Welkom op de Wikiwijs over het thema voortplanting,wij (Jolijn-links, Renée-rechts, zie foto) hebben deze WikiWijs gemaakt ter voorbereiding op onze kennistoets.
Deze WikiWijs is onderdeel van de module Mens, Zorg en Activiteit. De anatomie, fysiologie en de pathologie van het voortplantingsstelsel worden behandeld. Wij hebben deze WikiWijs ontworpen voor onze medestudenten van de opleiding LGW, tweedejaars. Mede door deze WikiWijs te doorlopen bereid je je voor op de kennistoets van de module MZA.
Het doorlopen van deze WikiWijs zal ongeveer 120 minuten duren.
Om de leerstof goed te kunnen verwerken hebben wij diverse online tools gebruikt om mede hierdoor kennis op te doen.
Wij wensen je veel succes en plezier bij het maken van deze WikiWijs!
Inleiding
Deze WikiWijs is zo ontworpen dat de student zelfstandig en op eigen tempo de leersstof kan doorlopen. Doordat er staat aangegeven wat de student kan verwachten en welke acounts ze nodig heben kan elke docent ongeacht de voorkennis deze WikiWijs in de les aanbieden.
In deze Wikiwijs wordt de student verwezen naar verschillende digitale tools.
1. WRTS
- aan de hand van woordjes oefenen, herhaalt de student de theorie.
2. Powtoon, kennisclip
- hier wordt de theorie gesproken overgebracht aan de student, naderhand kan de student de theorie nogmaals in de WikiWijs lezen
3. Socrative
- 10 vragen over het thema voortplanting, zowel meerkeuze als onjuis/juist vragen
Alleen voor WRTS heeft de student een account nodig, dit wordt aangegegeven in de WikiWijs.
Wanneer je geregistreerd en ingelogd bent, kun je via de links in deze wiki naar de digitale tools.
Leerdoelen
Na het doorlopen van deze WikiWijs heb je kennis over:
De geslachtelijke voortplanting.
Anatomie en fysiologie van het voortplantingsstelsel van de man en vrouw.
Kennis over de primaire en secundaire geslachtskenmerken van de man en vrouw.
Het voltrekken van de meiose en de mitose.
De ontwikkeling van de eicel en zaadcel.
Hormonale invloeden op de voortplanting.
De anatomie en fysiologie rondom de zwangerschap.
Kennis over de volgende ziektebeelden: endometriose, zwangerschapsvergiftiging en prostaatkanker.
Deze WikiWijs is ontworpen voor studenten die de landelijke kennistoets gaan maken. Bovenstaande leerdoelen sluiten aan bij eindtermen en eindkwalificaties van de kennisbasis 10voordeleraar.
Hieronder staan de subdomeinen vermeld, klik op de afbeelding om deze te vergroten.
Voor vele van ons zijn de onderdelen van het vrouwelijk voortplantingsstelsel wellicht bekender dan die van het mannelijke. Dankzij de zwangerschap en menstruatiecyclus zijn termen als baarmoeder en eierstok behoorlijk bekend. Maar waar zitten ze eigenlijk precies en wat gebeurt er allemaal in het vrouwelijk lichaam? Dat wordt hieronder stap voor stap uitgelegd.
De belangrijkste vrouwelijke voortplantingsfuncties zijn het produceren van eicellen, het bevruchten van eicellen door middel van geslachtsgemeenschap en een plek bieden waar de foetus kan groeien en ontwikkelen. Daarnaast zorgen de hormonen voor het functioneren van het voortplantingsorgaan en voor de vrouwelijke geslachtskenmerken zoals de borsten.
Vagina
De vagina verbindt de baarmoeder met de buitenwereld. Van buiten is de schede echter niet te zien, deze wordt afgeschermd door de vulva. Over het algemeen is de vagina 8 tot 10 centimeter diep. Tijdens geslachtsgemeenschap wordt de vagina gepenetreerd door de penis. Op die manier kunnen - als de man klaarkomt - zaadcellen beginnen aan hun reis richting een rijpe eicel. Daarnaast is de vagina natuurlijk het kanaal waaruit baby's worden geboren.
Baarmoeder
De baarmoeder heeft de vorm en grootte van een peer. Het onderste deel, de baarmoedermond en baarmoederhals, puilen gedeeltelijk uit in de schede, het bovenste deel bevindt zich in de buik achter de blaas. Een aantal banden, ligamenten, houden de baarmoeder op zijn plaats. Via de eileiders is het bovenste deel van de baarmoeder met de eierstokken verbonden.
De binnenkant van de baarmoeder bestaat uit een slijmvlies. Dit vlies is deels altijd aanwezig en groeit deels aan tijdens de menstruatiecyclus onder invloed van de hormonen progesteron en oestrogeen. In deze laag kan een bevruchte eicel zich innestelen. Wanneer dit niet gebeurt wordt de laag afgestoten tijdens de menstruatie. Naast het slijmvlies bestaat de baarmoederwand uit nog drie verschillende spierlagen.
Voor de voortplanting is de baarmoeder dus ontzettend belangrijk. De bevruchte eicel nestelt zich in het baarmoederslijmvlies en krijgt daar voedingsstoffen totdat de placenta is gevormd. Na een week of twee ontwikkelt het vruchtwater in de baarmoeder. Het vruchtwater beschermt de foetus en voert afvalstoffen af. Tot slot trekt de baarmoeder tijdens de bevalling samen: de weeën.
Tijdens seksuele opwinding stroomt er meer bloed naar het bekken en de baarmoeder. Deze laatste wordt dan groter.
Eierstokken
Links en rechts van de baarmoeder in het bekken liggen de eierstokken. De eierstok is een boonvormig orgaan van 3 tot 4 centimeter lang en 1,5 tot 2 centimeter dik. Met verschillende banden, ligamenten, zijn de eierstokken verbonden met onder andere de eileiders en de bekkenwand. Ze zijn grijs-wit van kleur.
De eierstokken bestaan uit merg (binnenzijde) en schors (buitenzijde). Het merg is bindweefsel met veel bloedvaten en zenuwen. In de schorslaag zitten al vanaf de geboorte primaire eicellen. Tijdens de vruchtbare jaren van de vrouw rijpen maandelijks een aantal eicellen (follikels) uit. Eén volledig uitgerijpte eicel komt uiteindelijk maandelijks tijdens de eisprong in de eileider terecht.
In de eierstokken worden ook de hormonen oestrogeen en progesteron aangemaakt. Deze hormonen reguleren de menstruatiecyclus en bepalen de uiterlijke geslachtskenmerken, zoals de borsten. Ook spelen ze een rol bij zin in seks en bij het soepel houden van de vagina.
Eileiders
Bovenin de baarmoeder zit aan beide kanten een opening: de ingang van de eileiders. Deze dunne soepele buisjes verbinden de baarmoeder met de eierstokken. Ze zijn 8 tot 10 centimeter lang. De binnenkant is bekleed met slijmvlies en trilharen. De buitenkant bestaat uit een dunne spierlaag. Het uiteinde van de eileiders ter hoogte van de eierstok is trechtervormig. Het lijkt een beetje op een gespreide hand met vingers en elke vinger is vergroeid met de eierstok.
Na geslachtsgemeenschap kan een zaadcel een eicel in een eileider bevruchten. De miljoenen zaadcellen die vrijkomen tijdens het orgasme van de man moeten via de baarmoederhals en baarmoeder in de eileider terecht komen en de eicel binnen 24 uur na de eisprong bevruchten. Als dat lukt, transporteren de trilhaartjes de bevruchte eicel vervolgens naar de baarmoeder.
Filmpje ter verduidelijking
De vrouwelijke geslachtsorganen
Vrouwelijke geslachtsorganen worden verdeeld in uitwendige en inwendige geslachtsorganen.
uitwendige geslachtsorganen spelen een rol bij seksualiteit en geslachtsgemeenschap.
Inwendige geslachtsorganen zorgen voor rijping van eicellen, voor de eisprong, voor vervoer van de bevruchte eicel naar de baarmoeder, voor innesteling van het vruchtje, voor ruimte ten behoeve van de uitgroei ervan en ten slotte voor het op de wereld brengen van het kind.
Tot de inwendige geslachtsorganen rekent men:
de baarmoeder
de beide eileiders
de beide eierstokken
Functies van de vagina:
menstruatiebloed verlaat via de vagina het lichaam
bij geslachtsgemeenschap kan de penis in de vagina gebracht worden
bij zwangerschap is de vagina een deel van het geboortekanaal bij de bevalling, hierlangs wordt de baby geboren
In deze les gaan we het hebben over de anatomie en de fysiologie van het voortplantingstelsel van de man. In bovenstaande link neem ik de anatomie van de mannelijke geslachtsorganen door. Ik zal hierbij ook een stukje fysiologie uitleggen. De uitgeschreven theorie op deze pagina is iets uitgebreider dan het filmpje. Het is dus goed om beide manieren door te nemen.
Net als bij de vrouw wordt er bij de man een onderscheid gemaakt tussen de uitwendige en de inwendige geslachtsorganen.
De uitwendige geslachtsorganen:
de penis;
de balzak met de zaadballen en de bijballen.
De inwendige geslachtorganen:
zaadblaasjes;
prostaat;
cowperklieren.
Anatomie en fysiologie van de penis:
De penis is te verdelen in drie gedeelten. De kleur van de benaming staat gelijk aan de kleur van de afbeelding.
De penis beval 3 zwellichamen. De zwellichamen bestaan uit collagene vezels, elastische vezels en glad spierweefsel. Het dunste zwellichaam (corpus spongiosum) ligt rondom de urinebuis.
De top van de penis is de verdikking van het dunste zwellichaam, wordt ook wel glans penis (eikel) genoemd. De glans penis is bekleed met niet- verhoorned plaveiselepytheel en heeft een dunne huid. Deze huid wordt bedekt met de voorhuid, mits de man niet besneden is. Bij de mannen met voorhuid, kan de voorhuid over de glanspenis terug geschoven worden. Onder de voorhuid kan zich smegma vormen. Smegma bij de man bestaat uit afgestoven huidcellen, prostaatvocht en kliervocht uit de kliertjes aan de binnenkant van de voorhuid.
De functie van de drie zwellichamen tijdens erectie is dat de zwellichamen er voor zorgen dat de penis in erectie komt. Want bij seksuele prikkeling wordt de slagaderlijke (arteriën) bloedtoevoer naar de zwellichamen sterk verhoogd. De aderen (venen) vernauwen tijdelijk waardoor het bloed in de zwellichamen blijft zitten. Het dunste zwellichaam blijft zachter dan die andere twee, dat zorgt ervoor dat de urinebuis van de penis niet te ver dichtgedrukt wordt tijdens de erectie.
De zaadballen produceren de zaadcellen en een mannelijk hormoon. De testes liggen buiten de buikholte, in een zakvormige huidplooi, het scrotum. Dit heeft te maken met de optimale temperatuur waarbij de zaadcel ontwikkeling plaats vind. Die temperatuur is ongeveer 2 graden lager dan in de buikholte. De zaadbal is met de buikholte verbonden doormiddel van een zaadstreng. Deze streng heeft een gespierde wand en bevat de zaadleider, zenuwen en begeleidende vaten. Rond de zaadstreng en in de wand van het scrotum bevind zich de m. cremaster. Dit is een spier die ontspant bij warmte en trekt samen bij kou. Hierdoor zakken de zaadballen weg van de warmte, dus naar beneden en bij kou trekt deze spier de zaadballen naar het lichaam toe. In de zaadballen lopen bindweefselschotten naar het midden toe. Deze schotten verdelen de zaadballen in 200 tot 300 lobjes. Daarin bevinden zich enkele gekronkelde zaadbuisjes. In de zaadbuisjes worden de zaadcellen gevormd. Via de zaadbuisjes vervolgen de zaadcellen hun weg naar een centraal punt in de zaadballen, daar bevind zich een netwerk van kanaaltjes. Dit netwerk heet: rete testis. De ductuli efferentes monden uit in de bijbal. Tussen de zaadbuisjes liggen groepjes cellen, de leydigcellen. Deze cellen produceren testosteron.
De bijballen
De bijbal ligt achter op de testis. Het bestaat uit een sterk gekronkeld kanaal, de bijbalgang. Op dit kanaal monden de10 tot 20 ductuli efferentes uit. de binnenbekleding van zowel de bijbalbang als de ductuli efferentes zorgen voor vloeistof stroming. De rijpe zaadcellen worden via de ductuli efferentes naar de bijbal afgevoerd. Afhankelijk van de seksuele activiteiten van de man verblijven de zaadcellen daar een korte of langere tijd. De functie van de bijbal is dus opslagplaats. Na 2 tot 3 weken worden de zaadcellen afgebroken en geresorbeerd.
De zaadleiders
De zaadleiders zijn 50 tot 60 cm lang. En lopen vanuit de bijbalgang naar de afvoerbuis van de zaadblaasjes, die zitten aan weerszijde van de blaas. De wand van de zaadleiders bestaat uit slijmvlies, omgeven door een spiermantel van glad spierweefsel. Dit spierweefsel zorgt voor een snel transport van zaadcellen. Het ejaculatiekanaal ligt 2 cm in de prostaat en mond nog in de prostaat uit in de urinebuis (urethra).
De zaadblaasjes
De zaadblaasjes liggen aan weerszijde van de blaas. Deze klieren scheiden een dik, doorzichtig, licht basisch vocht af (PH 7,5). Dit vocht bevat fructose, als energiebron voor de zaadcellen. Vlak boven de prostaat monden de zaadblaasjes uit in de zaadleiders.
De prostaat
De prostaat ligt direct onder de blaas en omsluit een stukje van de urinebuis. Dat stukje wordt het pars prostatica genoemd. Het kapsel van de prostaat bestaat uit straf bindweefsel met een uitgebreide doorbloedingen veel glad spiervezels. Aan de binnenkant verdelen de bindweefselstrengen de prostaat in 30 tot 40 lobjes. Deze lobjes bevatten klierweefsel. Deze klieren produceren een licht zure (PH 6,3) kleurloze vloeistof die via 10 tot 20 klierbuisjes in het pars prostatica wordt uitgestort.
De cowperklieren
Bij het begin van de dunste zwellichaam, zitten 2 erwtgrote klieren. Dat zijn de cowperklieren. Deze klieren produceren een dik, kleverig slijm. Bij de geslachtsgemeenschap werkt het als glijmiddel en doordat het slijm basisch is neutraliseert dit het zure milieu in de vagina.
Bron: Anatomie en fysiologie, ThiemeMeulenhoff, 2020
Test je kennis
Oefen met behulp van het programma: WRTS. Gebruik onderstaande link om direct naar de oefening te gaan. Hier kun je gaan oefenen met de begrippen en beschrijving van voorgaande theorie. Door op: ''oefen alle woorden'' te klikken, krijg je een keuzemenu van hoe jij de woorden kunt oefenen. Succes!
Hier gaan we het hebben over meiose en mitose. Aan de hand van het filmpje zal het duidelijker zijn hoe dat in zijn werk gaat.
YouTube. (z.d.-u). [YouTube]. Geraadpleegd op 22 december 2021, van https://youtu.be/cBQV3omYA-g
Hieronder nog even de belangrijkste punten op een rij. Onthoud dat meiose en mitose celdelingen zijn.
DNA: Een DNA-streng moet je zien als een soort verzamelpakket van bijna al je erfelijke informatie. Deze pakketten zijn opgebouwd uit afgebakende kleinere stukjes DNA die genen worden genoemd. Het komt voor in iedere cel van ieder mens, het is als het ware het ontwerp voor je bestaan.
Mitose: zorgt voor groei en reparatie van kapotte cellen.
Meiose: wordt gebruikt bij de voortplanting.
Haploïd: cellen met 23 chromosomen, deze komen voor bij meiose.
Diploïd: cellen met 46 chromosemen, deze komen voor bij mitose.
Crossing-over: De chromosomen paren met dezelfde vorm en die dezelfde erfelijke eigenschappen bezitten noemen we homologe chromosomen. Van de 23 paar homologe chromosomen komt er één van de vader en één van de moeder.
Bron: Anatomie en fysiologie, Thieme Meulenhoff 2020
YouTube. (z.d.-u). [YouTube]. Geraadpleegd op 17 december 2021, van https://youtu.be/yLwqFehYd4Y
De ontwikkeling van de zaadcel
YouTube. (z.d.-u). [YouTube]. Geraadpleegd op 17 december 2021, van https://youtu.be/U82yETB8BuA
Bij de ontwikkeling van geslachtscellen vindt meiose plaats; hierbij wordt het aantal chromosomen gehalveerd van 46 naar 23. De meiose bestaat uit twee processen, de meiose I en de meiose II. In de meiose I vindt de splitsing van het aantal chromosomen plaats; de meiose II is een mitotische deling van de twee haploïde dochtercellen. De meiose levert dus altijd vier haploïde cellen op.
De verdere geslachtscelontwikkeling en -rijping verlopen bij de vrouw anders dan bij de man.
De eicel
De eicelontwikkeling begint al vroeg in de embryonale ontwikkeling van het meisje. Achtereenvolgende gebeurtenissen zijn:
in het vier weken oude vrouwelijke embryo ontstaan stamcellen (primordiale eicellen) in de net aangelegde eierstokken;
tot de vijfde maand van de foetale ontwikkeling nemen de primordiale eicellen door mitose toe in aantal (tot 6 miljoen);
ondertussen beginnen deze cellen aan meiose I, dit proces stopt halverwege;
de cellen heten nu primaire oöcyten; daarvan gaan er zo’n 4 miljoen te gronde;
elke primaire oöcyt wordt omgeven door een laag follikelcellen; het geheel is de onrijpe eifollikel;
vanaf het begin van de puberteit wordt eens per vier weken een primaire oöcyt hormonaal geactiveerd om de meiose I te voltooien;
er ontstaan twee haploïde cellen, één secundaire oöcyt en één − veel kleiner − poollichaampje;
tegelijk wordt de eifollikel rijp; deze laat de secundaire oöcyt vrij (ovulatie); het poollichaampje verdwijnt;
meiose II vindt pas plaats op het moment dat een zaadcel in de eicel binnendringt.
De zaadcel
De zaadcelontwikkeling begint in de eerste maanden van de embryonale ontwikkeling van het jongetje.
Achtereenvolgende gebeurtenissen zijn:
in het vier weken oude embryo ontstaan stamcellen, het eerste ontwikkelingsstadium van de zaadcel, in de wand van de zaadbuisjes van de zich ontwikkelende zaadbal;
in de wand van de zaadbuisjes verschijnen sertolicellen, gespecialiseerde cellen die onmisbaar zijn voor de zaadcelontwikkeling;
vanaf het begin van de puberteit worden het eerste ontwikkelingssadium van de zaadcel hormonaal geactiveerd door zich continu te gaan delen (ze zijn nog steeds diploïd);
ze heten nu primaire spermatocyten, bij een volwassen man ontstaan er gemiddeld 3 miljoen per dag;
de primaire spermatocyten bewegen zich naar het centrum van de zaadbal en maken ondertussen de meiose I door; ze worden dan secundaire spermatocyten genoemd;
vervolgens ondergaan ze de meiose II waarna ze spermatiden genoemd worden;
spermatiden rijpen verder tot zaadcellen.
De ontwikkeling van het eerste ontwikkelingsstadium van de zaadcel tot de daadwerkelijke zaadcel duurt 65 tot 75 dagen. Per etmaal worden zo’n 200 miljoen zaadcellen gevormd.
Bron: Anatomie en fysiologie, ThiemeMeulenhoff, 2020
Bij de vrouw zijn dat FSH (Follikel Stimulerend Hormoon) en LH (Luteïniserend Hormoon)bij de man zijn dat FSH en ICSH (interstitiële-cellenstimulerend hormoon).
Deze hormonen zetten de gonaden (gonaden: bij de man zijn dat de zaadballen, bij de vrouw de eierstokken) aan tot de vorming van geslachtshormonen, die op hun beurt de ontwikkeling van geslachtscellen stimuleren en bij de vrouw een eventuele zwangerschap in stand houden.
Het hormonale regelmechanisme is bij de vrouw complexer dan bij de man, omdat follikelrijping en ovulatie afgestemd moeten zijn op de menstruele cyclus en een eventuele bevruchting.
De menstruele cyclus bestaat uit een aantal fasen: de menstruatiefase, de proliferatiefase en de secretiefase.
De menstruatiefase:
is de fase waarin het endometrium grotendeels wordt afgestoten, gepaard gaand met bloedverlies uit de vagina;
treedt op als de eicel niet bevrucht is;
wordt in gang gezet zodra het progesterongehalte afneemt, hierdoor treden vaatkrampen in de arteriolen in het endometrium op;
duurt ongeveer 5 dagen.
De proliferatiefase:
duurt van de 5de tot de 15de dag in de cyclus;
kenmerkt zich door verdikking van het endometrium door groei van het slijmvlies en toename van de bloedvatvoorziening;
doet het klierweefsel in de borsten iets uitbreiden;
wordt gestimuleerd door oestrogeen uit de graaffollikel van de eierstok;
eindigt na de ovulatie, als de graaffollikel ontwikkelt tot gele lichaam.
De secretiefase:
duurt van de 15de tot de 28ste dag;
staat onder invloed van oestrogeen en progesteron uit het gele lichaam;
kenmerkt zich door opslag van glucose in en sponsachtig opzwellen van het endometrium;
eindigt met het te gronde gaan van het gele lichaam.
Tegelijk met de menstruele cyclus vindt de ovariële cyclus plaats waardoor de follikelrijping en de eisprong synchroon lopen met het voorbereiden van het endometrium op de eventuele innesteling van een embryo.
Achtereenvolgende gebeurtenissen van de ovariële cyclus zijn:
onder invloed van FSH uit de adenohypofyse begint een eifollikel te rijpen;
de follikelcellen van dit follikel produceren nu het vrouwelijke geslachtshormoon oestrogeen en dit:
koppelt de adenohypofyse negatief terug waardoor de FSH-productie stopt;
stimuleert de adenohypofyse tot de vorming van LH;
beïnvloedt de proliferatiefase van de menstruele cyclus;
bevordert en handhaaft de secundaire geslachtskenmerken van de vrouw;
het rijpe eifollikel, graaffollikel genoemd, laat de eicel vrij; dit is de eisprong (ovulatie);
het gele lichaam produceert (behalve oestrogeen) nu ook het vrouwelijke geslachtshormoon progesteron en dit:
koppelt de adenohypofyse negatief terug waardoor de LH-vorming stopt;
beïnvloedt en handhaaft de secretiefase van de menstruele cyclus;
zorgt ervoor dat de zwangerschap in stand blijft.
De werking van de mannelijke geslachtsorganen worden door FSH en ICSH uit de adenohypofyse aangestuurd.
FSH stimuleert de zaadcelontwikkeling in de zaadbuisjes.
ICSH stimuleert de leydigcellen in de zaadballen tot de vorming van het mannelijke geslachtshormoon testosteron en dit:
stimuleert de zaadcelontwikkeling;
stimuleert de werking van de zaadblaasjes en de prostaat;
koppelt de hypofyse negatief terug waardoor de vorming van ICSH afneemt.
Bron: Anatomie en fysiologie, ThiemeMeulenhoff, 2020
Oefening: De hormonale beïnvloeding van de man en vrouw
- Zorgt dat de eierstokken geen eicellen meer laten rijpen.
- Belangrijk voor de groei van de baby, door vet om te zetten in energie
- De eerste tien weken verdubbelen de HCG-waarden. Vanaf ongeveer week 10 tot 12 dalen de HCG-waarden weer.
- HCG leidt meestal tot vermoeidheid en braken.
Oxytocine
- Belangrijke rol bij het samentrekken van de baarmoeder.
- Stimulerend voor de melkklieren in de borsten na de bevalling.
Oestrogeen
- Dit hormoon stijgt het meest in het eerste trimester, daarna neemt het langzaam weer af.
- Oestrogeen zorgt ervoor dat je gevoeliger wordt voor andere zwangerschapshormonen.
- Belangrijk voor de ontwikkeling van de baby.
Progesteron
- Wordt aangemaakt door het 'corpus luteum'gedurende de eerste weken van de zwangerschap. Daarna door de placenta.
- Wordt uitgescheiden door de eierstokken en door de placenta.
- Zorgt ervoor dat een bevruchte eicel kan innestelen.
- Maakt de bekkenbanden losser (bekkeninstabiliteit).
Prolactine
- Is het hormoon dat onder normale omstandigheden bij vrouwen aan het einde en na de zwangerschap ervoor zorgt dat de borstvoeding optreedt
Meerkeuzevraag
Bevruchting
Bij de coïtus komt 3 ml sperma hoog in de vagina terecht.
De samenstelling van sperma is:
60−600 miljoen zaadcellen (1−3% van het totale spermavolume);
zaadvocht uit de zaadblaasjes (65%);
prostaatvocht, 30%;
slijm uit de cowperklieren (minder dan 5%).
Zaadcellen zijn 4−6 dagen levensvatbaar. Ze bewegen zich in de richting van de eileider. Slechts enkele honderden zaadcellen komen in de eileider aan waar zich eventueel een te bevruchten eicel bevindt. Na de ovulatie is de eicel enkele dagen levensvatbaar. Bevruchting vindt meestal bovenin de eileider plaats.
Zodra één zaadcel de zona pellucida is binnengedrongen wordt de zona ondoordringbaar voor ander zaadcellen. In de kop van de zaadcel (acrosoom) bevinden zich enzymen die noodzakelijk zijn om de eicel binnen te dringen. De eicel maakt de meiose II door en de kern van de zaadcel versmelt met die van de eicel. De bevruchte eicel wordt zygote genoemd.
Bron: Anatomie en fysiologie, ThiemeMeulenhoff, 2020
Pathologie wordt ook wel 'ziekteleer' genoemd. Het is een medisch specialisme dat zich bezighoudt met het dagnosticeren (vaststellen) van ziekten. Daarnaast bestaat het vakgebied uit het onderzoeken van oorzaken en mechanismen voor het ontstaan van ziektes. Een patholoog is een medisch specialist, die met behulp van de microscoop, cel- en/of weefselmateriaal van een patiënt onderzoekt om zo een diagnose te kunnen stellen. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het onderzoek naar kankercellen. Wanneer de diagnose is vastgesteld, kan de juiste behandelprocedure worden toegepast.
Wat doet een patholoog?
Een patholoog bestudeert en onderzoekt het weefsel van een patiënt om zo een diagnose vast te kunnen stellen. Hij legt daartoe het weefsel onder een microscoop. Er wordt dan bijvoorbeeld gezocht naar kankercellen. Een ander deel van het werk van de patholoog is het verrichten van secties (lijkschouwingen) om de doodsoorzaak van een patiënt vast te stellen.
In dit hoofdstuk gaan we de volgende ziektebeelden behandelen:
endometriose
zwangerschapsvergifteging
ziekteverloop van de zwangeschapsvergifteging
prostaatkanker
Succes!
Endometriose
Wat is endometriose?
Aan de binnenkant van de baarmoeder zit een laagje slijmvlies. Als je endometriose hebt, zit er weefsel dat daarop lijkt ook buiten de baarmoeder. Het is een goedaardige aandoening, die niet vanzelf overgaat.
Het slijmvlies in de baarmoeder wordt elke maand dikker. Dit is de voorbereiding op een zwangerschap. Als je niet zwanger wordt na een eisprong, breekt de slijmvlieslaag na ongeveer 2 weken weer af en gaat bloeden. Het bloed komt met wat slijm naar buiten: dit is de menstruatie.
Het endometrium is het slijmvlies in de baarmoeder. Normaal zit dit baarmoederslijmvlies alleen in de baarmoederholte. Bij endometriose komen stukjes die lijken op dit slijmvlies buiten de baarmoeder terecht, bijvoorbeeld:
in de buikholte
op of in de eierstokken
op de ophangbanden van de baarmoeder
tussen de baarmoeder en de blaas
tussen de baarmoeder en de endeldarm
in de darmwand
diep in de wand van de baarmoeder zelf, dit heet adenomyose
Net als in de baarmoeder, groeit dit slijmvlies elke maand aan, breekt af en gaat bloeden. Maar dit bloed kan niet naar buiten. Het komt dan terecht in de buikholte, in de eierstok of tussen de baarmoeder en de blaas of endeldarm. Dit zorgt voor een ontsteking en verklevingen in de buikholte. Bij verklevingen vergroeit het buikvlies met de organen. In de eierstok ontstaan soms een soort holten die gevuld zijn met (oud) bloed. Die holten noemen we endometriomen of ook wel chocoladecysten.
Soms heeft iemand een lichte vorm met maar een paar plekjes. Andere keren gaat het om een ernstige vorm met veel verklevingen.
Het slijmvlies kan ook nog op andere plaatsen in het lichaam terechtkomen, zoals in de longen. Maar dat gebeurt bijna nooit.
De klachten verschillen van vrouw tot vrouw. Soms heeft iemand zelfs de ene periode meer klachten dan de andere periode. Andere vrouwen hebben helemaal geen klachten.
Welke klachten iemand krijgt, hangt af van de plekken waar het slijmvlies zit. Een klacht die bijna iedereen heeft, is pijn. Dit kan op verschillende momenten zijn:
tijdens de menstruatie: de pijn kan erger worden en steeds iets vroeger beginnen. Zelfs al voordat de menstruatie begint.
tijdens het vrijen
bij het naar de wc gaan tijdens plassen en poepen. Bij de een is dat alleen tijdens de menstruatie, bij anderen altijd. Of iemand moet vaak plassen, heeft diarree of juist verstopping. Soms zit er wat bloed in de plas of de ontlasting.
Sommige vrouwen hebben steeds buikpijn, ook als ze niet ongesteld zijn. Dit kan zelfs zo erg zijn, dat het moeilijk wordt om normale, dagelijkse dingen te doen.
Oorzaken
We weten niet precies hoe endometriose ontstaat. We weten wel dat endometriose in sommige families vaker voorkomt. Dat kan met erfelijke aanleg te maken hebben.
Gevolgen endometriose
Endometriose kan de volgende gevolgen hebben:
Moeilijk zwanger worden: van de 10 vrouwen die moeilijk zwanger worden, hebben 3 endometriose. Meestal geldt wel dat hoe erger en uitgebreider de endometriose is, hoe kleiner de kans is dat iemand zonder medische hulp zwanger wordt.
Plotseling erge buikpijn: soms zit endometriose in de eierstok. De eierstok wordt door het baarmoederslijmvlies groter en kan dan gaan bloeden of scheuren. Dit geeft heel plotseling erge buikpijn. Meestal moet de vrouw dan direct geopereerd worden om de cyste te verwijderen of de bloeding te stoppen. Dit komt gelukkig maar weinig voor.
Na de overgang: tijdens en na de overgang stopt de groei en afstoting van het slijmvlies. Ook de stukjes buiten de baarmoeder groeien dan niet meer. Ze zitten er nog wel, maar geven meestal geen klachten meer. De endometriose is dan tot rust gekomen
Behandeling
We kunnen endometriose niet genezen, maar wel behandelen. Bij lichte endometriose is behandeling soms niet nodig, bij uitgebreidere vormen meestal wel. Een mogelijke behandeling hangt dus af van jouw situatie. De behandeling verschilt van persoon tot persoon. Het hangt bijvoorbeeld af van welke klachten iemand heeft en hoe erg die klachten zijn. Soms is behandeling niet meteen nodig, andere keren wel. De behandeling is niet genezend, maar kan wel zorgen voor minder klachten.
Mogelijke behandelingen zijn:
Hormonen: Hormonen zoals de pil stoppen de opbouw en afstoting van het baarmoederslijmvlies. De endometriose komt zo tot rust. Er zit dan nog wel baarmoederslijmvlies op plekken buiten de baarmoeder, maar dat geeft geen klachten meer. Deze behandeling werkt goed bij een lichte vorm van endometriose. De endometriose gaat niet over met hormonen.
Pijnstillers: Door pijnstillers wordt de pijn tijdens je menstruatie minder erg. Je neemt de medicijnen in als de menstruatie begint, of liever al een dag eerder. Pijnstillers werken vooral goed bij een lichte vorm van endometriose. De endometriose zelf gaat niet over met pijnstillers.
Bekkenfysiotherapie: Vaak hebben vrouwen met endometriose pijn die niet meer weggaat. Hierdoor krijgen ze vaak overactieve bekkenbodemspieren. Deze overactieve spieren maken de klachten vaak erger. Bekkenfysiotherapie helpt dan vaak om de klachten te verbeteren.
Dieet: Soms worden endometriose klachten minder erg als je je voeding aanpast. De diëtiste van ons endometrioseteam kan je hierbij begeleiden.
Operatie: Tijdens een operatie kunnen we endometriose weghalen. Meestal gebeurt dit met een kijkoperatie. Als er veel endometriose weefsel is, doen we soms een uitgebreidere operatie. Bij de operatie proberen we alle endometriose weg te halen om zo de kans dat de klachten terugkomen zo klein mogelijk te maken.
Psychologische begeleiding: Als bij het eerste gesprek blijkt dat psychologische ondersteuning zinvol kan zijn, dan kunnen ze je verwijzen naar de psycholoog.
Zwangerschapsvergiftiging
Een minimensje in je lichaam laten groeien is niet niks, dus het is logisch dat je lichaam daar de nodige aanpassingen voor moet maken om de zwangerschap vlot te laten verlopen. Wanneer er iets misgaat bij het maken van deze aanpassingen in je lichaam, is er sprake van een zwangerschapsvergiftiging. Een exacte oorzaak hiervoor is niet bekend. De ontwikkeling van de placenta, erfelijkheid en het afweersysteem kunnen hierbij een rol spelen
Symptomen:
verhoogde bloeddruk
vermoeidheid
hoofdpijn
misselijkheid
wazig zien
oedeem
tintelende handen
Diagnose:
Om vast te kunnen stellen of je zwangerschapsvergiftiging hebt, worden er allerlei onderzoeken en controles uitgevoerd.
bijvoorveeld:
bloedonderzoek (werking van je lever en nieren testen)
urinemonsters ( om te kijken hoeveel eiwit er ontsnapt uit de urine)
CTG-scan (hartslag van de baby in de gaten houden)
echo's ( algehele verloop van de zwangerschap in de gaten te houden)
Behandeling:
In gevallen van ernstige zwangerschapsvergiftiging is de baby geboren laten worden (door middel van inleiden of de keizersnede) vaak de enige optie om het leven van moeder en baby niet in gevaar te brengen.
Maar mochten er nog andere redmiddelen zijn voor het behandelen van de zwangerschapsvergiftging worden deze altijd eerder gebruikt.
kans op vroeggeboorte verminderen (corticosteroïden)
bedrust
complicaties:
Door de hoge bloeddruk raken de bloedvaten beschadigd, waardoor er vocht uit kan lekken. Zo ontstaan er oedeem (vochtophopingen) die ook in de hersenen kunnen voorkomen. De nieren werken minder goed en worden poreuzer, waardoor er eiwit in de urine lekt. Daarnaast heeft zwangerschapsvergiftiging gevolgen voor de lever.
Ook je baby ervaart hiervan de gevolgen. De placenta wordt aangetast, waardoor je baby minder voedingsstoffen en zuurstof krijgt dan normaal. Hierdoor groeit je baby minder hard. Baby’s die na een zwangerschapsvergiftiging worden geboren, zijn vaak kleiner en magerder dan normaal.
Prognose:
Zwangerschapsvergiftiging verdwijnt meestal nadat de baby is geboren. Soms kan de bloeddruk gedurende een paar weken na de bevalling hoog blijven, waardoor behandeling met medicatie nodig is. De arts zal na de zwangerschap samen kijken hoe de bloeddruk onder controle gebracht kan worden.
Begeleiding zwangerschapsvergiftiging:
Het grootste deel van de vrouwen met ernstige zwangerschapshypertensie geneest volledig. Vaak mogen zij binnen twee weken weer naar huis. De manier waarop je bevalt speelt hierin een rol. Je geneest sneller van een natuurlijke bevalling dan van een bevalling via een keizersnede. Daarnaast is het voor een goede verwerking van belang om erover te praten met bijvoorbeeld je partner, familie of arts. Ernstige zwangerschapshypertensie is een emotioneel zware tijd vol angst en zorgen.
Zwangerschapsvergiftiging kan zich uiten in vier verschillende ziektes, deze worden hieronder verder toegelicht:
Pre-eclampsie
Bij pre-eclampsie is er sprake van een te hoge bloeddruk en een te hoge afvoer van eiwitten uit je lichaam. Deze te grote afvoer van eitwitten is te wijten aan beschadigde nieren. Daarnaast kunnen ook stollingsproblemen en oedeem ontstaan, wat te wijten is aan minder goed werkende bloedvaten en lever.
Symptomen:
verhoogde bloeddruk
vermoeidheid
hoofdpijn
misselijkheid
wazig zien
HELLP-syndroom:
Het HELPP-syndroom is meestal een complicatie van pre-eclampsie. ook bij het HELPP-syndroom is er sprake van een verhoogde bloeddruk, oedeem en eiwitverlies. dit kan zorgen voor een groeiachterstand van je ongeboren baby. Er is ook een verhoogde afbraak van rode bloedcellen, een tekort aan bloedplaatjes en een verstoorde leverfunctie.
Symptomen:
misselijkheid
hoofdpijn
pijn in de bovenbuik of bovenrug
benauwd gevoel om je buik heen
Eclampsie
Deze aandoening is de meest ernstige vorm van zwangerschapsvergiftiging. Er is in dit geval sprake van een levensbedreigende situatie waarbij er direct hulp moet worden ingeschakeld. Het uit zich in stuipen die te vergelijken zijn met een epileptische aanval. Het ontstaat door een te hoge bloeddruk in de hersenschors. Dit kan leiden tot een hersenbloeding, wat eclampsie ernstig maakt.
Symptomen:
vochtophopingen
eiwitverlies in de urine
overgeven
extra prikkelbaar
versterkte reflexen
Zwangerschapshypertensie
Bij deze aandoening is er sprake van een te hoge bloeddruk in de tweede helft van de zwangerschap, nadat de bloeddruk daarvoor altijd normaal is geweest. Vanaf een bloeddruk met een onderdruk boven de 90 en een bovendruk boven de 140 is er sprake van hypertensie.
Bij prostaatkanker groeit er een kwaadaardige tumor in de prostaat. Prostaatkanker wordt ook wel prostaatcarcinoom genoemd.
Bron: https://youtu.be/wMHhprFaEJE
Wat is prostaatkanker?
Prostaatkanker ontstaat in de klierbuisjes en verandert het weefsel in de prostaat waardoor de prostaat harder of groter aanvoelt. Een vergrote prostaat hoeft overigens niet altijd te duiden op prostaatkanker, maar kan bijvoorbeeld ook het gevolg zijn van een prostaatontsteking of een onschuldige groei van de prostaat. Is een prostaatvergroting kwaadaardig dan gaat het wel altijd om prostaatkanker.
Wie krijgt er prostaatkanker?
Prostaatkanker is vooral een ziekte die voorkomt bij oudere mannen, hoewel ook steeds meer jongere mannen (40+) de diagnose prostaatkanker krijgen. Vrouwen hebben geen prostaat en kunnen dus geen prostaatkanker krijgen. In Nederland wordt jaarlijks bij ongeveer 10.400 mannen een prostaatcarcinoom vastgesteld. Ruim zeventig procent van hen is 65 jaar of ouder. In 2013 waren er volgens het Nationaal Kompas ongeveer 74.000 mannen in Nederland met gediagnosticeerde prostaatkanker. Tachtig procent van de mannen met een prostaatcarcinoom is na tien jaar nog in leven.
Oorzaken van prostaatkanker
Prostaatkanker is een veelvoorkomende ziekte, maar over de oorzaak van prostaatkanker is helaas nog veel onbekend. Omdat prostaatkanker bij zo veel mannen voorkomt is er aannemelijk bewijs dat de mannelijke geslachtshormonen een grote rol spelen bij de ontwikkeling van prostaatkanker.
Wie loopt er risico op prostaatkanker?
De risicogroepen voor het krijgen van prostaatkanker zijn:
Oudere mannen (65+)
Rokende mannen
Mannen met een donkere huidskleur
Mannen waarbij erfelijke prostaatkanker voorkomt in de familie
Er zijn aanwijzingen dat je een groter risico op prostaatkanker hebt bij overgewicht of bepaalde voedingsstoffen (zoals calcium) overmatig veel gebruikt.
Erfelijke prostaatkanker
Vermoed je dat erfelijke prostaatkanker zich voordoet in de familie bespreek dit dan met een arts. Stamboomonderzoek maakt duidelijk wie er een verhoogd risico heeft en wat je in zo’n geval het best kunt doen. Meestal adviseert de arts periodiek controle-onderzoek. De arts controleert dan eens per twee jaar de prostaat en de PSA-waardes in het bloed. Bij afwijkende waardes volgt aanvullend onderzoek bij de uroloog.
Symptomen prostaatkanker
Prostaatkanker geeft weinig symptomen en klachten, zeker in het begin. Dat maakt het moeilijk om prostaatkanker vroegtijdig te herkennen. Mede daardoor wordt prostaatkanker vaak pas in een laat stadium ontdekt. Niet zelden is de kanker dan al uitgezaaid naar andere delen van het lichaam en ontstaan er klachten vanwege de uitzaaiingen.
De volgende klachten of symptomen kunnen duiden op prostaatkanker:
Een minder krachtige urinestraal
Nadruppelen na het plassen
Vaak moeten plassen, maar alleen kleine beetjes
Het gevoel hebben dat je je blaas niet kunt leegplassen
Het duurt even voordat je urine komt
Een brandend gevoel bij het plassen
Moeite met hebben het ophouden van de urine
’s Nachts uit bed moeten omdat je moet plassen
Vergrote prostaat
Dergelijke symptomen ontstaan meestal door een vergroting van de prostaat. Mogelijke oorzaak voor een vergrote prostaat is prostaatkanker, maar een vergrote prostaat kan bijvoorbeeld ook ontstaan door een prostaatontsteking. Een vergrote prostaat duidt dus lang niet altijd op de aanwezigheid van een prostaatcarcinoom.
Een vergrote prostaat (hyperplasie) is meestal een onschuldige aandoening die regelmatig voorkomt bij mannen vanaf het dertigste, maar meestal vanaf het vijftigste levensjaar. Omdat de symptomen van een vergrote prostaat vrijwel hetzelfde zijn als die van prostaatkanker, is het toch verstandig om contact op te nemen met de huisarts voor een diagnose.
Behandeling prostaatkanker
De behandeling van prostaatkanker kan op verschillende manieren. Afhankelijk van de vorm en ernst van de prostaatkanker wordt gekozen voor een afwachtende, palliatieve of een op genezing gerichte behandeling.
De arts start met het indelen van de prostaatkanker naar de Gleason-score. Dit kan na een biopsie of verwijdering van de prostaat. De Gleason-score wordt gebruikt om in te delen hoe agressief de kankercellen in de prostaat zijn. Hoe hoger de Gleason-score hoe agressiever de kanker. Met behulp van dit cijfer stelt de arts een behandelplan op.
Belangrijke afweging bij het kiezen voor wel of niet behandelen is ook of het de levenskwaliteit van de betreffende persoon verbetert. Veel prostaatkankerbehandelingen zijn erg zwaar en hebben flinke bijwerkingen. Ook de leeftijd van iemand met prostaatkanker is van belang bij het kiezen van een behandeling. Prostaatkanker ontstaat vaak op latere leeftijd en daardoor behoren niet alle behandelingen tot een mogelijkheid.
Behandelmogelijkheden bij prostaatkanker
Er zijn verschillende behandelmogelijkheden:
Afwachtende vorm van behandelen, bijvoorbeeld het actief blijven volgen van de patiënt.
Op genezing gerichte behandeling, bijvoorbeeld uitwendige bestraling, inwendige bestraling of operatieve verwijdering van de prostaat (alleen mogelijk als er geen uitzaaiingen zijn).
Palliatieve behandeling, bijvoorbeeld hormoontherapie of chemotherapie (ten behoeve van de levenskwaliteit indien genezing niet meer mogelijk is.)
Helaas is er geen garantie dat na een succesvolle behandeling de prostaatkanker wegblijft. Teruggekeerde prostaatkanker is lastiger te behandelen. Indien de tumor zich alleen bevindt in de prostaat, dan probeert de arts een lokale behandeling die verschilt van de eerste behandeling. Indien het gaat om prostaatkanker met uitzaaiingen dan is een behandeling nodig die inwerkt op het hele lichaam.
Bron: www.allesoverprostaatkanker.nl
Dit was het laatste stukje theorie voor de eindtoets.
Je kunt nu de eindtoets gaan maken. De eindtoets bestaat uit 20 vragen.
Succes!
Eindtoets
Klaar om je kennis van voorgaande theorie te testen?
Via de knop ''start'' kom je in een nieuw scherm waar de toets voor je klaar staat!
Mocht je naderhand denken dat je de kennis nog niet beheerst, geen paniek! Je kunt de WikiWijs zo vaak als nodig is doorlopen, of enkele hoofdstukken opnieuw bestuderen.
G. (2012, 6 juni). Prostaatkanker - Symptomen en behandeling [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=wMHhprFaEJE&feature=youtu.be
Geerts, G., & Van Kralingen, R. (2020). Handboek voor leraren. Bussum: Uitgeverij Coutinho
Gregoire, L., & Van Straaten-Huygen, A. (2020). Anatomie en fysiologie - 5e druk inclusief Online (5de editie). ThiemeMeulenhoff bv.
Home. (2021). https://www.endometriose.nl/. Geraadpleegd op 17 december 2021, van https://www.endometriose.nl/index.php?page=Home&sid=1&are_cookies_accepted=13;CKI;20220120144527;80.100.92.212;a3c5b6d8ccb669334873285367b58e0c
Huygen, A., In den Bosch, H., Krabbenbos, I., Van de Minkelis, J., & Hendriks, W. (2020). Pathologie (2de editie). ThiemeMeulenhoff.
J. (2016, 19 augustus). Genetica 2: celdeling en erfelijkheid [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=cBQV3omYA-g&feature=youtu.be
Kirchmann, L. (2016). Anatomie en fysiologie van de mens - 6e druk inclusief Online (6de editie). BohnStafleuvanLoghum
N. (2011a, februari 26). 41.2 - Spermatogenese [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=U82yETB8BuA&feature=youtu.be
N. (2011b, februari 27). 41.4 - Oögenese [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=yLwqFehYd4Y&feature=youtu.be
Het onafhankelijke platform over prostaatkanker | Alles over Prostaatkanker. (2021). https://www.allesoverprostaatkanker.nl/. Geraadpleegd op 20 december 2021, van https://www.allesoverprostaatkanker.nl/?gclid=EAIaIQobChMI0MCx8rrA9QIVMZBoCR0WKQ3EEAAYASAAEgIrsfD_BwE
Zone pellucida. (2011). [Illustratie]. https://www.simpto.nl/. https://www.simpto.nl/menselijk-lichaam/eicel/
ZP-Magazine (2021, 26 november) zwangerenportaal. Geraadpleegd op 11 november 2021, van https://www.zwangerenportaal.nl/zwanger/kwaaltjes-en-klachten/zwangerschapsvergiftiging
Het arrangement MZA2122B team Voortplanting is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Meiose en Mitose
Eicel en zaadcel
De hormonale beïnvloeding van de man en vrouw
Bevruchting
Eindtoets
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.