Wikiwijs  Het Zenuwstelsel                                                                                                     Menno den Daas & Maud de Guchteneire                                                                         

MZA 2122A Team Zenuwstelsel

Inleiding

Welkom bij deze Wikiwijs over het zenuwstelsel! Deze Wikiwijs is primair ontwikkeld voor studenten aan de opleiding Gezondheidszorg & Welzijn aan de Hogeschool Arnhem & Nijmegen in de module MZA (Mens, Zorg en Activiteit) en bereidt voor op de toets MZA 1.2 Gezondheid en Ziekte en de Landelijke Kennistoets LGW.

Binnen deze Wikiwijs staat de anatomie en de fysiologie van het zenuwstelsel centraal. Er wordt eerst uitleg gegeven over de bouw en werking van het zenuwstelsel. Vervolgens komen ziekten als gevolg van een onvoldoende werkend zenuwstelsel aan bod. Tussendoor zijn er opdrachten en oefeningen te maken behorend bij elk onderwerp. Tenslotte wordt deze Wikiwijs afgesloten met een eindtoets.

 

Wij wensen je veel lees- en leerplezier bij deze Wikiwijs!

 

Hartelijke groet van de auteurs,

 

Menno den Daas en Maud de Guchteneire

 

centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel autonome zenuwstelsel somatische zenuwstelsel Gezond Idee Maastricht UMC+Bron: Maastricht UMC+

Handleiding (student)

Wanneer je de Wikiwijs stapsgewijs volgt, wordt je logisch door de stof binnen het thema zenuwstelsel geleid. Aan de linkerkant staat de inhoudsopgave, verdeeld in hoofdstukken en paragrafen. In de hoofdstukken worden kennisclips gedeeld. Door op play te drukken, activeer je deze. In de Wikiwijs kun je verder of terugbladeren door op de pijlen links- en rechtsonder ( ) te klikken.

Er zijn na elk thema oefeningen in verschillende vormen opgenomen, waarmee je kunt oefenen. De oefeningen bestaan onder andere uit digitale tools. Deze worden geactiveerd door op de link te klikken. Hiervoor is het niet nodig om een account aan te maken.

Ook zijn er oefentoetsen om het begrip van de stof te checken en er is een eindtoets. Voor degenen die meer verdieping zoeken is deze ook aangebracht in de vorm van een documentaire en een film. De tijdsduur van deze Wikiwijs is ongeveer 120 minuten.

Veel succes met het doorlopen van deze Wikiwijs!

Handleiding (leraar)

In principe is deze Wikiwijs zo opgebouwd dat studenten zelfstandig de stof kunnen doorlopen. Daarnaast is het natuurlijk mogelijk voor de leraar om verschillende onderdelen van de Wikiwijs als theorie klassikaal te behandelen, waarna de studenten zelfstandig de oefeningen en oefentoetsen kunnen maken. De inhoudsopgave van de Wikiwijs maakt het voor leraar overzichtelijk en eenvoudig om per onderdeel lesstof te doceren, met ondersteuning van tekst en diverse filmpjes.

Binnen deze Wikiwijs is gebruik gemaakt van de volgende digitale tools:

- Nearpod: video met toetsvragen over bouw en werking zenuwstelsel

- Quizlet: combineren van termen over hersenen d.m.v. slepen, zwaartekracht over hersenstam

- Educaplay: kruiswoordpuzzel over de sympaticus en parasympaticus

H5P: meerkeuze vragen en juist/onjuist vragen over de pathologie.

- Exitticket: feedbackformulier over inhoud, gebruiksvriendelijkheid en effectiviteit van digitale tools

- Hotspot (Wikiwijs): oefening ruggenmerg en neuronen

 

Leerdoelen

Na het doorlopen van deze Wikiwijs is de student in staat om:

  • de bouw (anatomie) en de werking (fysiologie) van het zenuwstelsel uit te leggen.
  • de oorzaken, symptomen, diagnose, ziekteverloop, behandeling, begeleiding en prognose uit te leggen van de ziekten MS, epilepsie, ziekte van Parkinson en dwarslaesie. 

 

Deze leerdoelen zijn passend in het kader van de kennisbasis Gezondheidszorg en Welzijn, te weten domein 4: gezondheid en ziekte.

Subdomein 4.1: Anatomie en Fysiologie (inclusief toegepaste natuurwetenschappen)

  • De student legt de bouw en werking van het menselijke lichaam uit;
  • De student legt anatomie en fysiologische processen van de orgaanstelsels uit op basis van natuurwetenschappelijke principe.

Subdomein 4.3: Pathologie

  • De student legt oorzaken, symptomen, diagnose, ziekteverloop, behandeling, complicaties, prognose en begeleiding van de meest voorkomende ziekten uit.

 

Bron: kennisbasis 10 voor de leraar 

De bouw en werking van het zenuwstelsel

In dit hoofdstuk behandelen we de bouw en de werking van het zenuwstelsel. We gaan kijken naar de ligging van bepaalde onderdelen van het zenuwstelsel en je gaat je verder verdiepen in de bouw van een aantal onderdelen van het zenuwstelsel.  

De paragrafen van dit hoofdstuk zijn opgebouwd aan de hand van onderstaande afbeelding. We beginnen in de eerste paragraaf bovenaan bij afbeelding A en behandelen daar het centrale en perifere zenuwstelsel. Vervolgens kijken we naar de hersenen tot we uiteindelijk in de laatste paragraaf de zenuw gaan blootleggen.  

1. Het centraal en perifeer zenuwstelsel

Het zenuwstelsel bestaat enerzijds uit het centraal zenuwstelsel (hersenen en ruggemerg) en het perifeer zenuwstelsel (hersenzenuwen en ruggemergzenuwen) anderzijds. Het perifeer zenuwstelsel bestaat uit sensorische en motorische zenuwen. Het centraal zenuwstelsel krijgt via de zintuigen (ruiken, voelen, proeven, horen, zien) informatie door, maar ook vanuit het intern milieu. Een voorbeeld hiervan is lichaamstemperatuur, bloeddruk, hartslag, etc. De hersenen herkennen deze informatie als een prikkel.

Bron: Hersenen: Functies en stoornissen - YouTube

Bron: Grégoire, van Straaten-Huygen, & Trompert, 2007

 

In het volgende filmpje legt Juf Daniëlle heel nauwkeurig uit hoe het zenuwstelsel is opgebouwd en wat er precies gebeurt wanneer de hersenen deze prikkels doorkrijgen.

 

                                                      Bron: Hersenen: Functies en stoornissen - YouTube

 

Onderstaande video gaat over de onderdelen van het zenuwstelsel. Tussendoor worden er vragen gesteld over de bouw en werking van het zenuwstelsel. Vul je naam in en druk op "join lesson" om Nearpod te openen en de video te starten.

 

Je hebt zojuist gekeken naar het filmpje over de anatomie van het zenuwstelsel. Om te oefenen met het verschil tussen de sympaticus en de parasympaticus, kun je onderstaande kruiswoordpuzzel maken. Klik in de kruiswoordpuzzel op een vakje met een cijfer en de puzzel start. 

https://www.educaplay.com/learning-resources/10934299-sympaticus_en_parasympaticus.html

2. Vegetatief en animaal zenuwstelsel

Wanneer je het zenuwstelsel gaat indelen op functie, dan onderscheiden we het animale en vegetatieve (=autonome) zenuwstelsel. Het vegetatieve zenuwstelsel is het deel van het zenuwstelsel waar alles onbewust of onwillekeurig wordt aangestuurd, daar heb jij zelf geen effect op of controle over. Denk maar aan de uitdrukking "vegetatieve toestand" wanneer iemand in coma ligt. De werking van je organen en je hartslag gebeurt (dan) onwillekeurig.

Het animale zenuwstelsel daarentegen kun je wel zelf beïnvloeden, dat wordt bewust aangestuurd. Bijvoorbeeld het bewegen van je spieren, aanpassen van je houding, je evenwicht, etc.

In het volgende filmpje wordt hier dieper op in gegaan, van 1:52 tot 3:35.

 

Bron: zenuwstelsel bouw en functie VWO HAVO - YouTube

2.1 De richting van het signaal

Vanuit het centrale zenuwstelsel gaan impulsen naar het lichaam, bijvoorbeeld naar de beenspieren. Er gaan ook veel impulsen vanuit het lichaam naar de hersenen, bijvoorbeeld vanuit de zintuigen. De informatiestroom binnen het zenuwstelsel kan dus in twee richtingen verlopen. Wanneer de impuls van perifeer naar centraal verloopt spreken we van afferente informatie (aanvoerend), deze informatie is sensorisch. Wanneer de impuls van centraal naar perifeer verloopt, gaan de signalen van het CZS weg. Dit is efferente informatie (afvoerend), deze informatie is motorisch.

Ook binnen het CZ zijn er twee hoofdrichtingen. Impulsen die van boven naar beneden lopen, maken gebruik van afdalende banen. Impulsen die van laag naar hoger lopen, gaan via opstijgende banen. Afdalende banen noem je ook vaak efferent en opstijgende banen afferent.

Helixitta, z.d. CC BY-SA 4.0

 

3. De hersenen

In dit hoofstuk worden de hersenen besproken. Waar bestaan de hersenen uit? Welk gebied van de hersenen stuurt nou wat aan? De antwoorden hierop vind je hieronder!

De grote hersenen hebben een groot aantal functies. Via de hersenen wordt de motoriek en de sensoriek aangestuurd. Maar ook je bewustzijn, dromen, emotionaliteit, verstand, artisticiteit en geheugen is het werk van de grote hersenen.

De hersenen bestaan uit de grote hersenen (het cerebrum), de kleine hersenen (het cerebellum), de tussenhersenen en de hersenstam. De grote hersenen bestaan uit twee helften: de linker- en rechterhemisfeer. De linkerhemisfeer stuurt de rechterkant van je lichaam aan en andersom.

Bron: www.cyberpoli.nl 

 

De grote hersenen zijn onder te verdelen in verschillende gebieden. Welke dat zijn, zie je in onderstaande video.

 

Bron: Cyberpoli hersentumoren. https://youtu.be/-rzOOGkR_7c

3.1 De grote hersenen

De grote hersenen ofwel cerebrum bestaan uit meerdere "kwabben". In onderstaande afbeelding is deze onderverdeling te zien.

Anatomie van de hersenen › Kenniscentrum Neurologie Slingeland Ziekenhuis

Bron: neurologie.slingeland.nl

 

De voorhoofdskwab (frontaal kwab) is de grootste van de 4 kwabben en neemt eenderde van de totale hersenschors in beslag. Dit deel van de hersenen wordt gezien als het meest geavanceerde deel, verantwoordelijk voor het menselijk bewustzijn. Het voorste gedeelte van de frontaalkwab is de prefrontale cortex. Dit deel ligt direct achter het voorhoofd en is verantwoordelijk voor cognitieve, emotionele en motivationele processen, zoals plannen, impulsbeheersing en doelgericht handelen ofwel de executieve functies.

 

De pariëtaalkwab (wandbeenkwab). Dit deel van de schors is betrokken bij zintuiglijke en cognitieve functies, zoals aandacht, ruimtelijk inzicht, lezen en rekenen. Het voorste gedeelte van de pariëtaalkwab ontvangt zintuiglijke informatie van de thalamus.

 

Achterhoofdskwab (occipitaalkwab). Verwerkt de visuele informatie, zorgt voor het zien.

 

Temporaal of slaapkwab. Deze kwab verwerkt het gehoor, geheugen en taalfuncties.

 

Wanneer er dieper wordt ingezoomd op de hersenen, dan is te zien dat elk gebied een specifieke functie heeft:

Functies_van_de_hersenenBron: hersenstichting.nl

 

Ook in het filmpje van juf Daniëlle worden de hersenen belicht, er wordt een onderverdeling gemaakt in grote hersenen en kleine hersenen. Verder worden er ook hersenstoornissen besproken.

 

                               Bron: Hersenen: Functies en stoornissen - YouTube

 

Met onderstaande quizlet kun je toetsen of je het goed begrepen hebt.

Quizlet hersenen
Combineren van termen hersenen

3.2 De kleine hersenen

De kleine hersenen ofwel cerebellum. De kleine hersenen nemen ongeveer eenachtste deel van de hersenmassa in beslag. Ze bevatten meer dan de helft van alle zenuwcellen.

 

Ataxie / Ziekte info | neurologen-alrijne

                                                                                                            Bron: neurologen-alrijne.nl

 

                                                        Bron: Onderzoek naar de kleine hersenen - Chris de Zeeuw - YouTube

 

Zoals je in deze en vorige video hebt kunnen zien, zorgen de kleine hersenen voor houding, coördinatie en evenwicht. Maar dus ook voor de "finetuning" voor de grote hersenen.

 

 

3.3 De tussenhersenen

De tussenhersenen (diencephalon) bevinden zich tussen de grote hersenen en de hersenstam. Onderdelen van de tussenhersenen zijn de thalamus en de hypothalamus. In het volgende filmpje wordt uitgelegd waarvoor de thalamus en hypothalamus belangrijk zijn.

 

Bron: Epilepsie - Waar liggen de tussenhersenen? | Cyberpoli

3.4 De hersenstam

De hersenstam bevindt zich onderaan de grote hersenen en naast de kleine hersenen, in het verlengde van het ruggenmerg. Het verbindt de grote hersenen met de kleine hersenen (die achter de hersenstam liggen) en het ruggenmerg. De hersenstam zorgt voor basale lichaamsfuncties als ademhaling, hartslag en reflexen zoals hoesten, slikken en braken.

 

Hersenstam

Bron: Herseninstituut.nl

 

Zoals je op de afbeelding kunt zien, bestaat de hersenstam uit een aantal onderdelen, welke hieronder beschreven worden.  

 

De middenhersenen (mesenecaphalon). Dit is een redelijk klein deel van de hersenstam welke zich tussen de pons en de tussenhersenen bevindt. Ze bevatten de kernen van van de hersenzenuwen die aan de middenhersenen ontspringen. Onderin aan de voorkant bevinden zich de rode kern (nucleus ruber) en daaronder de zwarte kern (substantia nigra).

 

De pons is het ventrale, verdikte deel in het midden van de hersenstam. De pons bestaat uit een grote hoeveelheid dwars verlopende zenuwweefsels. Deze zenuwweefsels verzorgen de verbindingen met de beide helften van de kleine hersenen. Ook bevat de pons een aantal kernen die deel uitmaken van de reticulaire formatie (netvormige formatie). De reticulaire formatie reguleert het functieniveau van het centrale zenuwstelsel zelf en bepaalt de "staat van paraatheid" van lichaam en geest.

 

Verlengde merg (medulla oblongata): dit is het caudale deel van de hersenstam. Dit loopt uit in het ruggenmerg wat zich buiten de schedel bevindt. Uit het verlengde ruggenmerg ontspringen de meeste hersenzenuwen. Het verlengde merg bevat banen met zenuwweefsels van de hersenen af (efferent) en naar de hersenen toe (afferent).

Bron: Grégoire, van Straaten-Huygen, & Trompert, 2007

 

Via onderstaande quizlet kun je oefenen met deze stof.

Quizlet tussenhersenen en hersenstam

4. Het ruggenmerg

Eerder heb je gelezen dat het centraal zenuwstelsel (CZS) bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. Het ruggenmerg (medulla spinalis) is het deel van het zenuwstelsel dat in het wervelkanaal ligt, grotendeels beschermd door het benige wervelkolom. Het ruggenmerg strekt zich uit van het foramen magnum (grote achterhoofsgat) van de schedel tot aan de eerste of tweede lendewervel (L1 of L2). In totaal zijn er 31 paar ruggenmergzenuwen.

 

Aanvullend kun je onderstaand filmpje bekijken en de oefening over het ruggenmerg maken.

Bron: Anatomie van het ruggenmerg - YouTube
 

5. Zenuwweefsel

Zenuwweefsel kun je in twee typen onderscheiden: neuronen en neuroglia. De functie van neuronen is het doorsturen van impulsen. De neuroglia zorgt voor ondersteuning, bescherming en onderhoud van de neuronen.

Bron: mozaweb.com

 

5.1 Neuronen

Neuronen (zenuwcellen) zijn cellen van het zenuwstelsel die nodig zijn om impulsen door te geven. Wanneer iemand televisie kijkt, dan gaan de neuronen aan het werk om geluidsgolven en lichtstralen om te zetten in signalen, ook wel impulsen genoemd. Vervolgens worden deze impulsen naar de hersenen gestuurd. Uiteindelijk kan de televisiekijker er een begrijpelijk verhaal van maken.

 

Maar hoe werkt dat dan precies? Hoe is zo'n neuron opgebouwd en hoe geven de neuronen de signalen door aan de hersenen? In onderstaande video wordt dit heel duidelijk uitgelegd tot 2:37 en vanaf 6:43.

 

                                        Bron: zenuwstelsel - neuronen - YouTube

 

Er zijn drie verschillende typen neuronen:

1. sensorische neuronen

Deze bevinden zich bij de zintuigen: in de huid, bij de oren, ogen, enz. Wanneer er bijvoorbeeld op de huid gedrukt wordt, dan geven de sensorische neuronen impulsen door aan de hersenen waar het geïnterpreteerd wordt als "er drukt iemand op de huid". De neuronen kenmerken zich door lange dendrieten, maar ook lange axonen. Ze kunnen over lange afstand informatie doorgeven. Sensorische neuronen bevatten ook myelinescheden, waardoor de informatie sneller kan worden doorgegeven (120 meter per seconde).

2. Interneuronen ofwel schakelcellen

Deze neuronen ontvangen signalen van de sensorische neuronen. Ze bevatten heel veel dendrieten en axonen. Ze bevinden zich in de hersenen, waar ontzettend veel verbindingen zitten. De interneuronen moeten dus heel snel kunnen schakelen (signalen doorgeven) tussen de verbindingen. Interneuronen bevatten geen myelinescheden en ze komen alleen voor in het centraal zenuwstelsel: de hersenen en het ruggemerg.

3. Motorische neuronen

Ontvangen informatie van de interneuronen, dus vanuit de hersenen. Ze bevatten ontzettend veel lange axonen (bijvoorbeeld vanuit de hersenen tot aan de voeten), hebben heel veel myelinescheden en zijn erg belangrijk voor beweging. Motorische neuronen geven signalen door aan de spieren waardoor het lichaam beweegt.

Bron: Grégoire, van Straaten-Huygen, & Trompert, 2007

 

Klik op de plus om meer informatie te krijgen over een deel van de zenuwcel.

5.2 Neuroglia

Neuroglia is een verzorgings- en steunweefsel en speelt een belangrijke rol bij de werking en instandhouding van neuronen. Neuronen hebben een hoog stofwisselingsniveau, maar kunnen zelf geen voedingsstoffen opslaan. Als de neuroglia ze niet continu voorziet van zuurstof en voedingsstoffen, zouden neuronen snel doodgaan.

Gliacellen

Gliacellen (of lijmcellen) houden de neuronen bij elkaar en op hun plaats, maar ze doen veel meer. Ze beschermen de neuronen zodat deze niet met elkaar in contact komen. Zoals hierboven al beschreven zorgen zij ook voor voedingsstoffen. Bovendien zijn ze in staat beschadigde neuronen op te ruimen. Neuroglia bestaat uit vijf typen gliacellen:

  1. Astrocyten zijn stervormige gliacellen. Zij zorgen voor voedingsstoffen en zorgen voor het opruimen van afvalstoffen van de neuronen. Ze spelen dus een belangrijke rol in het evenwicht (homeostase) in het inwendige milieu van het CZS.
  2. Oligodendrocyten zijn vrij kleine cellen met ongeveer 50 uitlopers. Zo een uitloper wikkelt zich vele malen rond een axon. Hierdoor vormt zich een beschermende koker die gevuld is met een vette, witachtige sustantie: myeline.  De koker rond het axon noem je de myelineschede.
  3. Microgliocyten zijn de kleinste gliacellen. Ze hebben korte uitlopers en kunnen zich als kleine spinnetjes door het zenuwstelsel voortbewegen. Zij ruimen beschadigde cellen, lichaamsvreemde stoffen en micro-organismen op.
  4. Ependymcellen. Het centrale kanaal in het ruggenmerg en de ventrikels in de hersenen zijn holtes binnen het CZ. Ze bevatten hersenvocht en zijn bekleed met een laag ependymcellen. Dit zijn epitheelachtige cellen met trilharen en een secretiefunctie. Ependymcellen produceren hersenvocht en spelen een rol bij de circulatie van hersenvocht.
  5. Schwanncellen. De meeste axonen in het perifere zenuwstelsel zijn omwikkeld door neuroglia, in de vorm van schwanncellen. Deze bevatten ook myeline. De schwanncellen hebben een verzorgende en ondersteunende functie.

       Bron: Grégoire, van Straaten-Huygen, & Trompert, 2007

 

Bron: biologielessen.nl

                             Bron: biologielessen.nl

 

Vind je de juiste term bij de omschrijving?

Hieronder staat een oefening voor je klaar. Vul je naam in en druk 'join lesson'. Hierna opent de Nearpod zich en kun je paren bij elkaar zoeken. Mocht je niet het volledige scherm zien, druk dan op het pijltje bij instructions. Deze balk verdwijnt dan uit beeld en kun je beginnen. Succes!

 

5.3 Witte stof en grijze stof

De hersenen bestaan uit witte en grijze stof. De grijze stof bestaat uit cellichamen van zenuwcellen en bevindt zich aan de buitenkant. De witte stof bevindt zich aan de binnenkant, deze bevat de axonen (de lange uitlopers) van deze zenuwcellen. Eerder heb je gelezen dat deze axonen zijn omwonden door myelineschede. De myeline is de witte stof en bestaat uit eiwitten en vetten.

 

VU Research Portal

Bron: research.vu.nl

 

In het ruggenmerg is de situatie andersom: daar bevindt zich de witte stof aan de buitenkant en de grijze stof aan de binnenkant.

 

3.2.4 Ruggenmerg

Bron: org.uva.nl

Aandoeningen van het zenuwstelsel

Het zenuwstelsel is een complex systeem en je kunt je wellicht voorstellen dat er veel mis kan gaan. In dit hoofdstuk behandelen we vier veel voorkomende aandoeningen aan het zenuwstelsel:

  1. Multiple Sclerose
  2. Epilepsie
  3. Ziekte van Parkinson
  4. Dwarslaesie

 

1. Multiple Sclerose

Dit hoofdstuk gaat over Multiple Sclerose (MS). Wat is dit nu voor een aandoening en hoe is het verloop? Kan het genezen of juist niet?

In dit hoofdstuk krijg je stapsgewijs informatie over deze aandoening en wordt de theorie aangevuld met video's en opdrachten.

 

1.1 Wat is Multiple Sclerose?

Multiple Sclerose (MS) is een chronische ziekte waarbij ontstekingen ontstaan in het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg). Dit centrale zenuwstelsel kan bij MS bepaalde signalen niet goed verwerken, doordat de isolatielaag (myeline) rondom de zenuwen is aangetast. Dit kan voor diverse uitvalsverschijnselen zorgen: van krachtverlies, blindheid en extreme moeheid tot geheugenproblemen.

MS is een complexe, neurologische aandoening. Om te begrijpen hoe de ziekte werkt, kun je een vergelijking maken met kortsluiting. Een elektriciteitsdraad bestaat uit koper (binnenkant) en een plastic omhulsel (buitenkant). De zenuwbanen die via ons zenuwstelsel door ons lichaam lopen kun je vergelijken met het koperdraad. Onze zenuwbanen hebben ook een omhulsel. Dat heet myeline.

myeline
Myeline is beschadigd: het versturen van het signaal is onderbroken.

                                                                     Bron: Stichting MS research

 

Myeline zorgt ervoor dat signalen sneller worden doorgegeven en voorkomt dat een signaal niet overspringt naar een zenuwcel waarvoor het niet bedoeld is. Ontstekingen, die bij MS ontstaan, werken als ‘een mesje’ dat de myeline beschadigt of helemaal weghaalt. De zenuw komt daardoor bloot te liggen. Signalen die daarna vanuit de hersenen door de zenuwbanen heen verstuurd worden, komen nu niet meer aan op de plek waar ze voor bedoeld zijn. Bij de beschadiging wordt het versturen van het signaal onderbroken en kan het signaal niet meer verder. Zo krijgen we ‘kortsluiting’ in ons lichaam. Wanneer de ontsteking afneemt, kan het lichaam de beschadigde isolatielaag soms (deels) herstellen. Als het echter diverse keren gebeurd is, wordt de schade na verloop van tijd onherstelbaar en vormt het lichaam een litteken. Dit gebeurt helaas op meerdere plekken in het zenuwstelsel. Vandaar de naam ‘multiple sclerose’: ‘multiple’ betekent meerdere, ‘sclerose’ betekent littekens. De littekens beschadigen de zenuwbanen. Daarom typeren we MS als een zenuwslopende ziekte. Letterlijk en figuurlijk.

Bron: Stichting Msresearch

 

Bekijk bovenstaande Nearpod voor meer informatie over MS. Bron: Stichting Msresearch

 

 

1.2 Hoe ontstaat Multiple Sclerose en bij wie?

Multiple Sclerose is een auto-immuunziekte. Dit betekent dat het afweersysteem het eigen lichaam aanvalt. De oorzaak is niet bekend. Er wordt gedacht dat erfelijke factoren een rol spelen bij het ontstaan van MS. Klimaat, levensstijl en voeding spelen zeker ook in rol in het verkrijgen van MS.

De eerste symptomen ontstaan meestal rond het 20e en 40e levensjaar.

Voorkomen van MS in Nederland. Bron: MSweb
Voorkomen van MS in Nederland. Bron: MS vereniging

 

1.3 Wat zijn de symptomen van MS?

Geen twee mensen met MS hebben dezelfde symptomen. Waar je last van hebt, is afhankelijk van welke zenuw minder goed werkt.

De volgende symptomen komen voor:

  • Oogklachten
  • Tintelingen, prikkelingen of doof gevoel in ledematen
  • Zenuwpijn en aangezichtspijn
  • Incontinentie
  • Darmproblemen
  • Vermoeidheid
  • Spierzwakte: krachtverlies, spasticiteit, krampen en stijfheid
  • Problemen coördinatie: duizeligheid, spraakstoornissen
  • Psychologische problemen: depressie, angsten, stress
  • Problemen met lopen en bewegen
  • Seksuele problemen

Veel klachten van MS zijn niet zichtbaar voor de omgeving. Het zijn de verborgen symptomen. Stichting MS-Nederland heeft een animatie gemaakt over Sam. Sam laat zien waar je last van kunt hebben als je MS hebt. Bekijk het onderstaande filmpje maar eens.

Bron: Stichting MS-Nederland

 

1.4 Vormen van Multiple Sclerose

Veel mensen hebben het over MS alsof er maar één soort is. Maar wist je dat er vier MS-varianten zijn? In deze paragraaf leggen we deze kort uit.

Relapsing Remitting MS (RRMS)

Dit is de meest voorkomende vorm van MS: 85% van de mensen met MS heeft deze vorm. De klachten verlopen in een golfbeweging: periodes van aanvallen (relapsing) wisselen af met die van herstel (remitting). Verwijnt de ontsteking? Dan nemen de klachten af en start het herstel. Deze ups en downs komen gemiddeld drie keer per jaar voor.

Secundair Progressieve MS (SPMS)

Ongeveer 30% van mensen met RRMS krijgt na tien jaar te maken met een nieuwe MS-fase: SPMS. Je hebt dan bijna geen aanvallen meer, maar je lichaamsfuncties raken wel beschadigd. Dit is te merken dat het lopen moeilijker gaat, of door evenwichtsverlies. Er is sprake van langzame achteruitgang, tussentijds is er jammer genoeg geen herstel.

Milde of benigne MS

Bij de milde vorm van MS zit er veel tijd tussen de aanvallen, soms wel meer dan tien jaar. Ook is het mogelijk dat je maar één aanval krijgt. Je afweersysteem valt de eigen zenuwcellen nauwelijks aan. Hierdoor blijven ze onbeschadigd. Van iedereen met MS heeft ongeveer 10% deze milde vorm van MS.

Primair Progressieve MS (PPMS)

Dit is de minst voorkomende vorm van MS. Deze vorm komt voor bij maar 5% van de mensen met MS. Bij PPMS is het ruggemerg aangetast en merk je direct vanaf het begin achteruitgang; beide benen verstijven en verzwakken. Ook merkt je dat de kracht in je benen steeds minder wordt. PPMS kent geen aanvallen. De eerste symptomen ervaar je vaak pas na je veertigste.

Bron: msvereniging.nl

Verloop van MS in schema. Bron: MSresearch.nl

 

1.5 Wat is een schub?

MS-patiënten kunnen te maken krijgen met een schub.

We spreken van een schub als:

  • er nieuwe MS-klachten onstaan en/of
  • bestaande klachten toenemen, en
  • de klachten houden langer aan dan 24 uur.

 

Veel voorkomende klachten zijn: verminderd gezichtsvermogen, vermoeidheid, stoornissen in het gevoel, minder kracht in armen of benen, stuurloosheid, moeite met toiletgang of moeite met praten. De klachten van een schub herstellen meestal vanzelf, maar dat heeft tijd nodig, variërend van dagen tot weken.  

 

Wat te doen bij een schub?

Tijdens een schub kan er het beste goed naar het lichaam worden geluisterd. Het is de kunst een evenwicht te vinden tussen wat iemand moef of wilt doen en hetgeen de patiënt aankan.

Als iemand door een schub erg in het dagelijks functioneren wordt beperkt en de klachten niet spontaan herstellen, kan er met de behandeld arts worden overlegd 0ver verdere behandeling.

Hoe wordt een schub behandeld?

De behandeling bestaat uit een hoge dosering ontstekingsremmende stof (methylprednison) die gedurendedrie dagen per infuus kan worden toegdiend. Hierdoor zullen de schub-verschijnselen sneller afnemen.

1.6 Hoe krijg je de diagnose MS?

Er is helaas geen MS-test die met zekerheid aantoont dat je MS hebt. Het ziekteverloop is voor iedereen anders.

 

Soms wijzen kleine dingen op MS. Je kunt bijvoorbeeld last hebben van prikkelingen in je hand. Maar dit kan ook komen door een beknelde zenuw. Om meer te weten, zal een arts de hersenen en het ruggenmerg bestuderen. Dit kan via een MRI-scan of een ruggenmergvochtonderzoek. Bij de MRI-scan kan de arts witte plekken zien in de hersenen en ruggenmerg.

 

Twee diagnoses: zeker MS en mogelijk MS

Als iemand voldoet aan alle vijf van de volgende voorwaarden, dan geeft de arts de diagnose zeker MS. Als je deels voldoet aan de voorwaarden, krijg je de diagnose Mogelijk MS.

  1. Je hebt typische MS-klachten en symptomen.
  2. DE MRI-scan geeft minstens twee afwijkende plekken aan in hersenen of ruggenmerg.
  3. Er zijn minstens twee aanval- en verbeterperiodes (schubs).
  4. Geen last van aanval- en verbeterperiodes? Dan merk je een jaar lang geleidelijke verslechtering.
  5. Er mogen geen andere ziekten zijn die de klachten beter kunnen verklaren dan MS.

Bron: msvereniging.nl

 

Hieronder kun je een video bekijken van MS Zorg Nederland. Deze legt uit wat een MRI-scan is en waarom dit belangrijk is bij het stellen van de diagnose MS.

1.7 Hoe ziet de behandeling van MS eruit?

MS is helaas niet te genezen, maar is wel te behandelen. Zo zijn er medicijnen om de ziekte te remmen, een aanval te stoppen of symptomen te bestrijden.

Daarnaast zijn mensen met MS gebaat bij fysiotherapie, ergotherapie en logopedie. Geen twee mensen met MS hebben dezelfde klachten. Welke therapie werkt, hangt dus af van de persoonlijke klachten en het ziektebeeld.

 

Ziekte-onderdrukkende medicijnen

Deze hebben een effect op het ziektemechanisme van MS. Deze medicijnen beïnvloeden allemaal het afweersysteem. Doordat de afweer bij mensen met MS ontregeld is, ontstaan er ontstekingen in het centraal zenuwsysteem. MS-medicijnen onderdrukken de ziekteactiviteit waardoor het aantal en de ernst van de klachten verminderen. Deze middelen kunnen helaas de geleidelijke achteruitgang niet volledig stoppen.

Deze medicijnen worden toegediend als injecties, een infuus of pillen. Deze medicijnen moeten continu worden gebruikt om de ziekteactiviteit te blijven remmen.

Bron: nationaalmsfonds.nl

 

2. Epilepsie

Dit hoofdstuk gaat over epilepsie. Hierin wordt besproken hoe epilepsie ontstaat, welke vormen er zijn, hoe de diagnose wordt gesteld, wat de behandelingen zijn en welke prognose er is.

 

Epilepsie en verstandelijke gehandicapten in de ANW - Zorg Leren

Bron: Zorgleren.com

2.1 Wat is epilepsie?

Bij epilepsie denk je vaak meteen aan mensen die met schuim op hun mond op de grond liggen terwijl hun armen en benen schokkende bewegingen maken. Dat kan inderdaad een epileptische aanval zijn. Maar niet iedereen met epilepsie krijgt daarmee te maken. Epilepsie heeft meerdere verschijningsvormen. Iemand kan ook last hebben van zich ineens angstig of in de war voelen. Bij andere aanvallen is iemand soms maar heel even afwezig en merk je er bijna niks van.

Bij de eerstgenoemde aanval beginnen hersencellen heel snel seintjes af te geven. Het is als het ware net als dat bij een groot kruispunt alle stoplichten ineens op groen springen. De seintjes vliegen door elkaar heen, waardoor je hersenen niet meer normaal kunnen werken. Dan is er sprake van een epileptische aanval.

Bron: hersenstichting.nl

 

In onderstaande video wordt door Juf Daniëlle uitgelegd wat epilepsie is, welke vormen er zijn, wat er gebeurt wanneer iemand een aanval heeft, waardoor epilepsie ontstaat en hoe epilepsie wordt gediagnosticeerd.  

 

Bron: Epilepsie - YouTube

2.2 Verschillende vormen van epilepsie

Zoals je in de kennisclip hebt kunnen zien, bestaan er verschillende vormen van epilepsie.

Grofweg zijn ze verdeeld in:

  • aanvallen die beginnen in 1 deel van de hersenen (focaal begin)
  • aanvallen die beginnen in beide hersenhelften (gegeneraliseerd begin)

 

Aanvallen met een focaal begin

Deze komen het meeste voor. Hoe de aanval er met een focaal begin uitziet, hangt af van waar in de hersenen deze aanval ofwel kortsluiting start. Afhankelijk van deze plek, zijn de symptomen ook anders: motorische en niet-motorische kenmerken.

Zo kun je bijvoorbeeld steeds dezelfde beweging maken (dingen oppakken bijvoorbeeld), of geluiden maken of herhalen. Deze symptomen zijn motorisch.

Ook kun je last hebben van een tintelend gevoel, een warmte vanuit je maag die opstijgt, of je ruikt of proeft vreemde dingen. Dat zijn de niet- motorische symptomen.

Er zijn twee soorten focale aanvallen:

  • Focale aanval met intacte gewaarwording (je blijft dus bij bewustzijn)
  • Focale aanval met verminderde gewaarwording (hierdoor kun je niet goed meer reageren en in de war zijn).

 

Aanvallen met een gegeneraliseerd begin (in beide hersenhelften):

Bij deze aanvallen (vroeger grand mal genoemd), die starten in beide hersenhelften, wordt het bewustzijn verloren. Armen en benen beginnen te schokken, soms ook het hoofd en de romp. Dit noemen we een tonisch-clonische aanval en deze verloopt meestal volgens een vaste volgorde:

  1. het lichaam verstijft (=tonisch)
  2. het lichaam schokt (=clonisch)
  3. het lichaam verslapt (=atonisch)
  4. het lichaam herstelt

Wanneer je bijkomt uit deze aanval, kun je last hebben van hoofd- en spierpijn en je bent vaak erg moe. Soms tegendraads en in de war. Dit kan wel de hele dag duren, bij sommigen duurt het slechts 5 minuten. Dit verschilt van persoon tot persoon.

De aanval kan ook slechts gedeeltelijk voorkomen, alleen het clonische of tonische deel. Of het verslapt, zonder eerst het tonisch-clonische deel.

Daarnaast bestaan er aanvallen waarbij het lijkt alsof "de film even pauzeert". Dit wordt "absences" genoemd. De persoon staart dan voor zich uit, maakt soms geluiden als smakken erbij. In die tijd is geen contact te krijgen. Daarna gaat de film weer verder alsof er niets gebeurd is. Meestal duren deze aanvallen maar enkele seconden. Ze vallen nauwelijks op en daarom kan het lang duren voor iemand met deze aanvallen een diagnose krijgt.

Bron: hersenstichting.nl

2.3 Diagnose epilepsie

De diagnose epilepsie wordt door de neuroloog gesteld na een uitgebreide intake over klachten, ziektegeschiedenis en levensstijl van de patiënt. Via een EEG (elektro encephalogram) waarmee de hersenactiviteit in beeld wordt gebracht, kan deze diagnose gesteld worden. Met een EEG kan worden vastgesteld welk type epilepsie je hebt, dus of het focaal of gegeneraliseerde aanvallen betreft.  

In deze kennisclip legt een neuroloog van het Rijnstate Ziekenhuis uit hoe de diagnose gesteld wordt en welke behandelingen er zijn. Ook beschrijft hij welke medicatie inzetbaar is bij epilepsie en wat de maatschappelijke consequenties zijn van het leven met epilepsie.

 

Bron: Neuroloog van Rijnstate vertelt over epilepsie - YouTube

2.4 Behandeling epilepsie

Epilepsie kan op verschillende manieren behandeld worden:

 

1. Medicijnen, de zogenaamde anti- epileptica:

  • medicijnen om aanvallen te voorkomen: carbamazepine, valproïnezuur, levetiracetam, fenobarbital. Deze dienen dagelijks gebruikt te worden.
  • medicijnen om aanvallen te stoppen: de zogenaamde benzodiazepinen. Dat zijn clonazepam en diazepam. In druppels, injecties, rectiole (rectale toediening) of neusspray.

Medicijnen behandelen epilepsie, maar kunnen het niet genezen.

Bron: thuisarts.nl

 

2. Operatie: "lokaal plekje" verwijderen.

Wanneer medicijnen niet of niet voldoende helpen, kan er een operatie volgen. Dat kan alleen wanneer er een duidelijk aanwijsbaar plekje in de hersenen is, wat voor de aanvallen zorgt. Dat wordt dan weggehaald. Voordat het zover is, worden veel onderzoeken verricht om zeker te weten dat het dat plekje is.

Er zijn ook risico's aan de operatie: er kunnen soms nieuwe problemen ontstaan die zorgen voor verlammingen, problemen met geheugen, problemen met taal of problemen met zien. Deze kans is weliswaar klein, maar aanwezig.

 

3. Nervus Vagus Stimulatie

Ook dit is een operationele ingreep, waarbij er een soort "pacemaker" geplaatst wordt. Die geeft kleine stroomstootjes aan een belangrijke zenuw in je hals, de nervus vagus. Ongeveer 30%  van de patiënten heeft daarna de helft minder aanvallen dan voorheen. Sommigen mensen hebben hierna zelfs geen aanvallen meer.  

 

4. DBS (Deep Brain Stimulator)

Tijdens deze operatie wordt in de hersenen op de thalamus elektroden aangebracht. Deze geven kleine stroomstootjes af aan de thalamus waardoor de epileptische aanvallen onderdrukt worden. Het kan soms lang, wel jaren, duren voordat de DBS goed is afgesteld.

Bron: hersenstichting.nl

 

Bij de bovengenoemde operaties kan het zijn dat epilepsie sterk verminderd of zelfs genezen wordt. Dat is helemaal afhankelijk van de aard, plaats en succes van afstelbaarheid van de elektroden of pacemaker.

3. Ziekte van Parkinson

Wat is de ziekte van Parkinson? Hoe ontstaat het? Kun je hiervan genezen? Wat is de behandeling van de ziekte van Parkinson? 

In dit deel komen al deze vragen aan de orde.

 

 

3.1 Wat is de ziekte van Parkinson en hoe ontstaat het?

De ziekte van Parkinson treft ongeveer 50.000 mensen in Nederland.

Diep in onze hersencellen produceren zenuwcellen het hormoon dopamine. Met deze stof communiceren hersendelen met elkaar en krijgt ons lichaam opdrachten. Bij de ziekte van Parkinson sterven deze zenuwcellen af. Daardoor neemt de dopamine in de hersenen af waardoor signalen minder goed doorgestuurd worden.

Parkinson ontstaat door een tekort aan dopamine in de hersenen. Dit tekort ontstaat door het afsterven van dopamineproducerende zenuwcellen in een specifiek deel van de hersenen: de zwarte kernen (substantia negra).

Waarom sterven die dopamineproducerende cellen af? Dat is (nog) niet bekend. Men vermoedt dat het te maken heeft met de achteruitgang van de hersenen met toename van de leeftijd. Daarnaast vermoed men dat het te maken heeft met een stoornis in de eistofwisseling. Ook omgevingsfactoren zoals in aanraking komen met giftige of chemische stoffen kan een oorzaak zijn van het ontwikkelen van de ziekte van Parkinson.

Bron: Parkinsonnet

3.2 Symptomen ziekte van Parkinson

De ziekte van Parkinson geeft bewegingsklachten zoals:

- trillen (tremor) van handen, benen, kin of tong

- trager worden van bewegingen (bradykinesie)

- moeite met starten van bewegingen (akinesie)

- ontbreken van automatische bewegingen (hypokinesie)

- stijfheid van spieren (rigiditeit)

- houdings- en evenwichtsproblemen

- "bevriezen" van de benen tijdens het lopen

 

Het treft ook het brein. Daarin zijn de symptomen:

- trager denken

- verminderde reuk

- slaapstoornissen

- obstipatie

- stemmingsproblemen en depressies

 

Bron: StichtingParkinsonfonds

3.3 Behandelingen ziekte van Parkinson

Parkinson is progressief en chronisch. Genezing is niet mogelijk. Er is wel een aantal behandelingen mogelijk. Behandelingen bij de ziekte van Parkinson zijn divers. Allereerst zal er een behandeling met medicatie worden gestart. Er zijn verschillende medicijnen die hiervoor ingezet kunnen worden:

 

1) levodopamedicijnen

De werkzame stof hierin is levodopa, deze wordt in de hersenen omgezet in dopamine.

2) dopamine- agonisten

Deze bootsen de werking van dopamine na.

3) overige medicijnen

Deze zijn gericht op activering van de nog aanwezige dopamine in de hersenen.

 

Aanvullend en ondersteunend kan er gekozen worden voor paramedische behandelingen zoals fysiotherapie, ergotherapie, logopedie en diëtetiek.

 

Wanneer de behandeling met medicatie (na een tijd) niet of niet voldoende meer werkt, kan er overgegaan worden tot:

 

a) APO morfine

b) DBS (deep brain stimulator)

c) Duodopa

 

a) APO morfine

Morfine die ingebracht wordt via een injectiepen of een morfinepomp. Met de injectiepen injecteert de patiënt zelf subcutaan in de buikhuid. Na ongeveer 10 minuten is de morfine werkzaam, wat een uur duurt. Wanneer de patiënt te vaak moet prikken, is een pomp wenselijk die de afgifte van morfine automatisch regelt.

 

b) DBS (deep brain stimulator)

De deep brain stimulator wordt middels een hersenoperatie uitgevoerd. Er worden via twee kleine gaatjes in de schedel twee geleidingsdraden diep in de hersenen geplaatst. De draden worden met een onderhuidse kabel aangesloten op een neurostimulator. Deze neurostimulator wordt onder het sleutelbeen of in de buikstreek geïmplanteerd. De neurostimulator geeft elektrische impulsen af. Deze blokkeren in de hersenen de signalen die de problemen veroorzaken. De DBS kan per patiënt individueel worden ingesteld en beïnvloedt het functioneren. Stijfheid en overbeweeglijkheid worden verholpen. Evenwicht en slechte spraak echter niet. Een tijdig geplaatse DBS geeft een langere tijd een betere kwaliteit van leven.  

 

c) Duodopa

Duodopa is levodopa in gelvorm. Via een pomp wordt deze gel via een slangetje (de PEG- J sonde) in de buikwand direct in de dunne darm gepompt. De maag die bij de ziekte van Parkinson minder werkt, wordt zo omzeild. Het lichaam neemt gedurende de hele dag de gel op. Meer informatie over de PEG- J sonde lees je hieronder.

PEG-J sonde - Ziekenhuis Gelderse Vallei

 

4. Dwarslaesie

Iedereen heeft wel eens gehoord van de term dwarsleasie. Wat is het nu eigenlijk, waardoor wordt het veroorzaakt en wat heeft het voor gevolgen? In dit hoofdstuk gaan we dieper in op deze vragen.

 

 

4.1 Wat is een dwarslaesie?

Het ruggenmerg ligt goed beschermd in de wervelkolom verborgen. Het ruggenmerg is de boodschapper tussen hersenen en spieren en tussen hersenen en huid voor het gevoel. Een dwarslaesie is een beschadiging van dit ruggenmerg. Door de dwarslaesie worden boodschappen niet meer doorgegeven en hierdoor ontstaan er stoornissen in motoriek en gevoel.

Een dwarslaesie is niet meer te genezen en de ernst van de gevolgen hangt af van de plek van de beschadiging van het ruggenmerg.

Je kunt veel of weinig uitval hebben bij een dwarslaesie. Dit heeft te maken met de plaats van de beschadiging. Hoe hoger de beschadiging in het ruggemerg zit, hoe groter het gebied dat geen signaal meer ontvangt.

Ook heeft het te maken met de grootte van de beschadiging. Je kunt dan een totale dwarslaesie hebben of een partiële dwarslaesie.

 

Totale dwarslaesie

Het hele ruggenmerg is onderbroken

Partiële dwarslaesie

Het ruggenmerg is gedeeltelijk onderbroken

 

Bron: Sint Maartenskliniek

4.2 Wat zijn de oorzaken?

Een dwarslaesie kan ontstaan op twee verschillende manieren: Oorzaken van buitenaf (traumatische oorzaken) en oorzaken van binnenuit (niet-traumatische oorzaken).

Traumatische oorzaken zijn:

  • Te ver buigen of draaien van je wervelkolom (ongevallen bij bedrijf, sport, verkeer e.d.)
  • Beschadiging aan de wervelkolom (wonden door messteken of kogels)
  • Druk op de wervelkolom (breuk in een of meerdere wervels)

Niet-traumatische oorzaken zijn:

  • Tumoren
  • Vasculaire ziekte (aneurysma of bloeding)
  • Congenitaal (spina bifida)
  • Ontstekingen (abces)
  • Andere oorzaken zoals; MS of een hernia

Vasculaire ziekte zijn ziektebeelden waarvan de oorzaak ligt bij de bloedvaten van hersenen of het ruggenmerg.

Congenitale aandoeningen zijn aangeboren afwijkingen zoals spina bifida (een open rug).

 

 

4.3 Waar kun je last van hebben?

Door de dwarslaesie kunnen de zenuwen de signalen van de hersenen niet of niet goed meer doorgeven. Iemand met een dwarslaesie kan daardoor last hebben van de volgende klachten:

 

  • Krachtverlies: Iemand kan wellicht niet meer staan of lopen, maar ook moeite hebben met het vastpakken van dingen. De plek en grootte van de beschadiging in het ruggenmerg bepaalt hoeveel signalen er nog doorgegeven kunnen worden. Spieren die geen signalen vanuit de hersenen krijgen, kunnen niet getraind worden.  Tijdens de revalidatie wordt er gewerkt aan het op lengte houden van de spieren. Spieren die wel sterk zijn worden getraind.

 

  • Gevoelsstoornissen: Door de ruggenmergbeschadiging is het doorgeven van prikkels in het ruggenmerg verstoord. Hierdoor kan men last krijgen gevoelsstoornissen. Deze stoornissen zijn over het algemeen niet te behandelen. Je kunt dan ook niet door heel hard te trainen zorgen voor meer gevoel. De behandeling zal zich daarom richten op het omgaan met de gevoelsstoornissen.

 

  • Pijn: er kunnen verschillende soorten pijn optreden zoals; pijn door overbelasting, maar ook pijn onder het dwarslaesieniveau. Deze pijn komt doordat prikkels vanuit armen of benen niet goed worden geleid naar de hersenen. Deze prikkels ervaar je als pijn. Zo kan een laken op de huid al als pijnlijk worden ervaren.

 

  • Spasmen: Spasmen zijn spieren die zich onwillekeurig samentrekken. Spasmen onstaan doordat de hersenen onvoldoende controle hebben op de aansturing van spieren en het gevoel. Je kunt last hebben van spasmen in een enkele spier of spiergroep, of in de armen, benen en buik. Van spasmen ondervindt je veel hinder. Ze doen pijn of blokkeren de bewegingen. Je kunt bijvoorbeeld problemen krijgen met slapen, of niet goed in de rolstoel zitten.

 

  • Incontinentie: Door de beschadiging van het ruggenmerg werkt de willekeurige beheersing van de blaas en de darmen niet meer. Je voelt niet dat de blaas en darmen vol zijn, en meestal merk je niet dat je urine of ontlasting verliest. Deze incontinentieproblemen zijn voor veel dwarslaesiepatiënten het moeilijkst te verwerken.

 

  • Seksuele stoornissen: Er kunnen erectiestoornissen en/of orgasmestoornissen ontstaan.

 

  • Decubitus: Als je verlamd raakt, heeft de huid van de verlamde delen meer zorg en aandacht nodig. Het kan zijn dat je doorligwonden krijgt. Dit wordt ook wel decubitus genoemd. Doordat je niet alle pijn, aanrakingen, druk op de huid of temperatuurverandering kunt voelen, is uw huid kwetsbaarder voor bijvoorbeeld verbranding en infecties.

 

  • Psychische klachten: Leren omgaan met de gevolgen van de lichamelijke beperkingen na een dwarslaesie is voor iedereen moeilijk. De psycholoog en maatschappelijk werkers kunnen hierbij begeleiding bieden. Iemand met een dwarslaesie heeft een verhoogde kans op een depressie.

Bron: Sint Maartenskliniek

4.4 Behandeling

Genezing is niet mogelijk. Het beschadigde ruggenmerg herstelt niet meer. Daarom bestaat de verdere behandeling uit revalidatie. Het revalidatiecentrum biedt mensen met een dwarslaesie de gelegenheid samen te werken met deskundigen op verschillende gebieden. Vele professionals leveren hun eigen specifieke bijdrage aan de behandeling:

  • fysiotherapeut
  • ergotherapeut
  • verpleegkundige
  • maatschappelijk werk
  • psycholoog
  • sporttherapeut
  • revalidatie arts

 

Oefentoetsen

In dit hoofdstuk staan een aantal oefentoetsen. Hiermee kun je de lesstof die we hebben behandeld extra oefenen en/of toetsen of je de lesstof voor de landelijke kennistoets goed beheerst.

 

De oefeningen komen van de website anatomie-online.nl

1. Kennisquiz zenuwstelsel

2. Quiz zenuwcel

Klik hier voor de quiz over de zenuwcel

3. Flashcards

4. Woordenquiz

5. Kennisquiz geheugen

6. Quiz hersenen

Klik hier voor de quiz over de hersenen

Eindtoets

Test: Diagnostische toets Zenuwstelsel

Start

Extra verdieping

In dit hoofdstuk vindt je een extra verdieping van de lesstof. Zo geven we nog wat extra suggesties voor films of documentaires die je kunt bekijken, maar ook een 3D weergave van het menselijk lichaam.

1. Lichaam 3D

Hieronder kun je het menselijk lichaam in 3D bekijken. In de balk aan de linkerzijde kun je diverse stelsels selecteren en bekijken. Selecteer de hersenen en zie hoe het zenuwstelsel zich via het ruggenmerg vertakt naar de rest van het lichaam.

2. Films en documentaires

The Diving Bell and the Butterfly (2007)

De film vertelt het verhaal van Jean-Dominique Bauby, hoofdredacteur van het Franse modeblad Elle die, nadat hij eind 1995 werd getroffen door een beroerte, alleen nog zijn linkerooglid kan bewegen.

Een fysiotherapeute met engelengeduld ontwikkelt een methode die het hem mogelijk maakt te communiceren. Ze ontwikkelt een speciaal alfabet dat begint met de letters die het meest voorkomen in de Franse taal; als zij de letter opleest die Bauby bedoelt, knippert hij met zijn oog.
Zo lukt het Bauby, letter voor letter, het boek Le Scaphandre et le Papillon ('het duikpak en de vlinder') te schrijven en te publiceren.  

The Diving Bell and the Butterfly is een aangrijpend verhaal over isolatie. Het is ontroerend maar niet sentimenteel, wrang maar niet wreed.

My Left Foot (1989)

My Left Foot is gebaseerd op een autobiografisch verslag van de Ierse schilder en schrijver Christy Brown (1932-1981) die, getroffen door hersenverlamming (cerebrale parese), er toch in slaagde alle barrières te doorbreken en te integreren in de maatschappij dankzij zijn doorzettingsvermogen.

De acteur Daniel Day-Lewis won een Oscar voor deze rol die de handicap laat zien zonder de tegenslagen te verbloemen. In de film wordt ook de hoop getoond die ervoor zorgt dat de personage doorzet en ondanks zijn beperking als 'normaal' word gezien.

MS (2019)

In de levens van schrijver Lineke van den Boezem en neurowetenschapper Jeroen Geurts neemt multiple sclerose (MS) een centrale plek in. Van den Boezem werd er recent mee gediagnosticeerd en Geurts doet er al vijftien jaar onderzoek naar. Terwijl Geurts conferenties bezoekt, met zijn team overlegt en onderzoek doet, leert Van den Boezem met haar beperkingen om te gaan, schrijft ze erover en zoekt ze naar middelen om de progressie van de ziekte te vertragen.

3. Kun jij alle woorden vinden?

Feedback

Klik hier om feedback te geven op de Wikiwijs.

Bronnenlijst

Boeken en Internet:

 

Videobestanden:

  • Juf Daniëlle. (z.d.). Epilepsie. [Videobestand]. Geraadpleegd op 10 december 2021 van Epilepsie - YouTube
  • Stichting MSresearch. (z.d.). Wat is MS?  [Videobestand]. Geraadpleegd op 4 januari 2022 van Wat is MS? - YouTube

 

Afbeeldingen:

  • Hamilton, E. (2019). Leukodystrophies. Geraadpleegd op 27 november 2021 van Unknown (vu.nl)