn klassenmanagement
  • Non- verbale houding verbeteren
  • Goede les planning
  • Vooruitplannen  
  • Interessante lessen maken

Deze doelen heb ik bijna allemaal gehaald. Alleen ik kan nog beter werken aan het onthouden van de namen van de leerlingen. Met klassenmanagement valt er altijd nog iets aan te leren en dat blijf ik ook zeker doen. Als ik voor de klas stond heb ik vaak nagedacht wat mijn houding was en wat dit zou reflecteren op de leerlingen. Als de klas veel aan het praten was maakte ik mij groter en dit trok vaak de aandacht van de leerlingen waardoor ze weer stiller waren. Ik heb vooruit gepland met de lessen en dit samen met mijn stagebegeleider besproken. Dit wil ik nog beter gaan doen. Ik heb veel gedifferentieerd in mijn lessen om de lessen interessant te houden voor de leerlingen.

Mijn doelen tijdens hoofdfase B:

  • Namen van de leerlingen goed kennen
  • Werken aan mijn klassenmanagement
  • Goede les planning en ver vooruitplannen
  • Meer verschillende werkvormen gebruiken in de lessen
  • Werken aan een goede relatie met de klas
  • Houden aan mijn escalatie ladder

Veel van deze doelen lijken op de doelen uit hoofdfase A. Dat is niet omdat ik ze niet had behaald maar omdat ik het belangrijke doelen vond. De namen van de leerlingen is altijd belangrijk om te kennen zodat ik ze kan aanspreken op goed en slecht gedrag. Doordat ik kleinere klassen had was het makkelijker om alle namen snel te leren. Ik heb een heel hoofdstuk vooruit gepland, ook voor mijn stagebegeleider. Hier heb ik mij zo goed als het kon aan gehouden maar door corona is er soms wat veranderd aan de planning. Dit heb ik elke keer opgelost. Voor de lessen hebben ik verschillende werkvormen gebruikt zoals practica, video's en een debat. Dit was erg leuk om te doen en de leerlingen gaven aan dat ze het fijn vonden om vaak andere dingen te doen tijdens de les omdat ze hierdoor op andere manieren in aanraking kwamen met de onderwerpen uit het hoofdstuk. Ik heb met de klassen een goede relatie opgebouwd. De klassen vonden het erg jammer dat ik stopte met mijn stage op de school en ze gaven aan dat ze mij snel terug wilden zien. Daarnaast wilde ik mij beter houden aan mijn escalatieladder (hieronder kunt u lezen wat mijn ladder was). Een escalatieladder is bedoeld om te de-escaleren (Onderwijs van morgen, 2019). Als er een situatie voorkwam met een leerling heb ik mij zo goed als mogelijk aan de ladder gehouden. Dit lukte helaas niet altijd en in mij LIO-stage wil ik dit gaan verbeteren.

Mijn escalatie ladder:

Stap 1: De leerling streng aankijken

Stap 2: De leerling aanspreken met naam

Stap 3: De leerling aanspreken met naam en met het ongewenste gedrag

Stap 4: Naast de leerling gaan staan

Stap 5: De leerling waarschuwen met apart zetten

Stap 6: De leerling apart zetten

Stap 7: De leerling uit de klas sturen

7.8 Aard, nut en noodzaak van natuurwetenschappen

Leeswijzer

Wat is het doel?
Een beter beeld krijgen van mijn visie in het onderwijs. Welke onderwerpen vind ik belangrijk en hoe projecteer ik deze op mijn leerlingen.

 

Werkwijze:
Ik geef eerlijk antwoord op de vragen om zo mijn visie te ondersteunen.

De vragen eerlijk invullen en je eigen mening duidelijk maken.

 

Is het doel bereikt?
Ja, ik weet nu een stuk beter wat mijn visie is. Ik weet nu wat ik belangrijk vind en hoe ik dit kan toepassen in mijn lessen

Werkwijze

Ik vind als leraar natuurwetenschappen belangrijk dat.....

Omdat....

Voor de leerlingen is het belangrijk dat zij inzien dat de stof waarin ik in lesgeef belangrijk is voor hun eigen leefwereld. In de biologie leren de leerlingen zichzelf ontdekken (bij seksuele voorlichting) maar ook de wereld van de dieren beter te begrijpen (ecologie). Daarbij is het ook belangrijk dat de leerling inziet dat de natuur om hun heen een belangrijke rol speelt in het leven (duurzaamheid). In mijn lessen maak ik zoveel mogelijk gebruik naar verwijzingen uit de leefwereld van de leerling.

 

Welke curriculumnadruk vind jij het belangrijkste?

Natuurwetenschap voor dagelijks leven en werk;

Als de leerling goede natuurwetenschappelijke kennis krijgen zal de leerling beter om kunnen gaan met de producten en de diensten van de moderne wetenschap. Het is belangrijk voor de docent om gebruik te maken van de directe leefomgeving van de leerling. Hierdoor snapt de leerlingen beter zijn leefwereld. De biologie komt overal in terug. Ook als het om de ontwikkeling van de leerling gaat. Zijn eigen lichaam ontdekken en begrijpen hoe de natuur om zich heen werkt.

 

Competentie ontwikkeling;

In de moderne leefwereld is het belangrijk dat je goed kan onderzoeken en ontwerpen. Welk beroep de leerling ook gaat beoefenen overal komt onderzoeken en ontwerpen voor. Tijdens de lessen over de biologie doe ik zo vaak als mogelijk practica. Hierdoor worden de leerlingen nieuwsgierig en willen ze uitzoeken hoe een systeem, zoals het oog, in elkaar zit. De leerling is actief bezig en zoekt uit hoe iets werkt. Dit kan later met andere onderwerpen gebeuren waarin de leerling in geïnteresseerd is.

 

Stevige basis;

De leerling heeft uiteindelijke alle natuurwetenschappelijke kennis nodig om naar de volgende fase van hun opleiding te gaan. De leraar is aanwezig om hierin de kennis te verspreiden naar de leerling. Het is belangrijk om alle lessen interessant te maken zodat de leerling meer gemotiveerd aan het luisteren is. De biologie is overal dus het is een belangrijk onderwerp om goed te kennen in het leven.

 

 

Waarom is het belangrijk dat leerlingen zich verwonderen over de natuurwetenschappen?

Als de docent het enthousiasme kan trekken van de leerlingen tijdens de onderwerpen zal de leerling meer geijverd zijn om meer te weten te komen van het onderwerp. Hierdoor maakt de leerling het onderwerp eigen en zal hij het beter snappen.

 

 

Wat is de rol van je schoolvak in de maatschappij vroeger, nu en in de toekomst? Wat versta je onder burgerschap in samenhang met je vak? OP welke manier besteed je er aandacht aan in je onderwijs?

Het onderwijs is aan het veranderen en blijft door veranderen. Vroeger ging de biologie vooral om de mens. Later kwamen daar de planten ook bij. Nu gaat het ook om wie je zelf bent en wat je seksualiteit is. Dit zou vroeger een ‘no go’ zijn als onderwerp. De thema’s in de biologie worden steeds meer uitgebreid en er komt steeds meer bij. Nu staat de duurzaamheid van de aarde centraal omdat dat nu een belangrijk onderwerp is met betrekking tot de opwarming van de aarde. De biologie gaat niet alleen over de natuur maar ook over hoe je jezelf kunt vormen als persoon. Later zouden er nog meer onderwerpen komen waar we nu niet over na denken.  Misschien wel over de natuurverschillen op andere planeten.  Er komen vast nog wetenschappelijke doorbraken waar later onderwerpen uit ontstaan in de biologie.

 

In mijn lessen probeer ik vaak duidelijk te maken waarom sommige onderwerpen belangrijk zijn later. Ik geef dan voorbeelden uit hun leefwereld. Door zelf hier enthousiast over te praten hoop ik dat ik de leerlingen meetrek in mijn verhaal. De leerlingen worden op school klaar gemaakt om later deel te nemen in de maatschappij. Het is dus belangrijk dat de leerling weet wie hij is en wat er in de wereld om hem heen gebeurt.

 

Is kritisch denken belangrijk? Waarom? Waar zie je het terug in je onderwijs?

Ja, over verschillende onderwerpen is het belangrijk om kritisch te denken. Hierbij kun je ook onderzoek doen naar verschillende argumenten. In de maatschappij moet je vaak reageren op verschillende evenementen. Het is belangrijk om daarop een kritische blik te hebben en na te denken hoe jij het vindt. Het is belangrijk om meer te weten van onderwerpen zodat je er goed op kan inspelen.

 

In hoeverre is een onderzoekende houding belangrijk? En natuurwetenschappelijk onderzoek? Waar zie je het terug in je onderwijs?

De wetenschap stopt nooit met onderzoeken dus de biologie blijft constant veranderen. Het is belangrijk om mee te gaan in deze veranderingen. Onderzoek doen naar nieuwe onderwerpen zodat je er meer van begrijpt. Als een leerling komt met een onderwerp waar jij als docent nog niet veel van afweet is het belangrijk om onderzoek te doen en later antwoord te geven op de vraag van de leerling.

 

In hoeverre zijn het gebruik van theorieën en modellen en literatuuronderzoek belangrijk in je onderwijs? Hoe zie je het terug in je onderwijs?

De boeken die de leerlingen krijgen geven inzichten op wat belangrijk is om te leren. Daarbij zijn het ondersteunend voor de leerstof die in de boeken staan. Literatuuronderzoek geeft nog meer inzichten in de lesstof.

 

Rekening houdend met de vervolgopleidingen, wat vraagt dat voor soort natuurwetenschappelijke basis?

Dat je als docent een erg brede basis hebt over de lesstof. Leerlingen kunnen namelijk elk beroep kiezen wat ze willen. Het is belangrijk als docent om zo veel mogelijke nuttige informatie te geven zodat de leerling met genoeg kennis zijn opleiding kiest.

7.9 Leerprocessen lesopbouw en toetsing themakaart

Leeswijzer

Wat is het product

Een toetsmatrijs van de toets over thema 4 ordening

 

Wat was mijn doel

Vragen ontwerpen die bij de gegeven leerdoelen passen. Begrijpen waarom de taxonomie van bloom handig is.

 

Heb ik het doel behaald

Ja, ik snap nu hoe er vragen geformuleerd worden voor bij de leerdoelen. Ik snap het nut van de taxonomie van bloom.

Werkwijze

Zoals in 7.1 staat beschreven heb ik eerst een formatieve toets gegeven over thema 4 ordening. Hieronder staat de zelfgemaakte toetsmatrijs van de summatieve toets over thema 4. De toets hoort bij het boek ‘Biologie voor jou’. De toets bestond uit meer vragen maar die heb ik samen met mijn stagebegeleider eruit gehaald. Dit was omdat de vraag onduidelijk was of een herhaling. De toets is op papier afgenomen. De leerlingen hadden 50 minuten om de toets te maken.

De taxonomie van bloom (OBTA) is toegepast aan de vragen. Hierdoor kan gekeken worden waar de leerling sterk in is en waar minder sterk. Dit kan besproken worden met de leerling na het maken van de toets. Als de leerling een slecht cijfer haalt kan de docent zien waar het aan ligt. De leerling moet bijvoorbeeld meer toepassen. Of juist begrijpen, analyseren en evalueren. Bij elke leerling ligt het probleem ergens anders. Voordat de docent begint met lesgeven is het handig om te bekijken welke leerdoelen er zijn. Hier kan de docent zijn lessen omheen gaan bouwen.  

Vraag

Leerdoel (uit basisstof)

Vraagtype

Weging

1. De eieren van een ooievaar hebben een leerachtige schaal.

5. Je kunt de stam van gewervelden indelen in 5 klassen. Van elke klasse kun je kenmerken en voorbeelden geven

Stelling, begrijpen

1 punt

2. Uit deze stamboom kun je informatie halen over hoeveel individuen van een soort er in leven zijn.

1. Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere indeling van een rijk.

Je kunt omschrijven wanneer organismen tot 1 soort behoren

Stelling, analyseren

1 punt

3. Het dier in afbeelding 2 is veelzijdig symmetrisch.

5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Stelling, begrijpen

1 punt

4. Bij een bromvlieg zit het skelet aan de buitenzijde van het lichaam.

5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Stelling, begrijpen

1 punt

5. Alle insecten kunnen vliegen.

5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Stelling, analyseren

1 punt

6. Bij naaktzadigen zijn de bladeren meestal naaldvormig.

 

4. Je kunt de stam van de zaadplanten indelen in 2 klassen. Van elke klasse kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Stelling, toepassen

1 punt

7. Bij de bereiding van bier worden schimmels gebruikt.

3. Je kunt de kenmerken van schimmels noemen. Je kunt beschrijven welke rol schimmels spelen voor de mens.

Stelling, toepassen

1 punt

8. Bacteriën hebben geen celkern.

1. Je kunt organismen indelen in 4 rijken. Van elke rijk kun je de gemeenschappelijke kenmerken noemen.

Stelling, toepassen

1 punt

9. Kreeftachtigen hebben tien tot veertien poten.

5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Stelling, toepassen

1 punt

10. Zaadplanten kunnen worden ingedeeld in twee klassen.

4. Je kunt de stam van de zaadplanten indelen in 2 klassen. Van elke klasse kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Stelling, toepassen

1 punt

11. Welk diagram hoort bij de groeicurve van een noordzeegarnaal?

5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Meerkeuze, evalueren

1 punt

12. Tot welke stam behoort de plant waar dit een deel van is?

 

4. Je kunt de stam van de zaadplanten indelen in 2 klassen. Van elke klasse kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Meerkeuze, begrijpen

1 punt

13. In welk milieu of welke milieus kun je weekdieren aantreffen?

 

5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Meerkeuze, analyseren

1 punt

14. Bij de productie van welk voedingsmiddel wordt een schimmel gebruikt?

 

3. Je kunt de kenmerken van schimmels noemen. Je kunt beschrijven welke rol schimmels spelen voor de mens.

Meerkeuze, toepassen

1 punt

15. Heeft het dier van afbeelding 5 een skelet? Zo ja: wat voor soort skelet?

5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Meerkeuze, begrijpen

1 punt

16. Tot welke groep behoren streptokokken?

1. Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere indeling van een rijk.

Je kunt omschrijven wanneer organismen tot 1 soort behoren

Meerkeuze, begrijpen

1 punt

17. Welk kenmerk komt of welke kenmerken komen voor bij een groene knolamaniet?

1. Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere indeling van een rijk.

Je kunt omschrijven wanneer organismen tot 1 soort behoren

4. Je kunt de stam van de zaadplanten indelen in 2 klassen. Van elke klasse kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Meerkeuze, begrijpen

1 punt

18. Is de lichaamstemperatuur van een zandhagedis constant of niet constant? En plant een zandhagedis zich voort door eieren met een leerachtige schaal of door eieren zonder schaal?

 

5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Meerkeuze, analyseren

1 punt

19. Hoe wordt de groep van de mensapen genoemd?

 

1. Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere indeling van een rijk.

Je kunt omschrijven wanneer organismen tot 1 soort behoren

Meerkeuze, analyseren

1 punt

20. Tot welke groep behoren de chimpansees?

 

1. Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere indeling van een rijk.

Je kunt omschrijven wanneer organismen tot 1 soort behoren

Meerkeuze, analyseren

1 punt

21. Tot welke stam van het plantenrijk behoort deze plant?

 

4. Je kunt de stam van de zaadplanten indelen in 2 klassen. Van elke klasse kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Meerkeuze, begrijpen

1 punt

22. Bepaal met behulp van de determineertabel tot welke groep de haai van afbeelding 10 behoort. Noteer de stappen die je maakt.

6. Je kunt een determineertabel van organismen gebruiken

Open vraag, begrijpen

2 punten

23. Tot welke klasse behoort het organisme dat is gevonden?

5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Open vraag, analyseren

2 punten

24. Leg uit waarom de paleontologen willen weten bij welke klasse het gevonden organisme hoort. Gebruik in je antwoord de woorden ‘gemeenschappelijke kenmerken’.

1. Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere indeling van een rijk.

Je kunt omschrijven wanneer organismen tot 1 soort behoren

Open vraag, begrijpen

2 punten

25. Waardoor komt voedselvergiftiging in de zomer vaker voor dan in de winter?

2. Je kunt kenmerken van bacteriën noemen. Je kunt beschrijven welke rol bacteriën spelen voor de mens

Open vraag, analyseren

2 punten

26. Moet je de kefir in die dagen op kamertemperatuur wegzetten of in de koelkast? Leg je antwoord uit.

2. Je kunt kenmerken van bacteriën noemen. Je kunt beschrijven welke rol bacteriën spelen voor de mens

Open vraag, analyseren

2 punten

27. Leg uit waardoor je op den duur darmklachten kunt krijgen als je vaak antibioticum gebruikt.

2. Je kunt kenmerken van bacteriën noemen. Je kunt beschrijven welke rol bacteriën spelen voor de mens.

3. Je kunt de kenmerken van schimmels noemen. Je kunt beschrijven welke rol schimmels spelen voor de mens.

 

Open vraag, analyseren

2 punten

28. Noem twee uiterlijkekenmerken waaraan je kunt zien dat schapen zoogdieren zijn.

5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Open vraag, evalueren

2 punten

29. Hoeveel tijd is er volgens de tabel verlopen sinds de eerste bacterie op de balie terecht is gekomen? Leg je antwoord uit met een berekening.

2. Je kunt kenmerken van bacteriën noemen. Je kunt beschrijven welke rol bacteriën spelen voor de mens.

 

Open vraag, begrijpen

2 punten

30. Leg uit dat zebra’s en ezels tot twee verschillende soorten behoren.

1. Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere indeling van een rijk.

Je kunt omschrijven wanneer organismen tot 1 soort behoren

Open vraag, begrijpen

2 punten

31. Onderstreep op je antwoordblad het woord of de woorden waaruit blijkt dat Saccharomyces een gist is en geen bacterie.

 

1. Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere indeling van een rijk.

Je kunt omschrijven wanneer organismen tot 1 soort behoren

2. Je kunt kenmerken van bacteriën noemen. Je kunt beschrijven welke rol bacteriën spelen voor de mens.

3. Je kunt de kenmerken van schimmels noemen. Je kunt beschrijven welke rol schimmels spelen voor de mens.

Open vraag, begrijpen

3 punten

32. Vul de zinnen aan.

     Je kunt het plantenrijk indelen in ...1... en ...2... Drie stammen van de ...3... zijn: ...4..., ...5... en varens.

4. Je kunt de stam van de zaadplanten indelen in 2 klassen. Van elke klasse kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Open vraag, toepassen

3 punten

8. Conclusie

Door het volgen van de lessen over vakdidactiek heb ik veel geleerd. Ik heb mijzelf kunnen verbeteren als docent. Door het maken van de beroepsproducten heb ik geleerd om mijn vakdidactische handelingen te onderbouwen met bronnen. Door het geven van een eigen workshop heb ik mij heel erg verdiept in het onderwerp doorlopende leerlijn. Dit vond ik erg interessant. Hierbij kon ik de bijpassende themakaart goed aantonen.

 

Door dit atelier vakdidactiek ben ik een betere vakdidacticus geworden. Er is nog wel veel ruimte voor verbetering maar als leraar ben je nooit klaar met leren. Met alle informatie dat ik heb geleerd kan ik in februari beginnen aan mijn LIO-stage waar ik mij nog verder ga ontwikkelen als vakdidacticus. Ik wil mijn leraren en medestudenten van de opleiding bedanken voor alle hulp en gezelligheid.

9. Bronnenlijst

Dirkse, S. (2019). Effectiviteit van Rots en Water op psychosociale problemen van VMBO leerlingen, gemedieerd door sociale veiligheid in de klas. Opgeroepen op januari 2022, van Utrecht university repository: https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/392741

husite.nl. (2021). PRE- EN MISCONCEPTEN. Opgeroepen op januari 2022, van husite.nl: https://husite.nl/leoned/theorie-begripsontwikkeling/pre-en-misconcepten/

Mediawijsheid. (2021). BEELDVORMING & (NEP)NIEUWS. Opgeroepen op januari 2022, van mediawijsheid: https://www.mediawijsheid.nl/

Montessori vaklyceum. (2021). WIE EN WAT WIJ ZIJN. Opgeroepen op januari 2022, van Montessori vaklyceum: https://www.montessorivaklyceum.nl/onzeschool/wieenwatwijzijn1.html

Onderwijs van morgen. (2019). Een escalatieladder in de klas? Opgeroepen op januari 2022, van Onderwijs van morgen: https://www.onderwijsvanmorgen.nl/ovm/escalatieladder-in-de-klas/

Simons, P. d. (2019). Krachtige leeromgevingen. Opgeroepen op januari 2022, van 2. Wat zijn krachtige leeromgevingen: file:///Users/eigennaam/Downloads/5727.pdf

Smits, B. (2019). Effect van practica op het diep leren van leerlingen in 4HAVO. Opgeroepen op januari 2022, van Eindhoven University of Technology: https://pure.tue.nl/ws/portalfiles/portal/135471496/20190708_OvO_Eindverslag_Smits.pdf”

Tom Boves, M. v. (2008). contact maken. Opgeroepen op januari 2022, van google boeken: https://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=xJyYLj3-0agC&oi=fnd&pg=PP9&dq=goed+contact+met+leerlingen&ots=l3vOMuQCMK&sig=tQ7UfStOTpXJScmImkJoJh5nL_c&redir_esc=y#v=onepage&q=goed%20contact%20met%20leerlingen&f=false

 

  • Het arrangement Beroepsproducten leraar biologie is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Maaike Drost
    Laatst gewijzigd
    2022-04-05 15:25:35
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Mijn verzameling van beroepsproducten
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur 0 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.