Leeswijzer
Wat is het product
Een toetsmatrijs van de toets over thema 4 ordening
Wat was mijn doel
Vragen ontwerpen die bij de gegeven leerdoelen passen. Begrijpen waarom de taxonomie van bloom handig is.
Heb ik het doel behaald
Ja, ik snap nu hoe er vragen geformuleerd worden voor bij de leerdoelen. Ik snap het nut van de taxonomie van bloom.
Werkwijze
Zoals in 7.1 staat beschreven heb ik eerst een formatieve toets gegeven over thema 4 ordening. Hieronder staat de zelfgemaakte toetsmatrijs van de summatieve toets over thema 4. De toets hoort bij het boek ‘Biologie voor jou’. De toets bestond uit meer vragen maar die heb ik samen met mijn stagebegeleider eruit gehaald. Dit was omdat de vraag onduidelijk was of een herhaling. De toets is op papier afgenomen. De leerlingen hadden 50 minuten om de toets te maken.
De taxonomie van bloom (OBTA) is toegepast aan de vragen. Hierdoor kan gekeken worden waar de leerling sterk in is en waar minder sterk. Dit kan besproken worden met de leerling na het maken van de toets. Als de leerling een slecht cijfer haalt kan de docent zien waar het aan ligt. De leerling moet bijvoorbeeld meer toepassen. Of juist begrijpen, analyseren en evalueren. Bij elke leerling ligt het probleem ergens anders. Voordat de docent begint met lesgeven is het handig om te bekijken welke leerdoelen er zijn. Hier kan de docent zijn lessen omheen gaan bouwen.
Vraag |
Leerdoel (uit basisstof) |
Vraagtype |
Weging |
1. De eieren van een ooievaar hebben een leerachtige schaal. |
5. Je kunt de stam van gewervelden indelen in 5 klassen. Van elke klasse kun je kenmerken en voorbeelden geven |
Stelling, begrijpen |
1 punt |
2. Uit deze stamboom kun je informatie halen over hoeveel individuen van een soort er in leven zijn. |
1. Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere indeling van een rijk. Je kunt omschrijven wanneer organismen tot 1 soort behoren |
Stelling, analyseren |
1 punt |
3. Het dier in afbeelding 2 is veelzijdig symmetrisch. |
5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen. |
Stelling, begrijpen |
1 punt |
4. Bij een bromvlieg zit het skelet aan de buitenzijde van het lichaam. |
5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen. |
Stelling, begrijpen |
1 punt |
5. Alle insecten kunnen vliegen. |
5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen. |
Stelling, analyseren |
1 punt |
6. Bij naaktzadigen zijn de bladeren meestal naaldvormig.
|
4. Je kunt de stam van de zaadplanten indelen in 2 klassen. Van elke klasse kun je kenmerken en voorbeelden noemen. |
Stelling, toepassen |
1 punt |
7. Bij de bereiding van bier worden schimmels gebruikt. |
3. Je kunt de kenmerken van schimmels noemen. Je kunt beschrijven welke rol schimmels spelen voor de mens. |
Stelling, toepassen |
1 punt |
8. Bacteriën hebben geen celkern. |
1. Je kunt organismen indelen in 4 rijken. Van elke rijk kun je de gemeenschappelijke kenmerken noemen. |
Stelling, toepassen |
1 punt |
9. Kreeftachtigen hebben tien tot veertien poten. |
5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen. |
Stelling, toepassen |
1 punt |
10. Zaadplanten kunnen worden ingedeeld in twee klassen. |
4. Je kunt de stam van de zaadplanten indelen in 2 klassen. Van elke klasse kun je kenmerken en voorbeelden noemen. |
Stelling, toepassen |
1 punt |
11. Welk diagram hoort bij de groeicurve van een noordzeegarnaal? |
5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen. |
Meerkeuze, evalueren |
1 punt |
12. Tot welke stam behoort de plant waar dit een deel van is?
|
4. Je kunt de stam van de zaadplanten indelen in 2 klassen. Van elke klasse kun je kenmerken en voorbeelden noemen. |
Meerkeuze, begrijpen |
1 punt |
13. In welk milieu of welke milieus kun je weekdieren aantreffen?
|
5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen. |
Meerkeuze, analyseren |
1 punt |
14. Bij de productie van welk voedingsmiddel wordt een schimmel gebruikt?
|
3. Je kunt de kenmerken van schimmels noemen. Je kunt beschrijven welke rol schimmels spelen voor de mens. |
Meerkeuze, toepassen |
1 punt |
15. Heeft het dier van afbeelding 5 een skelet? Zo ja: wat voor soort skelet? |
5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen. |
Meerkeuze, begrijpen |
1 punt |
16. Tot welke groep behoren streptokokken? |
1. Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere indeling van een rijk. Je kunt omschrijven wanneer organismen tot 1 soort behoren |
Meerkeuze, begrijpen |
1 punt |
17. Welk kenmerk komt of welke kenmerken komen voor bij een groene knolamaniet? |
1. Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere indeling van een rijk. Je kunt omschrijven wanneer organismen tot 1 soort behoren 4. Je kunt de stam van de zaadplanten indelen in 2 klassen. Van elke klasse kun je kenmerken en voorbeelden noemen. |
Meerkeuze, begrijpen |
1 punt |
18. Is de lichaamstemperatuur van een zandhagedis constant of niet constant? En plant een zandhagedis zich voort door eieren met een leerachtige schaal of door eieren zonder schaal?
|
5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen. |
Meerkeuze, analyseren |
1 punt |
19. Hoe wordt de groep van de mensapen genoemd?
|
1. Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere indeling van een rijk. Je kunt omschrijven wanneer organismen tot 1 soort behoren |
Meerkeuze, analyseren |
1 punt |
20. Tot welke groep behoren de chimpansees?
|
1. Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere indeling van een rijk. Je kunt omschrijven wanneer organismen tot 1 soort behoren |
Meerkeuze, analyseren |
1 punt |
21. Tot welke stam van het plantenrijk behoort deze plant?
|
4. Je kunt de stam van de zaadplanten indelen in 2 klassen. Van elke klasse kun je kenmerken en voorbeelden noemen. |
Meerkeuze, begrijpen |
1 punt |
22. Bepaal met behulp van de determineertabel tot welke groep de haai van afbeelding 10 behoort. Noteer de stappen die je maakt. |
6. Je kunt een determineertabel van organismen gebruiken |
Open vraag, begrijpen |
2 punten |
23. Tot welke klasse behoort het organisme dat is gevonden? |
5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen. |
Open vraag, analyseren |
2 punten |
24. Leg uit waarom de paleontologen willen weten bij welke klasse het gevonden organisme hoort. Gebruik in je antwoord de woorden ‘gemeenschappelijke kenmerken’. |
1. Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere indeling van een rijk. Je kunt omschrijven wanneer organismen tot 1 soort behoren |
Open vraag, begrijpen |
2 punten |
25. Waardoor komt voedselvergiftiging in de zomer vaker voor dan in de winter? |
2. Je kunt kenmerken van bacteriën noemen. Je kunt beschrijven welke rol bacteriën spelen voor de mens |
Open vraag, analyseren |
2 punten |
26. Moet je de kefir in die dagen op kamertemperatuur wegzetten of in de koelkast? Leg je antwoord uit. |
2. Je kunt kenmerken van bacteriën noemen. Je kunt beschrijven welke rol bacteriën spelen voor de mens |
Open vraag, analyseren |
2 punten |
27. Leg uit waardoor je op den duur darmklachten kunt krijgen als je vaak antibioticum gebruikt. |
2. Je kunt kenmerken van bacteriën noemen. Je kunt beschrijven welke rol bacteriën spelen voor de mens. 3. Je kunt de kenmerken van schimmels noemen. Je kunt beschrijven welke rol schimmels spelen voor de mens.
|
Open vraag, analyseren |
2 punten |
28. Noem twee uiterlijkekenmerken waaraan je kunt zien dat schapen zoogdieren zijn. |
5. Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen. |
Open vraag, evalueren |
2 punten |
29. Hoeveel tijd is er volgens de tabel verlopen sinds de eerste bacterie op de balie terecht is gekomen? Leg je antwoord uit met een berekening. |
2. Je kunt kenmerken van bacteriën noemen. Je kunt beschrijven welke rol bacteriën spelen voor de mens.
|
Open vraag, begrijpen |
2 punten |
30. Leg uit dat zebra’s en ezels tot twee verschillende soorten behoren. |
1. Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere indeling van een rijk. Je kunt omschrijven wanneer organismen tot 1 soort behoren |
Open vraag, begrijpen |
2 punten |
31. Onderstreep op je antwoordblad het woord of de woorden waaruit blijkt dat Saccharomyces een gist is en geen bacterie.
|
1. Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere indeling van een rijk. Je kunt omschrijven wanneer organismen tot 1 soort behoren 2. Je kunt kenmerken van bacteriën noemen. Je kunt beschrijven welke rol bacteriën spelen voor de mens. 3. Je kunt de kenmerken van schimmels noemen. Je kunt beschrijven welke rol schimmels spelen voor de mens. |
Open vraag, begrijpen |
3 punten |
32. Vul de zinnen aan. Je kunt het plantenrijk indelen in ...1... en ...2... Drie stammen van de ...3... zijn: ...4..., ...5... en varens. |
4. Je kunt de stam van de zaadplanten indelen in 2 klassen. Van elke klasse kun je kenmerken en voorbeelden noemen. |
Open vraag, toepassen |
3 punten |