Grammatica: redekundig ontleden havo 3 - HDH

Grammatica: redekundig ontleden havo 3 - HDH

Grammaticaonderwijs in de onderbouw havo/vwo

Het nut van grammaticaonderwijs

Waarom moet ik zinnen kunnen ontleden?

‘Het ontleden van zinnen is saai’, ‘Ik snap niks van het naamwoordelijk gezegde’, ‘Waarvoor hebben we dit eigenlijk nodig?’ Dit zijn een aantal veelgehoorde uitspraken van leerlingen die zinnen moeten ontleden. Wat is nou eigenlijk het nut van die grammatica?

Allereerst moet je zinnen kunnen ontleden om ervoor te kunnen zorgen dat jij betere teksten schrijft. Als een docent op jouw schrijftoets schrijft: Niet steeds met het onderwerp starten, maar zet ook eens een ander zinsdeel voorop in de zin, dan moet je natuurlijk wel weten wat het onderwerp is en wat andere zinsdelen zijn waarmee je kunt starten.

Ten tweede moet jij zinnen kunnen ontleden omdat je kennis van grammatica nodig hebt voor onder andere spelling. Zo kan je een werkwoord zonder twijfel goed spellen als je weet of het werkwoord een persoonsvorm is of niet.

Ook heb jij kennis van grammatica nodig om stijlfouten te herkennen. Zo moet je in de vierde klas kunnen benoemen wat een foutieve samentrekking is. Ik hoor je denken, een wat? Dat leer je nog wel, maar dat kan je alleen wanneer jij kennis hebt van verschillende zinsdelen (en woordsoorten).

Daarnaast heb je grammaticale kennis ook nodig voor vakken zoals Engels en Frans. Natuurlijk leer je daar de nodige grammatica, maar wij helpen je bij Nederlands ook om beter te worden in dit onderdeel.

Voordat je start met oefenen, moet je natuurlijk wel eerst weten welke onderdelen je beheerst en welke onderdelen niet. Daarom start je met het maken van een diagnostische toets. Op basis van de uitslag ga je vervolgens gericht bezig met oefenen. Het uiteindelijke doel is dat jij op de spelling en grammaticatoets een dikke voldoende haalt!

Voorkennis activeren

Wat weet jij al van zinsontleding?
Wat weet jij al van zinsontleding?

Voordat je start met de diagnostische toets is het belangrijk dat je eerst jouw voorkennis activeert. In Teams-opdrachten staat een een Word-bestand klaar. In dit bestand schrijf je een brainstorm over alles wat je weet over het ontleden van zinnen. Daaronder noteer je wat je nog wilt leren. Zoek vervolgens minstens twee bronnen (een gesproken en een geschreven bron) waar je informatie over de zinsdelen kunt vinden die je nog niet goed (genoeg) beheerst. Ook deze bronnen (URL's) zet je in het Word-bestand. Bestudeer de bronnen en noteer datgene wat je ervan hebt opgestoken.

Deze activiteit mag niet langer dan tien minuten duren.

! Let op !
- Sla het Word-bestand goed op en lever de opdracht op tijd in! 
- Dit bestand wordt jouw werkbestand waarin je aantekeningen maakt over datgene wat je heb geleerd van de opdrachten die je hebt gemaakt, van de instructie die je hebt gelezen of van de instructie die je hebt 'bekeken'.

Diagnostische toets grammatica zinsontleding

Ben jij er klaar voor?
Ben jij er klaar voor?

Oefeningen

Zelfstandig werkwoord ( in het werkwoordelijk gezegde)

Uitleg over het zelfstandig werkwoord (werkwoordelijk gezegde)

Rollen bij een zelfstandig werkwoord

Uitleg aantal rollen bij zelfstandig werkwoord

Zinsdelen verdelen

Zinsdelen verdelen

Persoonsvorm

Persoonsvorm

Onderwerp

Onderwerp

Gezegde

Gezegde

Lijdend voorwerp

Uitleg over drie verschillende manieren om het lijdend voorwerp te kunnen vinden.

Meewerkend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Bijwoordelijke bepaling

Bijwoordelijke bepaling

Zinsdelen benoemen

Eindtoets

Werkwoordelijk gezegde

Kijk naar de uitleg van het werkwoordelijk gezegde

Het gezegde zegt iets over het onderwerp in de zin. Een werkwoordelijk gezegde vertelt wat het onderwerp doet, wat er gebeurt. Het gaat om een actie.

Werkwoordelijk gezegde

  • alle werkwoorden in de zin

Wat kan er nog meer bijhoren?

  • het tweede deel van splitsbare werkwoorden
  • bijvoorbeeld - nakijken- hij kijkt na

Wederkerend werkwoord

  • bijvoorbeeld - zich vergissen - hij vergist zich

De woorden; aan het/ te

  • Hij is aan  het voetballen.
  • Zij staat te wachten.

Uitdrukkingen met werkwoorden erin

  • Hij schiet uit zijn slof

Wat is een naamwoordelijk gezegde?

Naamwoordelijk gezegde

  • Het naamwoordelijk gezegde zorgt dat je meer te weten komt over eigenschappen van het onderwerp.
  • Het naamwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp IS of geeft aan welke eigenschap het onderwerp in een zin heeft.
  • Het bestaat uit alle werkwoorden in de zin, in ieder geval ook 1 koppelwerkwoord, een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord (dat geeft de eigenschap van het onderwerp aan).
  • Er zijn officieel negen koppelwerkwoorden (zijn - worden - blijven - blijken - lijken - schijnen - heten - dunken - voorkomen).
  • Het koppelwerkwoord koppelt de eigenschap aan het onderwerp:
  • Hij wordt ziek. Ziek=eigenschap Wordt=koppelwerkwoord
  • Als er een naamwoordelijk gezegde in de zin staat, kan er in die zin geen lijdend voorwerp staan.

Verschil tussen werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde

 

werkwoordelijk naamwoordelijk
alle werkwoorden in de zin                                   alle werkwoorden in de zin + koppelwerkwoord
geeft actie/handeling aan geeft eigenschap aan 
wat DOET het onderwerp wat IS het onderwerp
  bijv. of zelfst.nw. geeft eigenschap aan

 

Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in deze zin?
Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in deze zin?
werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in deze zinnen?
werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in deze zinnen?

Samenvatting

Er bestaan twee soorten gezegdes.

1) Het werkwoordelijk gezegde.

  • Dat geeft aan wat het onderwerp DOET.
  • Het bestaat uit alle werkwoorden in de zin (daar hoort de persoonsvorm dus ook bij).
  • Er kunnen ook aanvullingen bij horen (zie daarvoor de uitleg bij het werkwoordelijk gezegde eerder in deze les).

2) Het naamwoordelijk gezegde

  • Dat geeft aan wat het onderwerp IS.
  • Het gezegde geeft een eigenschap of kenmerk van het onderwerp aan.
  • Het bestaat uit:

-alle werkwoorden in de zin, daar moet een koppelwerkwoord bij staan.

-een naamwoord (bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord. Dat naamwoord vertelt wat de eigenschap of kenmerk van het onderwerp is.

-in een zin met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een lijdend voorwerp.

Hoe ontdek je welk gezegde er in een zin staat? 

  1. Begin met te kijken of het onderwerp iets DOET of IS.
  2. DOET het onderwerp iets dan bestaat het gezegde uit alle werkwoorden in de zin en heet het een werkwoordelijk gezegde.
  3. IS het onderwerp iets dan bestaat het gezegde niet alleen uit alle werkwoorden in de zin maar hoort er in ieder geval ook een koppelwerkwoord bij en een bijvoeglijk en/of zelfstandig naamwoord dat aangeeft WAT het onderwerp IS.
  4. Zorg dat je weet welke koppelwerkwoorden er in een zin gebruikt kunnen worden.
  5. Werk altijd stap voor stap.

Oefenen met het werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde

Het werkwoordelijk gezegde (klik hierop)
Oefenen met werkwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde (klik hierop)
Oefenen met naamwoordelijk gezegde

Het werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde (klik hierop)
Oefenen met naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde. Neem de zinnen over en schrijf de antwoorden in je schrift. Klik op "naar de antwoorden' om na te kijken.

Het werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde 2 (klik hierop)
Oefenen met werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde